Op het blazoen van de Goudsbloem staat de volgende tekst: Verheven retorica door wysheit triompheert, beneyn haer Catrine en naerstigheit floreert.
In de plaatselijke rederijkerskamers werden altijd al veel liederen geschreven. Men bezocht daarmee ook dichtwedstrijden elders in het land. Zo vonden we:
- In 1596 presenteert de stad Gouda zich op een feest in Leiden met het dubbelzinnige ‘Dansliedeken ghesonghen by ’t Sottgen vander Goude’.
- In 1616 wint de oude rederijkerskamer ‘De Goudsbloem’ tijdens een wedstrijd in Vlaardingen de prijs voor het beste zingen.
Namen van Goudse rederijkers waarvan bekend is dat ze ook liederen schreven zijn Wouter Cornelisz. Verhee, Michiel Vlack en Hendrick Lucasz Zas.
Zas was ook factor van rederijkerskamer ‘De Goudsbloem'. Hij schreef het lied ‘O Mensche wie ghy zijt’ voor de Vlissingse rederijkerswedstrijd van 1641.
Michiel Vlack publiceerde onder de titel ‘Bruylofts bancket’ een aantal liederen als bijlage bij de Amsterdamse liedbundel Nieuwe Lust-Hof (1602), onder meer het ‘Liedt Op de Tonghe’ (nr. 2).
Hieronder staan transriptie en hertaling van de Ordonnantie van de Goudse rederijkerskamer de Goudsbloem.
Het stuk bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Oud Archief Gouda, 0001. 293, keurboek 1577-1627, fol. 65r-69r). Door te klikken op een kleine afbeelding wordt het volledige facsimile getoond.
Achtergrond Rederijkers
Rederijkers: het hart van de cultuur van 1400 tot 1650
De Rederijkers vormden het hart van de cultuur in de periode van de late middeleeuwen en de overgang naar het humanisme en de vroegmoderne tijd. De Rederijkers waren de burgers die met hun steden nadrukkelijk een plaats opeisten waar voorheen alleen vorst, adel en kerk de dienst uitmaakten. Het zijn dan ook de Vlaamse steden waar de eerste Rederijkers zich manifesteerden eind veertiende, begin vijftiende eeuw. Deze steden werden rijk genoeg om zich ook pracht en praal en vermaak te kunnen veroorloven. Vooraanstaande burgers verenigden zich in een Rederijkerskamer, zoals in die tijd elk beroep en ambacht collectief optrad in een gilde.
De kunst van de welsprekendheid
Het werkterrein van de Rederijkers was de Retorica, de kunst van de welsprekendheid, die altijd al in hoog aanzien stond. Met het schrijven en opvoeren van liederen, toneel en cabaretachtige optredens zagen de steden een fantastische mogelijkheid om hun status te tonen en te vergroten. Aanvankelijk bood de religie, het katholicisme met zijn talrijke feestdagen gewijd aan heiligen, een scala aan onderwerpen om te vertolken en te verbeelden. Maar wereldlijke onderwerpen, inclusief politiek gevoelige onderwerpen, werden niet geschuwd.
Concurrentie en competitie
De Rederijkers met hun retorica boden een uitstekende manier aan de steden om de concurrentie aan te gaan met de vorst en de adel, maar ook met elkaar. Elke stad wilde zich onderscheiden van de andere steden. Van begin af aan organiseerden Rederijkers competities, niet alleen onderling in de eigen stad, maar juist ook tussen de steden. Naarmate de rijkdom van de steden zich vanuit Vlaanderen verspreidde naar het noorden, ontstonden ook hier in de steden Rederijkerskamers.
Rederijkers in Gouda
De vroegste vermelding van Goudse rederijkers is van 1493. De Goudse Rederijkerskamer kreeg de naam Goudsbloem en als beschermheilige Catharina. Schiedam bewaart in hun stadhuis een vaandel van de Goudsbloem uit 1616. In dat jaar organiseerden de Schiedamse Rederijkers een wedstrijd waaraan ook die uit Gouda meededen. Welke Rederijkerskamer kwam er met het beste gedicht, de beste voordracht en kreeg de meeste lachers op de hand? Juist ook improviserende verbale gevatheid, wat we nu stand-up comedy noemen, werd zeer gewaardeerd! Wie er won, is niet bekend. Maar het was gebruikelijk dat je aan het einde je vaandel achterliet bij de gastheren.
Gekunsteldheid en kritiek
Hoe de jury tot een oordeel kwam, weten we ook niet precies. In onze ogen levert de Rederijkersliteratuur veelal onbetekenende werken op. De teksten zijn gekunsteld en weinig kunstzinnig. Maar juist die gekunsteldheid behoorde tot de hoogste normen van de Rederijkerij. Niettemin is het duidelijk dat de Rederijkers in hun teksten vaak ook kritische kanttekeningen plaatsten bij lokale en nationale politiek. En een morele boodschap werd steeds belangrijker onder invloed van het humanisme. De Rederijkers droegen met hun voorstellingen ook bij aan maatschappelijke doelen. Vaak werd er geld mee ingezameld, bijvoorbeeld voor weeshuizen of herstelwerkzaamheden na een grote brand.
