31r

0200.1 31r

[31] En kende, dat hij oock seder twee Jaren Herwaers, de
conversatie vande H. Kerck ons Moeder, afgeslagen heeft,
oock mede niet geloove, ofte houdende aen ‘t Heijligen eerwaer-
dige Sacrament des Altaers, daer ‘s Mensche Saligheijt
in bestaet, sonder dat den voornoemde Faes Dirckxzoon daer
van heeft willen pointeren, of anders onderwesen te zijn, daer
bij gevoecht heeft den geenen, die hem begeerden te onderrechten,
ende van zijne dwalinge ende Ketterie afstandigh te maken,
geen gehoor wilde geven, als wesende Contrarij de geschreven
Rechten, ende de Placcaten van den Coninklijke Majesteit tot meer stont
in dese Landen gepubliceert. Soo ist dat Schepenen met Rijpe
deliberatie van Rade, doorsien ende overwogen hebben, al ’t gene
ter Materie dienende is, van wegen ende in de Name des Konincx
van Spaenjen, als Grave van Hollant, Zeelandt, ende Vries-
lant, ons Alre Groote Heere, den voornoemden Faes Dirckxzoon
jegenwoordigh gevangen, gecondemneert hebben, ende condemneren
hem[1] bij desen, op ’t gerecht buijten deser Steden gebracht, ende aldaer
metten Viere ge-executeert te werden, verclaert alle zijn
goederen geconfisqueert, tot proffite van Zijn Coninklijke Majesteit
te bewaren, den voornoemden Faes Dirckxzoon publijcquement
voor den Gemeente afweeck, van zijne voorschreven
Ketterie, daer bij verklarende, ende bekennende in de Mis-
Keert bedrogen te zijn. In sulcke geval, soo referreren
Schepenen daer boven noch, de pinutie ende straffe vanden
Misdaet aen hem om die gedaen, te werden, sulcxs zij bevinde
sullen te behooren, achtervolgende de Placcaten vande
voorschreven Majesteit. Gedaen bij Jan Claes Diertszoon ende
Sijmoen Geenessen Burgermeesteren, geinthimeert Ghijs-
bert Jan Maertenszoon, ende Gerrit Huijgen Burgermeesteren
Dirck Otten van Slingerlant Schepenen, geinthimeert
Gerrit Gerritszoon Bouwers, Dirck Andriessen, Mr Hen-
drick Jacobszoon, Dirck Janszoon Lonck, Mr Cornelis Hendrikse
Schepenen, ende Dirck Bedaecq Schepenen, geinthimeert
Gepubliceert den lesten Meij. Anno 1570.

[1] [hem] in de marge

[31] kende en dat hij ook sedert twee jaar de leer van moeder, de Heilige Roomse Kerk heeft afgezworen. Bovendien gelooft hij niet in en houdt hij zich niet aan het heilige, eerbiedwaardige sacrament van het altaar, waarop de zaligheid van de mens berust, zonder dat Faes Dirckzoon daarvan berouw heeft willen tonen of zich anderszins heeft laten overtuigen. Daar komt nog bij dat hij geen gehoor wilde geven aan degenen die hem wilden onderrichten en hem van zijn dwaling en ketterij wilden afhelpen. Deze zijn in tegenspraak met het geschreven recht en de plakkaten van de koning, die meer dan eens in deze landen zijn gepubliceerd. Dus hebben de schepenen na rijp beraad alles wat met de zaak te maken heeft, doorgelicht en overwogen. Vanwege en in naam van de koning van Spanje, als graaf van Holland, Zeeland en Friesland, ons aller grote heer, hebben zij Faes Dirckzoon, die tegenwoordig gevangen is, veroordeeld en zij veroordelen hem bij deze hem voor het gerecht buiten de stad te brengen en hem daar door het vuur ter dood te brengen. Zij verklaarden al zijn goederen in beslag te nemen en te bewaren ten gunste van de Koning, voor het geval dat Faes Dirckzoon publiekelijk voor de gemeente nog zou afwijken van zijn voornoemde ketterij en daarbij zou verklaren dat hij bij het afzweren van de mis bedrogen was. In dat geval refereren de schepenen daarom aan de straf voor de misdaad die hij heeft begaan zoals zij vinden dat die behoort te zijn volgens de plakkaten van voornoemde Majesteit. Opgemaakt door Jan Diertsz en Sijmoen Geenesen burgemeesters gedagvaard, Ghijsbert Jan Maertensz en Gerrit Huygen, burgemeesters, Dirck Otten van Slingerland, schepen, gedagvaard, Gerrit Gerritsz Bouwers, Dirck Andriessen, mr. Hendrik Jacobsz, Dirck Jansz Lonck, mr. Cornelis Hendriks schepenen en Dirck Bedaecq, schepen, gedagvaard. Gepubliceerd de laatste dag in mei 1570.