Erasmus was in de jaren 1487-1491 conventuaal in Klooster Emmaüs bij Gouda in het Land van Stein (of Steyn), ook wel Klooster Stein genoemd.
De bibliotheek van Stein was één van de bibliotheken die aan de basis lagen van de Stadslibrije. Hier zijn de boeken van het klooster terecht gekomen na overlijden van de laatste monnik in 1639. Veel daarvan is toen en later verkocht.
Er zijn echter nog een paar boeken van de oorspronkelijke Steinse bibliotheek bewaard gebleven. De twee belangrijkste daarvan zijn handschriften die rond 1520 in Stein zijn ontstaan en waarin veel brieven en gedichten van Erasmus en zijn kring staan.
Een aardig handschrift uit Stein dat zich nog bevindt in de Librijecollectie is de Latijnse Preek op de zesde zondag na Pasen. De preek is gehouden door een monnik van Stein, eind 16e eeuw, op de zesde zondag na Pasen. Het schrift is van dezelfde hand als de latere Erasmiana handschriften zoals te vinden op deze website.
Het handschrift bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Varia, 0200. 6330).
1r
Dominica sexta post pascha, 1 Petrus 4
Estote prudentes et vigilate in orationibus
[[1]] 1. Petrus 4.
In his verbis a domino Petro tres[2] nobis
anime virtutes commendantur que necessa-
rie sunt ad salutem. videlicet prudentia[3],
vigilantia[4], instantia[5] in oratione, [[6]]
primo commendat nobis prudentiam. Est
autem duplex prudentia, virtuosa et
vitiosa. Virtuosa est, que cum simplici-
tate coniuncta est, ad quam nos dominus horta-
tur inquiens: Estote prudentes sicut [[7]]
serpentes et simplices sicut columbe.
Ad idem respicit quod loquitur deus [[8]]
per prophetam Hieremiam inquiens 32
seminabo domum Israhel et domum Iuda
semine hominum et semine iumentorum. Ho-
mines enim sunt ad quos pertinet pruden-
tia, iumenta ad quos simplicitas. Quod
autem hij qui in utraque parte recte versa-
ti sunt beatitudinem consequantur, psal-
mista sub eadem verborum metaphora
testatus est dicens: 38, homines et iu-
[1] [Ante omnia autem mutuam in vobismetipsis charitatem continuam habentes, quia charitatem operit multitudinem peccatorum] doorgehaald
[2] [quattuor] doorgehaald, [tres] interlineair
[3] [m] interlineair doorgehaald
[4] [m] interlineair doorgehaald
[5] [m] interlineair doorgehaald
[6] [et charitatem] doorgehaald
[7] [Matthaeus 10] in de marge
[8] [ad] doorgehaald
De zesde zondag na Pasen, 1 Petrus 4
'Kom daarom tot bezinning en wees helder van geest, zodat u kunt bidden.' (1 Petr. 4:7) [[1]]
In deze woorden beveelt Petrus ons drie geestelijke deugden aan die noodzakelijk zijn voor ons geestelijk heil: namelijk bezonnenheid, waakzaamheid en volharding in het gebed. [[2]]
Op de eerste plaats beveelt hij ons bezonnenheid aan, maar er zijn twee vormen van bezonnenheid: deugdzame en aanmatigende bezonnenheid. Deugdzame bezonnenheid gaat gepaard met eenvoud. Hiertoe spoort de Heer ons aan met de woorden: 'Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif.' (Mat. 10:16)
Op ditzelfde doelen ook de woorden van de Heer, wanneer Hij spreekt door de mond van de profeet Jeremia: '[De dag zal komen dat ik] Israël en Juda zal inzaaien met mensen en met dieren' (Jer. 31:27). Het zijn immers de mensen op wie bezonnenheid van toepassing is en de dieren waarop eenvoud betrekking heeft. De psalmdichter getuigt ervan dat zij namelijk in beide opzichten die zaligheid bereiken. Daarvan getuigt hij met de volgende beeldspraak, wanneer hij zegt: 'U, Heer, bent de redder van mens en dier.' (Ps. 36:7)
[1] Vertaling doorhaling in transcriptie annotatie 1 [Hebt elkaar voor alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden. (1 Petr. 4:8)]
[2] Vertaling doorhaling in transcriptie annotatie 6 [en de liefde]
1v
menta salvabis domine. Prudentiam ergo bonam
servabis si rei quam aggressurus es exi-
tum consideraveris, et cuncta consilio ac
[[1]] ratione fueris mensus. Turrim in evan-
gelio edificaturus prius sumptus compu-
tare docet Christus[2] ne posito fundamento imperfectum opus
cogatur relinquere, pateatque ludibrio subsan-
nantium et[3] dicentium hic homo cepit edificare et
non potuit consummare. prudens eris
si subinde discutias conscientiam tuam, si quoties
a somno exurgis[4] quid acturus sis cogitas
quoties cubitum vadis quid egeris, quid omi-
seris, in quo excideris tecum examinas utque
deinceps cautius incedas.