Tafelspel: een apart Rederijkersgenre
Een speciaal genre van de Rederijkers was het tafelspel. Een klein toneelstuk, gewoonlijk kluchtig van aard, dat aan de eettafel (soms letterlijk op een tafel) tijdens of als intermezzo, of aan het einde van een feestmaal werd opgevoerd. Meestal bij speciale gelegenheden zoals Vastenavond, Driekoningen of Maria Lichtmis. Dan had het tafelspel meestal een vrolijke maar stichtelijke boodschap. Bij wereldlijke feesten, zoals bruiloften, werd ook het zogenoemde presentspel opgevoerd, waarbij het uiteindelijk ging om het geven van een geschenk. Met komische acts werd de spanning opgevoerd. Maar de acteurs schroomden allerlei satirische verwijzingen naar of schimpscheuten aan het aanwezige feestgezelschap niet.
Klucht met een moraal
Het tafelspel van de twee bedelaars (zie Rederijkersteksten W.Verhee) hoort bij de categorie ‘kluchtig’ maar geeft wel aan het eind een wijze les. Ter vermaak van de feestgangers, maken de acteurs volop grappen en grollen. Als bedelaars of vagebonden plaatsen ze zich nadrukkelijk buiten het milieu van hun publiek. Ze trekken vanaf het begin eensgezind op. Ze begrijpen elkaar en snijden op over hun trucjes en listen waarmee zij aan de kost weten te komen. Daarbij richten zij zich rechtstreeks tot de aanwezige gasten en dan ontwikkelt zich een kluchtig en spannend spel over krijgen en geven. In de letterkunde is het tafelspel nauwelijks onderwerp van studie geweest. Nog altijd wordt het als te kluchtig en te frivool beschouwd om te kunnen gelden als echte literatuur.
Richting geven aan het openbare debat
Dat neemt niet weg dat de cultuur-historische betekenis van de Rederijkers groot is. Zij introduceerden nieuwe ideeën op levensbeschouwelijk, politiek en religieus terrein. Rederijkers gaven richting aan de openbare mening zoals media dat nu doen. De relatie met de machthebbers stond steeds meer onder druk. Om hun invloed in te perken, kwamen er pogingen om met het al of niet geven van subsidies controle te krijgen op wat ze brachten. De opkomst van het protestantisme zette de verhoudingen helemaal op scherp. Zowel binnen steden, als tussen steden en tussen de steden en de koning en de katholieke kerk. In 1560 vaardigde Filips II de verordening uit dat elke voordracht vooraf goedgekeurd moest worden door de hoogste kerkelijke autoriteit van de stad. Maar dat bleek de Rederijkers niet te kunnen stoppen.
Van collectief naar individu
Het einde van de Rederijkers kwam pas in de zeventiende eeuw. Met de overgang naar een door het protestantisme gedomineerde samenleving verdwenen de talrijke feestdagen die de Rederijkers aangegrepen hadden om zich te manifesteren. Bovendien eiste in de cultuur de kunstenaar als individu steeds meer een eigen plaats op. Niet meer het collectief van de Rederijkers, maar de individuele dichter liet zich horen, zoals bijvoorbeeld Jacob Cats.
65r
Caert| ofte ordonnantie|
van de Rethoryckers| der Stede van
der Goude,
1
Een ygelick Camerist sal wesen verbonden
Ter camer te comen alle Sonnendagen
voer dat de Clock naemiddaechsche stonden
Op sint ians kerck twee uyren heeft geslagen
En daer te blyven tot dat met behagen
Een oort stuvers verdroncken is in wyn off Keuijt byer
Op de verbuerte van een Oortgen, Tis camers manier
2
Hyer en sal van nu voortaen nyemandt ter camer comen
vol en sat zynde van wyn off anderen dranck
Noch broeder noch beminder off hoemen die mach nomen
op de verbuerte van eenen dubbelden blanck
Soe dickwils sulcx geschyet tot onsen danck[1]
Doch soe sulck eenen tegens yemandt onder ons allen
Eenige commotie maect, en tot furieusheydt dwanck
Dan sal hy inde schade van vyer schellingen vallen
3
Als hyer yemandt tzy wyet zy ter camer compt
is hy gehouden t geselschap te groeten
met refereyn rondeel off ten minsten gesomt
Twee regulen dichts, off een oortgen te geven moeten
Oick sal hy verbueren de selve boeten
Dye een ander toedrinckt, spreeckende geen dicht plaen
Soe lange vant[2] het eens omme is gegaen
4
Als yemandt Camerbroeder begeert te wesen
Soo sal hy ter Camer comen tot drye Sonnendagen toe
En dan salmen hem d’ordonnantie voorlesen
En ontfangen hem by advys van myn heeren int goe
mits betalende voor den inganck tyen stuvers als de vroe
Off een pondt gemaect Tin, fijn heerlick en claer
Om op de camer te stellen int openbaer
5
De Beminders sullen tot hueren inganck geven
Tyen stuvers off een pondt fyn Tin gewrocht zeer ient
Reglement van de rederijkers van de stad Gouda[1]
1
Ieder lid van de kamer is verplicht
Naar de kamer te komen op elke zondag
Voordat de klok ’s middags
Op de Sint-Janskerk twee uur heeft geslagen,
En daar te blijven totdat hij met genoegen
Een kwart stuiver gedronken heeft aan wijn of kuitbier,
Op straffe van een kwart stuiver: dat is de gewoonte van de kamer.
2
Er moet voortaan niemand naar de kamer komen
Vol en zat van wijn of een andere drank,
Noch leden noch belangstellenden of hoe men die ook mag noemen,
Op straffe van anderhalve stuiver,
Zo vaak als dat gebeurt, met ons goedvinden.
