Halverwege de 14e eeuw is er al literair leven in Gouda rond het hof van de graven van Blois. Dat blijkt uit grafelijke rekeningen over de periode 1358-1363.
Daaruit komt naar voren dat er diverse malen geld betaald is aan dichters en sprooksprekers. Namen als ‘Augustine de seggher’ en ‘Jannes Bot, de seggher van Rotterdam’ worden genoemd. De eerstgenoemde staat ook bekend als Augustijnken van Dordt. De tweede heeft onder andere een kroniek van Holland aan de graaf geschonken.
De kloosters en de kerk hadden belangrijke bibliotheken. Aan het eind van de 16e eeuw heeft Gouda een Stadslibrije ingericht met boeken afkomstig uit kerk- en kloosterbibliotheken.