De notitie over Erasmus is van een onbekende kloosterling uit Stein bij Gouda. Er staat een passage in die heel wat pennen heeft losgemaakt.
In een handschrift in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Librije, 1424. 14, [olim 2316 F 4]) staat op fol. 33r-36r een notitie over Erasmus. Het handschrift, dat dateert uit de jaren tachtig of negentig van de 16e eeuw, is geschreven door een van de monniken van het klooster Stein, hetzelfde klooster waar Erasmus was ingetreden. Het eerste gedeelte van dit handschrift wordt ingenomen door excerpten uit Cornelius Loos' De illustribus scriptoribus huius temporis (over de illustere schrijvers van deze tijd), een boek dat in 1581 in druk verschenen was. Eén van die illustere schrijvers was Erasmus, en ook van hem staat er een biografie in.
In de Latijnse notitie over Erasmus staat informatie die een rol speelt in het debat over de geboorteplaats van de beroemde humanist. Al met al is het niet veel en de mededeling over Erasmus' afkomst omvat maar enkele regels. Lees verder in het artikel De notitie over Erasmus door J.W. Klein in het blad Tidinge (oktober 2006) van de Historische Vereniging Die Goude. Daar leest u wat er in de notitie staat over Erasmus en diens geboorteplaats en wat nu de verontwaardiging van de schrijver heeft opgewekt.
Hieronder staat een aantal getranscribeerde en vertaalde passages uit het handschrift (oude foliëring).
30r-32v : korte biografie van Erasmus
33r-36r : notitie over Erasmus
korte biografie van Erasmus
30r
Erasmus Roterodamus
Erasmus Roterodamus, ex
Insula (ut scribit Paulus Io-
vius) Batavorum, perpetuis
eruditae laudis honoribus
extollendus videtur, postquam
aetatis nostrae scriptorum prope
omnium decus, ingenii fertilitate
superavit. Qui in adolescenti
aetate, curatorum ductu, monasti-
cen Divi Augustini, Canonicorum
(ut vocant) regularium in mo-
nasterio Steijn, prope Goudam
Batavie oppidum professus
est. Iactis primum studiorum
fundamentis Daventrie Trans-
isulanae, usus preceptore
Alexandro Hegio, Westphalo,eius
Schole moderatore, qui omnium
primus Grecas literas in Ger-
Erasmus van Rotterdam
Erasmus van Rotterdam afkomstig van het 'Eiland van de Batavieren' zoals Paulus Iovius[1] schrijft, moet naar het schijnt verheven worden met eeuwige loftuitingen vanwege zijn eruditie omdat hij de roem van bijna alle schrijvers van onze tijd met de rijkdom van zijn geest heeft overvleugeld. In zijn jonge jaren is hij op aandringen van zijn voogden als monnik van Sint Augustinus ingetreden bij de zogenoemde reguliere kanunniken in het klooster Steijn in de buurt van Gouda, een stad in Holland. De basis voor zijn opleiding was daarvóór gelegd in Deventer aan de IJssel waar hij les kreeg van Alexander Hegius[2] uit Westfalen, rector van de school daar, die als allereerste de Griekse letteren naar Duitsland bracht.
[1] Paolo Giovio (1483-1552) Italiaans arts, historicus en biograaf.
[2] Alexander Hegius (1439/1440-1498) Duits humanist en onderwijshervormer.
30v
maniam invexit. Post annos
novenos sacerdotio initiatus
et voti suscepti pertesus, sacra-
ti ordinis dictae religionis
septa deseruit, ut ad excolendum
(inquit Iovius) ingenium
plane liber, per omnia Europae
gymnasia vagaretur. Conten-
debat enim cura ingenti ad
summum gloriae fastigium
ad quod literarum omnium cogni-
tione perveniri posse intel-
ligebat. Quum iam ad arca-
na (ut ait idem) cuiusque doctri-
nae, infinita lectione, inusita-
taque memoria penetrasset, edidit
Moriam, atque inde primam nominis
famam longissime protulit imi-
tatione Luciani satyre pungen-
tes aculeos passim relinquens
omnium scilicet sectarum actionibus
Na negen jaar werd hij tot priester gewijd en kreeg hij steeds meer tegenzin tegen de afgelegde kloostergelofte. Hij verliet de besloten gemeenschap van de gewijde orde van de congregatie, om zoals Iovius zegt in volledige vrijheid langs alle universiteiten van Europa te dwalen om zijn opleiding verder te voltooien. Hij probeerde immers met enorme inzet de hoogste top van roem te behalen die men met de kennis van alle letteren volgens hem kan bereiken. Toen hij door eindeloos veel lezen en door zijn buitengewone geheugen tot de geheimen van iedere wetenschap was doorgedrongen zoals Iovius zegt, publiceerde hij de Moria. Daarmee zorgde hij voor het eerst voor een aanzienlijke verbreiding van zijn naamsbekendheid door in navolging van de Satyre van Lucianus[1] hier en daar stekelige uitspraken achter te laten. Daarbij stelde hij het optreden van
[1] Lucianus van Samosata (ca. 125-180) Grieks schrijver die de Griekse goden, maar ook de eerste christenen op de hak neemt.
