In de Haagse Almanak uit 1788 staat een verslag over de aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis in 1787.
Juist die bijzonderheid dat het ging om een Almanak afkomstig uit het jaar na deze historische aanhouding, deed de Stichting Vrienden van Archief en Librije (SVAL) besluiten om deze almanak aan te kopen voor de archiefbibliotheek (Gouda, SAMH, Archiefbibliotheek, 0191. 7637, [olim 503 H 14]).
Goejanverwellesluis zal velen waarschijnlijk niets meer zeggen. Echter, de aanhouding in 1787 van prinses Wilhelmina, de vrouw van stadhouder Willem V, zorgde voor een contrarevolutie in Nederland. Het gezag van stadhouder Willem V was aan het afbrokkelen. Hij had Den Haag om die reden reeds verlaten en zijn intrek genomen in een burcht in Nijmegen. De Staten van Holland waren verdeeld. In 1787 kwamen de patriotten (nu zou je ze republikeinen noemen) en de orangisten (aanhangers van de prins) steeds vijandiger tegenover elkaar te staan, waarbij de patriotten aan de winnende hand leken. De prins was een besluiteloos mens en greep - tot ergernis van zijn vrouw - niet in.
Prinses Wilhelmina was een doorpakker. Ze besloot een geheime tocht van Nijmegen naar Den Haag te ondernemen (wat ingewikkeld was want je moest een patriottische linie doorkruisen) om de orangisten van Holland het laatste zetje te geven het conflict ten gunste van de prins te beslechten – en daarmee waarschijnlijk een burgeroorlog te ontketenen. Ze reisde via Tiel, Nieuwpoort en Schoonhoven, maar de patriotten waren van deze geheime reis op de hoogte geraakt en hielden de prinses tegen bij Bonrepas, aan de Vlist. Met haar gevolg werd ze daarna naar Goejanverwellesluis (nu Hekendorp) gebracht. Daar kreeg ze te horen dat ze pas verder mocht reizen na een gunstige beslissing van de Staten van Holland, maar ze gaf er de voorkeur aan onverrichter zake terug te keren naar Nijmegen.
Dit voorval kreeg een voor de patriotten ongunstig staartje. Frederik Willem II van Pruisen, de broer van de prinses, vatte het incident als een persoonlijke belediging op en besloot na lang aarzelen om militair in te grijpen. Het Pruisische leger ondervond weinig tegenstand. De burgermilities werden ontwapend, de patriottische regenten afgezet en de stadhouder benoemde zijn geestverwanten in hun plaats; zo werd de orangist Van de Spiegel raadpensionaris van Holland.
In de tekst uit 1788 die hierna volgt, wordt de situatie beschreven en becommentarieerd vanuit een Oranjegezind perspectief. Voor de patriotten niets dan sneren. Helemaal vreemd is dat niet, als je bedenkt dat de tekst werd opgenomen in de Haagse Prinselijke en Koninklijke Almanak. Maar modern onderzoek heeft uitgewezen dat Wilhelmina in Goejanverwellesluis met alle egards is behandeld.
1
DE HAAGSCHE
PRINCELYKE
EN
KONINGLYKE
ALMANACH,
VOOR HET SCHRIKKEL-
JAAR 1788.
VIERDE DRUK
MET PLAATEN.
IN ‘sGRAVENHAGE,
By J.F. JACOBS d’AGÉ,
Boekverkoper in de Vlaming Staat[1].
[1] [Staat] lees [Straat]
DE HAAGSE
PRINSELIJKE
EN
KONINKLIJKE
ALMANAK
VOOR HET SCHRIKKEL-
JAAR 1788
VIERDE DRUK
MET AFBEELDINGEN.
Te ’s-Gravenhage
door J.F. Jacobs d’Agé,
boekverkoper in de Vlamingstraat.
25 afbeelding
C:la Fargue Delineavit
De Age Excudit
M:Sallieth Fecit
Het Geweldig aanranden en tegenhouden van HAARE KONINGLYK HOOGHIED[1] op de weg[2] bij Haastrecht Door een hoop Vrij-Corporisten. den 28 Junij 1787.
