2r
Geschenck,
op geseijde
St. Nicolaes Avont
aen Allen Jngesetenen van Gouda,
welcke Godts Woort en Waerheijt
nevens haer Zaelicheijt, lieffheb-
ben en betrachten
gegeeven door
Jacobus Sceperus, Amsteldamensis Prædicant in Gouda.
[ in de figuur] M. Suijs: sculpsit
Tot Gouda
Bij Willem vander Hoeve Anno 1658
Geschenk
op de zogenoemde
Sint-Nicolaasavond
aan alle ingezetenen van Gouda,
welke Gods woord en waarheid
en tevens hun zaligheid liefheb-
ben en in acht nemen
geschonken door
Jacobus Sceperus, uit Amsterdam, predikant in Gouda.
[in de figuur] gravure van M. Suijs
Te Gouda
door Willem van der Hoeve, Anno 1658
Opdracht
1r
OPDRACHT
Aen de
Eerenveste[1], Achtbaere, VVijse, seer Voor-
sienige Heeren, mijne Heeren, den Bailljou,
Burgermeesteren, Schepenen, en Secretarissen, der
Steede GOUDA, zijnde met Naemen.
Mr. Anthoni vander Wollf, Bailliou;
Aelbrecht Houtman, }
Daem Willemsz van Abbesteech, } Burgermee-
Diderick Beuckel, } steren.
Adriaen Verreyck. }
Mitsgaders
Isaac vanden Berge, }
Hans Fellebier, }
Aelbrecht Sas, }
Lucas de Veth, } Schepenen.
Herbert vander Mey, }
Govert Suys, }
Donatus van Groenendijck. }
Ende
Mr. Geeraerd Cinq, } Secretarissen.
Dr. Johan de Vry. }
Achtbaere Heeren,
Clemens Alexandrinus Pædagogus Liber 3,
Caput 2, Seydt van de Kercken der
Egyptenaeren, dat deselve, mitsgaders
der selver Galerijen, Ingangen, en
[1] [Eerenveste] In betitelingen: vast in eere, eerwaardig, achtbaar. Ook eerentfest.
OPDRACHT
aan de
Eerwaardige, achtbare, wijze, zeer voor-
zienige heren, mijne heren, Baljuw,
Burgermeesters, Schepenen, en Secretarissen, van de
stad GOUDA, te weten:
Mr. Anthoni van der Wollf, Baljuw;
Aelbrecht Houtman, }
Daem Willemsz van Abbesteech, } burgemeesters.
Diderick Beuckel, }
Adriaen Verreyck. }
en ook
Isaac van den Berge, }
Hans Fellebier, }
Aelbrecht Sas, }
Lucas de Veth, } schepenen.
Herbert van der Mey, }
Govert Suys, }
Donatus van Groenendijck. }
en
Mr. Geeraerd Cinq, } secretarissen.
Dr. Johan de Vry. }
Achtbare Heren,
Clemens van Alexandrië[1] zegt in ‘Paedagogus’ boek 3,
hoofdstuk 2, over de tempels van de
Egyptenaren, dat deze, en ook
hun galerijen, ingangen, en
[1] Clemens van Alexandrië (ca. 150-ca. 215) kerkvader, eerste lid van de kerk van Alexandrië.
1v
gewijede Plantagien, Heerlijck ende van Aensien
zijn: de Voorzaelen rusten op veel Pylaeren; de
Wanden glinsteren van Uytheemsche, en koste-
lijck gewrochte Gesteenten, sulcx dat aen deselve
niets ontbreeckende is; Den Tempel selffs blinckt
van Gout, Silver, en kostelijck Metael met Gout
vermenght, als oock van allerhande Indiaensche
en Æthiopische heldere Steenen; en de Vertrec-
ken zijn behangen met Gout doorwrochte Tapijten.
Maer wanneer ghy in het Binnenste van den
Tempel komt, en vraeght na het Heerlijckste
dat daer inne is, naemelijck na het Beeldt dat in
dien Tempel woont; Soo sal een van de Offer-Prie-
steren des Tempels met een staetich en eerwaer-
dich ghelaet u aensien, en in de Ægyptische Tae-
le het Pæane singende, het Voorhancksel een wey-
nich opschuyven, eeven als off hy u eenen Godt
vertoonen soude, en ondertusschen aen u oor-
saeck geven om die Godtheyt uyt te lacchen: want
van Binnen sult ghy geen Godt vinden welcken
ghy socht, maer een Katte, een Crocodijl, een Inlant-
sche Slange, off eenich diergelijck Dier, ’t welck
niet in een Tempel, maer in een Hol, in een
duystere Spelonck, in Dreck en Slijck behoor-
de gehuysvest te worden. En daer siet ghy dan
den Godt der Egyptenaeren, een Beest tuymelende en
wentelende op een Purperen kleedt en spreysel.
Diergelijck als Clemens seydt van de Kercken
heilige tuinen prachtig en indrukwekkend zijn: de voorste zalen rusten op vele pilaren. De wanden glinsteren van uitheemse en kostbare bewerkte steensoorten. Daar ontbreekt niets aan. De tempel zelf blinkt van goud, zilver en kostbare legeringen met goud en ook door allerlei Indische en Ethiopische fonkelende stenen, en de zalen hangen vol met tapijten die met goud doorwerkt zijn.
Maar wanneer u binnen in de tempel komt en vraagt naar het belangrijkste dat daar is, namelijk naar het beeld dat daar geplaatst is, dan zal een van de offerpriesters van de tempel u aankijken met een plechtig en eerbiedwaardig gezicht en terwijl hij in het Egyptisch het loflied zingt, het voorhangsel een beetje openschuiven alsof hij u een god gaat laten zien, en u tegelijk reden geven om die godheid uit te lachen, want binnen zult u geen god vinden zoals u die zocht, maar een kat, een krokodil, een inheemse slang, of een soortgelijk dier, dat niet in een tempel maar in een hol, in een donkere spelonk, in modder en drek behoort ondergebracht te worden. En daar ziet u dan de god van de Egyptenaren, een beest dat huppelt en draait op een uitgespreide purperen doek.
Wat Clemens zegt over de tempels
2r
der Egyptenaeren, machmen seggen van de Kerc-
ken der Papisten: sy zijn Heerlijck en Aensienelijck
van Buyten en van Binnen; staen gebouwt op
kostelijcke Pylaeren van Marmer, off andere
uytghehouwen Steenen. De Verwelffselen zijn
verciert met geestighe Schilderijen; de VVanden met
Taeffereelen; en allenthalven blinckt het van Metael,
Gout, ende Silver. De Altaren zijn bekleet met Zijde
en gestickte Cleeden, en rontsom deselve ist behangen
met Tapijt-werck. Vraeght ghy na de Godtheydt
die daerinne woont, en ge- eert wordt, men sal u
brenghen tot een Kinderlijcke, Belacchelijcke,
Pop; tot een Houten, Steenen, Coperen, Silveren,
Gouden, off Geschildert Beelt van Anna, Maria, Lu-
cia, Agniet, Martinus, Nicolaus, Dominicus,
Franciscus, off van eenich ander, ter Eeren van
welcke den Tempel Gebout, Gesticht, en Ge-
wijet is. Wilt ghy sien het Heerlijckste dat daer
inne Huysvestingh heefft, men sal u brenghen
tot een Hoogen Altaer, tot een Huysjen opghepronckt
met Gout, Silver en kostelijcke Gesteenten; en in het
selve toonen een Stuckjen Broodt van Meel en
Smeer gemaeckt: Voor het selve sullen de Prie-
steeren,en Luyden buygen, needer knielen, haer
pæane singhen, en het selve aenbidden met God-
delijcke Eerbiedigheyt; en zijnde dien Mauzzim
waer van staet Daniel 11, vers 38, Eeren met Gout,
Silver, kostelijcke Ghesteenten, en allerhande ghe-
van de Egyptenaren, kan men ook zeggen over de kerken van de papen, namelijk dat zij zowel van buiten als van binnen prachtig en oogstrelend zijn.
Ze zijn gebouwd op voortreffelijke pilaren van marmer of andere soorten uitgehouwen steen. De gewelven zijn versierd met religieuze schilderingen, de wanden met voorstellingen en overal blinkt het van metaal, goud en zilver. De altaren zijn bekleed met zijde en geborduurde kleden en rondom behangen met wandtapijten.
Wanneer u vraagt naar de god die daar huist en die daar geëerd wordt, dan zal men u naar een belachelijke, kinderlijke pop brengen; naar een houten, stenen, koperen, zilveren, gouden, of beschilderd beeld van Anna, Maria, Lucia, Agnes, Martinus, Nicolaas, Dominicus, Franciscus, of van een andere heilige, ter ere van wie de tempel is gesticht, gebouwd en gewijd.
Wil men het voornaamste zien dat zich in de kerk bevindt, dan zal men u brengen naar een hoogaltaar, naar een huisje[1] met goud, zilver en prachtige gesteenten, waarin een stukje brood getoond wordt dat gemaakt is van meel en vet.
Voor dit stukje brood zullen de priesters en andere mensen buigen, neerknielen, hun loflied zingen en het aanbidden met goddelijke eerbied, en dit is de Mauzzim[2] waarover in Daniël 11, vers 38, staat geschreven: Eer met goud, zilver, prachtige edelstenen en allerhande
[1] Het sacramentshuis.
[2] Naam van een god die door de engel aan Daniël genoemd wordt: Eloah Maüzzim of ‘god der vestingen’.
