30v
leeu gheuanghen wort in dye strick die op hem ghesettet was.
Doe dit die muys sach ghinck si toe en bete die coorden en twee
daer die leeu mede gheuanghen was ende verlossede den leeu.
¶ Merket hier wt hoe ons die cleyne beesten danckbaer leren
wesen Nochtant valtet dat die heren van hoerre quader ende fel=
le natuer mit weldaden die hem hoer ondersaten doen dicwijl
niet verbetert en worden mer ymmer soe veel te meer verargert
ende bliuen in hoer quade natuer ¶ Als men seyt dat een ion=
ghelinc int velt sach een serpent die van groter kouden seer ge
cruust wort ende hy ontfermde hoers ende settese in sinen scoot
Ende doe die serpent wel verwarmt was stack si hoer venijnt
inden ionghen ende dooden hem Daer om seyt seneca dat serpent
en wort sonder vrese inden wijnter niet anghetast al ist verkout
want het niet of en laet sijn venijnt te scieten hoe koudt dattet is:
Van den rosmarijn ende den acker Dat vijfentwintichste dyalo=[gus]
ROsmarijn als men vint inden boeck van dye craft der
cruden heeft onder al die virtuyt Jst dattu hem in dinen
wingaert of acker plantest ende hem eerlick ende reynliken
houdes dat die wingaert ende acker daer of seer vruchbaer sel war
den Hier om een acker die vol oncruyts ende onuruchbaer was
op dat hi vruchten soude brenghen ghinck oetmoedeliken ende de=
uoteliken totten rosmarijnboem ende seydeO grote harder ende goe
de bewaerre ghewaerdighe di tot mi te comen ende bescerme mi
leeuw gevangen werd in de strik die voor hem was uitgezet. Toen de muis dit zag, ging zij er naar toe en beet de koorden waarmee de leeuw gevangen zat door en bevrijdde de leeuw.
Begrijp hieruit dat de kleine dieren ons leren dankbaar te zijn. Toch gebeurt het vaak dat door de goede daden van de onderdanen het slechte en kwaadaardige karakter van de heren niet verbeterd wordt, maar daarentegen juist verergert en dat zij volharden in hun kwade geaardheid. Zo vertelt men dat een jongeman in het veld een slang zag, die door grote kou zeer ernstig leed. Hij ontfermde zich over haar en nam haar op schoot. Toen de slang goed opgewarmd was, spoot zij haar vergif in de jongen en doodde hem.
Daarom zegt Seneca dat de slang in de winter niet zonder gevaar kan worden aangeraakt, ook al is zij koud, want zij zal niet nalaten haar gif te spuiten hoe koud zij het ook heeft.
De 25e dialoog. Over de rozemarijn en de akker
Rozemarijn heeft, zoals men kan vinden in het boek over de kracht van de kruiden, de krachtigste uitwerking van alle kruiden. Als je hem in je wijngaard of akker plant en hem goed verzorgt, dan zal de wijngaard of akker daardoor zeer vruchtbaar worden. Een akker, die vol onkruid stond en onvruchtbaar was, ging daarom nederig en eerbiedig naar de rozemarijn opdat hij vruchtbaar zou worden.
Hij zei: “O grote opzichter en goede bewaarder, verwaardig u naar mij toe te komen en bescherm mij.