[1] [HOOGHIED] lees [HOOGHEID]
[2] [weg] Alleen een beginletter is zichtbaar. Mogelijk een ander woord.
C. la Farque[1] heeft het getekend
De Age heeft het gegraveerd
M. Sallieth[2] heeft het gedrukt
Het met geweld aanvallen en tegenhouden van Hare Koninklijke Hoogheid op de weg bij Haastrecht door een groep burgermilities van de patriotten, de 28e juni 1787.
[1] P.C. La Farque, graveur (o.a. ‘Gezigt van den Lydsendam’, in het Stedelijk Museum te Leiden).
[2] Mathias Sallieth, graveur/etser/tekenaar werkzaam in Den Haag.
25
HET GEWELDIG AANRANDEN
EN TEGENHOUDEN VAN HAA-
RE KONINGL. HOOGHEID
MEVROUW DE PRINCES-
SE VAN ORANGE,
OP HOOGSTDERZELVER REIZE
VAN NYMEGEN NAAR
HAAR LUSTHUIS.
DE ORANGE-ZAAL.
Met recht mag het Jaar 1787 in de geschich-
ten als een Wonderjaar gerekend staan;
twee der onvoorbeeldelykste Gebeurtenissen
zullen het tot in het laatste nageslacht gedenk-
waardig hebben gemaakt. Het heeft de Af-
stammelingen der oude en braave Batavieren,
ten eenemaal van hunne landaard verbasterd,
eene schenddaad zien begaan, die nooit, ja
zelfs by de allerwoeste Volkeren, heeft plaats
gehad; en het heeft, door de allergunstigste
en wonderbaarste bestuuring van het Opper-
weezen, de verlossing van het Vaderland uit-
gelevert, wanneer hetzelve op het punt van
deszelfs ondergang was.
HET MET GEWELD AANVALLEN
EN TEGENHOUDEN VAN HA-
RE KONINKLIJKE HOOGHEID,
MEVROUW DE PRINSES
VAN ORANJE
OP HAAR REIS
VAN NIJMEGEN NAAR
HAAR BUITENVERBLIJF
HUIS TEN BOSCH
Het jaar 1787 mag terecht in de geschiedenis beschouwd worden als een wonderbaarlijk jaar: twee van de meest ongekende gebeurtenissen zullen het tot in het verre nageslacht memorabel hebben gemaakt. Het heeft de afstammelingen van de oude en moedige Batavieren, die geheel van hun volksaard vervreemd waren, een schandelijke daad zien begaan, die nog nooit eerder heeft plaatsgevonden, zelfs niet bij de meest onbeschaafde volkeren. Het heeft ook door de meest genadige beschikking van het Opperwezen door het grootste wonder de redding van het vaderland voortgebracht toen dat zich op het punt van de ondergang bevond.
26
Een iegelyk weet byna op welk eene wreede
en barbaarsche wyze men de zachtaardigen en
minzaamste der Princessen op haaren vryen togt
naar haar Lusthuis dorst aanranden, doch wy
kunnen niet nalaaten het hier aan te denken.
Het was niet genoeg, dat de gewapende
Dwingelanden met een V, de eerste letter van
hun geschonden woord VRYHEID, op den
hooggetoomden Hoed, hunnen Mede-Burger,
die men, om dat hy een W verkoos, gaarne
naar de Galg had willen zien leiden, vervolg-
den en mishandelden - noch grootheid, noch
geboorte, noch deugt, noch achtbaarheid,
scheen eenig recht meer te hebben op Ver-
raaders, die hun Vaderland op een laagen prys
hadden gestelt. --- Men had niet eer door list
en bedrog ontdekt, dat eene kloekmoedige
en doorluchtige Vrouwe, begaan met de ramp-
spoedige gesteldheid van het Vaderland van
haaren Gemaal en Kroost, haar dierbaar lee-
ven onder het bereik van lafhartige Monsters
kwam wagen, om waare het mogelyk eene
bemiddeling te bewerken, of alle de bastaart
Patriotten geraakten in rep en roer. --- Geen
wonder! die bemiddeling ging hun geheel
Plan in duigen gooijen; De oude gezegende
Constitutie, door den Vader der Vryheid by het
Grondvesten der Republiek gevormt zoude ge-
handhaaft worden: De Prins zoude zyne rech-
ten weder krygen, en waar bleeven dan die
Eenieder weet bij benadering hoe wreed en barbaars men de zachtaardige en de minzaamste van de prinsessen heeft durven aanvallen tijdens haar legitieme reis naar haar buitenhuis. Toch kunnen wij niet verzuimen er hier bij stil te staan.