2v
wenschte dinghen. Daer siet ghy dan den Godt der
Papisten, beslooten in een Crystal; een Godt die
Geschapen is van de handt des Priesters; Die onder de
hant des Priesters geworden is een Mensch; ghelijck be-
voorens in den Buyck van Maria: Een Godt die daege-
lijcx in den Buyck des Priesters, als in een Graff, be-
graeven wordt: Gelijck gheseght wordt in een
Paeps Boeck, genaemt Stella Clericorum. Daer
siet ghy haeren Godt Lichaemelijck, zijnde daer,
na het segghen van Ludovicus de Saxoniâ, de Vitâ
Christi, parte Secunda, Caput 56, Soo Groot, als hy aen het
Cruyce hongh, en nu in den Hemel is, en doch niet
Grooter als des kleynen Broodts Gedaent; tot Verwon-
deringh, dat een so Groot mensche, onder een soo kleyne
Gedaente schuylt. Daer siet ghy haeren Godt,
den welcken sy (ô Heere vergheefft haer deese
Lasteringh) Op-eeten, en by wijlen Vytbraecken, en
Vytworpen door den Stoel-ganck; Als blijckt by den
Paepschen Schrijver Antoninus, in Summâ Theologica
paragraphus 3, Titulus 13, Caput 6, Articulus 3, de Defectibus Missæ.
Ymmers, ghelijck de Kercken der Egyptenae-
ren¸ en der selver uyterlijcke Toestel, schijnen
wat in ’t ooge, en vry van grooten Aensien, en
doch alle in deselve uytkomt op een Katte, Cro-
codijl, Inlandtsche Slanghe, een Bespottelijcken
Godt en Godts-dienst; Soo schijnen oock de
Paepsche Kercken van Bysonderen Luyster, en
Heerlijckheydt, uyterlijckin de Ooghen der
begerenswaardige dingen. Daar ziet u dan de God der papen, ingesloten in een kristal, een God die geschapen is door de hand van de priester, die onder de handen van de priester een mens geworden is, zoals eerder in de buik van Maria. Een God die dagelijks in de buik van de priester als in een graf begraven wordt, zoals dat gezegd wordt in een paaps boek, getiteld ‘Stella Clericorum’. Daar ziet u echt hun god belichaamd, in de woorden van Lodewijk van Saksen[1] in zijn ‘Leven van Christus’, deel 2 hoofdstuk 56, – zo groot als hij was toen hij aan het kruis hing en nu in de hemel is, maar toch niet groter dan een stukje brood, zodat men zich erover verwondert dat zo’n groot mens in zo’n kleine vorm kan huizen. Daar ziet u hun God, die zij (och heer, vergeef hun deze godslastering) opeten, en soms uitbraken, en uitscheiden bij de stoelgang. Zoals dat staat beschreven bij de paapse schrijver Antoninus[2] in zijn ‘Summa Theologica’, paragraaf 3, titel 13, hoofdstuk 6, artikel 3, ‘De Defectibus Missae’.
Want zoals de tempels van de Egyptenaren en hun uiterlijke aankleding op het oog heel wat lijken, en toch ook wel indrukwekkend zijn, terwijl het uiteindelijk toch allemaal neerkomt op een kat, een krokodil, een inheemse slang, kortom een bespottelijke God en Godsdienst, zo lijken ook de paapse kerken uiterlijk bijzonder luisterrijk en prachtig in de ogen der
[1] Ludolphus van Saksen (ca. 1295-1378) tevens bekend als Ludolphus de Saxonia en Ludolphus de Karthuizer, is een Duitse Rooms-Katholieke theoloog.
[2] Antoninus van Florence (1389-1459) was een Italiaanse Dominicaan, die bisschop van Florence is geweest. Hij schreef een Summa Theologiae moralis.
3r
Slechten en der Onweetenden, zijnde ghestof-
feert, eeven als een Poppe-Craem, met allerhande
op-ghepronckte Poppen en Beelden, met Schilderijen
en Taeffereelen, met Lampen, Candelaeren, en Altae-
ren; vol lieffelijck Snaren-gespel van Cytharen, Vee-
delen, en Luyten, vermenght onder het Gheluyt van
Orgelen, en Stemmen van Monicken, Canonicken,
Papen, Choralen, Cloppen, en Bagijnen. Maer, wan-
neer alles wel doorsien, en verstandelijck met
een Godtvruchtich herte is aenghemerckt, soo
bevindtmen; Gelijck de Egyptenaeren in haere
Kercken, de Heerlijckheydt des Onverderffelijcken
Godts verandert hebben, in de Gelijckenisse eenes Beelts
van een Verderffelijck Mensche, en van Gevogelte, en
van Vier-voetige, en Cruypende Gedierten; hebbende
de VVaerheydt Godts verandert in de Leugen, en het
Schepsel Ge-eert ende Gedient boven den Schepper, die
te prijsen is inder Eeuwigheydt, Romeinen 1, vers 23, 25;
Dat also de Papisten, in haere Kercken, de Heer-
lijckheydt des Onverderffelijcken en Verheer-
lijckten Christi, welcke is Godt Geopenbaert in den
Vleesche, Gerechtveerdight in den Geest, Gesien van de
Engelen, Geprædickt onder de Heydenen, Geloofft in de
VVerelt, en Opgenomen in Heerlijckheydt, 1 Timotheus 3,
vers 16, hebben Getransubstantieert en Veran-
dert in de Gedaente en Ghelijckenisse van een
Rondt Stuckjen Broodts, segghende ’t selve te zijn
dien Godt en Schepper, die ons geschaepen en ghe-
eenvoudigen en onwetenden, die ingericht zijn als een santekraam, met allerlei versierde poppen en beelden, met schilderijen en andere voorstellingen, met lampen, kandelaars, en altaren, vol met lieflijk snarenspel van citers, vedels en luiten, die zich vermengen met het geluid van orgels en de stemmen van monniken, kanunniken, papen, koorknapen, kloppen[1], en begijnen. Maar wanneer men over alles heeft nagedacht en alles met een bedachtzaam en godvruchtig hart heeft bekeken, dan zal men ontdekken dat zij (net als de Egyptenaren in hun tempels, de heerlijkheid van de onsterfelijke God veranderd hebben in de vorm van een beeld van een sterfelijk mens, en van vogels, en van viervoetige en kruipende dieren) de goddelijke waarheid veranderd hebben in een leugen en zijn schepsel meer geëerd en gediend dan de schepper zelf, die tot in eeuwigheid geprezen moet worden, zie Romeinen I, vers 23, 25.
De papen hebben op dezelfde wijze in hun kerken ook de heerlijkheid van de onvergankelijke en verheerlijkte Christus, die de vleesgeworden God is en gerechtvaardigd door de Heilige Geest, aanschouwd door de engelen, over wie gepredikt werd onder de heidenen, in wie geloofd werd in de wereld, en die is opgenomen in de heerlijkheid, 1 Timotheüs 3, vers 16 en veranderd in de gedaante van een rond stukje brood, waarvan zij zeggen dat dat hetzelfde is als God de schepper, die ons geschapen en ge-
[1] kloppen / cloppen / klopjes waren weduwen of ongehuwde vrouwen die zonder kloostergelofte af te leggen in groepjes gemeenschappelijk leefden als geestelijke zusters. Naast pastoraal werk hielden ze ook zogenoemde ‘klopjesscholen’ waar godsdienstonderwijs werd gegeven.
3v
maeckt heefft; en doch selve door de Hant des Priesters
Geschapen ende Gemaeckt is; niette min als Godt
Ge-eert, Gedient, en Aengebeeden moet wor-
den. In voegen, dat de Papisten den Waeren
Godtsdienst veranderen in loutere Affgoderije;
het Schepsel eeren in plaetse van den Schepper; en
alle Heerlijckheyt haerer opghepronckte Kerc-
ken uytkomt op een Belacchelijken Godt, en Godts-
dienst.
Vraeght ghy wijders in de Paepsche Kercken
na de Gheschiedenissen, welcke om hooch aen de
Verwulffselen, en Beneeden aen de Wanden, en
in de Taeffereelen zijn affghemaelt; men sal u
segghen, dat het Miraculen zijn van dese off geene
Heyligen gedaen, van welcke de Papen de mondt
vol hebben, en yeder Paeps-ghesinde roemt om
het seerste; komende doch, ten meerderen dee-
le, uyt op Belacchelijcke Droomen, Fabulen, en
Verdichtselen van Monicken, Bedriegherijen der
Duyvelen, ende der onreyne Geesten: Miracu-
len, na de werckinge des Sathans, in alle Cracht, en
Teeckenen, en VVonderen der Leughenen, en in alle
Verleydinghe der Onrechtveerdigheyt, in den gheenen
die verlooren gaen; daer voor dat sy de Lieffde der
VVaerheydt niet aenghenomen hebben, om Saelich te
worden, 2 Thessalonicenzen 2, versen 9, 10: Miraculen van het
Beest, Apocalyps 13, versen 11, 12, 13, etc.
In den Tempel van Minerva, stonden in
maakt heeft, doch in feite door de hand van de priester geschapen en gemaakt is. Niettemin moet het als God geëerd, gediend en aanbeden worden, zozeer dat, de papen de ware godsdienst veranderen in louter afgoderij, het schepsel eren in plaats van de Schepper, en alle pracht van haar opgetuigde kerken uitmondt in een belachelijke god en godsdienst.
Informeert u in de paapse kerken maar naar de gebeurtenissen die hoog op de zolderingen en daaronder aan de wanden in taferelen zijn afgebeeld, dan zal men u zeggen dat het wonderen betreft die door willekeurige heiligen zijn verricht, waarvan de papen de mond vol hebben en die iedere paapsgezinde ten zeerste roemt. Echter, voor het merendeel betreft het belachelijke dromen, fabeltjes en verzinsels van monniken. Het zijn bedriegerijen van duivels en onreine geesten: mirakels in alle hevigheid kenmerkend voor satans werkwijze, met verbazingwekkend bedrog en met de verleiding om van het rechte pad af te wijken. Velen gaan daardoor verloren, omdat zij de liefde voor de waarheid kwijt geraakt zijn die hen zalig zou doen worden. Zie 2 Thessalonicensen 2, vers 9, 10, en de mirakelen van het Beest in Openbaring 13, vers 11, 12, 13, etc.
