Dit pamflet uit 1664 maakt deel uit van een zeer heftige polemiek over het ware geloof die in Gouda woedde in de tweede helft van de 17e eeuw.
Het was een polemiek tussen streng-gereformeerden, remonstranten en katholieken. De gereformeerde predikant Sceperus bekritiseerde katholieken en remonstranten omdat zij naar zijn opvatting te weinig recht in de leer waren. Paul Abels schreef hierover in zijn artikel Een 'scandpaal voor Sceperus’; Goudse dominee en bibliofiel (Tidinge 2015, februari, blz. 4-13). Het pamflet Pannekoeck voor Sceperus op den Vastelavondt is een reactie uit remonstrantse hoek op de scherpslijperij van Sceperus. Het is gegoten in de vorm van een tweespraak. Twee Goudse buurvrouwen, Grietje van Moordrecht en Annetje van Waddinxveen, becommentariëren de onverzoenlijke opstelling van Sceperus. We horen in dit remonstrantse pamflet de wat ironische stem van de redelijkheid in het debat. Het pamflet is anoniem uitgegeven. De auteursnaam op de titelpagina, Anna Vlasbraak, is een pseudoniem. Ook de gegevens over drukker, en over plaats en jaar van uitgave zijn fictief. Er bevinden zich in Nederlandse en Belgische bibliotheken enkele exemplaren van het pamflet. Tussen deze exemplaren zijn kleine verschillen in typografie, wat doet vermoeden dat het pamflet meerdere keren is gedrukt.
1r
PANNEKOECK,
voor
SCEPERUS op den Vastelavondt.
Ofte
BUUR-PRAETJE,
Tusschen Grietje van Moordt, ende Annetje van
Wenst-veen, over de voddige ende vinnige Boeckjens van Ia-
cobus Sceperus, Predikant in der Gouda, voorgevallen
op Vastelavondt, ende samengestelt door
ANNA VLAS-BRAECK.
TER GOUDE,
By Jacob Volckertsz. Hooft-breecker, op de Marckt / 1664.
Een pannenkoek
voor
Sceperus op Vastenavond
ofwel
een buurpraatje
tussen Grietje van Moordrecht en Annetje van
Waddinxveen[1] over de waardeloze en boosaardige boekjes van
Jacobus Sceperus[2], predikant te Gouda, voorgevallen
op Vastenavond, en samengesteld door
Anna Vlasbraak[3]
te Gouda
door Jacob Volkertsz Hoofdbreker[4] op de markt (1664).
[1] Wensveen is Waddinxveen. Moordt is Moordrecht.
[2] Jacobus Sceperus. Gereformeerd predikant te Gouda (1638-1687).
[3] Anna Vlas-braek is een fictieve naam. Een vlasbraak of vlasbeuker is een instrument waarmee het vlas gebroken wordt. Daarna wordt het over de hekel gehaald.
[4] Hooft-Breecker is een fictieve naam. De naam zinspeelt op iets als ‘hoofdpijn bezorger’.
2r
Buur-praetje/
Tusschen Grietje van Moordt, ende Annetje van
Wenst-veen, over het maken van de voddige Boeckjens van
den Goudtschen Predikant Jacobus Sceperus.
Grietje.
Goeden dagh / Annetje Buur / dus naerstigh in het Spinnen / Heer wat
wilje een langh webben tegens de Somer te velde brenghen!
Annetje.
Ja lieve Grietje Buur / het spinnen en heeft niet veel te beduyden / mijn
Man seyt altemet / dat ick maer vlas bederve / ende dat het my met mijn spinnen
sal gaen / als het Domine Sceperus met sijn Boeckjens maecken gaet / die maer
schoon papier bederft / het welcke veel waerdigher is / eer hy het beschreven heeft /
dan daer na / want als het papier schoon is / soo moet hy wel een schellingh voor
het boeck geven / maer als het van hem beschreven / en van den Drucker gedruckt
is / soo wort het meeste deel voor vuyl papier verkocht / ende men maeckter poorte-
gaels-briefjens af / oft briefjens om Taback in te doen.
Grietje.
Annetje Buur / jou Man valt soo wat henen / maer nou jy van die Boeckjens
praet / soo moet ick daer mede wat van praten. Onse Kees / die wat goedt lees is /
heeft’er altemet een t’huys ghebracht / ick las’er wat in / maer ick en kon / noch de
namen van die boeckjens / noch de namen van de drie mannetjens die voor aen
staen / niet verstaen noch kennen.
Annetje.
Hoe soudt ghy die konnen verstaen / onse School-Meester / Meester Pie-
ter / en verstaetse selfs niet / hy seydt het moet Hebreeusch of Grieksch wesen / de
Predikant heeft die alsoo willen noemen / om sijne hooghe gheleertheydt te be-
toonen / ende de luyden te laten sien / dat hy alleen meer weet / dan alle de Boe-
ren te samen doen.
Grietje.
Wat hebben wy doch met die vreemde namen te doen / wy en weten niet of het
namen van Engelen of van Duyvelen zijn: Namen van Heylige Propheten / A-
postelen / ofte Euangelisten en zijn ’t altijdt niet / want die kennen wy wel: Maer
de namen van die drie Mannetjens zijn so wonderlijck dat wyse niet konnen spel-
len / had hyse Jan / Pieter of Poulus genoemt / so hadden wy die konnen verstaen.