31r
Ick sal di eerliken ende reynlike setten ende di trouweliken die
nen Sit alleen ende ruste in mi op dat ick ouermits dy vrucht
baer mach worden Die rosmarijn wort van sinen ghebede ende
wt goedertierenheyt beweghen ende ghinck mit hem ende ghinck
sitten int middel van den ackerMit desen alsdie rosmarijn in
den acker aldus eerliken ende reynliken ghehantiert wort is
die acker vruchtbaer gheworden ende gaf tsestichuoudighe ende
hondertuoudighe vrucht in paciencie ende seyde . EEn
goet regiere inden rijck.doet groet goet ende profijt ¶ Aldus
sal dat goede volck doen als si sonder regiere sijn dat si dan kie
sen enen goeden wysen rechtuaerdighen eerbaren man . dyet
volck bewaren ende bescermen mach ende mit wijsheyt regie
ren want die wise man seytWaerlike is die wise coninck een ves
ticheyt sijns volcks . Jtem . Jst dattu ghenughet inden regi=
ment o ghy conynghen hebt lief die wijsheytHebt lief dat licht
der wijsheyt ghy die bouen dat volck sijt ¶ Ecclesiasticus seyt
dye wise rechter sal sijn volck oordelen ¶ Jtem dye onvroede
conynck sal sijn volck verliesen .¶ Hier om badt salomon van
gode een hart dat leerlick was inder wijsheyt . op dat hy sijn
volck mochte oordelen ende ondersceyden tusschen goet ende
quaet Vegecius dye leerre seyt . Niemant en isser dient noot is
meer goets ende onderscheydes te weten dan den prins wes
leerringhe profitelick wesen sel alle sinen ondersaten . Want
nyemant en kyeset ionghe heren om dat dat gheen oerbaer en
is wantmen niet en weet of si wijs sijn als aristotiles leert.
Plato seyt Doe was dat aertrijck salich doe die wise begons
ten te regieren ende doe dye princen begonsten te verstaen.
Daer om segghen valerius ende boecius . Dattet een gulden
werlt was doe dye stoel des wisen princen dat rijck was.
Seneca seyt oeck Doe dat ghemeen goet van romen in eeren
was doe waren die roemsche keysers ende heren niet onghe=
leert .¶ Jck en weet nyet hoet aldus gheualt onder den prin=
cen dat die craft der consten of der letteren aldus sieck is want
sonder wijsheyt en mach dat regiment niet duerachtich wesen
Ik zal u op een eervolle en mooie plek zetten en u trouw dienen. Ga maar rustig hier zitten zodat ik door u vruchtbaar kan worden.”
De rozemarijn werd door zijn verzoek met medelijden vervuld, ging met hem mee en ging in het midden van de akker zitten. Doordat de rozemarijn op deze respectvolle manier behandeld werd, is de akker vruchtbaar geworden en droeg, na geduldig wachten, zestigvoudig en zelfs honderdvoudig vrucht. Hij zei: “Een rijk dat goed bestuurd wordt is een groot goed en brengt voordeel.”
Daarom moet een goed volk, als het zonder regering is, een goede, eerbare man kiezen, die wijs en rechtvaardig is, die het volk kan besturen, beschermen en met wijsheid regeren.
De wijze man zegt dat het waar is dat een wijze koning zekerheid betekent voor zijn volk. Ook zegt hij: “Als u genoegen beleeft aan het besturen, o koningen, heb dan de wijsheid lief. U, die boven het volk staat, heb het licht van de wijsheid lief.”
In het boek De Wijsheid van Jezus Sirach staat geschreven: “Zoals de wijze koning de juiste oordelen zal vellen over zijn volk, zo zal de dwaze koning zijn volk verliezen.” Daarom bad Salomo tot God om een verstandig hart opdat hij zijn volk kon besturen en onderscheid kon maken tussen goed en kwaad.
De leraar Vegetius zegt: “Niemand heeft er meer belang bij om de goede dingen te leren onderscheiden dan de machthebber, wiens voorschriften aan al zijn onderdanen ten goede moeten komen.”
Niemand kiest voor jonge heren omdat dat geen voordeel brengt want men weet niet of zij wijs genoeg zijn, zoals Aristoteles leert. Plato zegt: “Het was een gelukkige tijd op aarde toen de wijzen begonnen te regeren en de hoge heren hen gingen begrijpen.” Daarom zeggen Valerius en Boëthius dat het een gouden wereld was toen de wijze machthebbers op de troon zaten.
Seneca zegt ook: “Toen het Romeinse Rijk nog in aanzien stond, waren de keizers en heren van Rome niet ongeletterd. Ik weet niet hoe het is onder machthebbers als de kunsten en de letteren verwaarloosd worden want zonder wijsheid kan hun bestuur niet duurzaam zijn.”