In de tempel van Minerva stonden
4r
Koper gesneeden veele kloecke Daeden en Fey-
ten van Hercules: en neevens deselve veele an-
dere Geschiedenissen. Pausanias In Laconia seu Liber 3.
In den Tempel van Diana Hegemon, stonden
oock vreemde Dingen, en Spoockerijen ghe-
schildert van de Helsche Goddinnen, Parcæ ghe-
naemt. Oock van Iupiter, van Hercules, van de
VVaeter-Goddinnen, en Bosch-Gooden. Pausanias in Ar-
cadia seu Liber 8.
In den Tempel van Minerva Alea, waeren
oock veele Dingen affghemaelt, soo in Schilde-
rijen, als in uytghehouwen Steenen. Pausanias ibi-
dem.
In de Paepsche Kercken, vintmen Geschildert,
Gesneeden, Ghehouwen allerhande Wonder-
wercken, welcke de Monicken in haere Legenden,
stout en onbeschaemt, versiert ende beschree-
ven hebben van eenen St. Ioris, Christoffel, Mar-
tinus, Anthonius, Nicolaus, en Diergelijcke an-
dere.
Gelijck in den Tempel van Æsculapius ston-
den Pylaeren opghericht, zijnde in deselve uyt-
ghehouwen de Naemen van Mannen en Vrouwen,
welcke van desen Godt Geneesen waeren;
Oock de Naemen der Sieckten, en Maniere op de-
welcke de Geneesinge geschiedt was, Pausanias
Liber 2, seu Corinthi. Meede, gelijck de Stadt Epi-
daurus, na het Getuychenisse van Strabo Liber 8,
vele dappere daden en wapenfeiten van Hercules in koper gegraveerd, en daarnaast vele andere verhalen. Zie het derde boek van Pausanias[1], Laconia.
In de tempel van Diana Hegemon waren ook vreemde en spookachtige zaken geschilderd met daarop de helse schikgodinnen, de Parcen genaamd, en ook met Jupiter, Hercules, de waternimfen en de bosgoden. Zie bij Pausanias in het 8e boek, Arcadia.
En in de tempel van Minerva Alea waren ook veel dingen afgebeeld, zowel geschilderd als gebeeldhouwd. Zie bij Pausanias in hetzelfde boek.
Op dezelfde manier vindt men in de paapse kerken allerlei wonderen geschilderd, gegraveerd en gehouwen, die de monniken onbeschaamd hebben gefantaseerd in hun legenden over een zekere Sint Joris, Christoffel, Martinus, Antonius, Nicolaas en dergelijke.
Eveneens stonden in de tempel van Asclepius pilaren, waarin de namen waren gehouwen van mannen en vrouwen die door deze god genezen waren, en ook de namen van de ziekten en de manier waarop de genezing had plaats gevonden.
Zie Pausanias, Boek 2, het gedeelte over Corinthe. Evenzo was de stad Epidaurus, zoals in Strabo,[2] Boek 8 beschreven staat,
[1] Pausanias (115-180) Grieks aardrijkskundige en schrijver; de verwijzing is naar de Beschrijving van Griekenland.
[2] Strabo (64 v. Chr.-23/25 na Chr.) Grieks historicus, geograaf en filosoof.
4v
seer Vermaert om den wille van Æsculapius,
zijnde aldaer Beroemt en Gheloofft allerhande
Sieckten te geneesen; Weshalven desselffs Tem-
pel doorgaens vol was van Siecke Menschen; en in
deselve Schilderijen en Taeffereelen waeren
opgehangen, in dewelcke affgebeeldt stont van
wat Sieckte dese off geene Geneesen was ghe-
worden; Diergelijck oock in de Stadt Coo, ende
Triccâ gesien wierdt. Eeven op sodaenige wijse,
vertoontmen u, in de Paepsche Kercken, Schilderijen
en Taeffereelen van Miraculeuse Geneesinghen en Ge-
sontmakingen, welcke door dese off geene Heyli-
gen zijn verricht geworden: Hangende neevens
derselver Altaeren, of Beelden, Armen, Beenen,
Handen, Voeten, Oogen, Ooren, Tanden, Borsten, Billen,
Crucken, Scheursel-banden &c, Opgheoffert van
die geene, welcke van die Heyligen in het eene,
off van het ander Geneesen, en gheholpen zijn
geworden. Gelijck dan oock Lipsius, in sijn Boeck
van de Heilige Maeght van Halle, Caput 33, verhaelt, dat
in desselffs Kercke veele Krucken, Stocken, Masten,
Dennen van Scheepen, Veelerhande Schilderijen van
Menschen, ende Geschiedenissen zijn Opgeoffert; welc-
ke vertoonen, dat die Heilige Maeghet aen veelen
groote Hulpe gedaen, ende beweesen heefft.
Maer beneevens het gemelte, worden oock
in Taeffereelen en Schilderijen der Paepsche Kercken,
u Vertoont allerhande Verschijningen, en Open-
zeer beroemd was door Asclepius, die daar vermaard was en van wie geloofd werd dat hij allerlei ziekten kon genezen. En om die reden was deze tempel doorgaans vol met zieke mensen, en hingen er schilderijen en voorstellingen, waarop de ziekten stonden afgebeeld waarvan mensen waren genezen. En zulke situaties vond men ook op Kos en in Triccâ[1]. Welnu, op precies de zelfde wijze toont men u in de katholieke kerken schilderijen en voorstellingen van wonderbaarlijke genezingen en medische wonderen, die door een of andere heilige werden verricht. Naast deze altaren of beelden hangen armen, benen, handen, voeten, ogen, oren, tanden, borsten, billen, krukken, repen verband etc., die daar geofferd werden door degenen, die door deze heiligen van het een of het ander genezen of afgeholpen waren.
In dezelfde trant vertelt Lipsius[2] in zijn boek ‘Over de Heilige Maagd van Halle’, hoofdstuk 33, dat in de kerk van Halle veel krukken, stokken, masten, balken van schepen, en allerhande afbeeldingen van mensen en gebeurtenissen werden geofferd, welke moesten aantonen dat de Heilige Maagd veel mensen hulp heeft geboden en tot steun is geweest.
Bovendien worden ook op voorstellingen en schilderijen in de paapse kerken allerlei verschijningen en open-
[1] Het huidige Trikala.
[2] Lipsius (1547-1606) Katholieke humanist, filoloog en historiograaf.
5r
baeringen, soo van Duyvelen, als van Goede Engelen,
van Heyligen, en van Zielen uyt het Vaegevyer; ko-
mende deselve meest uyt, op de Openbaeringhen
van een Catharijn van Senen, van Brigida, van Pa-
tritius, van Tondalus, en van Diergelijcke; Oock
op Verschijninghen van St. Anna, van Maria, van
Lucia, van Agniet, van St. Anthoni, van St. Marten,
van St. Nicolaes, en van Dierghelijcke andere:
zijnde so wel de Verschijningen als Openbaeringen,
meest alle Bedriegerijen van Leughenachtighe
Geesten, waer door sy (gelijck Iohannes Gerson, Can-
cellarius Parisi: in Tractatu de Distinctione verarium
Visionum à falsis, seyt) trachten te Vernietighen
de Autoriteyt van de Waere Miraculen, en Heylighe
Openbaeringhen, door Bedriegerijen, en Spoockerijen
der Toovenaeren. VVant de menschen worden affge-
leydt van de kennisse der Goddelijcker VVaerheydt,
welcke door Miraculen en Openbaeringhen is beve-
stight, wanneer se sien, dat eenige daer na gelijckende
voortghebracht worden om te Bedrieghen. Het zijn
soodaenighe Openbaeringhen, van welcke Gerson
seydt ter ghemelte plaetse, dat het zijn Ydele, Su-
perstitieuse, Bedrieghelijcke, en Belacchelijcke Droo-
men, en Daeden van Sotten en Key-Bollen; ook Vreem-
de Invallen van Crancke en Swaermoedige menschen:
Het zijn Suff, en Mufferijen, welcke de VVeerelt
lijdt als een Ouden Suffer, in de Laetste Tijden, en
Toe-komste van de Antichrist. Het zijn Verschij-
baringen aan u getoond van zowel duivels als goede engelen, van heiligen, en van zielen in het vagevuur. Ze komen merendeels voort uit de openbaringen van een Catharina van Siena, van Brigitta, van Patricius, van Tondalus, en dergelijken. En ook de verschijningen van Sint-Anna, van Maria, van Lucia, van Agnes, van Sint-Antonius, van Sint-Maarten, van Sint-Nicolaas en dergelijke.
Hierbij berusten zowel de verschijningen als de openbaringen meestal op bedrog van leugenachtige lieden. Hiermee proberen zij (zoals ook Johannes Gerson, universiteitskanselier te Parijs in het traktaat ‘De distinctione verarum visionum a falsis’ schreef)[1] het gezag van de echte mirakels en heilige openbaringen te niet te doen door bedrog en begoochelingen van tovenaars. De mensen worden immers afgeleid van de kennis van de Goddelijke waarheid, welke door mirakels en openbaringen is bewezen, wanneer zij ervaren dat ze worden bedrogen met dingen die daarop lijken. Gerson schrijft hierover in zijn eerder genoemd werk dat zulke openbaringen, te karakteriseren zijn als ijdele, bijgelovige, bedrieglijke en belachelijke dromen, en het werk van zotten en halve garen, of vreemde invallen van zieke en zwaarmoedige mensen.
Dit zijn de suffigheden en muffe ideeën waaraan de wereld lijdt als een oude dwaas, in het einde der tijden als de antichristelijke komt. Dit zijn verschijningen
[1] Jean de Gerson (1363-1429) theoloog en kanselier van de Universiteit van Parijs.