prudentia autem vitiosa est quam detesta-
[[5]] tur Esaias inquiens: Ve qui sapientes
estis in oculis vestris et coram vobismet
[[6]] ipsis prudentes. Et Paulus: nolite
[[7]] prudentes apud vos ipsos. Et iterum, pru-
dentia carnis mors est deo inimica
Quam autem prudentiam discere debeamus
[[8]] ostendit Salomon, nos eam petere debere
a mutis animantibus inquiens: Vade ad
formicam, o piger, et considera vias eius et dis-
ce ab ea sapientiam que cum non habeat ducem
[1] [Lucas 14.] in de marge
[2] [docet Christus] interlineair
[3] [subsan-nantium et] in de marges
[4] [exurgis] lees [exsurgis]
[5] [5] in de marge
[6] [Romanos12] in de marge
[7] [Romanos8] in de marge
[8] [Proverbiorum 6.] in de marge
Het zal dus van de goede bezonnenheid getuigen als je het resultaat van de zaak waar je aan gaat beginnen, van tevoren overdacht hebt en alles met raad en rede hebt afgewogen. Christus leert ons in het evangelie dat wie een toren wil bouwen, de kosten van tevoren moet berekenen om te voorkomen dat hij na het leggen van het fundament gedwongen wordt het werk onvoltooid te laten. Alsook om te voorkomen dat hij bloot staat aan de spot van mensen, die hem uitlachen en zeggen: deze man is begonnen met bouwen, maar heeft het niet kunnen afmaken (Luc. 14:28-30). Je getuigt van bezonnenheid, als je regelmatig zelfonderzoek doet, als je telkens wanneer je wakker wordt, overdenkt wat je van plan bent te doen en als je telkens wanneer je gaat slapen, bij jezelf onderzoekt wat je hebt gedaan, wat je hebt nagelaten en in welk opzicht je tekort bent geschoten. Dit met het doel vervolgens voorzichtiger te werk te gaan.
Aanmatigende bezonnenheid is die welke Jesaja afwijst met de woorden: 'Wee degenen die wijs zijn in eigen ogen; die naar eigen oordeel verstandig zijn.' (Jes. 5:21)
En Paulus: 'Ga niet af op uw eigen inzicht' (Rom. 12:16). En nog een keer: 'Wat onze eigen natuur wil, brengt de dood … Onze eigen wil staat vijandig tegenover God' (Rom. 8:6-7).
Salomon toont ons de bezonnenheid die wij ons eigen moeten maken, die wij moeten zoeken bij de stomme beesten, wanneer hij zegt: 'Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs. Hoewel er onder hen geen leider is,
2r
nec preceptorem, nec principem parat in esta-
te cibum sibi et congregat in messe quod comedat
huius ergo animantis exemplo prudenter
in futurum nobis prospicere debemus quem-
admodum villicus ille faciebat qui timebat [[1]]
sibi auferri villicationem. Qui id repperit
consilli. Et dum adhuc rerum domini sui potie-
tur, amicos sibi inde comparavit qui amotum a villi-
catione reciperent in domos suas. Sic et nos
operari bonum debemus[2] dum tempus habemus, cibum pa-
remus qui non perit sed qui permanet in eternum.