31v
Want dye godlike wijsheyt seyt inder wijsheyt boeck die co=
ninghen regnieren bi mi . Men leset dat die keyser van ro=
men screef totten conynck van vranckrijck vermanende hem
dat hy sijn kinderen soude laten leren in den vrien konsten ende
seyde Een ongheleert conynck is als een ghecroont ezel . So=
crates scrijft in sijn leste boeck dat inden lande van campani=
en als men daer een conynck sal kiesen soe en helpt daer niet
toe eedelheyt van gheboorten Mer die stemmen des volcks .
Want dat volck kiest enen dye wel besettet is in goeden zeeden
Goederhande in iusticien ende goedertierenheyt . Oudt van
iaren dye gheen kinder en heeft welck als hy in enigher daet
misdoet soe moet hy steruen
Van wijnruy ende venijnde beesten ses ende t wintichste dyalogus
Wijnruy heeft in hoor veel virtuten Mer sonderlanck
wanneer dat mense stoot mit loock sout ende noten ende
mense alsoe eet of drincket datse goet is teghen alle ve
nijnt al waer een mensch oeck van venijnde dieren ghebeten.
Hier om wantse aldus venijnt verdriuet soe vergaderden op
een tijt alle die venijnde beesten ende quamen tot hoer ende seyden
Wi bidden di dattu dy van die werlt wechdoeste ende dattu dy
niet en onderwindes tusschen ons ende dat gheslachte der men=
schen Want si onse vianden sijn waer om dat wy alle onse best daer
toe doen om onse venijt onder hem te saijen want si ons gheren
Want de goddelijke wijsheid zegt in het boek Wijsheid: “De heerschappij van de koningen is hun door mij gegeven.”
In een brief van de keizer van Rome aan de koning van Frankrijk kan men lezen dat hij hem aanspoort zijn kinderen de vrije kunsten te laten studeren en hij voegt er aan toe dat een ongeletterde koning te vergelijken is met een gekroonde ezel.
Socrates schrijft in zijn laatste boek dat in Campanië bij het kiezen van een koning adellijke geboorte niet telt maar alleen de stem van het volk. Want het volk kiest iemand van onberispelijk gedrag bij wie rechtspraak en edele gezindheid in goede handen zijn. Hij moet levenservaring en geen opgroeiende kinderen meer hebben en als hij een misdaad begaat, moet hij sterven.
De 26e dialoog. Over wijnruit en giftige beesten
Wijnruit heeft veel geneeskrachtige eigenschappen. Dat geldt in het bijzonder wanneer men haar fijnstampt met look, zout en noten en dit mengsel vervolgens eet of drinkt. Ze is dan goed tegen alle gif, zelfs als een mens door een giftig dier is gebeten.
Omdat ze dus gif uitdrijft, kwamen op een keer alle giftige beesten bij elkaar en gingen naar haar toe. Zij zeiden: “Wij gebieden je dat je uit de wereld verdwijnt. Waag het niet meer tussen ons en de mensen te gaan staan want zij zijn onze vijanden. Daarom doen wij allemaal ons best hen te vergiftigen want zij willen ons graag
32r
te verderuen ende veruolghen o[u]s sonder ophouden Die wyn
ruy antwoorden uwe woorden sijn boes ende bedriechlic als
inden souter van v ghescreuen is dat vernijnt der serpenten is
onder hoor lippen verburghenO quade beesten waer om wil dy
den menschen verderuen dien god inden beghin ghescepen heeft
ende gheset een heer bouen ons allen Ende want ghi segt dat
ick graci ende cracht teghen v heb ende teghen v venijnt soe en
sal die graci godes in my niet ydel wesen mer sal altoes in my
bliuen . ende sal altoes v contrari wesen op dat ghy dat grote
quaet niet en doet Ende seyde voort . DJe goeden sellen
wesen in machtigher staden.bouen die quade op dat si niet en
scaden Aldus sellen die prelaten ende ouersten altoes wijselick
die quade bestueren ende hem teghen staen ende corrigeren om hoor