31r
ad insaniam revocatis. Opus
quidem salsa aspergine periu-
cundum, vel gravibus, et occupa-
tis, sed sacrato viro prorsus
indecorum, quum divinis quoque re-
bus illusisse videretur. Sed ma-
ture demum, quod eius intempe-
rantie male audiendo poenas
daret, sanctiores literas complex-
us est, tanta robustissimi inge-
nii contentione, ut vertendo Greca
et commentarios excudendo, plu-
ra quam quisque alius volumina pub-
licarit. Verum seipso cunctis admi-
rabilior futurus, si latine lin
guae conditores gravitate imi-
tari maluisset. Querebat enim
peculiarem laudem ex elocutionis
atque structure novitate. ¶ Eius
alle religieuze stromingen als dwaasheid voor. Het werk is door het strooien met pekel weliswaar zeer prettig leesbaar voor serieuze lieden en mensen met een bestuursfunctie, maar voor een gewijd man zonder meer onwaardig, omdat hij ook met goddelijke zaken de spot lijkt te drijven. Omdat hij voor dat gebrek aan zelfbeheersing moest boeten met een slechte reputatie, is hij zich op latere leeftijd met meer gewijde literatuur gaan bezighouden. Hij deed dat met zo’n grote inzet van zijn geweldige geestelijke vermogens, dat hij door Griekse werken te vertalen en commentaren te schrijven, meer boeken heeft gepubliceerd dan wie dan ook. Maar iedereen zou hem nog meer bewonderd hebben als hij de ernst van de grondleggers van het Latijn had nagevolgd. Hij probeerde immers bijzondere roem te verwerven door nieuwe vormen van welsprekendheid en taalstructuur.
31v
vitam describit Beatus Rhenanus
in epistola ad electorem Colonien-
sem Hermannum, dignus[1] sane
cuius auspiciis illa prodiret.
Ceterum ut ortum eius exitumque
breviter stringam: Natus est
in Batavia, vulgo Hollandia
Catthorum olim sede, non quidem
Insula, sed Geldrie Belgice
provincie contigua, licet ver-
sus septentrionem, maris Ocea-
ni longissimo tractu conscriba-
tur. Natalis locus oppidum Ro-
terodamum, cuius cives satis
opulenti, marina navigatio-
ne celebrem halecum piscatio-
nem, et exteram mercaturam ex-
ercent, ab annis plurimis
hereseos novitati faventes
modo Calviniane perfidie
una cum ceteris involuti. Confla-
gratione perierat civitas pro
[1] [dignus] lees [dignum]
Beatus Rhenanus[1] beschrijft het leven van Erasmus in een brief aan Hermann von Wied[2], keurvorst van Keulen. Het is bijzonder eervol dat diens naam met de publicatie ervan verbonden is.
Maar om even kort zijn afkomst en levenseinde te behandelen: Erasmus is geboren in Batavia, in de volksmond Holland, de voormalige woonplaats van de Catthen. Dat is niet op het eiland van de Bataven, maar in het deel dat grenst aan Gelre, een deel van de provincie België, dat aan de noordkant wordt omzoomd door een zeer lang deel van de Noordzee.
Zijn geboorteplaats is Rotterdam, een stad waarvan de inwoners behoorlijk welvarend zijn en met hun zeeschepen de vermaarde haringvangst en buitenlandse handel beoefenen. Al sinds zeer vele jaren steunen zij de nieuwe ketterij en zijn, samen met anderen, aanhangers van de dwaalleer van Calvijn. Bij een stadsbrand in 1563
[1] Beatus Rhenanus, ook bekend als Beatus Bild, (1485-1547) Duits humanist, classicus en boekverzamelaar was bevriend met Erasmus in Basel.