Veniet enim nox qua nemo poterit operari.
Eodem modo dominus ipse adhortatur nos ad prudentiam
discendam ex bruto animante: Estote prudentes si-
cut serpents. Est autem triplex serpentis [[3]]
prudentia nobis imitanda
1. prima est sollicita capitis sui tuitio[4], omnia
enim membra exponit ut caput suum tueatur
Unde per aquam elevato natat capite ne suffocetur.
Quo nimirum docemur de salute anime proprie
(que potissima et sublimior hominis pars est) solli-
citi esse debere. Iuxta quod per Salomonem dicitur
omni custodia serva cor tuum quia ex ipso vita procedit [[5]]
et in deuteromio 4.[6] animam tuam sollicite serva.
2. Alia serpentis prudentia est sui ipsius renovatio
dicunt quippe serpentem ipsum dum senio gravatus
[1] [Lucas 16] in de marge
[2] [necesse] doorgehaald, [debemus] interlineair
[3] [Matthaeus 10] in de marge
[4] [custoditio] doorgehaald, [tuitio] interlineair
[5] [Proverbiorum 4.] in de marge
[6] [Deuteromio] lees [Deuteronomio]
geen aanvoerder en geen koning, halen ze in de zomer voedsel binnen en leggen ze in de oogsttijd een voorraad aan' (Spr. 6:6-7). Naar het voorbeeld van dit schepsel moeten ook wij voorzorgen nemen voor onze toekomst, zoals de rentmeester deed, die vreesde dat zijn baan als rentmeester hem ontnomen zou worden (Luc. 16). Hij bedacht het volgende plan. Zolang hij nog het beheer had over de zaken van zijn meester, zorgde hij ervoor dat hij vrienden maakte die hem in hun huis zouden ontvangen als hij zijn baan als rentmeester zou hebben verloren. Zo moeten ook wij iets goeds bewerkstelligen zolang we nog tijd hebben. Laten we zorgen voor voedsel dat niet vergaat, maar dat tot in eeuwigheid blijft. Want de nacht zal komen waarin niemand kan werken.
Op dezelfde manier spoort de Heer zelf ons aan om bezonnenheid te leren van een redeloos schepsel: 'Wees dus scherpzinnig als een slang' (Mat. 10:16). Er zijn wel drie vormen van scherpzinnigheid van een slang die wij moeten navolgen:
1. De eerste is de zorgvuldige bescherming van zijn kop. Hij zet immers al zijn ledematen in om zijn kop te beschermen. Daarom zwemt hij met opgeheven kop door het water om te voorkomen dat hij verdrinkt. Daaruit leren wij natuurlijk dat wij zorgvuldig moeten omgaan met ons eigen zielenheil; de ziel is immers het belangrijkste en meest verheven deel van de mens. Hierbij komt ook de uitspraak van Salomon: 'Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven' (Spr. 4:23). En ook in Deut. 4:9: 'Wees gewaarschuwd en neem u zorgvuldig in acht.'
2. Een andere bezonnenheid van de slang is het vermogen om zichzelf te verjongen. Men zegt namelijk het volgende:
2v
grossitie cutis suam percipit tardari agilitatem hausta
fontis aqua non modica per auctos in acuta petra
meandros sese violenter traijcere illicque abrupta
pelle veteri denuo renovari ut ad pristine agili-
tatis suae motus restitui possit. Moraliter:
Hanc[1] prudentiam imitari debet homo, ut exuat ve-
terem hominem, qui corrumpitur secundum desideria erro-
ris, hauriat e fonte sapientie (quod est verbum dei) aquam
vite, que sitim perpetuam potis est exstinguere. Pe-
tram proinde querat id est Christum petram utique acutam, que
tam ipsius imitatione vite quam informatione doctri-
ne in aucto penitentie salutaris vitiose consuetu-
dinis exuat vetustatem, et quum effuderit omne
peccati virus in confessione, tum rursus spiritu mentis sue
renovatus induat novum hominem qui secundum deum creatus est.