5v
ningen en Openbaeringhen, ontrent dewelcke
Iohannes vermaent, en waerschout, 1 Epistolae 4, vers 1,
Gelieffde, en gheloofft niet eenen yeghelijcken Geeste,
maer beproefft de Geesten offse uyt Godt zijn, want
veele Valsche Propheeten zijn uytghegaen in de VVee-
relt.
Eerenveste, Achtbaere Heeren, ick geeve, voor
teeghenwoordigh, in deese weynich Blaede-
ren, aen allen Waeren Lieffhebberen Godts,
ende van sijne Heylighe Waerheydt, een Preuve van de
Miraculen, Verschijningen, en Openbaeringen, van
welcke soo veel Gerels, Geraes, Geroems, Ge-
praets, en Ghepreecks is van Papen, Monicken,
Cloppen, en Bagijnen, onder den Kinderen, en ge-
meene Slechte Luyden. Voornaemelijck wijse
ick uyt de Paepsche Schrijvers aen de Miraculen,
Verschijningen, ende Openbaeringhen, die sy den Bis-
schop Nicolaus toe-schrijven, ende den Onnooselen
Leecken, en Kinderen op de mouwe spellen;
Mitsgaeders, wat, (na de Grondt-Regulen van
Antoninus, Vincentius, van Iohannes Picus Mirandola
ende dien Vermaerden Gerson, alle Schrijvers
welcke Paeps zijn) van Die en Diergelijcke Mi-
raculen, Verschijningen, ende Openbaeringen,
te Gelooven, en te Gevoelen zy: Laetende het
Oordeel over deselve aen eenes yeders Gewisse;
Godt roepende tot Getuyghe over de mijne, dat ick
Getrouw en Oprecht gae in ’t Verhaelen; en
en openbaringen, waarover Johannes in 1 Epistelen 4, vers 1, waarschuwend zegt:
‘Geliefden, geloof toch niet elke willekeurige geest, maar ga na of ze van Godswege spreken, want er trekken veel valse profeten door de wereld.’
Eerwaardige en achtbare heren, ik geef voor nu voor allen die God en zijn heilige waarheid waarlijk beminnen in dit beperkte aantal bladzijden een overzicht van de wonderen, verschijningen en onthullingen, waarmee papen, monniken, klopjes en begijnen zoveel geruzied, geraasd, gepocht, gekletst en gepreekt hebben tegen kinderen en eenvoudige mensen. Ik geef dan vooral van de paapse schrijvers weer de wonderen, verschijningen en onthullingen, die zij toeschrijven aan de bisschop Nicolaas, en [die zij] eenvoudige leken en kinderen op de mouw spelden.
En verder geef ik aan, hoe volgens de uitgangspunten van Antoninus, Vincentius, van Johannes Pico della Mirandola en ook die vermaarde Gerson (allen paapse schrijvers) dergelijke wonderen, verschijningen en onthullingen beoordeeld moeten worden. En ik laat het oordeel erover aan ieders geweten over en ik roep God tot getuige over mijn eigen geweten en over mijn eerlijke en waarachtige weergave. Ik heb
6r
niet anders in desen voor-hebbe, als de Bedrie-
gerijen te ontdecken, tot beeter Voortganck, en
Bevorderinge van des Heilighen Evangeliums VVaerheyt, in
de Herten van alle goede Ingeseetenen deser Steede.
Oock soo neeme ick de Vrymoedigheyt, om
ghemelte Blaederen aen uwe Eerenveste Achtbaeren op te
draegen; Om dat het ghebruyckelijck is, dat
het geschiede aen ymandt; En ick niet weete
aen wien anders, en beeter, en bequamer, het
selvighe behoorde; Soo om deselve te doen
schuylen onder uwe Vleugelen; Aengenaem te
maecken by de Goudtsche Burgerije; Mijne Eer-
biedigheydt te bewijsen ontrent uwer Eerenveste Achtbaere
Personen; Als meede, en wel Bysonderlijck, om
uwe Eerenveste Achtbaeren te doen sien de Beuselingen, en Be-
driegerijen, door dewelcke oock uwe Onder-
daenen van de Paepsche Verleyders geblinthockt,
onder de Leugenen ghevangen gehouden, van de
VVaerheydt affghewent, in haere Dwaelinghen
gestijfft, van de Gereformeerde Religie affkeerich
ghemaeckt, en beyde teegens Staet en Kercke
Verbittert en Verwoet worden. Alles ten eyn-
de uwe Eerenveste Achtbaeren met een Heyligen Yever ont-
steecken zijnde, de Bedriegers weeren, en der sel-
ver Bedriegherijen inbinden mochten, na Vermogen,
en Behooren: En voor al niet langher lijden off
ghedooghen, dat door het Vyeren van gheseyden
St. Nicolaes Avondt, de Onnoosele Kinderen en
niets anders voor ogen dan het bloot leggen van de leugens, dit ter bevordering en verspreiding van de waarheid van het heilige evangelie in de harten van alle goede inwoners van deze stad.
Daarnaast ben ik zo vrij geweest om dit werk aan u, eerwaardige achtbaren, op te dragen, omdat het gebruikelijk is om een geschreven werk aan iemand op te dragen en ik niemand ken bij wie dit in betere en bekwamere handen is.
Ik doe dit om dit werk onder uw hoede te brengen en het daarmee aantrekkelijk te maken voor de Goudse burgerij.
Ik doe dit ook om mijn eerbied voor u, edelachtbare personen te bewijzen en ook met nadruk om u, edelachtbaren, het gebeuzel en de leugens te laten zien, waarin ook uw burgers, door de paapse verleiders met leugens verblind, gevangen worden gehouden. Ze worden van de waarheid afgehouden en gesterkt in hun dwalingen. Ze worden daardoor afkerig gemaakt van het gereformeerde geloof, waardoor ze tegen zowel de kerk als de staat verbitterd en opstandig worden. Dit alles om u edelachtbaren met een heilige ijver te vervullen om de bedriegers te weren, om naar vermogen en naar behoren het bedrog te beteugelen en vooral om niet langer lijdzaam te gedogen dat door de viering van de deze Sint-Nicolaasavond de onschuldige jeugd
6v
Jeucht met Paepsche, Superstitieuse, en Affgo-
dische Voor-Oordelen, en Indruckinghen
vorder inghenomen, Besmet, Versuyrt, en tee-
gens de Leere der VVaerheyt Gemoedicht, Vyan-
dich en Verhart gemaeckt worden; tot sonder-
linghe Ondienst van den Lande in’t ghemeyn,
deser Steede in het bysonder, en van Godts
Gemeynte in deselve.
Inden Iaere 1581, heefft de Magistraet bin-
nen Brussel, (hoewel Paeps-ghesint was) door
openbaere Affkondinghe, haere goede Ghe-
meente ghewaerschout voor het Bedroch der Gelt-
gierighe Papen, ghepleecht van deselve met het
by hun geseyde Sacrament van Miraculen. Oock
heefft ghemelte Magistraet verklaert, te hebben
bevonden, dat de Papen het Slechte Volck
hebben laeten aenbidden, Stucken van Oude
Houten Esse-Latten, in plaets van Christi Kruys;
Gebeenten van Aepen, Honden, en andere Beesten, in
plaets van eenige Ooverblijffselen der Heyligen; Oock
Stucken des Graffs van St. Michiel, en andere On-
goddelijcke Dingen. Wijders heeft de voornoem-
de Ooverheyt, by Affkondinge hier booven, aen
de Burgerije van Brussel bekent ghemaeckt, hoe
haere Achtbaeren ghekomen waeren in Bevindinghe,
dat de Papen in de Hooffden van eenige Beelden groote
Gaeten hadden doen Booren; om Olie, off andere Voch-
ticheeden daer inne te gieten, ende de Beelden alsoo te
met paapse en op bijgeloof en afgoderij gebaseerde vooroordelen en standpunten wordt ingepalmd, besmet en verzuurd, en tegen de waarachtige leer wordt opgezet en vijandig en weerspannig gemaakt wordt. Dit leidt in het algemeen alleen maar tot negatieve gevolgen voor het land en in het bijzonder voor deze stad en daarmee voor de gemeente van God alhier.
In het jaar 1581 heeft het bestuur van Brussel (hoewel het paaps gezind was) door een openbare kennisgeving zijn burgerij gewaarschuwd voor het bedrog van de hebzuchtige papen, dat zij plegen met behulp van het zogenoemde Sacrament van Mirakel.[1] Ook heeft dit stadsbestuur verklaard dat het vastgesteld had dat de papen het eenvoudige volk aangezet hebben om stukken van oude essen latten te aanbidden in plaats van Christus’ kruis, en botten van apen, honden en andere beesten in plaats van overblijfselen van heiligen, en ook stukken van het graf van Sint-Michael, en andere goddeloze zaken. Verder heeft dit stadsbestuur in voornoemde kennisgeving aan de burgerij van Brussel bekend gemaakt hoe hunne achtbaren erachter gekomen waren dat de papen in de hoofden van enkele beelden grote gaten hadden laten boren met het doel er olie of een andere vloeistof in te gieten en de beelden zo te
[1] Een mirakel dat in de 14e eeuw in Brussel zou hebben plaatsgevonden.
7r
doen Sweeten. Datse in andere Beelden Raederen had-
den gemaeckt, om deselve te doen beweegen: Tot aller-
hande Sieckten en Cranckheeden eenige Heylighen tot
Genees-meesters hadden versiert, tot dewelcke sy, meer
als tot den Almachtigen Godt, leerden het Volck hae-
ren Toevlucht neemen.