misdaet want seneca seyt die den quaden spaert bescaet den goe
denDie rechter en sal den quaden niet sparen want dye rechter
die den misdoende niet en corrigeert dye ghebiet quaet te doen
als hy oeck seyt Hier om seyt ambrosius . Wanneermen den on
waerdighen vergheeft . soe worden veel luden tot die sonden
verwrect ¶ Valerius scrijft van bruto den senatoer van romen
dat hy sijn eighen sonen dede vanghen ende binden an een pael
ende mit roeden seer gheesselen ende ten lasten mit een bijl dat
hooft of slaen om dat si tarquinum die hy van romen als viant
verdreuen had weder inbrenghen woude.want hi lieuer had
de sonder kinder te wesen dan gheen iustici te doen ¶ Des ge
lijck vertelde oeck augustinus inden boeck vander stat goods
dat op een tijt doe dye keyser van romen gheboden had opt
lijf te verburen dat nyemant teghen dye vianden vechten en
soude .dat doe sijn soon dicwijl vanden vianden gheeysschet
wort teghens hem te vechten. dat hem sijn vader daer om de
de dooden om dat hy syn ghebot hadde ghebroken op dat hy
die rechtuaerdicheyt strenghelick soude houden hoe wel noch
tant die soen die vianden verwonnen had ende romen van hoer
vianden verlostOeck leest men inder coninghen boeck dat saul
dye eerste conynck van ysrahel sinen soon ¶ Jonathas woude
zonder ophouden vervolgen en te gronde richten.” De wijnruit antwoordde: “Jullie woorden zijn slecht en vals. Zoals in Psalmen over jullie staat geschreven, zit het gif van de slang onder de lippen van de kwaadaardigen verborgen. O slechte dieren, waarom willen jullie de mens, die God in het begin geschapen heeft en als heer boven ons allen gesteld heeft, te gronde richten? Want jullie zeggen dat ik de gave en de kracht heb om tegen jullie en jullie gif in te gaan. Zo zal die gave van God niet vruchteloos zijn maar altijd in mij blijven. Die zal altijd tegen je werken opdat je het grote kwaad niet doet.” Vervolgens sprak zij: “De goeden moeten machtiger zijn dan de kwaden opdat deze de goeden niet zullen schaden.”
Zo moeten hoge geestelijken en gezagsdragers altijd met wijsheid de slechte mensen besturen, zich tegen hen te weer stellen en hun misdaad bestraffen. Want Seneca zegt: “Wie de kwaden spaart, beschadigt de goeden.” Ook zegt hij: “De rechter moet de kwaden niet sparen want de rechter die de misdadiger niet straft, moedigt het kwaad aan.” Hierover zegt Ambrosius: “Wanneer men de kwaadwilligen vergeeft, worden veel mensen tot zonden aangezet.”
Valerius schrijft over Brutus, de senator van Rome, dat deze zijn eigen zonen gevangen liet nemen, hen aan een paal liet vastbinden en met een roede liet geselen. Ten slotte werden hun hoofden er met een bijl afgeslagen. Dit alles omdat zij Tarquinius, die door Brutus als vijand uit Rome verdreven was, weer terug wilden laten keren. Brutus wilde liever zonder kinderen zijn dan dat het recht niet zijn loop zou hebben.
Hierover vertelde ook Augustinus in het boek Over de stad van God. De keizer van Rome had het gebod uitgevaardigd dat je gedood zou worden als je tegen de vijand zou vechten. Nadat zijn zoon dikwijls door zijn vijanden uitgedaagd was tegen hen te vechten, liet zijn vader hem doden omdat hij zijn gebod overtreden had en hij het recht streng wilde handhaven, ook al had zijn zoon de vijanden overwonnen en Rome van zijn vijanden verlost.
Men kan in het boek Koningen lezen dat Saul, de eerste koning van Israël, zijn zoon Jonathan wilde
32v
dooden om dat hij bouen sijn ghebot dede ende nochtans dye
vianden verslooch ende grote victorie had op dye philistinen.