Het was niet genoeg dat de gewapende overweldigers met een letter V, de eerste letter van het door hen geschonden woord VRIJHEID op hun verwaande hoed, hun medeburger graag naar de galg hadden willen zien voeren, vervolgen en mishandelen, omdat hij een W[1] verkoos.
Noch nobelheid, noch afkomst, noch deugdzaamheid noch waardigheid scheen ook maar enigszins in tel te zijn bij deze verraders, die weinig waarde hechtten aan hun vaderland.
Ze hadden nog maar net door list en bedrog ontdekt dat een dappere en hooggeboren vrouwe die begaan was met de rampzalige toestand van het vaderland van haar echtgenoot en kinderen, haar kostbare leven kwam wagen onder handbereik van lafhartige monsters om indien mogelijk een verzoening te bewerkstelligen, of al de ontaarde patriotten raakten in rep en roer. Geen wonder!
Die verzoening zou hun hele plan in duigen gooien. De oude geprezen grondwet die door de Vader van de Vrijheid was ingesteld bij het stichten van de Republiek, zou gehandhaafd blijven. De prins zou zijn rechten weer terugkrijgen. En waar bleven dan de
[1] Stadhouder Willem V
27
hooge Eer-Ampten, en Burgemeester, Schee-
pen, waar voor men de Schoenmaakers Leest,
de Truffel, de Kalkbal, en veelligt de Vilders
bediening meende op te offeren? Waar blee-
ven dan die Eertytels van Generaal, Colo-
nel en Kapitein, die men reeds aan zyne oud-
ste Zoonen, onder het Generalismus van den
Rhyngraave van Salm beloofde? Geen won-
der dan, zegge ik, dat men de Koninglyke
Bemiddelaarster in haar heilryk voorneemen
wilde stuiten; neen, dit moest volgens den
loop der boosheid zoo weezen, die juist tot
dat toppunt moest steigeren, om den val te
bewerken der Uitvoerers; zy zelve moesten
den Put graaven waar in ze verzinken moe-
sten. De wyze, waarop de schenddaad onder-
nomen is geworden strekt hier van ten klaar-
sten getuigen: Want zulk eene onderneeming
konde niet anders weezen, dan het werk van
Menschen, die door dolheid geslagen waaren:
Een hoop laage Burgers, die al hunne Staat-
kunde aan de Schaafbank of op de snyers-Tafel
geleert hadden, beletten hier met den gebajon-
netteerden Snaphaan in de hand, ondersteunt
door eene bende Militairen, waar over zy zich,
onder den tytel van gelegaliseerde Vryvechters,
het Commando aanmatigden, zonder plegtige
order van Staat, eene Koninglyke Princes om
zich met een klein gevolg naar haar Lusthuis te
begeeven, en voeren dezelve even als haare Ge
hoge erebaantjes, burgemeester, schepenen – waarvoor men de schoenmakersleest, de troffel, de kalkbak en wellicht het vildersvak wilde opofferen? Waar bleven dan de eretitels van generaal, kolonel en kapitein, die zij al onder het bewind van de Rijngraaf Van Salm aan hun oudste zoons hadden beloofd? Dan is het ook geen wonder, zeg ik, dat men de koninklijke bemiddelaarster met haar zegenrijke plan wilde tegenhouden. Nee, dit moest zo zijn volgens de kwade loop der dingen. Die moest juist tot dat hoogtepunt klimmen om de val te bewerkstelligen van de uitvoerders. Zij moesten zelf de put graven waarin ze moesten verdrinken. Dat blijkt overduidelijk uit de manier waarop deze schandelijke daad werd uitgevoerd. Zo’n onderneming kon immers niets anders zijn dan het werk van mensen die door waanzin beheerst waren.
