De Kroniek bevat de beschrijving van de stichting en van de eerste levensjaren van het klooster, lopende van 1476 tot 1494.

Na de kroniek volgt een overzicht van inkomsten en uitgaven van 1486 tot 1503.

Het handschrift bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Archieven van de kloosters te Gouda, 0091. 183).

Hieronder staan alle facsimiles van het handschrift alsmede de transcriptie en vertaling van de kroniek (1r-2r). Door te klikken op een kleine afbeelding wordt het volledige facsimile getoond. Het overzicht van de financiën is in Oudnederlands.

1r

0091.183 1r

In nomine domini Amen. Notum sit universis fratribus et sororibus presentibus ac futuris presens scriptum
visuris lecturis sive legi audituris quod anno a nativitate domini millesimo quadrin-
gentesimo septuagesimo presens Monasterium Marie ad stellas Ordinis sancti Au-
gustini sancti Salvatoris Alias Beate Birgitte vulgariter nuncupatum Ad laudem omnipotens
dei et honore eius genitricis beatissime semper virginis marie nec non beate Birgitte
sue dilecte sponse ab honestis viris opum locupletibus videlicet Theodorico Jacobi Houyck
Ioanne Arnoldi de Leerdam Reyniro de Koeij Theodorico Nicolai de Crimpen
Ioanne Braxatore de Westfalia Arnoldo Warneri Frederico Vranconis ac
Nicolao Deelken fuit inceptum ipsis in procuratores ad hoc a consulibus et
primoribus oppidi Goudensis electis et sustitutis Rogatu tamen nobilis mulieris
Margarete conthoralis illustrissimi principis et domini nostri domini Caroli
ducis Burgundie huius monasterii fundatricis sub sanctissimo in Christo patre
et domino nostro Domino Sixto papa quarto pontificatus sui anno quinto et venerabili
Antistiti nostro gratioso domino Domino David de Burgundia dei et apostolice sedis
gratia episcopo traiectensis Nec non Magistris Arturo de Borboni sedis apostolice prothonotario
ac Adam de Craenleyde pastoribus sibi invicem immediate succedentibus ipsorum prefatorum
ducis episcopi ac pastorum in quorum dominio diocesi et parochia prefatum Monasterium
existit consensu libera et patenti admissione precedentibus ut patet in literis
inde confectis eorum sigillis munitis predicti autem procuratores aliquot transactis
annis quidam eorum aliorsum divertentes domicilium quidam universe viam
carnis ingredientes, quidam refrigescente charitate manus inchoato detrahebant
operi Monasterio in edificiis incompleto ac de redditibus insufficienter inproviso, solum
Theodorico Jacobi Hoeck in opere perseverante qui quanta ad monasterii profectum
fecerit bona ipsius propriis anteponendo huc illuc die noctuque rebus et corpori
non parcens proficiscendo pecunias suas ei accommodando ac dando dicant testenturque
qui viderunt et experti sunt. Anno vero eodem ipso die Agnetis virginis et martyris
prima missa in domo quadam pro monasterii ecclesia deputata in lapide portatili
de episcopi Traiectensis licentia et consensu hic fuit celebrata domo illa nondum in ecclesiam
deputata consecrata. Anno insuper sequenti scilicet millesimo quadringentesimo septuagesimo
octavo mensis junii die vicesima prima chorus ecclesia cum maiori et duobus lateralibus
altaribus ac cimiteriis per dominum Godefridum ordinis sancti Benedicti dei et apostolici sedis
gratia episcopum tricalensem in pontificalibus et circa ea episcopi trajectensis generalem vicarium fuit