[2] Hermann von Wied (1477-1552) wordt in 1515 aartsbisschop van Keulen.
32r
magna parte anno 1563. Sed
mox erectis longe pulchri-
oribus, quam ante edificiis, pon-
tem lapideum mire magni-
tudinis simul construxerunt.
In cuius eminentiori parte
suum Erasmum lapidea statua
in perpetuum monumentum
donarant, quam Hesperici in
exordio Batavici tumultus
qui in Belgicam perduellionem
hucusque durantem excrevit re-
ligionis ergo demoliti sunt
Anno 1572. Ceterum si avorum
traditioni, in istis partibus
fides habenda, parente vi-
cinae civitatis Goudane pa-
rocho natus est, pregnantem
famulam, quo crimen celaretur
(ut illius seculi exoptanda
is de stad voor een groot deel in vlammen opgegaan. Maar weldra zijn er veel mooiere gebouwen opgetrokken dan daarvoor. In dezelfde tijd hebben zij een stenen brug van wonderbaarlijke afmetingen gebouwd. Op het hoogste deel ervan hebben zij hun Erasmus een stenen standbeeld geschonken als een eeuwig gedenkteken. Dit hebben de Spanjaarden kapotgeslagen in 1572, aan het begin van de Bataafse opstand, die is uitgegroeid tot de Belgische godsdienstoorlog die nog steeds voortduurt. Maar als wij geloof mogen hechten aan het verhaal van de voorvaders in die contreien, is hij geboren als zoon van een pastoor van de nabijgelegen stad Gouda. Deze had zijn zwangere huishoudster naar de naburige stad gestuurd om zo de misstap te verbergen,
32v
honestas urgebat) in prox-
imam civitatem ablegante.
Solent huiusmodi congres-
sus raris foetibus, plerumque
tamen distorte indolis, ut
plurimum esse foecundi, prodiit
in lucem Anno 1469. Obiit Ba-
silaeae anno 1536. Ibidem ante
chorum primariae aedis, inpo
sito sepulturae sarcophago
inhumatus. Operum illius
indicem longe copiosissimum
his attexere ob prolixitatem
omitto, tum maxime quod ple-
raque omnia, nominatim in sacris
preter cetera, censuris caven-
tur, donec per Theologicam fa-
cultatem Gymnasii Parisiensis
aut Lovaniensis correcta pro-
dierint. Quod cum numquam futu-
rum sit, unde alibi, modestae cen-
sure inditio, ista perpetuo sub-
lata, prudentiores intellegunt.
zoals het fatsoen in die tijd voorschreef. Uit dit soort liaisons komen regelmatig bijzondere kinderen voort, meestal wel met een verknipte geest. Erasmus zag het levenslicht in 1469 en overleed in 1536 in Basel. Daar is hij vóór het koor van de hoofdkerk in een daar aangebrachte grafkelder begraven. Om het kort te houden laat ik het achterwege om de bijzonder uitgebreide lijst van zijn werken aan deze feiten toe te voegen. Dit doe ik vooral omdat ze bijna allemaal, met name die gaan over gewijde onderwerpen, aan censuur onderworpen zijn, totdat zij na correctie door de universiteit van Parijs of van Leuven zijn vrijgegeven. En omdat dit nooit zal gebeuren, zie ik geen andere uitkomst. De meer verstandigen onder ons begrijpen wel, dat deze werken voor altijd uit de roulatie zijn genomen door de beslissing van een milde censuur.