Annetje.
Dat is waer / Grietje Buur / maer die Mannen en souden soo niet hebben wil-
len spreken / als Sceperus begeerde / hy wilde daerom sulcke mannetjens hebben /
die juyst na synen sin spreken souden ende anders niet.
Een buurpraatje
tussen Grietje van Moordrecht en Annetje van
Waddinxveen over de waardeloze boekjes
van de Goudse predikant Jacobus Sceperus
Grietje
Hallo buurvrouw, wat ben je ijverig aan het spinnen. Mijn hemel, wat wil je een grote lap klaar hebben tegen dat het zomer wordt!
Annetje
Ach Grietje, dat spinnen heeft niet veel om het lijf. Mijn man zegt zo nu en dan dat ik alleen maar vlas verspil en dat het met mij en mijn spinnen net zo zal gaan als met dominee Sceperus en zijn boekjesmakerij. Die verspilt alleen maar duur papier, dat meer waard is voordat hij het beschreven heeft dan erna. Onbeschreven is het papier van zo’n boekje wel 1 schelling[1] waard. Maar als hij het heeft beschreven en het door de drukker bedrukt is, dan wordt het grootste deel als oud papier verkocht en wordt het gebruikt als wc-papier of als papieren zakjes om tabak in te verkopen.
Grietje
Annetje, je man kan lekker kletsen, maar nu je het over die boekjes hebt, daar wil ik ook wel iets over kwijt. Onze Kees, die nogal veel leest, heeft er weleens een mee naar huis gebracht. Ik heb er wat in gelezen maar ik snapte de titels van die boekjes niet en ook niet de namen van die drie mannetjes voorin.[2]
Annetje
Hoe zou dat ook moeten? Zelfs meester Pieter, onze schoolmeester, begrijpt ze niet. Hij zegt dat het wel Hebreeuws of Grieks zal zijn. Ik denk dat de predikant ze zo heeft genoemd om zijn grote geleerdheid te laten uitkomen en de mensen duidelijk te maken dat hij in zijn eentje meer weet dan alle boeren bij elkaar.
Grietje
Wat moeten we toch met die rare namen? Zijn het de namen van engelen of van duivels? Namen van de heilige profeten, apostelen of evangelisten zijn het zeker niet, want die kennen wij wel. Maar de namen van die mannetjes zijn zo raar daar kunnen we niks mee. Als hij ze nou Jan, Piet of Paul had genoemd, dan hadden we ze nog kunnen begrijpen.
Annetje
Wat je zegt, buuf, maar zulke mannen zouden niet gezegd hebben wat Sceperus wilde. Hij wilde een soort mannetjes hebben, die precies zouden zeggen wat hij kwijt wou en niks anders.
[1] Een schelling heeft vanaf 1581 de waarde van 6 stuivers. In die tijd had je diverse schellingen in diverse streken in de Republiek der Nederlanden.
[2] Er zijn twee boekjes met op de titelpagina een gravure waarop drie personen aan een tafel zitten te discussiëren. De gravures zijn verschillend, maar in de boekjes hebben de personen dezelfde namen: Chrysopolerotus, Poimaenius en Philalethus. De boekjes zijn: Chrysopolerotus uit 1661 en Chrysopolipoimeen uit 1662.
2v
Grietje.
Maer Annetje Buur / heb jy in die blaeuwe Boeckjens van Sceperus wel ge-
lesen.
Annetje.
Ja ick hebse altemael door gelesen / tot dat ick’er heel zee-sieck af wierdt / ende
mijn Man seyde / smackt die Boeckjens in ’t vyer / het is u nutter / datje wat spint /
al souje het vlas bederven / als datje door ’t lesen van die voddige Boeckjens uwe
sinnen ende verstant sout bederven.
Grietje.
Ick en ben soo goet lees niet in die blaeuwe Boeckjens / maer ick lees liever / als
ick wat tijdt hebbe / in ’t Nieuwe Testament / dat kan ick verstaen en wat goedts
daer uyt leeren / ofte als ick immers van de Boecken / die de Goutsche Predikan-
ten geschreven hebben / lesen wil / so lese ick liever in de Enge poorte van Eduardus
Poppius zaliger: Daer in wort niet gesproken door drie gemaeckte Mannetjens
met vreemde namen / maer door de Heilige Propheten ende Apostelen: Daer seyt Pop-
pius niet / hoort my / gelooft my of wat andre gemaekte Mannetjens seggen / maer
wat Christus / Petrus / Paulus / Jacobus etc. seggen / want die hebben door Go-
des Geest / gesproken / want ick ende andre Predikanten konnen missen / maer dese
niet: Wat eene soete smaeck voele ick in het lesen van die Enge Poorte!
Annetje.
Jae lieve Grietie Buur / ick en geloove niet / dat alle de Boeckjens van Scepe-
rus te samen so waerdigh sullen gehouden worden / als die eene Enge Poorte van
Poppius / die soo menighmael herdruckt ende niet alleen in dese Provincie / maer
oock daer buyten / van veelen gelesen is geworden / selve die nu noch in de Groote
Kerck gaen / ende die Sceperus voor sijn fijnste Broeders ende Susters hout.