Maar als zo iemand met een van ons allen
Ruzie zoekt, en hem tot woede zou aanzetten
Dan zal hij vier schellingen moeten betalen.
3
Als er iemand, wie het ook mag zijn, naar de kamer komt,
Is hij verplicht het gezelschap te groeten
Met een refrein[2], een rondeel, of ten minste
Twee dichtregels, of een oortje te geven.
Ook moet hij dezelfde boete betalen
Die een ander toedrinkt, zonder een eenvoudig gedicht voor te dragen,
Totdat de beker eenmaal rond is gegaan.
4
Als iemand lid van de kamer wil worden
Dan moet hij drie keer op zondag naar de kamer komen
En dan moet men hem het reglement voorlezen
En hem aannemen op een gunstig advies van de bestuursleden,
Mits hij voor het toetreden tien stuivers betaalt, zonder bezwaar,
Of een pond bewerkt tin, fijn, heerlijk en glanzend
Om in de kamer in het openbaar tentoon te stellen.
5
De belangstellenden moeten bij hun toetreding betalen
Tien stuivers of een pond fijne tin, heel mooi bewerkt
[1] de Goudsbloem
[2] een gedicht waarvan iedere strofe met dezelfde regel (de stokregel) eindigt en de slotstrofe met ‘Prince’ begint.
65v
voorts alle iaers Cathryn soo langh zy daer by zyn gebleven
Noch ses stuvers aen goedt ganckbaer paeyement
Soo yemandt eenich secreet des camers wordt bekent
Dat sal hy als zyn selffs saecken verborgen houwen
wye in sulx failgeert, verbuert tyen stuvers als impertinent
Dus wacht hem yder hyer voor scamers secreet te ontvouwen,
6
Men sal van drijen tot dat de clocke vijer slaet
overhandt omme termen alle Sonnendagen,
Daar en sal nijemandt voordeel schyen, in wat hy hyer staet
Tzy broeder ofte beminder, hoort nae dit gewagen
Compt daer eenich onduijts woort, men sal heymelick ommevragen
En de meeste stemmen dan sullen hebben gestant,
wye in dit alderminste brueckich valt, moet tzynen mishagen
tot een emende betalen eenen blanck contant
7
Oock sal de factoor t meyeliet t nijeuiaer met den refereijn
Ter camer leveren drye weecken eert te weech wort gebracht
Soo daer quam eenich Camer Caerts beroup over tLandt gemeijn,
waer op by belyeven onser magistraet most zyn gewracht,
Sulcke wercken sal hy bestellen in des keysers macht,
Acht dagen eerder danmen daer mede uyttrect sonder trueren,
Ten waer intreed oft spel van sinnen waer, neemt hyer op acht
Dan sal hydt een maendt eerder thoonen, off twee guldens verbueren
8
Elck, Camerbroeder sal van buijten moeten leeren
Alle vyerendeel iaers een bysonder refereijn
Off telcken drye stuvers verbueren tzynder oneeren,
En dat een iaer langh onderhoudende pleijn,
Off telcken een nijeu maecken certeijn,
hyer en sal nijemant in gebueren gratie
Ende telcken datmen refereijnt, salt zyn recreatie
9
Daer nae dan yemandt een vraech off regel opstellen zal
met soo cleynen costen als hy dyes versinden
En verder ieder jaar op Sint-Catharina dag[1], zo lang zij bij de kamer zijn gebleven,
Nog zes stuivers in goede, gangbare munt.
Als iemand enig geheim van de kamer ter ore komt
Dan moet hij dat, net als zijn eigen zaken, verborgen houden.
Wie daarin tekort schiet, verbeurt tien stuivers, omdat het ongepast is.
Dus laat iedereen erop letten, dat hij geen geheim van de kamer onthult.
6
Men moet van drie uur totdat de klok vier slaat
Om beurten in de kring rijmen[2] op alle zondagen.
Niemand moet bevoordeeld worden bij wat hier staat,
Of hij nu lid van de kamer of belangstellende is. Luister naar wat ik zeg:
Komt er een niet-Nederlands woord voor, dan moet men in het geheim stemmen
En de meeste stemmen moeten dan gelden.
Wie in deze kleinigheid een fout maakt, moet tot zijn ongenoegen
Als boete contant driekwart stuiver betalen.
7
Ook moet de factor[3] het meilied, het nieuwjaarsgedicht en het refrein
Aan de kamer leveren, drie weken voor het ten gehore wordt gebracht.
Als via het programma van een kamer een uitnodiging binnenkomt aan het hele land
Waarvoor – met goedvinden van het stadsbestuur – moet worden geschreven,
Dan moet de factor die werken inleveren bij de voorzitter,
Acht dagen voordat men daarmee vol goede moed afreist,
Behalve wanneer het een intrede[4] of een zinnespel[5] is, denk erom:
Dan moet hij het een maand eerder laten zien, of twee gulden boete betalen.
8
Ieder lid van de kamer zal uit zijn hoofd moeten leren
Ieder kwartaal een bijzonder refrein,
Of telkens drie stuivers verbeuren tot zijn schande,
En dat een jaar lang moeten bijhouden,
Of telkens een nieuw maken, voorzeker;
Hiervan moet niemand vrijstelling krijgen
En telkens als men een refrein voordraagt, moet dat ontspanning zijn.
