103v

der enen ouden vader vraghede ende seyde hoe langhe sal men
silencium houden Die oude antwoorden Ter tijt toe dat men
di vraghet Jn allen plaetsen daer du swighende biste seltu rus
te hebbenHoudet daer om silencium tot dattet tijt is te spreken
Die philosooph temistides sprack tot een slecht man daer si te
samen in een warscap waren ende seyde Du biste wel geleert ende
dat alleen daer in dattu wel swigheste Daer om seyt ysidorus.
Alsset tijt is seltu spreken ende alst tijt is seltu oec swighen en
de en selste niet spreken ten si dattu gheuraghet wordeste. En
spreke niet eer dattu hoorste Die vraghe sal dijn mont op doen
¶ Vanden hase doctoer inden rechten Dyalogus C v:
0190.8302 103v 1
EEn hase ghinck te parijs om te studeren ende is ghe
worden een groot iurist dat is doctoer inden rechten
Ende quam daer nae tot die leeu ende seyde Heer co=
ninck om dat ic al mijn goet verleert heb inder scholen bidde
ick v dat ghi my gheuen wilt om mijnre konsten wille goede
weddinghe dat ick eerliken nae mijnen staet onder v mijn le=
uen draghen mach . Die leeu antwoorden Jck wil v eerst be=
proeuen ende dye konsten ondersoeken eer dat ick v weddin=
ghe sal gheuen. Ghanck myt my om alrehande dinghe te sien
en vernemen. Ende doe si te samen doer dat bossche ghinghen
saghen si daer enen iagher die een boghe ende scutte in sijn han
den hadde ende scoet nae enen beer ende oeck na enen vosch En=
de dye vosch want hy loes is wachtede hem voer dye schutte

een vraag stelde aan een oude vader. Hij vroeg: “Hoe lang moet je zwijgen?” De oude vader antwoordde: “Zo lang als dat van je gevraagd wordt. Overal waar je zwijgt zal je rust vinden. Houd daarom stilte in acht tot het tijd is om te spreken.”
De filosoof Temestides zei tegen een eenvoudige man, die hij ontmoette in een herberg: “U bent een wijs man alleen al omdat u zwijgt.”
Isidorus zei: “Er is een tijd van spreken en een tijd van zwijgen. Als jou niets gevraagd wordt moet jij je mond houden. Spreek niet voordat je geluisterd hebt. De vraag zal je mond openen.”
De 105e dialoog. Over de haas die een doctor in de rechten was
0190.8302 103v 1
Een haas had in Parijs gestudeerd. Hij werd een knap jurist, een doctor in de rechten.
Nadien ging hij naar de leeuw, tegen wie hij zei: “Heer koning, ik heb al mijn geld in mijn studie gestoken. Ik verzoek u daarom nederig mij om mijn kennis een passende beloning toe te kennen. Dan zal ik eerlijk en naar vermogen mijn leven in uw dienst stellen.”
De leeuw antwoordde: “Ik wil je wel eerst op de proef stellen en kijken wat jouw kennis mij biedt, voordat ik je zal belonen. Ga met me mee om allerlei dingen te beleven en te onderzoeken.”
Toen ze samen door het bos liepen zagen ze daar een jager met een pijl en boog in zijn handen. Hij schoot op een beer en ook op een vos. De sluwe vos vermeed de pijl