Grietje.
Evenwel soo is die goede Man / die de Goutsche Borgerye met Boecken ende
Predikatien / bysonderlijck met sijnen Christelijcken wandel stichte / uyt der Gou-
de verdreven met Vrouwe ende Kinderen / jae in een eeuwige Kercker opgesloten /
daer in hy als een getrouwe Martelaer sijne ziele Gode geoffert heeft; waer voor
hy nu de Kroone des eeuwigen levens besit / die hem niemant sal ontnemen
Annetje.
Mijn Man houdt oock veel van Poppius Enghe Poorte ende leest daer in lie-
ver / als in die voddige ende lompe boeckjens van Sceperus tegen de Remonstran-
ten / Limburgh / Langeraeck ende Cuyleman gemaeckt. En Grietje / my dunckt
dat Godt de Heere de Stadt van der Goude merckelijck schijnt met een verblindt-
heyt te slaen / ende het licht dat sy verworpen hebben / te willen benemen / want al-
soo sy die vroome / vreedsame Leeraren / die by Godt ende de Menschen aenghe-
naem waren / bysonderlijck ter Goude by groote ende kleene / om hare leere hebben
verdreven uyt hare Stadt / soo heeft haer Godt de Heere nu doen hebben sodani-
ge / waer van eene de gantsche Stadt komt t’ontrusten door sijne vinnige ende vod-
dige Boeckjens / ende burger tegen burger / ja de Magistraten tegen de burgerye
op te hitsen / de selve opofferende aen de Burgermeesteren / waer voor hy geen kley-
ne vereeringen komt te genieten / daer ’t hem eenighlijck om te doen is.
Grietje
Maar Annetje, heb je echt in die blauwe boekjes van Sceperus gelezen? [1]
Annetje
Ja, ik heb ze allemaal doorgelezen tot ik er misselijk van werd. Mijn man zei dat ik de boekjes beter in het vuur kon gooien en dat het nuttiger zou zijn om wat te spinnen - ook al zou ik het vlas bederven - dan dat ik door het lezen van die waardeloze boekjes mijn gezonde verstand zou bederven.
Grietje
Ik lees zelf niet zo graag in die pamfletjes. Als ik tijd over heb, lees ik liever in het Nieuwe Testament. Dat kan ik begrijpen en er ook wat goeds uit halen. Of, als ik toch een boek van de Goudse predikanten lezen wil, lees ik liever De Enge Poort[2] van Eduard Poppius[3] zaliger. Daarin wordt tenminste niet gesproken door drie huichelachtige mannetjes met vreemde namen, maar door de heilige profeten en apostelen. Poppius vraagt niet om hem zelf te geloven of wat huichelachtige mannetjes zeggen, maar te geloven wat Christus, Petrus, Paulus, Jacobus e.a. zeggen. Want zij hebben geïnspireerd door de Heilige Geest gesproken. Ik zelf en andere predikanten kunnen het mis hebben, zegt Poppius, maar zij niet. Het geeft een goed gevoel om in De Enge Poort te lezen!
Annetje
Ja, buurvrouw, volgens mij kunnen alle boekjes van Sceperus samen niet tippen aan De Enge Poort van Poppius. Dat boek is zo vaak herdrukt, niet alleen in deze provincie maar ook daarbuiten, en wordt door velen gelezen. Het wordt zelfs gelezen door degenen die naar de Grote Kerk gaan en die door Sceperus voor zijn meest gewaardeerde broeders en zusters worden gehouden.
Grietje
En toch is die goede Poppius, die met boekjes en preken en vooral met zijn christelijke levenswijze de Goudse burgerij stichtte, uit Gouda verdreven met vrouw en kinderen. Ja, hij is zelfs voor altijd in een kerker opgesloten waarin hij als een trouwe martelaar zijn ziel geheel aan God toegewijd heeft. Hij is hiervoor beloond met het eeuwig leven, iets wat niemand hem kan ontnemen.
Annetje
Mijn man houdt ook veel van Poppius’ Enge Poort en hij leest daarin liever dan in die waardeloze en stompzinnige boekjes van Sceperus tegen de remonstranten Limburgh[4], Langeraeck[5] en Cuyleman[6]. En Grietje, het lijkt wel of God de Heer de stad Gouda wel bijzonder wil verblinden en hen het licht dat zij ontvangen hadden weer wil ontnemen. Want zij hebben de vrome en vreedzame leraren, die geliefd waren bij God en de mensen en vooral bij alle Gouwenaren, klein en groot, uit hun stad verdreven vanwege hun ideeën, en daarom heeft God de Heer nu leraren laten komen waarvan er één door zijn boosaardige en waardeloze boekjes in de gehele stad onrust brengt. Burgers worden tegen burgers en zelfs bestuurders tegen de burgerij opgehitst, en er worden burgers aangebracht bij de burgermeesters. Hiervoor krijgt hij zelfs veel waardering, waar het hem alleen maar om te doen is.