Een menigte van de lage burgerij, die al hun staatkunde aan de schaafbank of de kleermakerstafel hadden geleerd, beletten hier met in hun hand het geweer met een bajonet erop een koninklijke prinses om zich met een klein gevolg naar haar buitenhuis te begeven.
Zij werden hierbij ondersteund door een bende militairen waarover zij, onder de kwalificatie van gelegaliseerde vrijheidsstrijders, het commando naar zich toe getrokken hadden, zonder officieel bevel van de staat. Zij voerden haar bovendien onbewogen als
28
vangene terug, na de plaats, die zy voor haar
uitkiezen - als gevangen? ja men behoeft
dit niet te verdraaijen; een Persoon, die niet
gevangen is, gaat waar zy wil, en word niet
door gewapende, die met al hun tyd verzuim,
om voor Soldaat te leeren speelen geene de
minste kennis van het Krygsweezen, noch van
de Militaire regels weeten, aangehouden en
terug geleid, werwaarts het hun gevalt, en
zulks niet op eene wyze overeenkomstig met
de hooge eerbied, die men aan eene zoo Door-
luchtige Personaadje als Mevrouw de Princes,
verschuldigt is; maar met de alleruiterste on-
beschoftheid, maakende dees losbandigen die
de stoutheid hebben om zich tot haare gelei-
ders op te werpen een geijer, even als een ben-
de Struikroovers, die een ryken buit behaald
hebben; loopende en springende, voor, ter
zyden, tusschen, en achter de Koetsen, niet
als eene geregelde Escorte, maar als Jan Pota-
gies, die zich belagchelyk aanstellen om den
Aanschouwer te vermaaken. - Doch dit ru-
moer zoude byna van een aakelig gevolg ge-
weest zyn; want men bragt het zoo verre,
dat men, door het op en nederwerpen der
Snaphaanen, waar in byzonderlyk een Snoes-
haan, die even te vooren twee groote Pistoolen
met een rooden Neusdoek om zyn Lyf gebonden
had, misschien om vrees aan te jaagen, zeer
uitmuntte, de paarden van de Koets, waar in
gevangene terug naar de plek die zij voor haar uitzochten. ‘Als gevangene’? Ja, men hoeft dit niet mooier voor te stellen dan het is: iemand die niet gevangen is, gaat waar zij wil en wordt niet door gewapende mannen aangehouden en teruggebracht naar een plek die hun bevalt. Deze mannen hebben met alle verloren tijd om voor soldaat te leren spelen, geen enkele kennis van het krijgswezen noch kennen zij de militaire regels. Zij handelden niet op een wijze die past bij de diepe eerbied die men verschuldigd is aan een zo aanzienlijk persoon als mevrouw de prinses, maar met de allergrootste onbeschoftheid.
Dit maakte van deze losgeslagen lui, die de brutaliteit hadden om zich als haar begeleiders op te werpen, een stel aasgieren als een bende struikrovers die een grote buit bemachtigd hebben. Zij renden en sprongen, voor, naast, tussen en achter de koetsen, niet als een ordelijk escorte, maar als een soepzootje dat zich op belachelijke wijze aanstelt om de toeschouwer te vermaken. Dit tumult zou echter bijna nog een afgrijselijk gevolg gehad hebben. Ze gingen namelijk zo ver dat ze de geweerhanen op- en neer lieten klikken. Met name een snoeshaan blonk daarin uit, die kort tevoren twee grote pistolen met een rode zakdoek om zijn lijf had gebonden, wellicht om angst in te boezemen. Dit lawaai liet de paarden van de koets waarin
29
de dierbaare Gemaalin van den Heere Erf-
Stadhouder gezeten was derwyze deed ver-
schrikken, dat door het verwarren der Leisels
de Postiljon en de Koetsier werk hadden om
te beletten, dat deze Vorstin niet met haar
Rytuig in het Water werd geslagen --. En
dat de Dwingelanden dit niet ongaarne zon-
den[1] gezien hebben blykt, dewyl men aan de
toeschietende Persoonen wilde beletten om de
Paarden weder los te krygen. --- Het roepen
van Chargeer? Chargeer! scheen eene andere
list, om haare Koninglyke Hoogheid den moed
te doen verliezen, maar de elendelingen be-
oordeelden hier deze waarlyk groote en heid-
haftige[2] Vronwe[3] naar hunne eigene lafhartig-
heid; niet begrypende, dat de vrees geene
eigenschap van verheeven zielen is. --. Hoe
het zy de Doorluchtige WILHELMINE kwam,
omringe van haare Haaters en Vyanden; maar
bewaart door eene Almagt, met haaren kleine
Hofstoet, in de hoedaanigheid van gevangen
van een hoop Snaphaandraagende Werklieden,
des avonds, omtrent ten zeven uuren aan ze-
ker plaats; de Goejanverwellensluis genaamt.