9
Daarna moet iemand een antwoordrefrein schrijven of een stokregel verwerken[6]
Met zeer weinig boete indien hij het zou verzinnen,
[1] 25 november. Sint-Catharina was de beschermheilige van De Goudsbloem.
[2] ‘Termen’ houdt in: de factor geeft een woord op, de leden noemen om de beurt een rijmwoord en moeten daarna proberen met de rijmwoorden een gedicht te maken.
[3] Artistiek leider van de kamer.
[4] Feestelijke opening van een rederijkerswedstrijd, waarbij de deelnemende kamers zich voorstelden met een gedicht.
[5] Allegorisch toneelstuk, vaak het belangrijkste onderdeel van een rederijkerswedstrijd.
[6] Rederijkerskamers hielden vaak een driemaandelijkse refereinwedstrijd. De factor stelde dan een vraag of gaf een stokregel op.
66r
Te weeten op zyn gebuerte nae redens vermellen al
Soo hy geloot zy met die oyt de duechde beminden
Op de verbuerte van vyer stuvers let op het ontbinden
Ten waert eenen anderen dede in plaetsche van dien
Dan sal hy hem selven van al dees schade vrij vinden
werct off doet wercken, maer wilt selffs solutie belien
10
Al wat oncost hyer geschyedt binnen der Stede,
van iaer gesangh, meyliedekens oft spelen subyt
Daer aen sullen de minnaers betalen mede,
Als de broeders huerluyder anpaert onbenijdt,
Mits genijetende der Cameristen vrydom en profyt,
Als haer camer wordt geleydt moetense by desen
Compareren off betalen de boeten altydt,
Maer van Spelen Refereynen en singen sullense vrij wesen,
11
Dije een Rolle ontfangen heeft moet te prouve comen
Op seeckere uijre sulckemen die leydt,
Maer met groote nootsaecken sal hy sonder schroomen
Mogen achterblyven als hydt een der Cameristen seydt
Al eer de geordonneerde uyre geslagen heydt,
Op de verbuerte van een halff uijr een stuver en tander
Twee stuvers tot drye stuvers toe, verdrinckende met malcander,
12
Als ghy hebt gespeelt wilt nijet vergeeten
U rolle te geven in des factoors handen,
Off ghy verbuert twee stuvers dit moet ghij weeten
En wye hyer speelt, Dats tot boet en schanden
Met eenich spel, off coopmanschap doet in dees waranden
dye verbuert vyer stuvers weest dit wel vroet,
Dat salmen betalen soo dickmaels alsment doet,
13
De hooftmans off yemandt uijt haren naen[1]
Sullen Smaendaechs ten vyven off in die streeck
[1] [naen] lees [naem]
Namelijk: als het zijn beurt is, op passende wijze alles voordragen,
Als hij door het lot is aangewezen met hen die altijd de deugd beminden,
Of vier stuivers betalen. Maar let op de uitzondering:
Als een ander het in zijn plaats zou doen
Dan zal hem deze schade bespaard blijven.
Doe het of laat het doen, maar zorg alstublieft zelf voor een oplossing.
10
Al wat er aan buitengewone kosten is in deze stad
Voor nieuwjaarsgedichten, meiliedjes of geïmproviseerd spelen,
Daaraan moeten de belangstellenden meebetalen,
Net zoals de leden, zonder morren, hun deel moeten betalen;
Omdat ze dezelfde vrijheden en voordelen genieten als de leden van de kamer;
Als hun kamer wordt bijeengeroepen, moeten ze daarbij
Verschijnen of aan de boetes altijd meebetalen;
Maar ze hoeven niet mee te doen met toneelspelen, refreinen maken en zingen.
11
Wie een rol gekregen heeft, moet komen oefenen
Op het uur dat daarvoor bestemd is;
Slechts in uiterste noodzaak zal hij zonder aarzelen
Verstek mogen laten gaan, als hij het tegen een van de leden van de kamer zegt
Voordat het afgesproken uur is aangebroken,
Op straffe van een stuiver voor het eerste halfuur en daarna
Twee tot drie stuivers om op te drinken met elkaar.
12
Als u gespeeld hebt, vergeet dan alstublieft niet
Uw rol terug te geven aan de factor;
Of u betaalt twee stuivers, dit moet u weten.
En wie hier gokt – wat tot boete en schande leidt –
Met een of ander spel, of handel drijft binnen deze muren
Die betaalt vier stuivers, begrijp dat heel goed;
Dat moet men betalen zo vaak als men ’t doet.
13
De bestuursleden, of iemand in hun naam
Moeten ’s maandags om vijf uur of daaromtrent
66v
De Camer van byer besorgen ist anders nootsaem
voorts en sal geenen Camer broeder inde geheele weeck
Ter camer mogen compareren soot eertydts bleeck
Op de boete van ses stuvers, ten zy int cort geseydt,
Dat om eenige merckelicke oorsaecken by gebreeck
Door keyser factoor off Prinche Camer wort geleydt
14
Noch sal elck broeder hyer waernemen zyn waertsdach
Met ordre op gebuert, gelyck reden leert,
Soo yemandt brueckich valt, elck hyer op letten mach
dye sal betalen, syet sulx is geordonneert
Twee Camers Byeren net, soo dickwils als hy failgeert
Ten zy hy eenen stelt, dyet voor hem met behagen doet,
Dan is beschut die schaed, soe veel als dat moveert
want deen broeder hyer in danders last wel dragen moet,
15
Men sal meer als drye byeren ter camer drincken nijet
Elck moet met der sonnen gangh zyn naest geseten bringen
Op de boete van een stuver, wilt sulx gedincken syet
Met een ordinaris beecker salmen overspringen
Elck nae zyn belieft, maer voor alle dingen
Een rondeel balade, off twee Regulen dichts suijver
Daer by spreeckende, oft anders soudtment nijet gehingen
Den breuckigen hyer in verbuert telcken een stuyver
16
Men moet van Heylichmis tot vroulichtmis dach
Nyet later inden avont ter camer drincken
Dan tot seven uijren toe Dus scheydt dan uijt u lach
Oft ghy verbuert vyer stuvers, sonder yet quijt te schincken
van vroulichtmis tot heylichmis sonder achterdincken,
Muecht ghij sitten ten achten toe ende nijet verbueren
Maer sidt ghij langer, men mach u bekueren,
17
Soo hyer yemandt compt te storten byer off wyn
Meerder dan hy mach bedecken met handt off voet,
De kamer voorzien van bier, als het tenminste noodzakelijk is.