[1] 'Blauwe boekjes' waren in feite pamfletten, drukwerkjes met maar een paar pagina’s, doorgaans met opruiende of scabreuze teksten.
[2] De Enge Poorte, ofte, Predicatien over eenighe voortreffelijcke texten. Eduard Poppius. Gedrukt te Gouda anno 1616 door Jasper Tournay voor Andries Burier.
[3] Eduard Poppius (1576-1624) was predikant en een van de stichters van de Remonstrantse Broederschap. Van 1609 tot 1619 was hij predikant te Gouda. In 1923 werd hij in Haarlem gevangengenomen (met het voorwendsel van samenzwering tegen prins Maurits) naar Loevestein gebracht, waar hij een jaar later stierf.
[4] Philippus van Limburgh, ook wel van Limborch (1632-1712) Remonstrants predikant te Gouda vanaf 1657 en vanaf 1667 te Amsterdam.
[5] Christophorus van Langerak (..-1660) Remonstrants predikant o.a. te Waddinxveen. Woonde toentertijd in Gouda.
[6] Jakobus Cuyleman, ook wel Kuijleman (..-1694) Remonstrants predikant te Waddinxveen (1658-1660). Daarna beroepen te Haarlem.
3r
Grietje.
Lieve Annetje Buur / de oordelen Godts zijn wonderlijck / ende ick hebbe me-
nighmalen de Mannen hoore praten / dat het waer is ’t gene ghy daer geseyt hebt
aen wien het ten hooghsten vreemt gaf / ende sy en konden het niet anders als voor
een verblindinge aensien / dat de Heeren Burgermeesteren van der Goude Scepe-
rus telkens gelt geven / ende daer door eene grooter lust tot schrijven ende schelden
ontsteken / jae sy vreesden dat het noch wel eyndelijck soo verre mochte komen / dat
de Heeren haer tot slaven ende uytvoerders van sijne passien souden laten gebruyc-
ken / gelijck oock alreede gebleken is.
Annetje.
Wel doch Grietje Buur / waer is dat gebleken / ick en hoope immer niet / dat de
Heeren van der Goude soo verre sullen vervallen.
Grietje.
Wel hebje niet gehoort wat Sceperus gedaen heeft toen het Boeckje van Pie-
ter de Fijne uyt quam / hoe hy liep by de Heeren / dat het Boeckje mochte verbo-
den worden / die oock om sijnent wille dat in den Hage by het Hof hebben te wege
gebracht? hebje niet gehoort wat hy gedaen heeft toen het Boeckje van Limburg
uytquam / hoe hy by de Heeren liep / ende versochte / dat sy Limburgh ter Stad
souden uytsetten / ende om hem de meeste schande aen te doen / door eene deur laten
gaen / daer men anders niemant als schelmen ende dieven laet door passeren? Dat
is my voor de waerheyt vertelt.
Annetje.
Maer immers de Heeren hebben het versoeck van Sceperus niet verhoort of
volbracht / want Limburgh woont immers noch ter Goude ende is niet door die
deur ghegaen?
Grietje.
Dat is waer / de Heeren lieten dat uyt consideratie / en evenwel hebben sy Lim-
burgh genoegh te ruycken gegeven / soo hy hem niet stille en hielt. Maer daer is
noch al een ander staeltje.
Annetje.
Wel wat voor een doch / Grietje Buur / daer ben ick nieuw na?
Grietje.
Op het Boeckje / dat Cuyleman tot verschooninge van sijn oude Neef Lange-
raeck geschreven hadde / heeft hy eerst in de Kercken raedt gaen klaghen / ende die
doen goet-vinden / dat men uyt de name van de selve by de Burgermeesters soude
ernstelijck versoecken / dat sy een brief wilden schrijven aen de Burgermeesters van
Haerlem / daer Cuyleman woont / ende oock de Beul / met versoeck / dat die Heeren
tegen Cuyleman souden willen over het schrijven van dat boeckje ordre stellen.
Annetje.
Maer is dat waer! is dat mogelijck! wat sal’er noch al gedaen worden vande
Predikanten / die Predikers van liefde ende waerheyt zijn? Hebben oock de Bur-
gemeesteren dat versoeck van de Kercken raedt aengenomen / ende hebben sy oock
versoeck gedaen aen de Heeren tot Haerlem?
Grietje
Ja schat, Gods wegen zijn wonderlijk. Ik heb de mannen er ook vaak over horen praten, dat het helemaal waar is wat je daarnet gezegd hebt. Zij vonden het bijzonder vreemd en zij konden het alleen maar zien als verblindheid dat de heren burgemeesters van Gouda telkens geld geven aan Sceperus. Dit stimuleert hem zo alleen maar om meer te schrijven en te tieren. Ze vreesden zelfs dat het uiteindelijk nog zo ver zou komen, dat de burgemeesters zich als slaafse uitvoerders van zijn grillen zouden laten gebruiken. En dat is ook gebleken.
Annetje
Maar Grietje, waar is dat dan uit gebleken? Ik mag toch hopen dat de heren burgemeesters van Gouda zich daar niet toe zullen verlagen.