¶ Van ysoop ende mercurius . Dat [ses] ende twintichste dyalogus
Ysoop is een cruyt dat dye longhen purgeert ende ver
drijft dat slimachtich flegma . Om dese grote craft
Mercurius dien dye heyden voer een afgod houden en
de een man was doe hy leefden seer ghierich een gokelaer en=
de van allen sonden vol desen castijede god om sine boesheyt al
soe dat hy groot ghebrec in sine longhen had ende vol van fleg
ma was dat hy omder siecten wil nyet meer quaets en mochte
doen waer om hy ghinck totter ysoop ende seyde Die cracht go
des is in dy die siecken te ghenesen alsoe god die crachten ghe=
set heeft inden cruden ende costelike ghesteentenDaer om bid ic di
vertoen dijn cracht in mi ende ghenese mijn longhen ende purgeert
in mi dat flegma Jck gheloue gode ende di dat ic van mijn dief=
ten ende van mijn gheroofden goede dijn deel trouwelic sal gheuen
Die ysoop antwoordenHet is kenlic dattu in dijnre ghesontheyt
alle quaet bedreuen hebsteEnde waert dattu ghesont wordste ghe
maect dattu dan noch veel meerre quaet s[uo]dste doen . Mer dye
cracht godes dye alstu segghes in my is dye en mach dye son=
den gheen hulp gheuen Ganc daer om van mi wanttu bi my
nymmermeer ghesont en selste worden gemaect Ende alsoe verdreef
si hem van daenende seyde D ie bose wort arger in ghesont
heyt dan hy was inder sieckheyt . ¶Wanneer onse here god
doden, omdat Jonathan tegen Sauls gebod in handelde ondanks dat Jonathan de vijand verslagen had en een grote overwinning op de Filistijnen behaalde.
De 27e dialoog. Over hysop en Mercurius
Hysop is een kruid dat de longen reinigt en het teveel aan slijm afdrijft.
Mercurius, die de heidenen voor een afgod houden, was een zeer gierig man, een woekeraar en een zondaar. Hij werd door God om zijn slechtheid met een ernstige kwaal gestraft, waardoor zijn longen vol slijm kwamen te zitten en hij door zijn ziekte geen kwaad meer kon doen.
Hij ging naar de hysop, die een grote geneeskracht had, en zei: “Jij hebt de kracht van God in je om zieken te genezen want God heeft kracht gegeven aan kruiden en kostbare stenen. Daarom verzoek ik je, toon je kracht door mijn longen te genezen en reinig ze van het teveel aan slijm. Ik beloof God en jou dat ik je van mijn van diefstal afkomstige en geroofde goederen eerlijk je deel zal geven.”
Hysop antwoordde: “Het is wel duidelijk dat je al het kwaad bedreven hebt toen je gezond was. Maar als je nu weer gezond gemaakt zou worden, dan zou je nog veel meer kwaad kunnen doen. De kracht van God die, zoals je zegt, in mij is, kan jouw zonden geen hulp bieden. Maak dat je wegkomt want je zult door mij nooit gezond gemaakt worden.” Toen verjoeg zij hem en zei: “De kwaadwillige doet meer kwaad als hij gezond is dan als hij ziek is.” Als onze Here God
33r
die bose gheesselt mit menigherhande passien van siecheyt al
soe dat si nyet meer sondighen en moghen ende hem dan nyet
en beteren dat is een seker teyken der ewigher verdoemenissen
Jn dustanighen menschen is dye godlike castijnghe een beghin
der ewigher nauolghender pinen Want sommighen menschen
als die heylighe leerars segghen beghinnen hoor gheesselen in de
sen leuen op dat si inden ewighen slaghen moghen duren Jtem van
sommighen menschen die in desen leuen ghecastijt worden pleech
men te segghen dat god niet tweewarf en oordelt op een.dat si hem
daer op verlatenEnde en anmercken niet dat die heer god verlossen
de dat volck van israhel wten landen van egypten dat [s]i nochtant die
gheen verdoemde die in hem niet en gheloofden Al gheualtet oec
dicwijl dat een sonde twewarf gheslaghen wort nochtant en hie
tet mer een slach te wesen die al hier inder tijt beghinnen hier
nae inder ewicheyt wort volbrochtAlsoe dat inden gheen die
hem inden plaghen hier niet en beteren die voergaende plagen
der gheesselen een beghin is der nauolghender tormenten .