Verder zal geen lid van de kamer in de hele week
In de kamer mogen verschijnen, zoals al eerder gebleken is,
Op straffe van een boete van zes stuivers, tenzij, kort gezegd,
Om een of andere bijzondere oorzaak in een noodgeval
Door de voorzitter, factor of prins de kamer wordt bijeengeroepen.
14
Vervolgens moet elk lid van de kamer hier als schenker optreden
Volgens de voorgeschreven volgorde, zoals de regel voorschrijft.
Als iemand nalatig is – iedereen kan hierop letten –
Dan moet hij, zoals bepaald is,
Precies twee rondjes bier voor de kamer betalen, zo dikwijls als hij verzaakt;
Tenzij hij er een aanwijst, die het met genoegen voor hem doet,
Dan blijft de boete achterwege, zo veel als waarvan sprake is,
Want de ene broeder moet hierin zeker de last van de ander dragen.
15
Men moet niet meer dan drie biertjes in de kamer drinken.
Iedereen moet, met de klok mee, zijn naaste buurman toedrinken,
Op boete van een stuiver; denk er alstublieft om.
Een gewone beker moet men rond laten gaan;
Zoveel men belieft. Maar vóór alles moet men
Een rondeel, ballade[1] of twee vlekkeloze dichtregels
Daarbij spreken, of anders zou men het niet moeten toestaan.
De overtreder betaalt hierbij telkens een stuiver.
16
Men mag van Allerheiligen tot Maria Lichtmis
Niet later in de avond in de kamer drinken
Dan tot zeven uur. Dus houd op met drinken,
Of u betaalt vier stuivers, zonder dat er iets kwijtgescholden wordt.
Van Maria Lichtmis tot Allerheiligen, zonder nadenken,
Kunt u tot acht uur blijven zitten zonder straf;
Maar als u langer zit, dan kan men u beboeten.
17
Als iemand hier bier of wijn morst,
Meer dan hij kan bedekken met hand of voet,
[1] Een ballade is een strofe van 7, 8 of 9 regels met een vast rijmschema. Deze rederijkersordonnantie is in ‘baladen van zevenen’ en ‘baladen van achten’ geschreven.
67r
Die sal een oortgen verbuerende zyn,
En soo t valt, dat deen dander eenen dienst doet
hem schinckende, dien den Beecker is behandicht goedt
En datter tusschen beyden coompt breucke van desen
Dan sullen de boeten halff ende wesen,
18
Ten tyde dan van vruechde en recreatie
Tracteert elck den anderen vrij met dranck ofte spys,, hyer
Maer yder wacht hem te maecken mutinatie
Off eenich gekyff dats Rethorices begeren en advijs,, hyer
Soe hem yemandt daerinne misgaet onwys,, hyer
Dyen sal nae de saecke zij verwerven dubbel emende
Want sulck een feyt ons oyt ende oijt schende
19
Op Cathrynen dach salmen int generael
gemeen maeltydt met man ende wyff eeten
kyesende keyser Prinche en factoor over tmael
Elck feestdach zydt met u tadvijs[1] ter Camer geseeten
Op u borst hangende, houdt dat in geen secreten
Off ghy verbuert drye stuvers, wacht u voor schade
want hyer van en doet men geen genade,
20
Wanneer een vreemdt Camerist over sal comen
Tzy by veel ofte weynige present
Soo en sal daer geen Camer broeder voor schroomen
Om de gemeen costen te betalen, sydt dit bekent,
Maer wanneer men tydt heeft, salmen pertinent[2]
Gelyck alle Camerbroeders de weet doen leggen
Op dat hyer nyemandt absent, met recht mach tegen seggen,
21
Wanneer men sal spelen een spel van sinnen oft batement
Dat meyeliet singen, ende oick tnyeuwe iaer,
Soo salt gemeen costen zyn binnen sCamers convent
Van al datter verteert wordt voor elck te gaer,
Dan moet hij een oortje betalen.
En als het gebeurt dat de een de ander een dienst bewijst,
Door hem in te schenken aan wie de beker goed is overhandigd,
En als er dan tussen hen beiden een beker breekt,
Dan moeten zij ieder de helft van de boete betalen.
18
Ten tijde van vreugde en ontspanning
Trakteert elk de ander hier gerust op drank of spijs.
Maar laat iedereen zich ervoor hoeden oproerig te zijn
Of te schelden; dat is hier de wens en het advies van Retorica.
