Goudsbloem
Het blazoen van de Goudse rederijkerskamer de Goudsbloem

Op het blazoen van de Goudsbloem staat de volgende tekst: Verheven retorica door wysheit triompheert, beneyn haer Catrine en naerstigheit floreert.

In de plaatselijke rederijkerskamers werden altijd al veel liederen geschreven. Men bezocht daarmee ook dichtwedstrijden elders in het land. Zo vonden we:

- In 1596 presenteert de stad Gouda zich op een feest in Leiden met het dubbelzinnige ‘Dansliedeken ghesonghen by ’t Sottgen vander Goude’.
- In 1616 wint de oude rederijkerskamer ‘De Goudsbloem’ tijdens een wedstrijd in Vlaardingen de prijs voor het beste zingen.

Namen van Goudse rederijkers waarvan bekend is dat ze ook liederen schreven zijn Wouter Cornelisz. Verhee, Michiel Vlack en Hendrick Lucasz Zas.

Zas was ook factor van rederijkerskamer ‘De Goudsbloem'. Hij schreef het lied ‘O Mensche wie ghy zijt’ voor de Vlissingse rederijkerswedstrijd van 1641.

Michiel Vlack publiceerde onder de titel ‘Bruylofts bancket’ een aantal liederen als bijlage bij de Amsterdamse liedbundel Nieuwe Lust-Hof (1602), onder meer het ‘Liedt Op de Tonghe’ (nr. 2).

17e-eeuwse liederen

Hieronder staan transriptie en hertaling van de Ordonnantie van de Goudse rederijkerskamer de Goudsbloem.
Het stuk bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Oud Archief Gouda, 0001. 293, keurboek 1577-1627, fol. 65r-69r). Door te klikken op een kleine afbeelding wordt het volledige facsimile getoond.

 

Achtergrond Rederijkers

Rederijkers: het hart van de cultuur van 1400 tot 1650

De Rederijkers vormden het hart van de cultuur in de periode van de late middeleeuwen en de overgang naar het humanisme en de vroegmoderne tijd. De Rederijkers waren de burgers die met hun steden nadrukkelijk een plaats opeisten waar voorheen alleen vorst, adel en kerk de dienst uitmaakten. Het zijn dan ook de Vlaamse steden waar de eerste Rederijkers zich manifesteerden eind veertiende, begin vijftiende eeuw. Deze steden werden rijk genoeg om zich ook pracht en praal en vermaak te kunnen veroorloven. Vooraanstaande burgers verenigden zich in een Rederijkerskamer, zoals in die tijd elk beroep en ambacht collectief optrad in een gilde.

De kunst van de welsprekendheid
Het werkterrein van de Rederijkers was de Retorica, de kunst van de welsprekendheid, die altijd al in hoog aanzien stond. Met het schrijven en opvoeren van liederen, toneel en cabaretachtige optredens zagen de steden een fantastische mogelijkheid om hun status te tonen en te vergroten. Aanvankelijk bood de religie, het katholicisme met zijn talrijke feestdagen gewijd aan heiligen, een scala aan onderwerpen om te vertolken en te verbeelden. Maar wereldlijke onderwerpen, inclusief politiek gevoelige onderwerpen, werden niet geschuwd.

Concurrentie en competitie
De Rederijkers met hun retorica boden een uitstekende manier aan de steden om de concurrentie aan te gaan met de vorst en de adel, maar ook met elkaar. Elke stad wilde zich onderscheiden van de andere steden. Van begin af aan organiseerden Rederijkers competities, niet alleen onderling in de eigen stad, maar juist ook tussen de steden. Naarmate de rijkdom van de steden zich vanuit Vlaanderen verspreidde naar het noorden, ontstonden ook hier in de steden Rederijkerskamers.

Rederijkers in Gouda
De vroegste vermelding van Goudse rederijkers is van 1493. De Goudse Rederijkerskamer kreeg de naam Goudsbloem en als beschermheilige Catharina. Schiedam bewaart in hun stadhuis een vaandel van de Goudsbloem uit 1616. In dat jaar organiseerden de Schiedamse Rederijkers een wedstrijd waaraan ook die uit Gouda meededen. Welke Rederijkerskamer kwam er met het beste gedicht, de beste voordracht en kreeg de meeste lachers op de hand? Juist ook improviserende verbale gevatheid, wat we nu stand-up comedy noemen, werd zeer gewaardeerd! Wie er won, is niet bekend. Maar het was gebruikelijk dat je aan het einde je vaandel achterliet bij de gastheren.