Grietje
Maar heb je dan niet gehoord wat Sceperus heeft gedaan toen het boekje van Pieter de Fijne[1] uitkwam? Hoe hij bij de burgemeesters de deur platliep om dat boekje verboden te krijgen en dat zij dat op zijn aandrang ook nog bij het Hof van Holland in Den Haag aangekaart hebben? Heb je dan niet gehoord wat hij gedaan heef toen het boekje van Limburgh uitkwam?[2] Dat hij bij de burgemeesters langs ging en ze verzocht om Limburgh de stad uit te zetten en dat hij wilde dat ze Limburgh door de deur zouden laten gaan die normaal alleen voor schavuiten en dieven gebruikt wordt? Ze vertelden mij dat het echt waar is.
Annetje
Maar de burgemeesters hebben toch geen gevolg gegeven aan het verzoek? Want Limburgh woont nog steeds in Gouda en hoefde niet door die deur te gaan.
Grietje
Dat klopt. De burgemeesters hebben dat uit consideratie niet gedaan. Maar ze hebben Limburgh wel dwingend te verstaan gegeven dat hij zich verder stil moest houden. Ik heb echter nog een ander staaltje te vertellen.
Annetje
Wat dan, Grietje? Ik ben benieuwd.
Grietje
Cuyleman had een boekje geschreven om zijn oude neef Langeraeck te verdedigen.[3] Daarover is Sceperus in de kerkenraad gaan klagen. Hij heeft voor elkaar gekregen, dat zij de burgemeesters met klem zouden verzoeken om een brief te schrijven aan de burgemeesters van Haarlem - Cuyleman woont daar en ook de beul - om ze op te roepen Cuyleman over het schrijven van het boekje ter verantwoording te roepen.
Annetje
Het is toch niet waar! Hoe is het mogelijk? Wat zullen ze nog meer doen die predikanten, die zich predikers van liefde en waarheid noemen? Hebben de burgemeesters dat verzoek van de kerkenraad gehonoreerd en hebben ze de burgemeesters van Haarlem gevraagd dat te doen?
[1] Pieter de Fijne, (..-1680), zoon van Paschier de Fijne. Remonstrants predikant o.a. te Boskoop (vanaf 1652). Schreef een vlugschrift zo’n drie weken na verschijnen van Chrysopolerotus van Sceperus 1661. Sceperus protesteerde fel bij het gemeentebestuur. Uiteindelijk durfde die het toch niet aan De Fijne te arresteren.
[2] Philippus van Limborch publiceerde eveneens in 1661 een pamflet tegen de Chrysopolerotus van Sceperus.
[3] Jacob Cuyleman schreef: Paraenesis ofte ernstige aanspraake aan D. Jacobus Sceperus, Predikant der Contra-Remonstranten in Gouda, over zijne Onchristelyke maniere van doen en schryven gebruikt tegen eenige Remonstrantsche Leeraren, en met name D. Christophorus Langerack in zijn boekje Chrysopoligeras onlangs uitgegeven, en hier kortelijk beantwoord, Amsterdam 1663.
3v
Grietje.
O ja sy / ick heb het van Gouwenaers ende Haerlemmers selve gehoort / ende
’t is soo seker als Amen.
Annetje.
Wel wat seghie my daer nieuws / Grietje Buur / nu ben ick seer begeerigh om
te weten wat de Heeren tot Haerlem daer op gedaen hebben / hebje daer oock niet
van gehoort?
Grietje.
Ja ick. De Heeren van Haerlem hebben Cuyleman wel ontboden / maer hoe-
wel de Beul daer woont niet gegeesselt / mijn Man heeft hem na die tijt noch sien
over strate gaen / ende hooren Prediken / onlangs te Haerlem zijnde.
Annetje.
Heer / Grietje buur / watte wonderlijcke dinghen hoor ick / die Predikant Sce-
perus schijnt een van die luyden te wesen / daer van de Heere Jesus syne Discipe-
len gewaerschouwt heeft / doe hy seyde / de tijdt sal komen / datse u sullen vervol-
ghen ende dooden / ende die dat sullen doen / sullen noch meenen datse Godt daer
mede een aenghename dienst sullen doen / ende door sulcke blinde yveraers zijnder
vele vroome lieden aen galgen / staecken / etc. geraeckt. Maer sy mogen sien hoese
sullen varen in den dagh der vergeldinge / wanneer de Heere Jesus den verdruc-
kers verdruckinge sal vergelden.
Grietje.
Wel soo Sceperus sulck een Predikant ware / soo en soude hy niet beter wesen /
dan Paulus was voor sijne bekeeringhe / ende soo magh men wel bidden / Heere
vergeeft het hem / want hy en weet niet wat hy doet.
Annetje.
Maer Grietje Buur / soude het Sceperus niet wel in ’t hooft schorten?
Grietje.
Hoe kalje soo Annetje / wat oorsaeck om sulcks van dien geleerden Predikant
te dencken.
Annetje.