3. Tertia serpentis sapientia est cauta sui euasio.
serpens enim presertim ille qui aspis dicitur, hac
ad sui tuitionem vigere prudentia dicitur, quod
mox cum percipit incantatorem, ne forte vi carminum
antrum suum egrediatur et in venatoris casses inci-
dens capiatur, aures sibi obturat, alteram cauda
alteram terra. Et sicut[2] aspis surda et obturans aures
suas non exaudit vocem incantantium et venefici incan-
tantis sapienter.
Hanc prudentiam imitari debemus ne diaboli
incantantis exaudientes suadelam incidamus in casses
ipsius aures mentis nostre cauda id est finis nostri sollici-
ta consideratione, et terra id est corporee fragilitatis
et vilitatis agnitione obturemus. Illud nobis
[1] [Quam] doorgehaald, [Hanc] interlineair
[2] [sicut] interlineair
Als de slang, geplaagd door ouderdom, bemerkt dat zijn bewegelijkheid minder wordt door de stugheid van zijn huid, dan drinkt hij een behoorlijke hoeveelheid water uit een bron en schuurt hij zichzelf met opgezwollen kronkelingen tegen een scherpe steen met geweld open. Hij wordt dan na het afstropen van zijn oude huid weer verjongd, zodat hij de bewegingen die bij zijn oude wendbaarheid hoorden weer kan terugkrijgen. De moraal hiervan is: Deze bezonnenheid dient de mens na te bootsen, en wel dat hij de oude mens aflegt die bedorven raakt door de zondige verlangens, dat hij uit de bron van de wijsheid (dat is het woord van God) het levenswater drinkt dat in staat is de altijddurende dorst te lessen. Laat hij vervolgens een steen zoeken - dat is Christus - die vooral scherp is en die zowel door de navolging van Diens leven, als door het begrip van Zijn leer in de groei van een heilzaam berouw de oude huid van een zondige gewoonte verwijdert.
3. De derde wijsheid van de slang is de voorzichtige wijze waarop hij naar buiten komt. Immers vooral de slang die men adder noemt, is naar men zegt heel sterk in de bescherming van zichzelf door de volgende slimheid. Zodra hij een slangenbezweerder hoort, bedekt hij zijn oren om te voorkomen dat hij door de aantrekkingskracht van diens muziek zijn hol verlaat en in de strik van de jager terechtkomt en gevangen wordt. En wel één oor bedekt hij met zijn staart en het andere stopt hij dicht met aarde. En net als de dove adder die door zijn oren te bedekken de stem van slangenbezweerders en van de slim fluitende jager niet hoort, zo moeten wij deze slimheid nabootsen om te voorkomen dat wij, luisterend naar de lokroep van de duivel, in zijn strik vallen. Laten wij onze oren bedekken met onze staart door een ernstige overweging van ons levenseinde. En met aarde door een erkenning van de broosheid en de geringe waarde van ons lichaam.
3r
ipsis semper inculcantes: Quid superbis
terra et cinis.
Secundo hortatur nos petrus ad vigilantiam dicens
et vigilate. sic in alio loco: Sobrii estote, et vigi-
late: quia adversarius vester diabolus tamquam leo ru-
giens circuit, querens quem devoret: Vigilandum [[1]]
autem est propter tria: propter hostilem impugna-
tionem, fidelem administrationem et fragilis-
sime domus inhabitationem.
Primo vigilandum est nobis propter hostilem
impugnationem, militia est enim vita hominis super
terram. Agitur autem in hac militia non pro re lu-
dicra aut vana, sed que omnium maxima est, idque
geritur sub oculis dei, utique summi imperatoris
certamen hoc nostrum spectantis, a quo tandem
unicuique laus erit qui legittime decertaverit.