Hier om seit dauid inden souter die bose sel ghecleedt worden
mit confuus als mit een dubbelt cleet Mitten dubbelden cle=
de warden si ghecleedt dye ghecastijt warden mitter tijtliker
pinen ende der ewighe tormenten. ¶ Het is een fabel dat een
wouwe was alsoe grijpende dat hijt ouer al vynck daer hy
mocht ende dat hi oeck die heylighe kerck niet en spaerden al=
soe dat hi ghehatet wort van allen anderen voeghelen. want
hi veel quaets hadde ghedaenTen lesten doe hi sieck was ghe
worden totter doot toe wort hy seer conpunct ende veruaert
ende sendede om sijn moederEnde als si ghecomen was seyde
hy O lieue moeder ic ben seer sieck ende cranck ende heb anxt dat
ic steruen sal Ende want icse alle vertoornt heb wilt doch gaen
ten tempel der goden offerende hen sacrificie op dat ic den doot
ontgaen moghe want ick bereyt ben mi tot een beter leuen te
bekeren Die moeder antwoorden hem . Jn dijn leuen hebstu
die goden vertoornt mit allen horen heyligen. Hoer rechtuaerdic=
heit geeft een ygheliken na syn wercken Jn dine ghesontheyt
de kwaden straft met vele soorten ziekten zodat zij niet meer kunnen zondigen, is dat, wanneer zij zich niet beteren, een zeker teken van eeuwige verdoemenis. Voor zulke mensen is de goddelijke bestraffing een begin van de eeuwigdurende pijn. Want voor sommige mensen, zoals de heilige leraren zeggen, beginnen hun kwellingen al tijdens het leven opdat zij in het eeuwige leven pijn kunnen verduren.
Ook zegt men gewoonlijk over sommige mensen die in dit leven bestraft worden, dat God niet tweemaal oordeelt over hetzelfde en dat zij daarop vertrouwen en niet opmerken dat de Here God het volk Israël uit Egypte verloste, maar toch degenen vervloekte die niet in hem geloofden.
Al gebeurt het ook dikwijls dat een zonde tweemaal bestraft wordt, toch gaat het om één straf die al in de aardse tijd begint en daarna in de eeuwigheid voortgezet wordt. Dus voor degenen die zich door de bestraffing hier niet beteren, is de aardse pijn een begin van de toekomstige kwellingen.
Hierover zegt David in Psalmen: “De zondaar zal bekleed worden met schaamte en schande als met een dubbel kleed.” Met dubbele kleding worden zij bekleed die bestraft worden met tijdelijke pijnen en eeuwige kwellingen.
Een fabel zegt dat een wouw alles pakte wat hij kon vangen en dat hij ook de heilige kerk niet spaarde en daarom werd gehaat door alle andere vogels, want hij had veel kwaad gedaan. Op het laatst toen hij doodziek was, kreeg hij wroeging, werd bang en riep om zijn moeder. Toen zij gekomen was, zei hij: “O lieve moeder, ik ben erg ziek en ben bang dat ik sterven zal. Omdat ik iedereen kwaad gedaan heb, vraag ik u naar de tempel van de goden te gaan om hun een offer te brengen en om vergeving te vragen opdat ik de dood kan ontlopen, want ik ben bereid een beter leven te gaan leiden.”
De moeder antwoordde: “In je leven heb je de goden met al hun heiligen kwaad gemaakt. Hun rechtvaardigheid geeft iedereen loon naar werken. Toen je gezond was
33v
hebtstu veel quaets ghedaenEnde si weten dattu argher wor
den soudest waert dattu dese siecte ontghinghest . Ende dat
berou dattu hebste dat doet die vrees des dootsDoch soudes=
tu di niet beteren mer arger worden Ende als hi dit hoorden
wort hi meer kranker ende sterf in groter droefheyt .