In de naam des Heren, amen. Moge het alle broeders en zusters die heden of in de toekomst dit geschrift zullen inzien, lezen of horen voorlezen, bekend zijn dat in 1470 na de geboorte van de Heer werd begonnen met de bouw van het huidige klooster van Mariënsterre van de orde van Sint Augustinus, Sint Salvator[1], in de volkstaal ook wel van Sint Birgitta[2] genoemd. Het is gesticht door eerzame, welgestelde mannen, namelijk Dirk Jacobz Houyck, Johan Arnoldz van Leerdam, Reinier van der Koeij, Dirk Nicolaasz van Krimpen, Johannes, bierbrouwer van Westfalen, Arnold Warnerz, Frederik Vranksz en Nicolaas Deelken tot lof van de almachtige God en ter ere van zijn allerheiligste moeder, de eeuwige maagd Maria en ook van de heilige Birgitta, zijn beminde bruid. Dit klooster stichtten zij nadat zij zelf door de burgemeesters en raadsleden van Gouda hiervoor als regenten waren uitgekozen en aangesteld. Maar wel op verzoek van de edele dame Margaretha[3], echtgenote van de zeer doorluchtige vorst en onze heer Karel[4], hertog van Bourgondië. Zij was de stichtster van dit klooster onder de allerheiligste vader in Christus, onze heer paus Sixtus IV in het vijfde jaar van zijn pontificaat en onder de eerwaarde bisschop, onze genadige heer David van Bourgondië[5], die bij de gratie van God en van de Heilige Stoel bisschop van Utrecht was. En onder de meesters Arthur de Bourbon, kanselier van de Heilige Stoel en Adam van Craenleyde[6], beiden pastoor[7], die elkaar opvolgden. De stichting ervan heeft klaarblijkelijk plaatsgevonden met de onvoorwaardelijke instemming van deze heren, de hertog, de bisschop en de pastoors en het klooster valt daarmee onder de parochie en het bisdom. Dit blijkt uit het document dat vervolgens is opgesteld en voorzien van hun zegels.
Bovengenoemde bewindvoerders trokken echter hun handen af van het begonnen werk, sommigen omdat zij naar elders verhuisden, anderen omdat zij de weg van alle vlees gingen[8] en weer anderen omdat hun liefdadigheid bekoelde. Het klooster was wat zijn gebouwen betreft nog niet voltooid en de inkomsten waren nog niet voldoende geregeld. Alleen Dirk Jacobsz Hoeck zette zijn werk voort. Hij gaf voorrang aan de goede daden die hij ten bate van het klooster verrichtte, boven zijn privébelangen. Hij ging van hot naar her, was dag en nacht in de weer en spaarde noch zijn bezit noch zijn lichaam. Hij gebruikte zijn geld voor het klooster en schonk het eraan. Laten degenen die het gezien en meegemaakt hebben het maar vertellen en ervan getuigen.
In hetzelfde jaar op de dag van de heilige Agnes, maagd en martelares,[9] werd de eerste mis opgedragen in een of ander huis dat als kerk van het klooster was aangewezen op een draagbare altaarsteen met verlof en instemming van de bisschop van Utrecht. Het huis was echter nog niet als kerk ingewijd.
Verder werden op 21 juni in het volgende jaar, namelijk 1478 het koor van de kerk met het hoofdaltaar, de twee zijaltaren en de begraafplaats ingewijd door de heer Godfried van de orde van de heilige Benedictus, bisschop van Tricale en vicaris-generaal van de bisschop van Utrecht, voorzien van de bisschoppelijke parafernalia[10], bij de gratie van God en van de apostolische stoel.

 

[1] Met Sint Salvator wordt Christus bedoeld als de Verrezen Zaligmaker.
[2] Birgitta. De namen Birgitta en Brigitta worden door elkaar gebruikt. Het klooster heet Brigittenklooster.
[3] Margaretha van York (1446-1503) trouwde in 1468 met Karel de Stoute. Zij was zijn derde vrouw.
[4] Karel de Stoute (1433-1477).
[5] David van Bourgondië, geboren in 1427 als bastaardzoon van Filips de Goede (1456-1496), bisschop van Utrecht. Hij wijdde Erasmus tot priester.
[6] De pastoors, die nog bekend zijn gebleven uit deze kerken, waren de priesters Jacobus in 1280, Albert van Meerten in 1361, Jannis Reiniers, overleden in 1417, Gerard Meyer in 1417, Jan Dircks, overleden in 1422, Wouter Willemsz van Boeckhout in 1422, pastoor Verwal in 1438, Wouter van Boeckhout in 1440 en 1447, Wouter van der Mandre, die ook proost was in Brugge, in 1453, mr. Simon de Laude, theologiehoogleraar, in 1462, Petrus d’Enquechin in 1470, Arthur van Bourbon in 1475, mr. Adam Craenleyde van 1477 tot 1489, Jacobus de Bamsijer, die ook secretaris was van keizer Karel V, in 1514 en Christiaen van der Beke uit Dietmarsche, die tevens zangmeester was van Karel V, in 1525.
[7] Godefridus Yerwerd, O.S.B. († 1483) per 13.2.471 titulair bisschop van Tricale, plaats in Thessalië Griekenland.
[8] de weg van alle vlees gingen. Overlijden.
[9] Feest van de heilige Agnes 21 januari.
[10] De tekenen van de bisschoppelijke waardigheid: bisschopsstaf, mijter, bisschopsring, borstkruis en bisschoppelijk hoofddeksel (pilleolus).