105r

moghen Hier of scrijft papyas die meester dat buten athenen
omtrent een mijl van daen een dorp was achademia ghenoemt
dat dickwijl seer beroert wart van aertbeuinghe . welck dye
philosophen als plato ende sijn discipulen daer om verkoren
aldaer te wonen op dat si wt vresen der aertbeuingen hem sel=
uen souden wachten van onsuuerheyt ende van anderen son=
den ende alsoe hem te bet mochten gheuen tott[t]er leringhe
¶ Van den hont ende den woluen Dyalogus C vi. :
0190.8302 105r 1
HET was een hont die groot ende starck was ende dic=
wijl mitten woluen plach te vechten ende myt sinen
baffen plach te veriaghen alsoe datse nyet comen en
mochten daer hi was Ende want si daer om den hont seer leet
hadden soe sochten si raet hoe si den hont ter doot souden mo=
ghen brenghen Hier om vergaderden si op een tijt in dat velt
ende seynde twe vanden ouden woluen totten hont die hem al=
dus toe spraken ende seyden O du hont du biste groot schoon
ende moghende ende crachtich Hier om sijn die woluen inden
kam[p] alle te samen vergadert om dat wi di kiesen ende nemen
willen tot onsen coninckCoemt daer om mit ons vrijlick son
der vaer op dat wi di eerliken cronen moghen als onsen coninc
Die sotte hont als hi hem hoorden prijsen verhif hi hem seluen
ende ghinck wt sijn hock daer hi vri was mitten twe woluen
dien brochten totten anderen daer si vergadert waren : Ende
alsoe saen als si hem saghen comen liepen sy hem ghelijck opt

Meester Papias schrijft dat er buiten Athene, ongeveer een mijl daarvandaan, een dorp lag dat Akademeia heette en dat dikwijls door aardbevingen werd getroffen. Filosofen als Plato en zijn leerlingen verkozen daar te wonen om zichzelf, uit angst voor aardbevingen, voor onreinheid en andere zonden te behoeden en om zich des te meer te wijden aan het vergaren van kennis.
De 106e dialoog. Over de hond en de wolven
0190.8302 105r 1
Er was eens een grote en sterke hond die dikwijls met de wolven vocht. Hij verjoeg ze dan met zijn geblaf om te voorkomen dat ze dichtbij hem kwamen. De wolven ondervonden daardoor veel hinder van de hond. Ze overlegden daarom hoe ze de hond ter dood zouden kunnen brengen.
Op een keer verzamelden ze zich in het veld, waar ze besloten om twee van de oude wolven naar de hond te sturen. Deze spraken als volgt tot de hond: “O jij hond, je bent groot, mooi, machtig en sterk. Alle wolven zijn in het veld bij elkaar gekomen omdat we jou tot onze koning willen kiezen. Ga daarom in vrijheid en zonder gevaar met ons mee opdat we jou eervol tot onze koning kunnen kronen.”
Toen de dwaze hond hoorde dat hij werd geprezen, voelde hij zich trots en kwam hij zijn hok uit. Hij voelde zich veilig bij de twee wolven, die hem naar de plek brachten waar de andere wolven zich verzameld hadden. Zodra ze hem aan zagen komen, sprongen ze op hem