Eerenveste Achtbaere Heeren, indien het uwe Eerenveste Achtbaeren zijn-
de Belijders en Beschermers van den Christelijcken
Gereformeerden Godts-dienst, gelieven mocht eens
de Moeyte te neemen, met eenen goeden Ernst te
ondersoecken, wat Valscheeden en Stoute Bedriege-
rijen onlancx hier ter Steede zijn gepleeght, met en
ontrent een ghemaeckte Beseetene, en het Iaeghen van
eenige Duyvelen buyten deselve; Ick twijffele niet,
off uwe Eerenveste Achtbaeren souden ontdecken een schan-
delijck Mysterium Iniquitatis; en Reedenen vin-
den, om de goede Ingheseetenen uwer Steede te
waerschouwen voor der Papen Stoute, Onbeschaem-
de, en Bedrieghelijcke Bedrijven: Oock uwe Zie-
len voelen gedrongen, en genootsaeckt, om ge-
melte Bedrieghers in te binden. Souden oock
door sulcx een sonderlinghen Dienst doen aen
den Leevendigen Godt, ende sijnen Soone Je-
sus Christus; tot Bevorderinghe van desselffs
Eere en Waerheyt; Neevens veeler uwer Inge-
seetenen Saligheydt. Indien Moses sich nu eens
In desen ghelieffde te voegen met Aaron, om de
Bedriegherijen van Iannes en Iambres uyt te
laten zweten. En dat ze in andere beelden wieltjes hadden aangebracht, zodat deze konden bewegen. En dat ze op die manier enkele heiligen tot geneesheren voor allerlei ziekten hadden opgesmukt en dat ze het volk leerden zijn heil eerder bij hen te zoeken dan bij de almachtige god.
Edelachtbare heren, als u als belijders en beschermers van de christelijk gereformeerde godsdienst toch eens de moeite zou willen nemen om serieus te onderzoeken, wat voor gemene streken en lelijke bedriegerijen onlangs in deze stad zijn uitgehaald met iemand die zogenaamd bezeten was en bij wie ze duivels hebben uitgedreven, dan zou u ongetwijfeld, edelachtbaren, een schandelijke Mysterie van het kwaad ontdekken. en daarin aanleiding vinden om de brave inwoners van uw stad te waarschuwen voor het brutale, onbeschaamde en bedrieglijke handelen van de papen.
En u zou ook in geweten de noodzaak voelen om deze bedriegers de mond te snoeren en daarmee een bijzondere dienst bewijzen aan de levende god en zijn zoon Jezus Christus, en hun eer en waardigheid ten uitvoer brengen.
En niet te vergeten, de zaligheid van veel van uw burgers. Als Mozes zich op dit punt nu eens zou willen verbinden met Aäron om de bedriegerijen van Jannes en Jambres[1] vast te stellen,
[1] Jannes en Jambres zijn de tovenaars die de farao bijstonden in zijn weerspannigheid tegen Mozes.
7v
Vinden, te Ontdecken, en teegen te gaen, Ick
houde my verseeckert, dat daer meede den Vyt-
ganck van veele goede Burgeren, en Inwoonderen hier
ter Steede, uyt het Paepsche Egypten en Babylon, soude
seer bevordert; Den vorderen Opbouw van het Ko-
ninckrijcke Iesu Christi, op de Ruinen des Antichri-
stischen Pausdoms, binnen Gouda gedaen; En alle Godt-
vruchtighe verblijdt worden, siende den VVelslandt[1]
Zions binnen dese Mueren. Waer toe ick uwer
Eerenveste Achtbaeren toe-wensche den Geest des Godde-
lijcken Yvers, en betuyge te zijn
Uwer Achtbaeren
Onderdaenigen Dienaer in Christo,
Jacobus Sceperus, Amsteldamensis
Prædicant in Gouda.
[1] [VVelslandt] lees [Welstand]
aan het licht brengen en tegen te gaan, dan ben ik ervan overtuigd, dat dat de uittocht van veel goede burgers en inwoners van deze stad uit het paapse Egypte en Babylon zeer zou stimuleren. Tevens zou het de verdere opbouw van het koninkrijk van Jezus Christus op de ruïnes van het antichristelijke papendom in Gouda gestimuleerd worden. En ook zouden alle goede gelovigen, verblijd worden bij het zien van de bloei van het rijk Gods binnen deze muren. Daartoe wens ik uwe edelachtbaren goddelijke ijver toe, en verklaar te zijn,
Uwe achtbare
onderdanige dienaar in Christus,
Jacobus Sceperus, geboren in Amsterdam
Predikant in Gouda
Aenspraeck
1r
Aenspraeck
Aen
Alle, Waerheydt, en Saeligheydt
beminnende en betrachtende
Burgeren, en Ingeseetenen in
GOUDA.
Het is bekendt en allenthalven
blijckelijkck / dat de Papisterije, ghe-
heel als Toomeloos / hier ter Stee-
de vry en vranck haeren vollen
Loop en Ren neemt. Dat der Pa-
pen, Cloppen, en Paeps-ghesinden
Bitterheyt / Stoutigheyt / en On-
beschaemtheyt / in het Lasteren / Schelden / en Be-
schimpen van de Evangelische Waerheydt; in het
vry Uytspreecken / Uytstroyen / Voortsetten / en
Indringhen haerer Leugenen / Lasteringen / Be-
driegerijen / en Versierde Miraculen / tot Verley-
dinghe der Eenvoudighen / hoe langer hoe hooger
gaet / en by na Onverdraegelijck wort: Vermits /
niet te vreeden met de vergunde Vryheydt der Con-
scientie; Noch vernoecht met het Heymelijck, en by
Ooghluycking niet dan te veel ghedult en gedoocht,
Opentlijck pleegen haerer Superstitien; gheheelijck
haer selven hier ter Steede aenstellen, als woudense
de Gereformeerde Kercke verdringhen en Verdruc-
ken. Dit breeckt mij den mont op om te spreecken /
en heefft my ghenootsaeckt de Moeyte te neemen /
om het Volgende by een te stellen / ende u Luyden voor te
draegen; ten eynde yeder Opwaecke / Opmercke /
Aanspraak [1]
aan
alle burgers en ingezetenen van Gouda die de waarheid en zaligheid beminnen en betrachten.
Het is bekend en overduidelijk dat de papisterij hier ter stede geheel tomeloos frank en vrij haar volle loop neemt, dat de bitterheid, ondeugd en onbeschaamdheid van de papen kloppen en de paapsgezinden in het belasteren, uitschelden en beschimpen van de Evangelische waarheid en in het vrij uitspreken, uitstrooien, voortzetten en indringen van hun leugens, belasteringen, bedriegerijen en versierde mirakelen tot verleiding van de eenvoudigen, steeds meer toeneemt en bijna onverdraaglijk wordt.
Ze zijn niet tevreden met de vergunde vrijheid van consciëntie, noch vergenoegd met het heimelijk en oogluikend toegestaan uitoefenen van hun bijgeloof, dat te veel geduld en gedoogd wordt, maar ze doen dat geheel openlijk hier in de stad alsof ze de Gereformeerde Kerk willen verdringen. Dit breekt mij de mond open om te spreken en heeft mij genoodzaakt de moeite te nemen om het volgende op te stellen en ulieden voor te dragen, ten einde iedereen wakker te schudden
[1] bij de hertaling gebruiken we de Statenbijbel Synode van Dordrecht 1618 / 1619 druk uit 1918 en 1980 en in enkele gevallen een modernere vertaling.
1v
en teegen alle Valsheydt en Verleydinghe op sijn
hoede zy.
Ick geeve hier Eerst een Verklaeringe over de
Woorden Apocalyps 2, vers 15. Alsoo hebt oock ghy
die de Leeringhe der Nicolaiten houden: 't welck
ick haete. Voege daer by eenighe Opmerckingen
uyt ghemelte Woorden. Daer na spreeck ick van
den gheseyden St. Nicolaes; Toone uyt Paepsche
Schrijvers, wat Miraculen / Verschijningen / ende
Openbaeringhen den selven Nicolao worden toe-
ghedicht; en van welcke (neevens die van andere
Heyligen) de Papisten so veel Swetsen / en roemen-
de Voorgeeven: Als oock / wat (volgens de gron-
den van Paepsche Doctoren) so van Geseyde / als
van alle andere Diergeljjcke Miraculen, Verschij-
ningen, ende Openbaeringen te Gevoelen / te Houden /
ende te Gelooven zy. Alles tot Ontdeckinge beyde
van Bedroch en Waerheydt / en Behulp van den
Eenvoudigen ter Saligheyt.
Lieve Burghers, het zijn de Laetste Tijden, in
welcke veele / ghelijck Iannes en Iambres stonden
teegen Mosen, de Waerheydt teeghen staen; zijnde
Boose menschen, en Bedriegers, welcke voortgaen
tot erger, Verleydende en wordende Verleydt; van
hoedaenighen voorseydt is 2 Timotheus 3, vers 1, 8, 13.
Weshalven / Siet toe, dat u niemandt en Verleyde,
want veele sullen komen in mijnen Naeme, seggen-
de, Ick ben de Christus, en sullender veele Ver-
leyden, staeter Mattheus 24, vers 4, 5. Kinderkens, dat
u niemandt en Verleyde, 1 Iohannes 3, vers 7. Dat u nie-
mant en Verleyde, in eenigerley Maniere, 2 Thessalonicenzen
2, vers 3. Siet toe, dat u niemandt als een Rooff
vervoere, door de Philosophie, en ydele Verleydinge,
zodat men voor alle valsheid en verleidingen op zijn hoede is.
Ik geef hier eerst een verklaring over de woorden uit Openbaring 2 vers 15. Alzo hebt ook gij, die de leringen der Nicolaïeten houden; hetwelk ik haat.
Ik voeg daarbij enige opmerkingen toe uit de aangehaalde woorden. Daarna spreek ik over de genoemde Sint-Nicolaas. Verder toon ik aan via paapse schrijvers welke mirakelen, verschijningen en openbaringen dezelfde Nicolaas worden toegedicht en waarover (naast die van andere heiligen) de papen zo veel zwetsen en opscheppen.