Verscheyde oorsaken / want my dunckt dat hy den dullen honden gelijck is / die
loopen snaeuwen ende bijten / sonder yemandt aen te sien / Menschen of beesten /
oudt of jonck / vriendt of vyandt / dan bijt hy op Passchier die hem niet en ken /
dan op Pieter de Fijne / dan op eenen stock-oude Langeraeck / die hem noyt een
stroo in de weegh geleyt heeft / dan op eenen Limburgh / dan op eenen Cuyleman /
dan op sijn eygen Confraters / ende Mede broeders / daer hy eenen Nathan wel
eene Sathan derft noemen / ja hy soude het op de Heeren selve doen / ten ware sy
hem altemet een bol of een brock in de mont wierpen / ende op sijne begheerte ofte
aendrift niet en hadden willen schrijven aen de Heeren van Haerlem. Vorders / is
dese Sceperus eene oude Man / heeft hy eene langen / breeden / grijsen baert? Want
ick en kenne hem niet: ken jy hem niet?
Grietje.
Ja ick / van aensien wel: hy en heeft geenen langen / noch grijsen baerdt / maer
eene kleyne swarte ende spitse / soo swart ende spits als hy selve is / jae de spitsheyt
Grietje
Oh ja! Ik heb het zelf van Gouwenaars en van Haarlemmers gehoord en het is zo zeker als twee keer twee vier is.
Annetje
Wat vertel je me nu, Grietje. Dan wil ik wel eens weten hoe de Haarlemse bestuurders daarop gereageerd hebben. Heb je daar ook iets over gehoord?
Grietje
Ja, dat heb ik. De bestuurders van Haarlem hebben Cuyleman weliswaar ontboden, maar niet laten geselen, terwijl de beul er toch woont. Toen mijn man onlangs in Haarlem was, heeft hij Cuyleman nog op straat gezien en ook horen preken.
Annetje
Mijn hemel, Grietje, wat hoor ik nu voor wonderlijks! Die predikant Sceperus schijnt er een van de soort te zijn waarvoor Jezus zijn volgelingen juist heeft gewaarschuwd. Jezus zei toen dat de tijd zal komen dat zij vervolgd en gedood zullen worden en degenen die dat doen, zullen dat doen met het idee dat ze God daarmee een nuttige dienst bewijzen. Door zulke verblinde fanatici zijn vele vrome mensen terecht gekomen aan de galg of op staken. Maar zij zullen op de dag-des-oordeels nog wel ontdekken hoe er over hen geoordeeld wordt als Jezus de dwingelanden hun daden zal vergelden.
Grietje
Nou, als Sceperus een dergelijke predikant is, dan is hij eigenlijk net zo als Paulus voordat deze zich bekeerde. Daarom zouden we moeten bidden dat God het hem vergeeft, want hij weet niet wat hij doet.
Annetje
Maar Grietje, is Sceperus eigenlijk wel goed bij zijn hoofd?
Grietje.
Wat klets je nou Annetje? Wat voor reden heb je om zoiets van deze geleerde predikant te denken?
Annetje
Nou meerdere dingen. Ik vind dat hij zich als een dolle hond gedraagt die loopt te grommen en bijten zonder aanzien des persoons. Naar mensen en beesten, oud en jong, vriend en vijand. Dan bijt hij naar Passchier[1] die hem niet kent, dan naar Pieter de Fijne, dan naar de stokoude Langeraeck die hem nooit een strobreed in de weg heeft gelegd, dan naar Limburgh, dan naar Cuyleman, dan naar zijn eigen confraters en medebroeders. Zo heeft hij een zekere Nathan[2] zelfs eens met satan vergeleken. Ja, hij zou zich zo ook richten tot de bestuurders, ware het niet dat zij hem een kluif hebben toegeworpen door op zijn aandrang een brief te schrijven naar de bestuurders van Haarlem. Overigens, is Sceperus eigenlijk een oude man? Heeft hij een lange brede en grijze baard? Ik ken hem niet. Ken jij hem?
Grietje
Ja, ik weet hoe hij er uitziet. Hij heeft geen lange, grijze baard, maar een klein zwart en spits baardje. Zo zwart en spits als hij zelf ook is. Ja, een en al spitsheid
[1] Passchier de Fijne (1588-1667) predikant te Leiden en later Jaarsveld. Een van de eerste predikanten van de Remonstrantse broederschap. Preekte ook in de winter op het ijs van de Gouwe bij Gouda.
[2] Nathan a Vogelsangh. Gereformeerd predikant te Gouda (1638-1646). Had zodanig ruzie met Sceperus dat de synode in 1645 een arbitragecommissie naar Gouda afvaardigde. Zie W.P.C. Knuttel, ed., Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland, II (1634-1645), 's Gravenhage 1909, p.484.
4r
ende bitterheydt siet hem ten oogen uyt / hy mach ontrent de 50 jaren oudt wesen
of wat meer.
Annetje.
Wel waerom scheldt hy dan soo schimpelijck op Pieter de Fijne / die mede niet
verre van de 50 jaren is / ende alsoo breeden baert heeft als hy / ende stelt hem on-
der de jonghe wulpen, ende wereltlingen? hy moet wel een laetdunckende Man
wesen:
Grietje.
Dat is hy oock wel deegelijck: hy meent dat hy de wijsheydt alleen heeft / dat
hem al wel staet wat hy doet / dat hy alles mach seggen / ende niemant tegen hem
kicken. Maer andere kennen hem beter / als hy selve.
Annetje.