[1] [zonden] lees [zouden]
[2] [heidhaftige] lees [heldhaftige]
[3] [Vronwe] lees [Vrouwe]
de geliefde echtgenote van de erfstadhouder zat, zodanig schrikken dat, doordat de leidsels door elkaar raakten, de postiljon en de koetsier er werk aan hadden om te voorkomen dat de vorstin met haar rijtuig in het water zou belanden.
En dat de overweldigers dit graag gezien zouden hebben, blijkt daaruit dat ze probeerden te hulp schietende personen te beletten om de paarden weer los te krijgen.
Het roepen van ‘Val aan? Val aan!’, leek een andere truc om Hare Koninklijke Hoogheid de moed te laten verliezen. Maar de verachtelijke lui beoordeelden deze waarlijk grote en dappere vrouwe naar hun eigen lafhartigheid.
Ze begrepen niet, dat vrees geen eigenschap is van hoogstaande mensen. Hoe het ook zij, de edele WILHELMINA kwam ’s avonds rond zeven uur, omringd door degenen die haar haatten en slechtgezind waren, maar beschermd door de Almachtige, als gevangene van een troep met geweren gewapende werklieden, met haar kleine gevolg aan bij een plek genaamd Goejanverwellesluis.
30
VERBLYF
VAN HAARE
KONINGLYKE HOOGHEID,
MEVROUWE DE PRINCESSE
VAN ORANGE,
In zeker Boerenhuys by de Goejan-Verwel-
len Sluis, zynde het Quartier van den
Hoog - Edelen, Hoog - Gestrengen,
Hoog - Geweldigen Comman-
dant van het ontzach-
lyk Vry Corps.
Zie daar de wonderbaarste vertooning, waar
van in eenig Land ooit een Voorbeeld is
geweest: eene Koninglyke Princes onder een
laag riete Dakje, in eene boeren Hutte, de
gevangene van Sehepsels[1], die veel eer ge-
schikt waren, om de Dienaars van haar ge-
ringsten Dienaar te zyn: Eene Koninglyke
Princes, de Gemaalin van het Eminene[2] Hooft
der Republiek, met haaren Edelen Hofstoet
gezeeten in een Voorhuis met toegeslooten
Vensters, terwyl men het overige Gevolg in
een ander Vertrek had doen gaan --- gewis-
[1] [Shepsels] lees [Schepsels]
[2] [Eminene] lees [Eminente]
HET VERBLIJF
VAN HARE
KONINKLIJKE HOOGHEID
MEVROUW DE PRINSES
VAN ORANJE
In een bepaalde boerenwoning bij de Goejanverwellesluis, die de militaire verblijfplaats was van de hoogedele, hooggestrenge, hoogmachtige commandant
van de eerbiedwaardige
burgermilitie van de patriotten.
Zie daar de wonderlijkste vertoning, die men ooit in enig land heeft gezien.