Quod autem belli tempore sollicite in castris sit
vigilandum, vel irrationabilium animantium exem-
plo docemur: Grues enim inter se vigilias
noctis dividere noscuntur, similiter et inter
cuniculos, quum ex antris suis prodeuntes, gre-
gatim ad pastum procurrunt, eorum semper unus
pro toto grege vigilias in pascuis observat, qui
mox ut hostile quippiam perceperit, pode terram
tota virtute pulsans gregem omnem sonitu cau-
tum reddit.
Secundo vigilandum est nobis propter fidem nobis commissam in administratione cuiuslibet offitii [2].
[1] [1. Petrus 5] in de marge
[2] [fidelem] doorgehaald, [fidem … offitii] interlineair en in de marge
Hierbij moeten we onszelf voortdurend inprenten: 'Wat verbeeld jij je, die aarde en as bent' (Sir. 10:9).
Op de tweede plaats spoort Petrus ons aan tot waakzaamheid. Met de woorden 'en wees waakzaam.' Op een andere plaats zegt hij het zo: 'Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, zoekend naar een prooi' (1 Petr. 5:8). Er zijn namelijk drie redenen om waakzaam te zijn: vanwege de aanval van de vijand, vanwege een trouwe uitoefening van onze taak en vanwege het wonen in een zeer kwetsbaar huis.
Op de eerste plaats moeten wij ons hoeden voor een aanval van de vijand; het leven van de mens op aarde is immers een vorm van krijgsdienst. Het gaat hierbij niet om een onnozele of onbeduidende zaak, maar om een zaak die het belangrijkst is van alles. En deze strijd voeren we uit onder de ogen van God, bij uitstek de hoogste veldheer die deze strijd van ons volgt, en Hij zal ten slotte lof toekennen aan eenieder die naar behoren gestreden heeft. En datgene wat zorgvuldige waakzaamheid in oorlogstijd in het kamp betekent, leren we wel van het voorbeeld van redeloze schepsels: Immers van kraanvogels is bekend dat zij de nachtelijke waakbeurten onderling verdelen en zo gaat het ook bij de konijnen, die, als ze uit hun holen tevoorschijn komen, met een groep naar hun wei rennen om te eten. Eén van hen houdt bij het eten steeds de wacht voor de hele groep en zodra hij iets vijandigs heeft opgemerkt, stampt hij uit alle macht met zijn poten op de grond en zorgt dat de hele groep door dat geluid op zijn hoede is.
Op de tweede plaats moeten wij waakzaam zijn bij het uitvoeren van een taak vanwege het in ons gestelde vertrouwen.
3v
[ad[1]]ministrationem sumus enim servi adventum domini ob-
servare iussi, nescientes qua sit dominus venturus.
[[2]] Beatos autem novimus servos illos fore quos cum
venerit dominus invenerit vigilantes, vigilabat ser-
vus ille vir secundum cor dei qui ait sicut oculi
[[3]] servorum in manibus dominorum suorum et sicut oculi
ancille in manibus domine sue, ita oculi nostri ad
dominum deum nostrum, vigilant, qui vivunt quasi cotidie
morituri novissima sua iugi memoria reco-
lentes ut non peccent.
Tertio nobis vigilandum est propter terrestrem
et fragilem inhabitationem, securus enim dor-
mire non potest, qui in domo iacet, que iam
de proximo videtur minari ruinam, cuius iam
iamque crepitum percipit et fragorem, quam insuper
et latrones effodiunt a fundamentis, ut eam
diripiant et illic repertos trucidant. Ita
et nos qui inhabitanus domos luteas que
terrenum habent fundamentum, vigilare ne-
cesse est, presertim quum per egrotationes
et varios casus et inopinatos responsum mortis
in nobis ipsis dietim accipiamus, quasi iam
de proximo ruiture terrestris domus nostre
(fragile corpus loquor) fragorem sentientes
presertim quum fossor indefessus, assiduus
scilicet temporis decursus, domum hanc la-
tenter suffodiat. Ad hec diabolus ipse fur
et latro, qui et ab initio homicida fuit, insidia
tur ut perimat. Hec omnia iustam nobis vigilan
di causam prebent, qui[4] non de re ludicra agi-
[1] [ad] is voor de duidelijkheid hier door GOS toegevoegd.