Als ook wat (op grond van paapse geleerden) zowel van de genoemde als van alle andere soortgelijke mirakelen, verschijningen en openbaringen, te ervaren, te behouden en te geloven zou zijn. Dit alles tot de ontdekking van zowel bedrog als waarheid en tot steun van de eenvoudigen om tot zaligheid te komen.
Lieve burgers, het zijn de laatste tijden waarin velen zich verzetten tegen de waarheid, zoals Jannes en Jambres tegenover Mozes stonden.
Dit zijn boze mensen en bedriegers die voortgaan van kwaad tot erger. Ze misleiden en worden verleid.
Dit is voorzegd in 2 Timotheüs 3 vers 1, 8, 13.
Daarom, let op dat niemand u misleidt, want velen zullen komen in mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus en zij zullen velen verleiden, zoals er staat in Mattheüs 24 vers 4, 5.
Kinderen, dat u niemand verleide; 1 Johannes 3 vers 7.
Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; 2 Thessalonicensen 2 vers 3.
Ziet toe dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie en ijdele verleiding
2r
na de Ooverleeveringhe der Menschen, na de Eerste
Beginselen der Weerelt, ende niet na Christum,
Colossenzen 2, vers 8. Weest niet meer als Kinderen, die
als de Vloedt beweeght ende omghevoert worden
met alle Windt der Leere, door de Bedriegerije der
menschen, door Archlisticheydt om liefflijck tot
Dwaelinge te brengen, Epheziërs 4, vers 14.
De Joodtsche Over-priesteren hadden de Slechte
en Ghemeene Luyden en Leecken soo Verbittert
teegen Christum / dat sy (ongemerckt sijne Heilige Lee-
re / Goddelijcke Crachten en Wonder-wercken /
welcke sy Ghehoort ende Ghesien hadden) riepen,
Neemt wech, Neemt wech, Cruyst hem: wy en
hebben geenen Coninck als den Keyser, Iohannes 19, vers
6, 15. So Verbittert en Verwoet worden sommi-
ghe hier ter Steede gemaeckt / door de Roomsche
Verleyders, onder u luyden. Omsweevende en Swer-
mende / datse (niet tegenstaende de Leere der Pro-
pheten ende der Apostelen / Bevestight met soo
veel Goddelijcke Wonder-teeckenen en Miracu-
len / Opentlijcken hier Geprædickt en Verkondicht
wordt) de ghesonde Woorden Godts willen wech
ghenomen hebben van voor haer Ooren; Hoonen
en Smaeden deselve Bitterlijck; Doemen, Ver-
doemen, Vervloecken, jae Verduyvlen diese Lee-
ren en Belijden Wreedelijck; willende niemandt
hooren / als welcke van den Paus komt.
Onsen Ghebenedijden Salichmaecker Jesus
Christus / aenmerckende de Boosheydt / en Ver-
stocktheydt der Joden teghens hem / stelt haer een
Ghelijckenis voor / Lucas 19, vers 12, 13 &c. En in
deselve noemt hy haer Sijne Burgers, welcke hem
Haeteden, en seyden, Wy en willen niet, dat dese over
naar de overlevering van de mensen, naar de eerste beginselen der wereld en niet naar Christus; Kolossensen 2 vers 8.
Wees niet meer als kinderen die als de vloed bewegen en heen en weer geslingerd worden onder invloed van allerlei wind der leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid die tot dwaling verleidt; Efeziërs 4 vers 14.
De Joodse overpriesters hadden de onwetende en gewone mensen en leken zo verbitterd tegen Christus, dat zij (ondanks zijn Heilige Leer, Goddelijke krachten en wonderwerken, welke zij gehoord en gezien hadden) riepen:
Weg met hem! Weg met hem! Kruisig hem! Wij hebben geen koning, alleen de keizer. Johannes 19 vers 6, 15.
Sommigen hier in de stad worden zo verbitterd en woedend gemaakt door de Roomse verleiders, die om ulieden zweven en zwermen dat zij (niettegenstaande de leer der profeten en apostelen die bevestigd is met zoveel goddelijke wondertekenen en mirakelen, die openlijk hier gepredikt en verkondigd wordt) de heilzame woorden Gods niet willen horen. Ze honen en smaden deze woorden verbeten. Doemen, verdoemen, vervloeken, ja verduivelen deze leer en belijdenis vurig. Ze willen niemand horen dan wie van de paus komt.
Onze gezegende zaligmaker Jezus Christus, bemerkende de boosheid en verstoktheid der Joden tegen hem, vertelt hun een gelijkenis. Lukas 19 vers 12, 13 etc. Daarin noemt hij hen Zijn burgers, welke hem haatten en zeiden: we willen niet dat deze over
2v
ons Koninck zy. Lieve Burghers, wacht u voor een
soodaenighe Boosheydt / dat ghy Christum in sijne
Heylige Leere Haeten; ende den Antichrist in sijne
Leugenen en Verdichtselen aenhangen, en bemin-
nen soudt. Dat ghy verwerpen soudt het Koninck-
rijcke der Hemelen, 't welck door de Verkondinge
van de Suyvere Evangelische Waerheydt tot u luyden
is ghekomen; willende hertneckelijck blijven on-
der het Paepsche Duyster-rijck van Blintheydt en
Onweetenheydt.
Men verbiet U Luyden het Leesen van de Heylige Schriff-
ture, ymmers laet de Paepsche Kercke sulcx den
Leecken niet toe / als met believen van den Bis-
schop / off den Inquisiti-Meester; daer doch de
Heylige Schrifften / den Slechten Wijsheydt geeven,
ende der selver Oogen Verlichten, Psalmen 19, vers 8, 9.
Men steeckt u luyden in handen / in plaetse van Godts
Woordt / de Droomen en Verdichtselen, van Papen
en Monicken; de Fabulen en Legenden, van St.
Maerten, St. Nicolaes, St. Joris, St. Christoffel, van
Brigitta, Catharijn van Senen, en Diergelijcke an-
dere / welcke den Slechten meer Verdwaesen / en
der selver Oogen meer Verblinden. Men Blaest
en Blust voor U Luyden uyt / het Licht der Heylige Schrif-
ten / zijnde een Lamp voor onse Voeten, en een Licht
op onse Paeden, Psalmen 119, vers 105; en Proverbien 6, vers 23.
Men Beroofft u van dat Prophetisch Woordt, dat
seer Vast is; op het welcke wy moeten acht hebben,
als op een Licht, Schijnende in Duystere Plaetsen
2 Petrus 1, vers 19: Ende doen dit de Paepsche Ver-
Leyders, alleenlijck om U Luyden te Leyden en Ver-
leyden in alle Duysternis / van Dwaelinghe en
Ontweetenheydt.
ons koning wordt. Lieve burgers, wacht u voor een zodanige boosheid dat gij Christus in zijn heilige leer gaat haten en de antichrist in zijn leugens en verdichtselen gaat aanhangen en beminnen. En dat gij verwerpen zou het koninkrijk der hemelen het welk door de verkondiging van de zuivere evangelische waarheid tot ulieden is gekomen. En dat gij halsstarrig wil blijven onder het paapse duisterrijk van blindheid en onwetendheid.
Men verbiedt ulieden het lezen van de Heilige Schrift. Immers de paapse kerk staat dat de leken niet toe, tenzij met goedkeuring van de bisschop, of de inquisitiemeester, daar de Heilige Schrift de onwetenden wijsheid geeft en hen de ogen verlicht, Psalmen 19 vers 8, 9.
In plaats van Gods woord geeft men ulieden in handen de dromen en verdichtselen van papen en monniken, de fabels en legenden van Sint-Maarten, Sint-Nicolaas, Sint-Joris, Sint-Christoffel, van Brigitta, Catharina van Senen en dergelijke anderen die de onwetenden meer verdwazen en hun ogen meer verblinden. Men blaast en blust voor ulieden het licht uit van de Heilige Schrift, welk een lamp is voor onze voeten en een licht op ons pad. Psalmen 119 vers 105 en Spreuken 6 vers 23.
Men berooft u van dat profetische woord dat zeer vast is en waarop wij moeten letten als op een licht dat schijnt in een duistere plaats. 2 Petrus 1 vers 19.
En de paapse verleiders doen dit alleen om ulieden te leiden en te verleiden in alle duisternis van dwaling en onwetendheid.
3r
Meynt niet / Lieve Luyden, dat ghy dan wel be-
waert zijt / wanneer de Paepsche Bedroogene Be-
driegers / De Verleyde en Verleydende Verleyders
tot U Luyden zegghen / Wy stellender onse Zielen voor,
dat wy u wel Leyden. Want / wat Verseeckeringe
van wel te gaen / kan den eenen Blinden off Ver-
dwaelden gheeven aen den anderen? En doch die
haer Ziele willen verpanden voor U Luyden. / zijn
waerlijck Blinde Leyts-luyden der Blinden: en als
de Blinde den Blinden leydt, soo sullen sy beyde in
de Gracht vallen: Weshalven laetse vaeren, na de
Waerschouwinge Christi / Mattheus 15, vers 14. Uwe
Leyders, seydt Godt tot den Israëliten / zijn Ver-
leyders; en die van haer Gheleydt worden, worden
Ingheslockt, Esaja 9, vers 15. Siet hoe die geene niet
vry en gaen van het Verderff / welcke van Verley-
ders haer Verleyden laeten; Want sy worden van
de Verleyders Ingeslockt / Verslonden / Verdor-
ven / en gaen te saemen met deselve Verlooren. Die
Priesters welcke haer Zielen willen stellen voor u luyden
zijn soodaenige / waer van staet Zephanja 3, vers 4, Sy
zijn Lichtveerdige, gantsch Trouwloose Mannen;
Priesteren die het Heylige verontreynigen, en doen
de Wet gheweldt aen. Siet / sy leggen het Woordt
Godts niet recht uyt / maer Verkeeren en Verdrae-
yen het selve als een Wassen Neuse, na hun Welge-
vallen; Sy zijn Gode Ontrouw; Hoe souden sy dan
(schoon sy konden) Trouw bewijsen aen U Luyden in
het Naekomen van haer Borchtocht, waer inne sy
haere Zielen voor de uwe Verbonden en Verpandt
hebben.