Als iemand zich hierbij schandelijk misdraagt,
Dan moet hij, afhankelijk van het geval, een dubbele boete krijgen,
Omdat zo’n wandaad ons altijd en eeuwig schaadt.
19
Op Sint-Catharina dag moet men in het algemeen
Een gezamenlijke maaltijd met mannen en vrouwen eten,
Terwijl men tijdens de maaltijd de voorzitter, de prins en de factor kiest.
Elke feestdag moet u in de kamer zitten met het devies
Op uw borst hangend. Laat dit niet na,
Of u betaalt drie stuivers. Hoed u voor schade
Want hiervoor schenkt men geen vrijstelling.
20
Wanneer een lid van een vreemde kamer op bezoek zal komen,
Of er nu veel of weinig aanwezig zijn,
Dan moet daar geen lid van de kamer aarzelen
Om de gezamenlijke kosten te betalen; laat dit bekend zijn.
Maar wanneer men tijd heeft, moet men duidelijk
Aan alle leden van de kamer tegelijk de kennis bijbrengen,
Opdat geen van de afwezigen met recht kan protesteren.
21
Wanneer men een zinnespel of een klucht zal spelen,
Het meilied zingen, of ook een nieuwjaarslied,
Dan zijn de gezamenlijke kosten voor rekening van de kamerbroeders
Van alles wat er door iedereen verteerd wordt.
67v
Voort ygelick Camerist die nyet en speelt, neemt waer
Dye stellagie toe te maecken ende aff te breecken
Op boeten van drye stuvers voor clercken en leecken,
22
Wanneer eenich Camerist yemandt vreemd geryeft
En hem ter camer brenght, om yet te verteren
Soo moet hy de broeders vragen oft huer gelieft
Op de boeten van eenen stuver sonder simuleren
wat de vreemde verbuert nae sCaerts pronunchieren
Sal betalen die, dyen hem brenght ongestoort
in manieren off hy tselve hadde verboort
23
De keyser oft de Prince mogen altydt
Camer doen leggen, uyt haerder auctoriteijt
Op boeten van een stuyver, tot Camers profyt
off meer nae de saecke haer breydt ontspreyt,
En wye hyer schyt off vijst twordt u verbreydt,
verbuert een stuver, ick segt u goedt rondt
Dwelck men betalen sal moeten terstondt
24
Wacht u van yemandt wat te ontschaecken
van drincken off ander eetbare Spys,
het is op boeten van een stuver verstaet dees saecken
Telcken dat het gebuert, sydt dit wys
Ende oick te restitueren, oft den prys
dyet nijet en doet, sal des camers correctie lien,
soe verre als [1] nyet te wille en is syne pertien,
25
Hyer en moet men malcander nyet hyeten liegen,
Off rumoer maecken[2], noch hyeten doen syns vaders werck,
Op de boete van vyer stuvers, daer hy meed’ mach vlyegen
Maer indient gebuert in arremoede neemt hyer op merck
Dats op eenen schellingh tzy ydioot off clerck
Dye daer steect off smijt, uijt quaetheydt hem verweert
Dat is op groote boeten en correctie geordonneert,
Verder moet ieder lid van de kamer die niet speelt, op zich nemen
Het podium op te bouwen en af te breken
Tegen een boete van drie stuivers voor geleerden en leken.
22
Wanneer een lid van de kamer een vreemde een plezier doet
En hem meeneemt in de kamer, om iets te gebruiken,
Dan moet hij de broeders vragen of zij het goed vinden
Op boete van een stuiver, zonder tegen te sputteren.
Wat de vreemde schuldig is, moet, volgens de uitspraak van het reglement,
Degene betalen die hem meebrengt, zonder morren,
Alsof hij het zelf had gegeten.
23
De voorzitter of de prins kunnen altijd
De kamer bijeenroepen, op grond van hun bevoegdheid,
Tegen een boete van een stuiver, in het voordeel van de kamer,
Of meer, naarmate de zaak uitgebreider is.
En wie hier een scheet laat, ’t wordt u gezegd,
Betaalt een stuiver, ik zeg het u duidelijk,
Die men terstond zal moeten betalen.
24
Hoed u ervoor van iemand iets weg te nemen
Van drinken of, ten tweede, eetbare spijs;
Het gebeurt tegen een boete van een stuiver, besef dit,
Telkens als dat gebeurt, weet dit;
En ook bent u verplicht het terug te geven, of de prijs te betalen.
Wie het niet doet, moet de terechtwijzing van de kamer ondergaan,
Voor zover hij zijn aandeel niet wil betalen.
25
Hier moet men elkaar er niet van beschuldigen dat men liegt
Of roddelt, of met zijn moeder naar bed gaat,
Tegen een boete van vier stuivers, waar hij goed mee wegkomt [?];
Maar indien het in toorn gebeurt, merk dit op,
Dan kost het een schelling. Of hij nu een leek of een geleerde is,
Wie er steekt of slaat, uit woede zich verdedigt,
Voor hem is een hoge boete en een terechtwijzing vastgesteld.