[2] [Lucas 12] in de marge
[3] [Psalmorum 122] in de marge
[4] [qui] lees [quia]
Wij zijn immers knechten met de opdracht de komst van de Heer in de gaten te houden, terwijl we niet weten op welk tijdstip Hij zal komen. Wij weten echter dat alleen die knechten gelukkig zullen zijn 'die de Heer bij Zijn komst wakend zal aantreffen' (Luc. 12:37). De slaaf die waakzaam was volgens het hart van God, zei: 'Zoals de ogen van de knecht de handen van zijn meester volgen en de ogen van de dienares de handen van haar meesteres, zo volgen onze ogen de Heer onze God' (Ps. 123). Alleen zij zijn waakzaam die leven alsof zij iedere dag kunnen sterven, terwijl zij, om te voorkomen dat zij zondigen, voortdurend in gedachten bezig zijn met hun laatste dag.
Op de derde plaats moeten wij waakzaam zijn vanwege onze aardse en kwetsbare woning. De man die in een huis ligt dat zo te zien op het punt staat om in te storten, kan immers niet rustig slapen. Hij hoort steeds al het scheuren en kraken van het huis. Bovendien hakken rovers er een gat in, net boven het fundament, om het huis te plunderen en degenen die ze daar aantreffen, te vermoorden. Zo moeten ook zeker wij op onze hoede zijn, omdat we in lemen huizen wonen, die de aarde als fundament hebben en vooral omdat wij door ziektes en allerlei onverwachte gebeurtenissen dagelijks in onszelf een echo van de dood horen, alsof wij het gekraak horen van ons aardse huis (ik bedoel ons kwetsbare lichaam) dat op het punt staat in te storten. En vooral omdat een onvermoeibare graver, namelijk het gestage voortschrijden van de tijd, dit huis heimelijk ondergraaft. Daarbij ligt de duivel zelf, die een dief en een schurk was en vanaf het begin al een moordenaar, op de loer om ons om te brengen. Dit alles verschaft ons een gegronde reden om waakzaam te zijn, waarbij het niet om iets onnozels gaat,
4r
tur sed de salute anime. Dominus inquit: si sciret [[1]]
pater familias qua hora fur veniret vigilaret
utique et non sineret perfodi domum suam.
Tertio admonet nos Petrus ut vigilemus
in orationibus
primo ergo videndum nobis quid sit oratio. Oratio
inquit Chrysostomus est mentis elevatio ad
deum. Cum ergo stamus ad orationem, nec se-
cularis nec carnalis nos occupet cogitatio
nec aliud quicquid animus verset, preter id
quod precamur. Subrepit enim frequenter
hostis et subtiliter fallens, ut aliud ha-
beamus in corde, et aliud voce proferamus.
Quibus dominus Iacobus petitis et non [[2]]
accipitis eo quod male petatis. Legimus
Abraham abegisse aves a suo sacrifitio [[3]]
Oratio sacrifitium est deo. Unde David: Di-
rigatur oratio mea sicut incensum in conspectu tuo. [[4]]
Huic sacrifitio maligni spiritus quasi immun-
de volucres insidiantur, quas tamen ignite
mentis fervor propellit. Nam ut olle
ferventi musce non insident, sic etiam intenta
fervidaque mente precanti, inepte cogitatio-
nes non occurrunt. Tepide autem et somniculo-
se precanti, quid a domino dicatur adverte:
Scio opera tua quia neque frigidus es neque calidus [[5]]
Utinam frigidus et calidus esses, sed quia
[1] [Lucas 12] in de marge
[2] [Jacobus 4] in de marge
[3] [Genesis 15] in de marge
[4] [Psalmorum 140] in de marge
[5] [Apocalypsis 3] in de marge
maar om de redding van onze ziel.