Van aefruy ende den hase. Dat achtendetwintichste dyalogus
Aefruy als een meester seyt ghemenget mit smout trect
wten leeden doornen of ander hout dat daer in steket.
Het was een haes die al hinckende an die merct quam
want hi een doorn in sijn voet had ghesteken ende seyde totter aef
ruy O meester van groter konsten ontferme di mijnre ende maect
mi ghesont Ende dit seggende stack hiden voet voort daer die doorn
in wasDie aefruy mit goedertierenheyt bewegen ende sette hem seluen
op sine wonde ende haelde die doorn daer wt ende maecte hem ghe=
sont Die hae[f] niet verghetel wesende der weldaet die hem ghe=
sciet was . brocht daghelix op sine scouderen een grote vlessche
mit water ende stortede die an die wortel van die aefruy also dat die
aefruy seer wel was groen ende wel wasschende ende seyde AL
toes sellen wi tot onsen weldaenres. wesen goede ghetrouwe
dienres¶Alsoe en doen niet die quade ende ondancbere menschen
die altoes vergheten die weldaden diemen hen doet Een wijsman
wort gheuraghet wat onder den menschen eerst vergheten wort
hij antwoorden: Dat is weldaet dye men den ondanckbaren
doet Daer om seyt oeck catho tot sinen soon wes ghedachtich
heb je veel kwade dingen gedaan en ze weten dat je slechter zou worden als je aan deze ziekte zou ontsnappen. Het berouw dat je nu hebt, komt voort uit angst voor de dood. Zonder deze ernstige ziekte zou je je leven niet beteren maar slechter worden.”
Toen hij dit hoorde, werd hij nog zieker en stierf in grote droefheid.
De 28e dialoog. Over citroenkruid en de haas
Citroenkruid gemengd met vet trekt, zoals een heelmeester zegt, doornen en andere stukjes hout uit de ledematen.
Er was eens een haas die hinkend op de markt kwam omdat er een doorn in zijn poot stak. Hij zei tegen het citroenkruid: “O zeer kundige meester, heb medelijden met mij en maak mij gezond.” Terwijl hij dit zei, stak hij de poot waarin de doorn zat naar voren. Het citroenkruid kreeg medelijden en behandelde de wond, haalde de doorn eruit en maakte hem beter. De haas, die niet vergat welke goede daad aan hem verricht was, droeg iedere dag op zijn schouders een grote fles water naar het citroenkruid en goot die uit over de wortels. Het citroenkruid werd hierdoor prachtig groen, groeide heel goed en de haas zei: “Wij moeten onze weldoeners altijd trouw dienen.” Slechte en ondankbare mensen doen dit niet en vergeten altijd de goede daden die voor hen worden verricht.
Aan een wijze man werd gevraagd wat door mensen het eerst vergeten wordt. Hij antwoordde: “Dat is de goede daad die men de ondankbare mens bewijst.” Daarom zegt Cato tegen zijn zoon: “Vergeet niet
34r
der weldaet diestu ontfanghen hebste . Jtem dye selue Als dy
dijn arme vryent een cleyn ghifte gheeft . dat saltu mynliken
ontfanghen ende wesen daer of danckbaer Daer om selstu dy
nen weldoenres weder gheuen mit verbeterden ghiften oftu
moghes Anders en salstu dat staliken inder memori nyet heb=
ben die weldaet die dy vanden vrienden ghedaen wordet dat
du den gheuer daer of salste dancken. Want seneca seyt . Het
is een grote winninghe ghedenckenisse vander weldaet. Jtem
dye selue Ondanckbaer is hy dye weldaet nyet weder en be=
taelt mit verbeterheyt Men leset in scolastica historia Dat een
leeuynne hadde hoor hol bijder cellen des heylyghen vaders
macharius dese vant dat hoor ionghen die si gheworpen had
de blijnt waren dese brocht si voer des heylighen mans voeten
daer hy wt verstont dat si nae hoorre manyeren oetmoedeli=
ken badt voer die ionghen . Die heylighe man dede sijn ghe=
bet ende si worden siende Ende die leeuynne dat siende en wou
de niet ondancbaer gheuonden worden want die vellen van alle