68r
26
Soo wije hyer vlouct off sweert is een grootgen schuldich
Telcken datmen hem van boeten beslaet,
Dye by Godt off dyergelycken onverduldich
vlouct off sweert, verbuert drye stuvers, dit verstaet
Maer indient gebuert in arremoede quaet,
Dye verbuert ses stuvers ende noch iustitie
tontfangen, Camers correctie tot punitie
27
Dye den Duyvel noomt hyer ter steeden
Verbuert een grootgen, want sulcks nyet betaemt,, wis
Maer die daer spreect off doet vileynicheden
oft yemants onwille seydt, hoet geraemt,, is
Dye verbuert twee blancken, Dus nyemant beschaemt,, fris
Alsmen yemandt met tuygen dat weet op te leggen
Dye is de boeten schuldich sonder wederseggen,
28
Wanneer keyser factoor off Prince gebiet audientie
En dat yemandt nyet doet verbuert een grootgen tsynder schae
Dander reys een blanck, de derde mael maect mentie
van een stuver, en die correctie voucht u hyer nae
Ende wye de belle clinct, verbuert soe drae
Een blanck, en een stuver als hyt nyet wil laten
Alst hem verboden is, dese redenen wilt vaten
29
Wanneer een spel by der handt genomen is gerolleert
Soo sal den factoor camer leggen mogen op vyer stuvers boeten
Ende wye hy een rolle geeft, en dien refuseert
Dye verbuert een gulden, maer hy salder twee geven moeten
wye een rolle aenvaert, en ouer een tydt door twistich wroeten
Dye neerleydt, alsmen prouft ofte moet speelen
Dan sal den bouckhouwer mede comen om drucks versoeten
Op de verbuerte van twaelff stuvers, al soudt hem verveelen
30
Alle twist geschil ende discoort
Salmen Sonnendaechs nae tgebuert te vreden stellen
Elck Camerist dyet heeft gesyen off gehoordt
Rebellicheydt ter Camer van eenige gesellen
Sal tselve keijser ofte Prinche moeten vertellen,
op boeten van drye stuvers ick segt u claer
Om te degen te iugeren de saeck int openbaer,
26
Wie hier vloekt, is een grootje schuldig
Elke keer als men hem een boete oplegt.
Wie bij God of een heilige ongeduldig
Vloekt, betaalt drie stuivers, dat moet u weten.
Maar indien het in boze drift gebeurt,
Betaalt hij zes stuivers, en bovendien moet hij een oordeel
Ontvangen, de straf van de kamer als terechtwijzing.
27
Wie op deze plaats de naam van de duivel in de mond neemt,
Betaalt een grootje, want zoiets is zeker niet betamelijk;
Maar wie van iemand kwaad spreekt of hem kwaad doet
Of iemand opzettelijk beledigt,
Betaalt twee blanken. Maak dus niemand ernstig te schande.
Als men iemand, met getuigen, daarvan kan beschuldigen
Dan is die de boete zonder weerwoord verschuldigd.
28
Wanneer de voorzitter, factor of prins een buitengewone vergadering uitschrijft
En iemand die niet bijwoont, betaalt hij een grootje tot zijn schade.
De tweede keer een blank, de derde maal heeft het reglement het
Over een stuiver en de terechtwijzing, schik u daarnaar.
En wie de bel luidt, betaalt meteen
Een blank, en een stuiver als hij het niet wil laten
Wanneer het hem verboden is. Begrijp dat goed.
29
Wanneer een toneelstuk ter hand is genomen en de rollen zijn uitgedeeld,
Dan moet de factor een vergadering beleggen, tegen een boete van vier stuivers.
Als hij iemand een rol geeft en diegene weigert,
Betaalt hij een gulden. Maar hij zal er twee moeten geven
Die een rol aanvaardt en na enige tijd door ruziemakerij
Die rol neerlegt als men repeteert of moet spelen.
Dan moet de souffleur[1] meekomen om gemoederen te bedaren,
Of hij betaalt twaalf stuivers, al zou het hem zwaar vallen.
30
Elke twist, ruzie en onenigheid
Moet men de zondag na het gebeurde bijleggen.
Elk kamerlid dat opstandigheid heeft gezien of gehoord
Van enige gezellen in de kamer
Moet dit aan de voorzitter of de prins vertellen,
Op boete van drie stuivers – ik zeg u dat duidelijk –
Om over de zaak in het openbaar goed te kunnen oordelen.
[1] Of: de beheerder van het kamerarchief.
68v
31
Alle vyerendeel iaers salmen rechtdach houden principael
van alle schulden ende boeten die verbuert,, zyn
Ende elck sal zyne schulden betalen finael
Off op de Caeck te worden gekuert,, fyn,
Ter Camer eeten noch drincken, nochtans ongetruert,, syn
Costen en oncosten gelden, als andere Cameristen
Ende dit te betalen sonder arch off listen,
32
Nyemandt van die hen ter Camer laten vinden
op Sondagen off anders van nu voortaen
En van daer scheydt, sal hem met yemande verbinden
Om ten gebrandewyn, off ander dranck te gaen
Eer hy tsyne woonstede geweest zy wilt dit verstaen,
Dye sulx doet, telcken drye stuvers verbueren sel
sooment eenichsins can bewysen hoort nae ons vermaen
wantmen daer van tallen tyden mach [1]bekueren wel
33
Wye van dees Camer begeert te scheyden
Moet geven tyen stuvers voor den uytganck
Mits noch betalende, eer hy ontfanght Godts geleyden
alle zyne schulden de Camerbroeders ten danck
Sonder daer tegens te doen met eenich bedwanck
Men sal de beminders ontfangen te degen
By wil en advijs van myn heeren wegen,
34
Dye opte Caeck staet verbuert alle dagen
Een oortgen twelck hy sal moeten betalen
gelyck off hydt hadde verteert tot zynen behagen
Daer en sal nyemant binnens Camers palen
Malcander manen, off van eenich geschil verhalen
Dan dat ter Camer geschyedt is, verstaet den eysch
Op de verbuerte van een stuver elcke reijs,
35
Wanneer een Camerist troudt weduwe off maecht
[1] [v] vervangen door [b]
31
Ieder kwartaal moet men een lastgevende rechtszitting houden
Over alle schulden en boetes die betaald zijn
En iedereen moet dan zijn schulden helemaal betalen
Of duchtig aan de kaak worden gesteld;
En hij mag in de kamer eten noch drinken, maar hij moet opgewekt
Zijn kosten en onkosten betalen, net als andere leden van de kamer
En dit betalen zonder bedrog.