Gekunsteldheid en kritiek
Hoe de jury tot een oordeel kwam, weten we ook niet precies. In onze ogen levert de Rederijkersliteratuur veelal onbetekenende werken op. De teksten zijn gekunsteld en weinig kunstzinnig. Maar juist die gekunsteldheid behoorde tot de hoogste normen van de Rederijkerij. Niettemin is het duidelijk dat de Rederijkers in hun teksten vaak ook kritische kanttekeningen plaatsten bij lokale en nationale politiek. En een morele boodschap werd steeds belangrijker onder invloed van het humanisme. De Rederijkers droegen met hun voorstellingen ook bij aan maatschappelijke doelen. Vaak werd er geld mee ingezameld, bijvoorbeeld voor weeshuizen of herstelwerkzaamheden na een grote brand.

Tafelspel: een apart Rederijkersgenre
Een speciaal genre van de Rederijkers was het tafelspel. Een klein toneelstuk, gewoonlijk kluchtig van aard, dat aan de eettafel (soms letterlijk op een tafel) tijdens of als intermezzo, of aan het einde van een feestmaal werd opgevoerd. Meestal bij speciale gelegenheden zoals Vastenavond, Driekoningen of Maria Lichtmis. Dan had het tafelspel meestal een vrolijke maar stichtelijke boodschap. Bij wereldlijke feesten, zoals bruiloften, werd ook het zogenoemde presentspel opgevoerd, waarbij het uiteindelijk ging om het geven van een geschenk. Met komische acts werd de spanning opgevoerd. Maar de acteurs schroomden allerlei satirische verwijzingen naar of schimpscheuten aan het aanwezige feestgezelschap niet.

Klucht met een moraal
Het tafelspel van de twee bedelaars (zie Rederijkersteksten W.Verhee) hoort bij de categorie ‘kluchtig’ maar geeft wel aan het eind een wijze les. Ter vermaak van de feestgangers, maken de acteurs volop grappen en grollen. Als bedelaars of vagebonden plaatsen ze zich nadrukkelijk buiten het milieu van hun publiek. Ze trekken vanaf het begin eensgezind op. Ze begrijpen elkaar en snijden op over hun trucjes en listen waarmee zij aan de kost weten te komen. Daarbij richten zij zich rechtstreeks tot de aanwezige gasten en dan ontwikkelt zich een kluchtig en spannend spel over krijgen en geven. In de letterkunde is het tafelspel nauwelijks onderwerp van studie geweest. Nog altijd wordt het als te kluchtig en te frivool beschouwd om te kunnen gelden als echte literatuur.

Richting geven aan het openbare debat
Dat neemt niet weg dat de cultuur-historische betekenis van de Rederijkers groot is. Zij introduceerden nieuwe ideeën op levensbeschouwelijk, politiek en religieus terrein. Rederijkers gaven richting aan de openbare mening zoals media dat nu doen. De relatie met de machthebbers stond steeds meer onder druk. Om hun invloed in te perken, kwamen er pogingen om met het al of niet geven van subsidies controle te krijgen op wat ze brachten. De opkomst van het protestantisme zette de verhoudingen helemaal op scherp. Zowel binnen steden, als tussen steden en tussen de steden en de koning en de katholieke kerk. In 1560 vaardigde Filips II de verordening uit dat elke voordracht vooraf goedgekeurd moest worden door de hoogste kerkelijke autoriteit van de stad. Maar dat bleek de Rederijkers niet te kunnen stoppen.

Van collectief naar individu
Het einde van de Rederijkers kwam pas in de zeventiende eeuw. Met de overgang naar een door het protestantisme gedomineerde samenleving verdwenen de talrijke feestdagen die de Rederijkers aangegrepen hadden om zich te manifesteren. Bovendien eiste in de cultuur de kunstenaar als individu steeds meer een eigen plaats op. Niet meer het collectief van de Rederijkers, maar de individuele dichter liet zich horen, zoals bijvoorbeeld Jacob Cats.