Daar zit een koninklijke prinses onder een laag rieten dakje in een schamele boerenwoning, als gevangene van schepselen die meer geschikt waren de dienaars van haar laagste dienaar te zijn. Daar zit een koninklijke prinses, de echtgenote van het eminente hoofd der Republiek, met haar edele hofhouding in een voorhuis met afgesloten ramen, terwijl men de rest van haar gevolg in een ander vertrek heeft gevoerd … ongetwijfeld
30 afbeelding
C:la Fargue Delineavit
De Age Excudit
M:Sallieth Fecit
Verblijf van HAARE KONINGLYK HOOGHIED[1] in
Zeker boerenhuijs bij de Goejan Verwellen Sluijs
alwaar een Vrij-Corporist met een ontbloot Zijdgeweer
de Wacht houd. Den 28 Junij 1787.
[1] [HOOGHIED] lees [HOOGHEID]
C. la Farque heeft het getekend
De Age heeft het gegraveerd
M. Sallieth heeft het gedrukt
Verblijf van HARE KONINKLIJKE HOOGHEID in
een zekere boerderij bij de Goejanverwellesluis, alwaar een lid van de patriottische burgermilitie met getrokken sabel de wacht houdt. 28 juni 1787.
31
selyk, om dat er, onder den woesten hoop der
Dwingelanden, noch een enkelde is geweest;
die, als geweezen Lakey of iet anders, eeni-
ge verkeering in de Waereld hebbende gehad,
zal geweeten hebben, dat men eene Princes
niet in den kring van haare bedienden moet
plaatsen; want dat de meesten hier toe plomp
genoeg zouden geweest zyn, blykt uit alle han-
delwyzen, waar van het gedrag van zyn Wel
Edele Gestrengen de Heer Burger Officier, die
onophoudelyk de Princes in haare toegesloo-
ten Kamer bleef bewaaren, geen onaardig
staaltje opleevert. --- Deze manhafte Held, in
’t kort, nam zeer gemeenzaan de Vryheid (Vry-
heid was toch zyne Zinspreuk) om zich aan
de zyde van die Doorluchtige Vrouw te plaat-
sen, hebben de Erntfeste[1] --- aandacht, om
een slip van haare Robe, die in zijn oog wat
te verre uitgebreid was, met den voet in te
schuiven; kruissende verders met een air de-
gagé en nonchalance op de Fransche wys de
beenen over elkanderen, en zettende den rug
in de leuning van zyn Stoel, waar op hy (eene
aanmerkelyke beleefdheid, die vooral niet
vergeeten dient) aan Haare Koningl. Hoog-
heid, en derzelver Hofstoet met alle de Com-
plimenten, waar toe hy volgens zyn rang en
geboorte bekwaam was, zeer gunstiglyk Wyn,
Bier, en zelfs Pypen en Tabak aan bood, na dat
hy alvoorens zyn Zydgeweer, hetwelk hy tot
[1] [erntfeste] In betitelingen: vast in ere, eerwaardig, achtbaar. Ook eerentfest/erenfeste
omdat er onder die wilde bende van overweldigers nog een enkele was die als voormalige lakei, of in een andere functie, enige ervaring in dat wereldje had gehad en daardoor geweten zal hebben, dat men een prinses niet in de ruimte van haar bedienden laat verblijven. Dat de meesten hiervoor grof genoeg zouden zijn geweest, blijkt namelijk uit alles wat ze deden. Daarvan leverde het gedrag van zijne weledelgestrenge heer de burgerofficier, die doorlopend de Prinses in haar afgesloten kamer bleef bewaken, een aardig staaltje. Deze dappere held nam, kort gezegd, heel vrijpostig de vrijheid (was Vrijheid niet immers zijn zinspreuk?) om aan de zijde van de edele vrouwe te gaan zitten en had daarbij de zo eervolle oplettendheid een slip van haar mantel, die in zijn ogen iets te ver was uitgespreid, met zijn voet terug te schuiven. Hij kruiste vervolgens ontspannen en nonchalant op Franse wijze de benen over elkaar en leunde achterover in zijn stoel.