notitie over Erasmus
33r
Nota
Mirum quod hic iunior author
non veretur in hoc cathalogo
traducere, immo acriter pun-
gere tam multos graves
et doctos viros, ita ut pau-
cis exceptis fere omnes nae-
vo aliquo adurit, preci-
pue tamen Erasmum et Mar-
tinum Rithovium. De Eras-
mo hic dicit, quod voti sus-
cepti pertaesus sacrati or-
dinis dictae religionis sep-
ta deseruit, quasi id sua spon-
te fecisset. Nam ut Erasmus
ipse testatur in epistola
ad Servatium, non prius id at-
tentavit, quam habuisset con-
sensum sui prioris Nicolai
Werteri, episcopi Traiectensis
Commentaar
Wonderbaarlijk dat deze jeugdige schrijver, Beatus Rhenanus, er niet voor terugschrikt met mensen de spot te drijven, zelfs op vileine wijze zoveel serieuze en wijze mannen te beledigen. Hij wrijft hen bijna allemaal een smet aan, maar vooral Erasmus en Martinus Rithovius. Deze man zegt dat Erasmus een grote tegenzin had ontwikkeld tegen de door hem afgelegde gelofte en de besloten gemeenschap van de gewijde orde van de genoemde congregatie verliet, alsof hij dit op eigen gezag gedaan zou hebben. Terwijl Erasmus, zoals hij zelf verklaart in een brief aan Servatius, dit niet eerder heeft ondernomen dan nadat hij toestemming had gekregen van zijn overste Nicolaas Werterus, van de bisschop van Utrecht
33v
Davidis a Burgundia, ac in-
dultum ipsius Romani pon-
tificis Leonis Decimi. Ut pa-
tet etiam in epistola Lamberti
Grunii ad Erasmum, ubi re-
fert ipsi procurasse indul-
tum sub nomine Florentii. De-
buisset ergo addere, id eum
fecisse consensu superiorum
suorum. Insuper tam abiec-
te refert eum prognatum
ex parocho rusticano, inqui-
ens: ceterum si avorum tradi-
tione in istis partibus fi-
des habenda, parente vici-
nae civitatis Goudanae pa-
rocho natus est. Certi-
us ego testimonium adduce-
re possem, qui multo seni-
David van Bourgondië en dispensatie van paus Leo X van Rome zelf. Dit blijkt ook uit een brief van Lambertus Grunius aan Erasmus, waarin hij vertelt dat hij voor Erasmus onder de naam van Florens een dispensatie geregeld heeft. Rhenanus had dus moeten toevoegen dat hij dit met toestemming van zijn superieuren heeft gedaan. Bovendien vertelt de schrijver zo smadelijk dat Erasmus het kind is van een dorpspastoor, terwijl hij zegt: 'Maar als we geloof moeten hechten aan het verhaal van de voorvaderen uit die contreien, is hij de zoon van een pastoor uit de naburige stad Gouda.' Maar ik, die veel ouder ben dan deze schrijver,
34r
or hoc authore sum, quod
multi fratrum nostrorum audi-
vere ex ore Regneri Snoij,
consulis et medici Goudani
quem hic tantopere laudat, et
revere laude dignus erat tum
propter eruditionem, tum
propter experientiam ar-
tis suae, qui et ipse intimus
amicus erat Erasmi et con
temporaneus. Hic solitus
erat dicere fratribus nostris
quibus sepissime aderat
in diebus minutionum
quia medicus noster erat,
dicens se maluisse pro
ducentis florenis, quod
Erasmus scripsisset se
Goudanum, quemadmodum scrip-
zou een betrouwbaarder getuigenis kunnen aanvoeren die velen van onze broeders hebben gehoord uit de mond van Reinier Snoij, Gouds burgemeester en arts die de schrijver zozeer prijst. Inderdaad verdiende hij die lof ook, zowel vanwege zijn eruditie als ook vanwege de beheersing van zijn vak. Hij was bovendien een grote vriend en leeftijdsgenoot van Erasmus. Snoij zei regelmatig tegen onze broeders, die hij zeer vaak bezocht als hij kwam aderlaten want hij was onze huisarts, dat het hem wel 200 gulden waard was geweest, als Erasmus had geschreven dat hij Goudanus was,
34v
sit se Roterodamum. Nam reve-
re (inquiebat ille) scio, quod
Goudae natus sit licet Rotero-
dami educatus. In fine au
tem huius vitae manifestat
amarulentum suum animum
quem gerebat erga Erasmum
adducens testimonium ex Indi-
ce prohibitorum librorum, ubi
de Erasmi libris sic refertur:
Cetera vero opera ipsius [[1]]
in quibus de religione trac-
tat, tam diu prohibita sint,
quam diu a facultate Theolo-
gica Parisiensi, vel Lova-
niensi, expurgata non fue-
rint; addens de suo, quod
numquam futurum est. O pro-
phetam mendacem, dicit num-
quam futurum, quod tamen fac-
[1] [ubi] doorgehaald
zoals hij Roterodamus schreef.