De Heer zegt: '[Besef wel] dat de heer des huizes niet in zijn huis zou hebben laten inbreken, als hij geweten had op welk uur de dief zou komen' (Luc. 12:39).
Op de derde plaats adviseert Petrus ons om aandachtig te zijn in onze gebeden. We moeten eerst maar eens definiëren wat een gebed is. “Een gebed”, zegt Johannes Chrysostomus[1], 'is de verheffing van de geest naar God.' Wanneer wij dus bezig zijn met bidden, mag geen wereldse of vleselijke gedachte ons bezighouden en mag de geest aan niets anders denken dan aan de intentie van ons gebed. Vaak immers dringt de vijand heimelijk bij ons binnen en bedriegt ons op gewiekste wijze, waardoor wij iets anders in ons hart hebben dan we met onze stem uitspreken. Tot zulke mensen zegt apostel Jacobus: 'En als u bidt, ontvangt u niets, omdat u verkeerd bidt' (Jac. 4:3). Wij lezen dat Abraham de vogels heeft weggejaagd van Zijn offer (Gen. 15:11). Het gebed is een offer aan God. Daarom zegt David: 'Laat mijn gebed voor u zijn als reukwerk' (Ps. 141:2). Dit offer wordt belaagd door kwalijke gedachten alsof het onreine vogels waren. Een gloedvolle geest verjaagt evenwel vurig die vogels. Want zoals vliegen niet gaan zitten op een gloeiende pot, zo dringen zich dan ook geen ongepaste gedachten op aan iemand die bidt met een aandachtige en vurige geest. Maar als iemand lauw en slaperig bidt, let op wat God tegen hem zegt: 'Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm!
[1] Johannes Chrysostomus (ca. 345-407), patriarch van Constantinopel.
4v
tepidus es incipiam te evomere ex ore meo
[[1]] Instantiam autem orationis insinuat nobis evan-
gelica parabola de illo qui ab amico, iam
in cubiculo suo clauso ostio quiescente, mu-
tuo sibi dari perseveranter petiit tres
panes, et per importunitatem obtinuit sibi
necessarios panes
Inducunt auten nos ad orandum tria presertim
Divina liberalitas, nostra necessitas, oratio-
nis facilitas.
1. Divina liberalitas patet in multis primo
in gratiosa adhortatione, qua nos ipse dominus
[[2]] ad orationem inducit: petite et dabitur vo-
bis, querite et invenietis. Rursus per prophe-
tam: Invoca me in die tribulationis et e-
ruam te, et honorificabis me. preterea
patet in hoc divina liberalitas, quod sub
patris nomine invocari vult a nobis, nam ita
docuit discipulos precari: pater noster.
2. Porro necessitas nostra que nos compellit
ut precamur triplex est:
Prima est terrenorum impetratio [[3]]
sunt enim tempolaralia[4] hec subsidia ad
eterna et idcirco ita petamus[5] scilicet tempo-
ralia: videlicet, pacem, sanitatem liberos, ami-
cos, temperiem aeris, terre fecunditatem
[1] [Lucas 11] in de marge
[2] [Matthaeus 7] in de marge
[3] [hec] doorgehaald
[4] [tempolaralia] lees [temporalia]
[5] [petanda sunt] doorgehaald, [petamus] interlineair
Maar nu u lauw bent, zal Ik u uitspuwen' (Openb. 3:15-16).
Volharding in het gebed wordt ons aanbevolen in de parabel uit het evangelie van de man die met grote aandrang zijn vriend, die al op bed ligt en zijn deur al gesloten heeft, vraagt om hem drie broden te leen te geven. Hij krijgt door zijn onbeschaamd gedrag de broden die hij nodig heeft (Luc. 11:5-9).
Drie factoren in het bijzonder zorgen ervoor dat wij gaan bidden: de goddelijke mildheid, onze eigen noodzaak en het gemak van het bidden.