Daarna bood hij (een opmerkelijke beleefdheid, die vooral niet vergeten moet worden) aan Hare Koninklijke Hoogheid en haar gevolg – met alle complimenten, waartoe hij volgens zijn rang en geboorte in staat was – zeer welwillend wijn, bier en zelfs pijpen en tabak aan. Even daarvoor had hij zijn sabel, welke hij tot
32
hier toe ontbloot had gehouden, op raad van
een der Heeren van het gevolg, die hem on-
derricht had, dat die met de eerbied, en zelfs
met de welvoegelykheid niet bestaanbaar was,
had opgestooken; alle welke Cermonies door de
Koninglyke gevangene die (zoo als de Heer
Colonel de Stamford. by zyne Declaratie zich
uitdrukt) wel zach, dat die Knaap geen buf-
fel van het slechtste soort was, met een zacht-
moedigen trek van medelyden met zyne on-
weetenheid, werd beantwoord. --- Ondertus-
schen bleef het Huis geduuriglyk met Wach-
ten bezet, en voor ieder Deur binnen Huis
stond een gewapende Manhaftige, maakende
van tyd tot tyd een verschrikkelyk geklots
met den Snaphaan, om, te toonen naar het
scheen dat hy ‘er was, of licht wel om vrees
te verwecken voor zyne geduchte Persoon,
en dus als ’t waare de vlugt --- van zyne ge-
detineerde te beletten; terwyl men ook wel
zorg droeg, dat de Heeren, die slechts voor
een oogenblik uit de Kamer wilden gaen, be-
hoorlyk vergezelt werden, even gelyk eene
der Juffers, die men naar zekere plaats volg-
de, alwaar de Dames, vooral in een zoo vry
Land, als dit, recht hebben alleen te verschy-
nen. Somtyds werd ook van buiten den trom
geroert, hetwelk byzonderlyk geschiedde als
de een of andere Officier gelyk onder ande-
ren de Colonel Suljard kwam recognoseeren. --
dit moment ontbloot had gehouden, op advies van een van de heren in het gevolg in de schede gedaan, nadat die hem duidelijk had gemaakt, dat het dragen van een ontblote sabel niet samenging met de eerbied en zelfs niet met het fatsoen.
Op al deze plichtplegingen werd (zoals de heer kolonel Von Stamford in zijn verklaring aangeeft) door de koninklijke gevangene, die zeker zag dat die knaap geen lomperd van het laagste allooi was, met een milde uiting van medelijden met zijn onkunde gereageerd. – Intussen bleef het huis voortdurend van wachten voorzien en voor elke deur in het huis stond een bewapende ‘held’, die van tijd tot tijd vreselijk met zijn geweer stampte, waarschijnlijk om te laten merken dat hij er was, of wellicht om vrees te wekken voor zijn vervaarlijke persoon en daarmee als het ware de vlucht van zijn gevangene te voorkomen. Ook zorgde men er zeker voor, dat de heren, die maar voor een ogenblik de kamer wilden verlaten, in voldoende mate begeleid werden. Hetzelfde gebeurde bij een van de jonkvrouwen, die men volgde naar een zeker plek waar dames, zeker in een land zo vrij als het onze, het recht hebben alleen te komen. Af en toe klonk ook buiten tromgeroffel, wat met name gebeurde als een of andere officier, zoals kolonel Suljard, poolshoogte kwam nemen.