Die Propheten en Priesteren / welcke den Israë-
liten verkondighden Ydelheeden, en Leugenachtige
Denk niet, lieve lieden, dat gij dan goed bewaard blijft als de paapse bedrogen bedriegers, de verleide en verleidende verleiders tot ulieden zeggen: wij zetten onze ziel ervoor in dat wij u goed leiden. Want welke zekerheid van de juiste kant op te gaan, kan de ene blinde of verdwaalde aan de andere geven? En toch, degenen die hun ziel willen verpanden voor ulieden zijn werkelijk blinde leidslieden van de blinden. En als de blinde de blinde leidt, zullen ze beiden in de gracht vallen. Daarom, laat hen varen volgens de waarschuwing van Christus in Mattheüs 15 vers 14.
Uw leiders, zei God tot de Israëlieten, zijn verleiders en wie zich door hen leiden lieten, werden op een doolweg gebracht; Jesaja 9 vers 15.
Zie, hoe zij die zich door verleiders laten verleiden niet ontkomen aan het verderf. Want zij worden door de verleiders opgeslokt, verslonden, verdorven en gaan samen met hen verloren.
Die priesters die hun zielen willen geven voor ulieden zijn degenen waarvan staat in Zefanja 3 vers 4: Zij zijn lichtvaardige geheel trouweloze mannen, priesters die het heilige verontreinigen en de wet geweld aandoen.
Zie, zij verklaren het woord van God niet juist, maar verdraaien het als een wassen neus naar hun goeddunken. Zij zijn God ontrouw. Hoe zouden zij dan (hoewel zij het konden) trouw bewijzen aan ulieden in het nakomen van hun borgtocht waarin zij hun ziel voor de uwe hebben verbonden en verpand?
Die profeten en priesters die ijdelheden en leugenachtige
3v
Voorsegginghen, gaeven het Volck Hoope van het
Woort te sullen bevestigen; verseeckerden met stijve
Kaecken en Aengesichten / dat het geene sy Leerden
waer was / en alsoo seeckerlijck gheschieden soude.
Sy bouwden een Leeme Muer; en andere van hun
Plaesterden deselve met Loose Kalck. Dat is / in
plaetse sy de Gemeynte Onderwijsen / Stichten / en
Bouwen souden door Godts Woordt / deeden sy
sulcx door Verleydende, Ydele, en Leugenachtighe
Droomen, en Versieringen haerer Herten. Echter
sy seyden tot het Volck / Vreede, ghy sult Vreede
hebben, en wy verseeckeren u van Welvaert en
Saligheydt; en wy settender onse Zielen voor.
Maer wat mocht dit den Armen Verleyden Is-
raëliten baeten? Voorwaer niets met allen. Want /
den Leemen Muer, de Verleyde Israëliten; en alle
Plaesteraers, die deselve met Loose Kalck geplaestert
hadden; (dat zijn die gheene / die de Arme Luyden
Verleydt hadden) zijn beyde ende te saemen / door
den Stormwint van Godes Grimmigheydt, om ver
Geworpen / Gevallen / en Vergaen: Den Plaeste-
raer, en het Gheplaesterde zijn Vergaen: De Ver-
leyde Stadt, en die deselve Verleyt hadden, zijn Om-
ghekomen in deselve. Wat soude een Verleyde en
Verleydende Paep voor u Borghe zijn by Godt, en ghy
u selven gherust stellen op desselffs Borch-Tocht?
Siet / van alle Sodaenigen / welcke het Volck Ver-
leyden met Ydele / en Leugenachtighe Voorseg-
ginghen / Leeringen / ende Openbaeringen / seydt
Godt / Datse in de Vergaederinge sijnes Volcx niet
wesen sullen; in het Schrifft van het Huys Israëls niet
geschreeven worden; ende in het Lant Israëls niet ko-
men. Willende Godt daer meede te kennen geeven
voorzeggingen verkondigden aan de Israëlieten, gaven het volk hoop dat zij het woord zouden bevestigen. Ze verzekerden met uitgestreken gezicht dat hetgeen zij verkondigden waar was en ook zeker zou gebeuren.
Ze bouwden een lemen muur en anderen van hen pleisterden die met losse kalk. Dat wil zeggen, in plaats van de gemeente te onderwijzen, stichten en opbouwen door Gods woord, deden zij dat door verleidende, ijdele en leugenachtige droombeelden en mooispraak van hun hart. Maar zij zeiden tot het volk: vrede, gij zult vrede hebben en wij verzekeren u van welvaart en zaligheid, daar zetten wij onze ziel voor in.
Maar wat mocht dit de arme, verleide Israëlieten baten? Helemaal niets! Want de lemen muur, de verleide Israëlieten en alle pleisteraars die deze muur met losse kalk gepleisterd hadden (dat zijn degenen die de arme lieden verleid hadden) zijn beiden tezamen door de stormwind van Gods grimmigheid omvergeworpen, gevallen en vergaan. De pleisteraar en het gepleisterde zijn vergaan. De verleide stad en die haar hadden verleid zijn er bij omgekomen. Hoe zou een verleide en verleidende paap voor u borg zijn bij God? En gij uzelf geruststellen op zijn borgtocht? Ziet, van al diegenen die het volk verleiden met ijdele en leugenachtige voorzeggingen, leerstellingen en openbaringen zei God dat ze niet in de vergadering van zijn volk zullen zijn; en niet in het Schrift van het huis Israëls geschreven worden en niet in het land Israëls komen. Daarmee wil God te kennen geven
4r
dat die Verleyders sijnes Volcx, in het Register sij-
ner Uytverkoorene / in het Boeck des Leevens / niet
gevonden / noch onder sijne Gemeynte gereeckent
sullen worden; noch uyt het Gheestelijcke Babel
weederkeeren tot het Hemelsche Canaan. Ghelijck
van desen allen kan geleesen worden Ezechiël 13, vers
6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15. Merckt dan / wat een Riet-
stock men u luyden in de handen steeckt / wanneer men
tot u seght / de Priester setter sijn Ziele voor.
Lieve Burgers, stopt dan uwen Ooren soo Hertnec-
kich niet toe voor de Waerheydt; Nijpt en Knijpt
uwe Oogen soo moetwillens niet toe voor het Hel-
dere Licht des Evangeliums: Seght niet tot Godt /
'tgeen de Goddeloose seyden Hiob 21, vers 14, Wijckt
van ons, want aen de Kennisse uwer Weegen en heb-
ben wy gheenen lust. Het Evangelium Christi is
nu soo langhe / en wordt noch onder u luyden Verkon-
dicht; De Leere der Propheten en Apostolen,
Bevestight zijnde met soo veele, en Heerlijcke Mi-
raeckelen, wordt u luyden daegelijcx voor Oogen ghe-
stelt: Godts Woort moocht, en kondt ghy Leesen,
om daer door ter Saeligheyt onderweesen te wor-
den: De Leugenen, en Bedriegerijen van den An-
tichrist, ende van desselffs Dienaeren / worden u luyden
gelijck met handen te tasten ghegeeven.
Indien ghy luyden nu Hertneckelijck wilt blij-
ven in Blintheydt en Onweetenheydt; niet begeert
in de Heylige Schriffture te ondersoecken de rechte
Salichmaeckende Waerheydt; maer in Verblin-
dinghe / en Verstockinghe des Herten wilt blijven
aenhangen de Verleydingen en Bedriegerijen van
den Antichrist / en desselffs Priesteren en Papen;
Zijt verseeckert / dat de Oordeelen Godts van
dat die verleiders van zijn volk niet in het register van Zijn uitverkorenen, het Boek des Levens, gevonden worden, noch tot Zijn gemeente gerekend zullen worden, noch uit het geestelijke Babel wederkeren tot het hemelse Kanaän. Zoals over dit alles gelezen kan worden in Ezechiël 13 vers 6-15. Merkt dan wat een rietstok men ulieden in handen geeft wanneer men tot u zegt: de priester zet zijn ziel in als borg.
Lieve burgers, sluit dan uw oren niet hermetisch af voor de waarheid, nijpt en knijpt uw ogen niet moedwillig toe voor het heldere licht van het evangelie, zeg niet tot God wat de goddelozen zeiden in Job 21 vers 14: Wijk van ons want aan de kennis uwer wegen hebben wij geen lust.
Het evangelie van Christus is er nu zo lang en wordt nog onder ulieden verkondigd. De leer van de profeten en apostelen, bevestigd door zo vele en heerlijke wonderen, wordt ulieden dagelijks voor ogen gehouden. Gods woord mag en kunt gij lezen om daardoor tot zaligheid te worden onderwezen. De leugens en bedriegerijen van de antichrist en zijn dienaren worden ulieden eveneens met handen te betasten gegeven. Indien gij nu hardnekkig in blindheid en onwetendheid wilt blijven en niet begeert in de Heilige Schrift te onderzoeken de juiste zaligmakende waarheid, maar in verblinding en verstoktheid van het hart wilt blijven aanhangen de verleidingen en bedriegerijen van de antichrist en zijn priesters en papen, weest dan verzekerd dat de oordelen van God voor
4v
Verleydingen, Dwaelingen, Verhardinge, en Ver-
doemenis, over u luyden komen sullen. En schoon den
Paus met alle sijne Cardinalen, alle Papen en Monic-
ken, haere Zielen voor u luyden wilden te Pande stellen,
soo soude het doch niet mogen baeten; want Godt
seydt door Paulum, 2 Thessalonicenzen 2, vers 8, 9, 10, 11, 12, Dat
de Openbaeringhe van den Antichrist, en desselffs
Toe-komste is na de Werckinge des Sathans, in alle
Kracht ende Teeckenen, ende Wonderen der Leu-
genen; ende in alle Verleydinghe der Onrechtveer-
digheydt, in den gheenen die Verlooren gaen; daer
voor dat sy de Lieffde der Waerheydt niet aengeno-
men hebben, om Saelich te worden. Ende daerom
sal Godt haer senden een Kracht der Dwaelinge, dat
sy de Leughen sullen Ghelooven, op dat sy alle Ver-
oordeelt worden, die de Whaerheydt niet Geloofft en
hebben, maer een Welbehaegen hebben gehadt inde
Ongerechtigheydt.
