33v

hebtstu veel quaets ghedaenEnde si weten dattu argher wor
den soudest waert dattu dese siecte ontghinghest . Ende dat
berou dattu hebste dat doet die vrees des dootsDoch soudes=
tu di niet beteren mer arger worden Ende als hi dit hoorden
wort hi meer kranker ende sterf in groter droefheyt .
Van aefruy ende den hase. Dat achtendetwintichste dyalogus
0190.8302 033v 1
Aefruy als een meester seyt ghemenget mit smout trect
wten leeden doornen of ander hout dat daer in steket.
Het was een haes die al hinckende an die merct quam
want hi een doorn in sijn voet had ghesteken ende seyde totter aef
ruy O meester van groter konsten ontferme di mijnre ende maect
mi ghesont Ende dit seggende stack hiden voet voort daer die doorn
in wasDie aefruy mit goedertierenheyt bewegen ende sette hem seluen
op sine wonde ende haelde die doorn daer wt ende maecte hem ghe=
sont Die hae[f] niet verghetel wesende der weldaet die hem ghe=
sciet was . brocht daghelix op sine scouderen een grote vlessche
mit water ende stortede die an die wortel van die aefruy also dat die
aefruy seer wel was groen ende wel wasschende ende seyde AL
toes sellen wi tot onsen weldaenres. wesen goede ghetrouwe
dienres¶Alsoe en doen niet die quade ende ondancbere menschen
die altoes vergheten die weldaden diemen hen doet Een wijsman
wort gheuraghet wat onder den menschen eerst vergheten wort
hij antwoorden: Dat is weldaet dye men den ondanckbaren
doet Daer om seyt oeck catho tot sinen soon wes ghedachtich

heb je veel kwade dingen gedaan en ze weten dat je slechter zou worden als je aan deze ziekte zou ontsnappen. Het berouw dat je nu hebt, komt voort uit angst voor de dood. Zonder deze ernstige ziekte zou je je leven niet beteren maar slechter worden.”
Toen hij dit hoorde, werd hij nog zieker en stierf in grote droefheid.
De 28e dialoog. Over citroenkruid en de haas
0190.8302 033v 1
Citroenkruid gemengd met vet trekt, zoals een heelmeester zegt, doornen en andere stukjes hout uit de ledematen.
Er was eens een haas die hinkend op de markt kwam omdat er een doorn in zijn poot stak. Hij zei tegen het citroenkruid: “O zeer kundige meester, heb medelijden met mij en maak mij gezond.” Terwijl hij dit zei, stak hij de poot waarin de doorn zat naar voren. Het citroenkruid kreeg medelijden en behandelde de wond, haalde de doorn eruit en maakte hem beter. De haas, die niet vergat welke goede daad aan hem verricht was, droeg iedere dag op zijn schouders een grote fles water naar het citroenkruid en goot die uit over de wortels. Het citroenkruid werd hierdoor prachtig groen, groeide heel goed en de haas zei: “Wij moeten onze weldoeners altijd trouw dienen.” Slechte en ondankbare mensen doen dit niet en vergeten altijd de goede daden die voor hen worden verricht.
Aan een wijze man werd gevraagd wat door mensen het eerst vergeten wordt. Hij antwoordde: “Dat is de goede daad die men de ondankbare mens bewijst.” Daarom zegt Cato tegen zijn zoon: “Vergeet niet