33
In dit boersch Verblyf bleef de Koninglyke ge-
vangene, met haar Gevolg omtrent twee uuren,
wanneer vier Hoogmoedige Heeren van het
Illuster Defensie Weezen, te worden residee-
rende, vergezelt door hunne geheim Schryver
Costerus de vryheid naamen om een Confe-
rentie met Mevrouw de Princes te houden,
gaande vervolgens in een ander Vertrek, om
met elkander rypelyk te besoigneeren van wel-
ke besoigne de uitsluiting was, Haare Koning-
lyke Hoogheid aan te zeggen, dat zy dien
nacht niet te Gouda zoo als zy verkoozen had
zou kunnen doorbrengen, om dat men naar
hun voorgeeven (NB) aldaar eenige bewee-
giugen[1] tot oproer onder het gemeen had be-
speurt; of liever om eenige andere reedenen,
welke zy best dachten achter den mouw te
houden, want zy drongen sterk aan, dat Haare
Koninglyke Hoogheid naar Woerden zoude
trekken, misschien om haar aldaar, byzonder-
lyk met behulp van den Rhyngraave, wel te
defendeeren doch Hoogstdezelve dit van de hand
wyzende stelde men de stad Schoonhoven
voor, het welk ingelyks door haar werd af-
geweezen, verkiezende liever naar Leerdam
terug te trekken; hetwelk dan ook geschied
zoude zyn; maar gebrek aan Paarden nood-
zaakte, die vorstin, om met haar Gevolg te
Schoonhoven te vernagten, neemende zy dus
haar intrek in de Stads Doelen van waar[2] die
[1] [beweegiugen] lees [beweegingen]
[2] Beide a’s zijn slecht afgedrukt
De koninklijke gevangene verbleef ongeveer twee uur met haar gevolg in dit boerse onderkomen, toen vier hooghartige heren van het roemruchte Defensiewezen, die daar zouden gaan verblijven samen met hun secretaris Costerus, de vrijheid namen een overleg te voeren met mevrouw de prinses.
Ze gingen vervolgens naar een ander vertrek om uitgebreid met elkaar te beraadslagen. Daarvan was de conclusie Hare Koninklijke Hoogheid bekend te maken dat ze niet, zoals ze eerder besloten had, de nacht in Gouda zou kunnen doorbrengen. Men had namelijk daar, zo wendden zij notabene voor, enkele aanzetten tot oproer onder het volk vastgesteld. Veeleer waren er enkele andere redenen, die zij liever verborgen hielden, want zij drongen er sterk op aan dat Hare Koninklijke Hoogheid naar Woerden zou gaan, misschien om haar daar vooral met de hulp van de Rijngraaf goed te kunnen verdedigen. Toen de prinses dit in eigen persoon afwees, stelde men de stad Schoonhoven voor, wat door haar ook werd afgewezen. Zij verkoos naar Leerdam terug te reizen. Dat zou dan ook gebeurd zijn, maar een gebrek aan paarden noodzaakte de vorstin om met haar gevolg in Schoonhoven te overnachten, waar zij dan ook haar intrek nam in de Stadsdoelen. Vandaar
34
Vaderlandlievende Vreede Engel, die haare
eigene veiligheid in de Waagschaal had ge-
steld om het Land te redden en den twist by
te leggen, weder naar Nymegen te rug
keerde. Eens daad zoo edelmoedig zoo
heldhaftig als ooit heeft Plaats gehad, eene
daad, waar voor de Nederlanders hoe zeer ook
de bedervers der Republiek ook haare Vrede-
lievende[1] en kloekmoedige pogingen veriedelt
hebben, niet minder dezelfde blyft: en eene
eenwige[2] verplicgting op ons legt – eene daad
zoo schoon dat de mislukking daar van zelve,
in de hand van den Allerhoogsten de Verlos-
sing van dit zinkend Gewest bevorderd heeft.
Een daad, die, by al de aard, de beste der
Vorstinnen
Geplaatst heeft in den rang der moedigste
Heldinnen.
+
+
+
+
[1] de letter n is gekanteld afgedrukt
[2] [eenwige] lees [eeuwige]
keerde de vaderlandslievende vredesengel, die haar eigen veiligheid op het spel had gezet om het land te redden en de twist bij te leggen, naar Nijmegen terug.
Het was een daad die zo edelmoedig en zo heldhaftig was, dat deze haar gelijke niet kent. Een daad die voor de Nederlanders, hoezeer de ondermijners van de Republiek ook haar vredelievende en dappere pogingen verijdeld hebben, onverminderd zijn waarde behoudt en ons een eeuwige verplichting oplegt – een daad zo mooi dat zelfs de mislukking daarvan door de hand van de Allerhoogste de verlossing van dit gewest heeft tot stand gebracht.
Een daad die hoe dan ook de beste der vorstinnen een plaats bezorgd heeft in de gelederen der moedigste heldinnen.
+
+
+
+