1. De goddelijke mildheid blijkt uit talloze dingen. In de eerste plaats uit de goedgunstige aansporing, waarmee de Heer zelf ons aan het bidden brengt: 'Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden' (Mat. 7:7). En nog eens bij monde van de profeet: 'Roep mij te hulp in tijden van nood, ik zal je redden en je zult mij eren' (Ps. 50:15). Bovendien blijkt de goddelijke mildheid uit het feit dat Hij wil dat wij Hem onder de naam van vader aanroepen, want zo heeft Hij zijn leerlingen geleerd te bidden: 'Onze Vader' (Luc. 11:2).
2. Verder is de eigen noodzaak die ons dwingt te bidden, drieërlei.
2.1 De eerste is het verkrijgen van aardse zaken. Deze aardse zaken zijn immers vergankelijke hulpmiddelen voor de eeuwige zaken en daarom vragen wij om vergankelijke zaken als vrede, gezondheid, kinderen, vrienden, goed weer en vruchtbaarheid van de grond.
5r
non quod in his finem nostrum ponimus, ut in
eisdem quiescamus, quasi tantum ad illa
bona nati essemus, sed tantum ut admini-
cula huius vite sine quibus nec vita
diu subsistere posset.
Secunda est evitatio periculorum, quibus nostra
mortis conditio subiecta est. In medio
quippe laqueorum sumus, sumus ut pere-
grini in deserto, quibus per latrones, per
feras, per venenosa animalia transeundum est.
Sumus ut milites certamen anceps depug-
nantes.
Tertia necessitas divinorum acquisitio id est
gratie in presenti et glorie in futuro que
a solo deo conferuntur, nec aliter ea, nisi
per sanctum desiderium et orationem a deo possumus
obtinere.
[3[1]] Tertium quod nobis orationis virtutem et studium
commendat est ipsius facilitas, ita ut omnino
sint inexcusabiles qui deum non orant. Si ergo
cuipiam dicatur, Iejuna, dicet fortasse non
possum, infirmus sum enim, si dicatur ei: fac
elemosinam, recusabit forsan et dicet: non pos
sum quia pauper sum. Si dicatur ei visita tem-
plum, dicet fortassis: non possum debilis sum pedibus.
Si dicitur ei: ora, nulla superest excusatio
quia etsi non voce, corde saltem orare potest.
[1] aanvulling ontbrekende nummering 3
Niet omdat wij hierin ons doel leggen, zodat we daarin kunnen rusten, alsof we alleen voor die goederen geboren zouden zijn, maar slechts als hulpmiddelen voor dit leven. Zonder die hulpmiddelen zou het leven zelfs niet langer kunnen voortduren.
2.2 De tweede is het vermijden van gevaren, waaraan onze sterfelijke aard is blootgesteld. Wij bevinden ons immers te midden van valstrikken, we zijn als pelgrims in een woestijn, die daar doorheen moeten trekken langs rovers, wilde dieren en giftige beesten. Wij zijn als soldaten die een onbesliste strijd voeren.
2.3 De derde noodzaak is het verwerven van goddelijke gaven ofwel genade in de huidige tijd en zaligheid in ons toekomstig leven, die door God alleen worden verleend. Wij kunnen die op geen andere wijze van God verkrijgen dan door een vroom verlangen en gebed.
3. De derde reden waarom Hij ons een vastberaden uitvoering van het gebed aanbeveelt, is het gemak ervan. Het is zelfs zo gemakkelijk dat er volstrekt geen enkel excuus is voor degenen die niet tot God bidden. Want als er tegen iemand gezegd wordt, ga vasten, dan zegt hij misschien dat kan ik niet want ik ben ziek. Als er tegen hem gezegd wordt, geef een aalmoes, dan zal hij misschien weigeren en zeggen, dat kan ik niet omdat ik arm ben. Als er tegen hem gezegd wordt bezoek de kerk, dan zegt hij misschien, dat kan ik niet, ik ben slecht ter been. Maar als er tegen hem gezegd wordt 'bid', dan rest hem geen enkel excuus, omdat hij in ieder geval wel met zijn hart kan bidden, als hij het niet met zijn mond zou kunnen.