32
Niemand die in de kamer is geweest
Op een zondag of een andere dag daarna
En van daar weggaat, mag samen met iemand anders
Aan de brandewijn of een andere drank gaan,
Voordat hij terug naar zijn woonhuis is geweest, luister hiernaar.
Wie dat doet, moet elke keer drie stuivers betalen
Als men dat enigszins kan bewijzen – luister naar onze vermaning –
Want zoiets kan men te allen tijde stellig afkeuren.
33
Wie afscheid wil nemen van deze kamer
Moet tien stuivers geven voor het uittreden,
En al zijn schulden betalen; dan pas krijgt hij verlof om weg te gaan,
Als dank aan de leden van de kamer,
Zonder daartegen met geweld in opstand te komen.
Men moet de belangstellenden naar behoren ontvangen
Volgens de wens en het advies van het bestuur.
34
Wie aan de kaak gesteld is, betaalt iedere dag
Een oortje, dat hij zal moeten betalen
Alsof hij dat tot zijn genoegen had verteerd.
Binnen de muren van de kamer mag niemand
Betaling van een schuld eisen of iemand laten boeten voor een geschil,
Behalve voor wat in de kamer gebeurd is, begrijp deze eis,
Op straffe van een stuiver voor elke keer.
35
Als een lid van de kamer met een weduwe of een huwbaar meisje trouwt,
69r
Soo moet elck broeder vermeeren zyn statie
Met hem te trouwen gaende indient hem behaecht
op de boete van vyer stuvers, en men sal tzynder laudatie
Spelen een tafelspel, als hy doet dinsinuatie
den factoor een maendt te voren eert sal geschijen
Om hem daer tegens te mogen voorsyen,
36
Als eenich Camerbroeder off lyeffhebber comt te sterven
Soo sal elck camerist hem helpen ter aerden dragen
Off mede te grouff gaen, om eere te verwerven
Op de boete van vyer stuvers, nijemandt derff hem beclagen
Maer eerst ter camer compareren hoort nae dit gewagen
en alsoo ordentelick met malcander eerlick te gaen
om den dooden te begraven nae Tobias vermaen,
37
Om dan dees poincten te houden in goeder effectie
En op dat artyckel blyft ongeledeert
Soo willen mijn heeren Burgermeesteren op Correctie,
Dat een ygelick die hijer ter Camer verkeert
Dees gans onderdaent, en wel neerstich observeert
Dus elck wachte hem die int minste te verdrucken,
Op dat hy van sulx nijet en wordt geaccuseert,
Want tis quaet vrunden in sheeren boomgaert kersen plucken,
Aldus ghearresteert ende gheapprobeert bij de
Burgermeesteren der Stede vander Goude opten thijenden
februarij anno xviC zeven, Te weten bij Adriaen Janssz
Pieter Pieterssz Trist ende Maerten Pieterssz
Verwerff,[1]
[1] andere hand
Dan moet iedere broeder zich extra feestelijk uitdossen
En naar de trouwerij gaan, als het hem behaagt,
Op straffe van vier stuivers; en men moet ter ere van hem
Een tafelspel spelen, als hij daarvan de factor in kennis stelt
Een maand voordat het zal gebeuren,
Om zich daarop te kunnen voorbereiden.
36
Als een lid van de kamer of een belangstellende komt te sterven
Dan moet elk lid van de kamer helpen hem ter aarde te dragen
Of mee naar het graf gaan, om eer te verwerven,
Op straffe van vier stuivers – niemand mag zich daarover beklagen.
Maar ieder moet eerst in de kamer verschijnen – luister naar deze uitspraak –
En men moet ordelijk en plechtig gezamenlijk gaan
En de dode begraven, naar het voorbeeld van Tobias[1].
37
Om te zorgen dat deze punten goed nageleefd worden
En opdat dit reglement ongeschonden blijft bestaan,
Daarom willen de heren burgermeesters, met een terechtwijzing,
Dat iedereen die hier aan de kamer deelneemt
Deze regels geheel onderschrijft en zorgvuldig in acht neemt.
Dus laat iedereen zich ervoor hoeden om die in het minst geweld aan te doen
Zodat hij daarvan niet kan worden beschuldigd.
Want je maakt geen vrienden als je in de boomgaard van grote heren kersen plukt.
Aldus vastgelegd en goedgekeurd door de
burgemeesters van de stad Gouda op de tiende
februari anno 1607, te weten door Adrianus Jansz,
Pieter Pietersz Trist en Maerten Pietersz
Verwerff.
[1] In het apocriefe Bijbelboek Tobias (of Tobit) begraaft Tobias meer dan eens gedode Joden tegen het uitdrukkelijke verbod van koning Sanherib in.