52r

ke vant die onder enen boem die gheuallen was belast ende ge
uanghen lach dien hi daer of verlossede Daer nae ghesciedent
dat die draeck den ezel eten woude segghende dat alle groote
diensten bijden ondancbaren verloren bliuenMer die lantman
ghinck te rade mitten vos die den draeck myt subtijlheyt we=
der inden last brocht daer hy te voren in gheweest hadde ende
verlossede den lantman mit sinen ezel Jtem men seit van een dwa
sen man die niet en hadde dan een soon welck doe hy sach dat
veel menschen totten keyser ghinghen ende brochten hem me
nigherhande ghiften ende gauen alsoe datse den keyser grote
[te]lick weder om begaefden Hier om docht hi in hem selue Jck
wil oeck totten keyser gaen ende brenghen hem een goelick=
heyt als den keijser wel betaemt . Aldus ghinck hi soeken dye
auentuer die hem god verlenen woude ende vinck een centau
rus dat een dier is onder als een paert ende bouen als een men
sche ende is soe snel te lopen als een paert: Daer nae vinck hy
oeck een beer daer hi op ghinck sitten ende presenteerdense bey
de den keyser ende sceynctese hem van sines heren weghen .
Die keyser ontfinck dese beesten in groten danck ende seynde
sinen heer veel ghelts ende goets weder omme alsoe dat hy rijc
wort als dyt ghesciet was veynsde hem die soon ende ghinck
legghen of hy doot hadde gheweest ende woude alsoe sinen va
der besoecken. Mer want hi onderuant dat hi op hem niet en
pasten soe wort hi toornich ende lasterden sinen vader seer van
der ondanckbaerheyt . ¶ Gregorius nyet en is hy waerdich
meer gauen te ontfanghen die nyet danckbaer en is vanden ge
gheuen gauen .¶ Augustinus dat god den danckbarighe ghe
gheuen hadde dat neemt hi weder van den ondanckbaren

Van die aern mit sinen voghelen ende den leeu mitten ande=
ren beesten ende dieren ¶Dyalogus neghen ende veertich

die vast zat onder een omgevallen boom. Hij bevrijdde de draak maar daarna wilde deze de ezel opeten. De draak zei: “Ondankbaren doen niets terug voor alle grote diensten die aan hen bewezen zijn.” De landman vroeg echter raad aan de vos, die de draak heel sluw opnieuw in de benarde positie bracht waarin hij eerst gezeten had. Daarna bevrijdde hij de landman met zijn ezel.
Zo vertelt men een verhaal over een dwaze man wiens enige bezit zijn zoon was. Hij zag dat veel mensen naar de keizer gingen om hem allerlei geschenken aan te bieden, maar ook dat de keizer hen hiervoor vorstelijk beloonde. Daarom dacht hij bij zichzelf: ik wil ook naar de keizer gaan en hem iets moois geven dat een keizer waardig is.
Daarop ging hij, op hoop van Gods’ zegen, zijn geluk beproeven. Hij ving een centaur, een dier dat van onderen een paard is en van boven een mens en dat net zo snel kan lopen als een paard. Daarna ving hij ook een beer, waar hij op ging zitten.
Hij bracht deze dieren naar de keizer en schonk ze hem uit naam van zijn heer. De keizer nam de beesten dankbaar in ontvangst en zond op zijn beurt de heer van de man veel geld en goederen, zodat hij rijk zou worden.
Nadat dit gebeurd was, verzon de zoon een list. Hij ging liggen alsof hij dood was om zijn vader op de proef stellen. Toen hij in de gaten kreeg dat hij niet op hem lette, werd hij kwaad en beschuldigde hij zijn vader van ondankbaarheid.
Gregorius zegt: “Hij die niet dankbaar is voor de geschonken gaven is het niet meer waard om gaven te ontvangen.” Augustinus zegt dat God de dankbaren geeft wat hij heeft afgenomen van de ondankbaren.

De 49e dialoog. Over de arend met zijn vogels en de leeuw met de andere dieren