Merckt hier op / en neemt dese Dreygementen
Godts ter Herten. Want Godt is Rechtveerdich
ende Verschrickelijck; en hy heefft van den Hemel
sijnen Toorn geopenbaert over alle Goddeloosheyt,
en Ongerechtigheydt der Menschen, die de Waer-
heydt in Ongerechtigheydt t'onderhouden, Romeinen I,
vers 18; Dat is / die haer eygen Gemoedt en Ge-
wisse Kracht aendoen / en Verkrachten met ghe-
welt / weetende wel beeter als sy Doen en Drijven.
Godt heefft ons geopenbaert / dat die geene, welcke
Godt kennen, en den selven als Godt niet Verheer-
lijcken en Dancken; welcke de Heerlijckheydt des
Onverderffelijcken Godts, veranderen in de Gelijc-
kenisse eenes Beeldts van een Verderffelijck Men-
sche; welcke de Waerheydt Godts veranderen in
verleidingen, dwalingen, verharding en verdoemenis over ulieden zullen komen.
En ofschoon de paus met al zijn kardinalen, alle papen en monniken hun zielen voor u wilden verpanden, zou dat niet mogen baten, want God zegt door Paulus in 2 Thessalonicensen 2 vers 8, 9, 10, 11, 12: Dan zal de antichrist zich openbaren volgens de werking van satan in alle kracht, tekenen en bedrieglijke wonderen en in alle verleidingen van de onrechtvaardigheid, waarin zij verloren gaan die de liefde tot de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. En daarom zal God hun een kracht van de dwaling zenden, zodat zij de leugens geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.
Merk dit op en neem deze dreigementen van God ter harte. Want God is rechtvaardig en verschrikkelijk. Want de toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken. Romeinen 1 vers 18.
Dit betreft hen die het eigen gemoed en geweten geweld aandoen en verkrachten met geweld, hoewel zij beter weten dan zij doen en drijven.
God heeft ons geopenbaard dat diegenen die God kennen en hem niet als God verheerlijken en danken; die de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderen in een beeld van een verderfelijk mens, die de waarheid van God veranderen in
5r
Leughen; en het Schepsel Eeren en Dienen boven
den Schepper; voor sijn Oordeel niet en sullen te
Verontschuldigen zijn; sullen Verydelt, en Verduy-
stert worden in haer Onverstandich Herte; van Godt
overgegeeven worden in de Begeerlijckheeden hae-
rer Herten, tot Onreynigheyt, en Oneerlijcke Be-
weegingen, Romeinen I vers 20, 21, 23, 24, 25, 26.
Lieve Burgers, en goede Ingeseetenen, beherticht dese
Dreygementen en Oordelen Godts / aen en over
den geenen welcke haer selven Bedrieghen en Ver-
leyden, en van anderen oock willen Bedrooghen en
Verleydt worden. Doet doch niet als Radbodus,
den Koninck der Friesen, welcke een Heyden / en
na voorighe Onderwijs / ghenoodicht zijnde om te
komen tot het Christen Gheloove / en tot Bewijs
van sulcx sich te laeten Doopen; Vraeghde / Off
den meesten Hoop der Friesen in den Hemel, Off in
de Helle was? Waer op Bericht zijnde van den
Bisschop / dat alle Friesen gestorven zijnde Onge-
doopt / in der Helle waeren; Sich niet en woude
Doopen laeten / seggende / Ick wil liever met mijn
Heydensche Voorsaeten, by de Duyvelen het Ghe-
selschap hebben van den meesten Hoop; als met uwen
Cleynen Hoop Christenen, het Rijcke Godts besit-
ten, als gheleesen wordt by Iohannes de Beka, ende by
Wilhelmus Heda, in Chroniek:
Ymmers / ende in voeghen als Radbodus, doen
sodanighe menschen / welcke willen blijven in
Dwaelinghen / alleen om datse soo willen, en haere
Voor-Ouderen geweest zijn in deselve. Liever wil-
len sy in het Rijcke van Onweetenheyt blijven / en
door Hertneckigheyt daer in Verlooren gaen; als
komen tot het Rijcke Jesu Christi / en door Ghe-
leugen en het schepsel eren en dienen boven de Schepper; zijn niet te verontschuldigen voor zijn oordeel. Zij zullen verijdeld en verduisterd worden in hun onverstandig hart. Zij zullen door God overgegeven worden aan de hartstochten van hun harten tot onreinheid en oneerlijke bewegingen. Romeinen 1 vers 20, 21, 23, 24, 25, 26.
Lieve burgers en goede ingezetenen, behartig deze dreigementen en oordelen van God aan en over degenen die zichzelf bedriegen en verleiden en ook door anderen bedrogen en verleid willen worden.
Doet toch niet als Radboud, de koning van de Friezen, die een heiden was. Hij was na eerder onderwijs uitgenodigd om te komen tot het Christelijk geloof en zich te laten dopen tot bewijs daarvan. Hij vroeg of de meesten van de Friezen in de hemel, of in de hel waren. Op het bericht van de bisschop dat alle Friezen die ongedoopt gestorven zijn in de hel waren, wilde hij zich niet laten dopen. Hij zei: ik wil liever het gezelschap hebben van de grote groep van mijn heidense voorvaderen bij de duivels, dan dat van een klein groepje christenen in het rijk van God.
Zoals het te lezen staat bij Johannes de Beka[1] en Wilhelmus Heda in hun Kronieken.
Immers, net als Radboud doen de mensen die in dwaling willen blijven, dit alleen omdat ze zo willen zijn als hun voorouders. Liever willen zij in het rijk van onwetendheid blijven en door hun hardnekkigheid daar in verloren gaan, dan te komen tot het rijk van Jezus Christus en door geloof in
[1] Johannes de Beka was geschiedschrijver te Utrecht; schreef Kroniek van 1346 tot 1430. Werd later secretaris van Maximiliaan van Oostenrijk.
5v
loove / en Salichmaeckende Kennisse in en van
den selven / Saelich en Behouden worden.
Lieve Leeser, Beminde Meede-Burgeren, en Ingeseete-
nen, hier worden de Leughenen / Fabulen / en Be-
driegerijen der Papen en Monicken u luyden klaerlijck
voor Oogen gestelt / Geloofft doch niet eenen yege-
lijcken Geeste, maer beproefft de Geesten offse uyt
Godt zijn; want veele Valsche Propheten zijn uyt-
gegaen in de Weerelt, I Iohannes 4, vers 1. Leest dit / Over-
weeght het / en Oordeelt met Aendacht / na de Heylige
Schrifft / en sonder Voor-Oordeel. Godt verlichte
daer toe uwe Oogen / 't welck Wenscht en Bidt
Jacobus Sceperns[1], Amsterdam
Prædicant in Gouda.
Dit Tractaet, uyt Paepsche Schrijver Bysonderlijck ont-
deckende de Miraculen, Verschijningen, en Openbae-
ringhen,welcke den geseyden St. Nicolaes worden toege-
dicht; en wat van Deselve, en Diergelijcke te Gevoelen, te
Gelooven ende te Houden zy, wordt uytghegeeven na der
Kercken-Ordere, volgens den 55 Art. des Synodi Nationa-
lis: Ende kan met goede Vrucht en Stichtinghe, van alle
Waerheyt, en Saligheyt Lieffhebbende Christenen geleesen
worden. Gedaen in Gouda, op den 28 October, s Iaers
1658.
Iohannes Timmermannus, Dienaer des
Godtlijcken Woorts tot Haestrecht.
Nicolaus Ketel, Prædicant tot Moerdrecht.
Librorum Visitatores.
[1] [Sceperns] lees [Sceperus]
en zaligmakende kennis van het rijk van Jezus Christus, zalig en behouden te worden.
Lieve lezer, beminde mede-burgers en ingezetenen, hier worden de leugens, fabels en bedriegerijen van de papen en monniken ulieden duidelijk voor ogen gesteld.
Vertrouw toch niet elke geest, maar beproeft of de geesten uit God zijn, want veel valse profeten zijn uitgegaan in de wereld, 1 Johannes 4 vers 1.
Lees dit, overweeg het en oordeel met aandacht naar de Heilige Schrift en zonder vooroordeel. Dat God daartoe uw ogen mag verlichten, hetgeen wenst en bidt,
Jacobus Sceperus, Amsterdam
Predikant in Gouda.
Dit traktaat laat vooral zien welke mirakelen, verschijningen en openbaringen aan de genoemde Sint-Nicolaas worden toegedicht door paapse schrijvers en wat van hem en van dergelijke zaken te ervaren, te geloven en te behouden is.
Dit traktaat[1] wordt uitgegeven naar de kerkorde, volgens artikel 55 van de Nationale Synode.
Het kan met goede vrucht en stichting door alle de waarheid en zaligheid liefhebbende Christenen gelezen worden.
Gedaan in Gouda op 28 oktober van het jaar 1658.
Johannes Timmermannus, dienaar van het goddelijk woord te Haastrecht,
Nicolaus Ketel, predikant te Moordrecht.
Librorum Visitatores.
[1] betreft het traktaat over de censuur, approbatie der boeken, uit 1571