Maer siet voorts alle sijne beschuldinghen / daer mede hy de Remonstrantsche
Predikanten beswaert voor Burgemeesteren ende Schepenen / dat sy dat partij-
dige Synode / also het die gereformeerde ende hoogh geleerde Molinaeus noemt /
tegenspreecken / dat sy verhalen van die vreemde proceduren die haer door het aen-
stoken van Sceperus ende sulcke bittere vinnige Predikanten werden aengedaen /
dat sy de Heeren / de Predikanten / ende het Synode lasteren etc.
Grietje.
Dat zijn malle dingen ende sotte beschuldinghen: want als Sceperus t’onrecht
van de Beul gegeesselt wiert ende dat hy daer over klaeghde / riep ende schreeude /
soude men hem met recht konnen beschuldigen / dat hy de Heeren ende Schepe-
nen lasterde?
Annetje.
Maer Sceperus gemaeckte Mannekens prijsen hem voor een seer vroom / ge-
trouw / gheleert ende sachtmoedigh Predikant / die seer wel smaedt ende leet kan
verachten.
Grietje.
Niet die hem selven prijst / maer die van den Heere ghepresen wort / die is Godt
ende den Menschen aenghenaem. Wat Sceperus is / dat weet Godt; ware hy
met Eduard Poppius eens op die heete proeve geweest / ende hadde hy hem totter
doot ghetrouwe betoont / dan souden wy het oock weten / nu konnen wy ’t op het
seggen van zijn drie gemaeckte Mannekens gissen / maer dat kan missen. En wat
syne sachtmoedigheyt belanght / konnen alle menschen seer klaer uyt alle syne han-
delingen en voddige vinnighe Boeckjens wel sien / dat hy recht der Papen aerdt
heeft / hy schrijft / nu heeft Aaron het sijne ghedaen, Moyses moet het sijne daer by
voegen.
Annetje.
Dat en versta ick niet / Grietje Buur / wat wilje daer mede seggen?
Grietje.
Ick wil seggen / dat de Papen oock also plachten te doen in voortijden / als wan-
neer sy de goede luyden met disputeren niet konnende overwinnen / aen den werelt-
lijcken rechter overgaven / ende dan toonden noch de Aarons hare sachtmoedig-
heyt daer mede / dat sy de overheden baden barmhertelijk met haer te willen han-
en bitterheid straalt hij uit. Hij zal ongeveer 50 jaar oud zijn of iets meer.
Annetje
Waarom zou hij dan zo schelden en schimpen op Pieter de Fijne? Deze is ook ongeveer 50 jaar en heeft net zo’n baard als Sceperus. Noemde hij Pieter niet een groentje en een nep-predikant? Hij moet wel erg laatdunkend zijn.
Grietje
Dat is hij zeker! Hij denkt dat alleen hij de wijsheid in pacht heeft en dat alles wat hij doet is welgedaan, dat hij alles mag zeggen en dat er niemand tegen hem in mag gaan. Doch anderen mensen doorzien hem wel.
Annetje
Maar kijk ook eens naar al zijn beschuldigingen waarmee hij de remonstrantse predikanten in kwaad daglicht stelt bij de burgemeesters en schepenen! Hij zegt dat zij de synode (die volgens de gereformeerde en hooggeleerde Molinaeus[1] partijdig is)[2] tegenspreken. Hij beweert ook, dat zij kletsen over rare acties (die op aandringen van Sceperus en andere bittere scherpslijpende predikanten tegen hen op touw gezet worden) en dat zij de burgemeesters, de predikanten en de synode zouden belasteren. Enzovoort.
Grietje
Dat zijn rare en zotte beschuldigingen. Stel eens dat Sceperus ten onrechte door de beul gegeseld zou worden en daarover schreeuwde en klaagde. Zou men hem er dan terecht van kunnen beschuldigen dat hij kwaadsprak van de burgemeesters en de schepenen?
Annetje
Maar de huichelachtige mannetjes van Sceperus prijzen hem toch als een vrome, trouwe, geleerde en zachtmoedige predikant, die zich verheven kan voelen boven alle smaad en pijn hem aan gedaan.
Grietje
Niet wie zichzelf prijst maar wie door de Heer geprezen wordt, die is welgevallig aan God en de mensen. Wat voor persoon Sceperus werkelijk is, dat weet alleen God. Als hij eens net zo zwaar als Poppius was beproefd en dan tot in de dood trouw was gebleven, dan wisten wij het ook. Nu moeten we afgaan op zijn drie huichelachtige mannetjes en ernaar gissen, maar dat wordt vergissen. En wat zijn zachtmoedigheid betreft, iedereen kan op grond van zijn daden en zijn waardeloze en boosaardige boekjes duidelijk zien, dat hij net als de katholieken is. Hij schrijft namelijk dat Aäron[3] zijn deel heeft gedaan en dat nu de taak aan Mozes is.
Annetje
Dat snap ik niet, buurvrouw Grietje. Wat wil je daarmee zeggen?
