35r

der ontfanct ouermits penitencien salicheyt ende ghesontheyt
der wonden . Mer nae dat die siecte is daer nae salmen medi=
cijn gheuen Ende nader wonden grootheyt salmen daer raet
ende plaesteren op doen . Men leset dat sommighe zeerouers
op een tijt op die zee van groter tempeest ende onweer in groten
last waren alsoe dat si god van hemelrijck loueden waert dat
si behouden hoers lijfs ontgaen mochten dat si dan hoor son=
den souden biechten .¶ Ende doe si te lande ghecomen waren
spraken si hoor biechtEnde die capiteyn van hem luden sprac
sijn biecht ane enen heremijt die hem om grootheyt sijnre son
den tot penitencien settede dat hi te romen gaen soude totten
paeus om van hem absolueert te worden Doe wort hi toor=
nich opten heremijt ende sloech hem doot Ende ghinck voort
tot enen anderen te biecht dien hy oeck doot sloech Ende ghinc
totten derden ende sprack oeck sine biecht dese want hi bescey
den was.tracteerde hem mynliken ende safteliken. Ende als
hijs aldus van sijnre boesheyt nyet vermorwen en mochte of
van sijnre quaetheyt trecken Als een goet medicus der zielen
settede hy hem tot sijn penitenci . dat hy als hy saghe of ver=
hoorden daer enich mensche ghestoruen waer dat hi dien int
graft setten soude Dit dede hi garen ende hanteerdent alsoe
langhe dat hi began te dencken hoedanich hij oeck worden sou
de ende dat hem des ghelijcks oeck haest ghescieden soude En
de dit dicwijl doende ende van sijn doot peynsende wort hi ge
brocht tot groten berouwe sijnre sonden ende ordeneerde sinen
staet in een beter leuen. Ende ghinck in die woestijn ende leef
den daer yn groter strengher penitencien altoes voor oghen
hebbende die vrees sijns doots Daer om seyt die glosaGheen
dinck is dat alsoe veel helpet tot die begheerten des vleysches
te bedwinghen ende verwinnen als stadelick te peynsen hoe
dat sijn doot wesen sal

¶ Van verbena ende den wolf. ¶ Dat dertichste dyalogus.

zaligheid en genezing van wonden ontvangt mits hij boete doet.
Afhankelijk van de soort ziekte zal men medicijnen geven. Naar gelang de grootte van de wond moet men er honingraat en een pleister op doen.
Men leest dat er eens enkele zeerovers op zee waren die door hevige stormen en onweer in grote problemen kwamen. Zij baden tot de hemelse God en zouden hun zonden opbiechten als zij aan het gevaar konden ontsnappen en hun leven zouden behouden.
Toen zij aan land gekomen waren, gingen ze biechten. Hun kapitein biechtte bij een kluizenaar die hem er om de grootte van zijn zonden toe aanzette naar Rome te gaan om bij de Paus vergeving te gaan vragen. Toen werd hij kwaad op de kluizenaar en doodde hem. Hij ging bij iemand anders biechten die hij ook doodde. Hij ging bij een derde dezelfde biecht doen. Door deze bescheiden man werd hij vriendelijk en zacht behandeld. Hij liet zich echter niet vermurwen om zijn boosheid te laten varen. Als een goede medicus van de ziel spoorde de kluizenaar hem aan tot boetedoening. Als hij ergens zag of hoorde dat er iemand gestorven was, moest hij deze persoon begraven.
Dit deed de kapitein graag. Hij deed dit werk zo lang, dat hij zich begon af te vragen hoe het met hem zou aflopen. Hij dacht dat hem spoedig hetzelfde zou kunnen overkomen. Terwijl hij mensen begroef en tegelijkertijd aan zijn eigen dood dacht, kreeg hij groot berouw over zijn zonden en zette hij zich geheel in voor een beter leven. De zondaar trok de woestijn in en deed daar veel boete omdat hij steeds angst voor zijn eigen dood had.
De toelichting bij dit verhaal zegt, dat niets beter helpt om de lusten te bedwingen en te overwinnen dan voortdurend te bedenken hoe je eigen dood zal zijn.

De 30e dialoog. Over verbena en de wolf