Aan het eind van deze biografie geeft Rhenanus blijk van zijn verbitterde geest die hij koesterde jegens Erasmus door een bewijs uit de lijst van verboden boeken aan te voeren, waarbij hij over de boeken van Erasmus het volgende vertelt: 'Zijn andere werken waarin hij religieuze onderwerpen behandelt, zijn verboden boeken zolang ze niet zijn opgeschoond door de theologische faculteit van Parijs of Leuven.' Bovendien voegt hij er op eigen gezag aan toe dat dit nooit zal gebeuren. O, leugenachtige voorspeller, hij zegt dat het nooit zal gebeuren, terwijl het wel gebeurd is.
35r
tum est. Nam mihi [[1]] ipsi
correctorium transmissum
est ab episcopo Harlemensi, ad
corrigendum non solum Erasmi
libros, sed etiam multorum
aliorum doctorum virorum[2], et
hoc ipsum a facultate Lova-
niensi acceperat.
Sic traducit Martinum Ri-
thovium, (in vita Martini Dor-
pii) virum doctum et pium ac-
cusans eum, quasi se adiunxis-
set statibus inferioris Ger-
manie ad rebellionem, quod
longe diversum erat. Nam quod
liberius cum illis egit, idcir-
cuo fecit, quod sperabat illos
posse ad meliorem mentem
sua liberalitate reducere.
Illius enim captivitas testi-
[1] [xx] onleesbaar, doorgehaald
[2] [x] onleesbaar, doorgehaald
Want aan mij persoonlijk is een correctieoverzicht gestuurd door de bisschop van Haarlem die dat nou juist had ontvangen van de faculteit in Leuven. Dat overzicht had niet alleen tot doel om de boeken van Erasmus te corrigeren, maar ook die van vele andere geleerde mannen.
Zo drijft hij (in de biografie van Martinus van Dorp[1]) ook de spot met Martinus Rythovius[2], een geleerd en vroom man, door hem ervan te beschuldigen dat hij zich had aangesloten bij de opstand van de Noordelijke Nederlanden. Dat stak heel anders in elkaar. Immers dat Rythovius nogal amicaal met de Noordelijke Nederlanden omging, deed hij omdat hij hoopte dat hij hen door zijn vrijzinnige houding tot een betere gezindheid zou kunnen bewegen. De gevangenschap van Rythovius leverde
[1] Martinus van Dorp (1485-1525) theoloog, goede vriend van Erasmus.
[2] Martinus Rythovius (1511-1583) eigenlijk Martinus Bouwens, eerste bisschop van Ieper.
35v
monium ferebat suae[1] integri-
tatis, in qua fere usque mor-
tem detentus fuit.
Sic carpit Anthonium Pere-
nottum Cardinalem primumque ar-
chiepiscopum Mechliniensem
de festis aliquot et jejuniis abrogatis.
Sic FranciscumSonnium de
novis Episcopatibus erectis.
Sic alios multos de diversis
naevis. Sed cogitare debe-
bat hic novellus author,
quod summo probro vertitur
Historiographo, qui insin-
cere tractat aliorum lau-
des, aut encomia eorum
imminuit, sicut summo lau-
di vertebatur, Caio Iulio
Caesari quod tantopere ele-
vare solebat Pompei ad-
[1] [xx] onleesbaar, doorgehaald, [suae] interlineair
het bewijs van zijn integere bedoelingen: hij is bijna tot aan zijn dood gevangengehouden.
Zo deelt hij ook een sneer uit aan Anthonius Perenottus[1], kardinaal en eerste aartsbisschop van Mechelen omdat hij enkele feestdagen en vastendagen afschafte.
Bovendien gaat hij tekeer tegen Franciscus Sonnius[2] over het stichten van nieuwe bisdommen en ook tegen vele anderen over allerlei 'smetten'. Deze nieuwbakken schrijver had echter moeten bedenken dat men het een geschiedschrijver bijzonder kwalijk neemt als hij niet serieus omgaat met de lof van anderen, of hun loffelijke daden kleineert. Gaius Julius Caesar werd er buitengewoon om geprezen dat hij de overwinningen van Pompeius, zijn tegenstander net zo
[1] Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586), adviseur van Karel V en Philips II en later ook Margaretha van Parma.
[2] Franciscus van de Velde (Son 1507 - Antwerpen 1576).
36r
versarii sui triumphos ac
proprios.Haec de praepro-
pero et incircumspecto judi-
cio huius authoris.
hoog ophemelde als zijn eigen overwinningen. Tot zover mijn commentaar op het voorbarige en ondoordachte oordeel van deze schrijver.