Grietje
Daar wil ik mee zeggen, dat de papen dat net zo deden in het verleden. Als zij de mensen niet konden overtuigen met woorden, dan gaven zij hen aan bij de wereldlijke rechter en dan toonden de Aärons in het geheel geen zachtmoedigheid. Ze vroegen de overheden heus niet om de ketters barmhartig te behandelen
[1] Petrus Molineus (Pierre du Moulin, 1568-1658) was een Franse Hugenoot die enige tijd doceerde aan de Leidse Universiteit en zich kritisch toonde ten aanzien van de katholieke kerk.
[2] Deze passage tussen haakjes is enigszins onzeker omdat het betwijfeld kan worden dat Molineus dit gezegd zou hebben.
[3] Aäron is de hogepriester, Mozes de wereldlijke leidsman. De twee figuren staan voor kerkelijk gezag en burgerlijk gezag.
4v
delen / dat was dat sy in plaetse van groen hout / als men te Geneven gebruyckte /
dor en droogh hout soude nemen / om de ketteren te verbranden ende uyt de pyne
haest te verlossen.
Annetje.
Ick hoop / dat de goede Godt onse Vaderlant ende Kercke van sulcke Aarons
suyveren sal: want die dienen veel beter om Notarisen te wesen ende Testamenten
te maken / dan om Steden ende Landen in ruste ende vrede te houden.
Grietje.
Wat my belanght / ick soude alle de Remonstrantsche Predicanten ende alle ver-
standige Mannen wel raden willen om dien rasenden Sceperus te laten rasen tot
dat hy moede werdt / gelijck als de Palingh in het sout soo lange loopt / tot dat sy
haer doodt loopt / ende sijne drie geschilderde Mannekens laten praten / soo lange
als ’t haer lust / sonder een vel Papiers te willen bekladden om sijne vodden te be-
antwoorden.
Annetje.
Ja Grietje Buur / dat’s waer: wy Wijven sullen dat Verken genoegh schrob-
ben ende wassen. Sceperus en ist niet waert / dat sich een man tegen hem verset-
te ende met sijne name schrijve: Wy sullen wel die heeckelsters uyt de langhe ende
korte Groenendal versoecken ende opmaecken / dat sy Sceperus soo fijn als vlas
heeckelen: dat is recht volckje / dat tegen Sceperus dient.
Grietje.
Annetje Buur / jy sout my wel aen het lachen helpen / want ghy brenght my
in den sin / dat ick eens tot Antwerpen zijnde eenen Pater Gouda hebbe hooren
Preken / dat alle de wijsheyt in de Vrouwen was / ende dewijle hy van der Goude
was / soo heeft hy ongetwijffelt gesien op de heeckelsters in de Langhe ende korte
Groenen dal. Nu de Sonne daelt vast; onse volck komt haest uyt het veldt / ick
moet de kost gereet maecken.
Annetje.
Goedenavont / Grietje Buur / ick danck u van uw’ soet geselschap: komt doch
altemet eens om een praetje / ghy meught doch wel uyt / uwe kinderen zijn groot
ende konnen het werck wel doen.
EYNDE.
en ze snel te verlossen van de pijn bij hun verbranding door in plaats van vers hout, zoals in Genève gebeurde, droog en dor hout te gebruiken.
Annetje
Ik hoop dat de goede God ons vaderland en onze kerk van zulke Aärons zal bevrijden. Want die zijn meer geschikt om notaris te worden en testamenten te maken dan om vrede en rust te brengen in stad en land.
Grietje
Wat mij betreft, ik zou alle remonstrantse predikanten en verstandige mannen wel willen aanraden om deze razende Sceperus uit te laten razen tot hij moe wordt. Net zoals een paling in een laag zout zolang kronkelt totdat hij sterft. En laat de drie afgebeelde mannetjes maar praten zolang ze er zin in hebben, en laten verstandige mannen er geen papier aan vuil maken om zijn gebeuzel te weerspreken.
Annetje
Ja buurvrouw, dat is waar. Laten wij vrouwen dat varkentje maar eens flink wassen. Sceperus is het niet waard dat een man tegen hem ingaat en op persoonlijke titel schrijft. Wij zullen wel die hekelaarsters uit de Lange en de Korte Groenendaal uitnodigen en opjutten om Sceperus te hekelen tot hij murw als vlas is. Zij zijn precies het volk dat nodig is tegen Sceperus.
Grietje
Annetje, jij kunt mij wel aan het lachen krijgen. Je doet me er aan denken dat ik eens te Antwerpen een zekere pater Gouda[1] heb horen verkondigen dat alle wijsheid in de vrouwen was. Omdat hij uit Gouda kwam, heeft hij ongetwijfeld gedacht aan de hekelaarsters in de Lange en de Korte Groenendaal. Kijk eens, de zon daalt gestaag, mijn man en kinderen komen haast van het veld. Ik moet het eten maar eens klaar gaan maken.
Annetje
Fijne avond, Grietje. We hebben even lekker gekletst. Als het zo uitkomt loop dan weer eens langs voor een praatje. Dat kun je je toch wel permitteren? Je kinderen zijn al groot en kunnen het werk wel doen.
EINDE
[1] Er is een zekere pater Gouda bekend, jezuïet te Antwerpen. Voluit Johannes van Gouda (1571-1630). Hij heeft diverse brieven en polemieken gepubliceerd.