die beesten ende dieren die si plach te vanghen plach si te bren=
ghen an dye door van sijnre cellen als te loen van dat goet dat
hoor io[n]ghen van hem ontfanghen hadden Des ghelijcks leest
men oeck int heyligher vader leuen . Dat een ander beest oeck
ghecomen is totter cellen des heylighen macharius . mit een
van hoor ionghe dat oeck blijnt gheworpen was doende een
teyken als si best const dat hi die ionghe siende woude maken
Dat die heylighe man verstaende bad gode voer den blijnden
ionghe. Ende ter stont wordet siende . Doe ghinck die oude
ende dat ionghe van daen mit groter danckbaerheyt Ende on
langhe daer nae quam si weder mit alle hoor ionghen ghela=
den mit schapen vellen gheuende die den heilighen man voor
sijn loon mit gheneychden hoefden hem danckbaerheyt bewi
sende
Van die wegebrede ende die scemynckel neghenendetwintichste dialogus
de weldaad die je ontvangen hebt.” Ook zegt hij: “Als je arme vriend je een kleine gift schenkt, moet je dat liefdevol aannemen en er dankbaar voor zijn. Daarom moet je, als je dat kunt, je weldoeners een grotere gift teruggeven en zo laten zien dat je je vrienden niet vergeten hebt te bedanken voor het goede dat ze voor je gedaan hebben.”
Want Seneca zegt: “Het is een grote verdienste om je een goede daad te blijven herinneren.” Ook zegt hij: “Ondankbaar is degene die een weldaad niet met een grotere weldaad terugbetaalt.”
In Historia Scholastica leest men over een leeuwin die een hol had bij de cel van de heilige vader Macharius. Ze zag dat de jongen die ze geworpen had, blind waren. Ze legde ze voor de voeten van de heilige man neer, waaruit hij begreep dat ze op haar manier nederig om genezing vroeg voor haar jongen. De heilige man deed zijn gebed en zij konden meteen zien. Toen de leeuwin dat zag, wilde ze niet ondankbaar gevonden worden en daarom legde ze de huiden van alle dieren die ze gevangen had voor de deur van zijn cel als beloning voor het goede dat hij voor haar jongen gedaan had.
Iets dergelijks leest men in Het Leven van de Woestijnvaders: ook een ander dier kwam naar de cel van de heilige Macharius met één van haar jongen dat blind geboren was en zij maakte zo goed als ze kon duidelijk dat ze wilde dat hij haar jong van zijn blindheid zou genezen.
De heilige man begreep het, bad tot God voor het blinde jong en meteen kon het zien. Toen ging de moeder met haar jong dankbaar weg.
Niet lang daarna kwam ze met al haar jongen terug, beladen met schapenvachten als beloning voor de heilige man, terwijl ze hem met gebogen hoofden bedankten.
De 29e dialoog. Over weegbree en de aap
34v
WEghebrede is een cruyt dat seer goet is die quarteyn
mede te verdriuen Dit heeft ghemerckt een scemynkel
die een sieck ionck had van die quarteyn dien si niet ge
sont maken en conde wat si daer oeck toe dede Ende si hadde gro=
ten kost daer om ghedaen in medicinen bi die meesters raet daer
gheen baet of en quam Daer om wort si seer begaen ende quam
tot macer mester vanden cruden ende seyde Jck heb hemel ende
aerde omme ghewandert . ende en conden nerghent hulp of
baet vernemen Ende ten lesten heb ick dy gheuonde[u] dye ick
hoor dat een groot meester biste van medicinen Daer om bid
ick di ghif mi raet ende hulp dat ick mijn kint ghenesen mach
van die quarteyn Macer die meester van allen cruyden op dat
die craft des wegebrets warachtich geuonden mochte worden
seyde Ganc neem vier wortelen van die weghebrede ende ghif
die dijnen kinde ende het sal haest van dye quarteyn verlosset
worden Als dit die schemynckel hoorde maecte si die medicijn
bereyt ende gafse haren kinde ende het wort ter stont ghesont
ende seyde . LAet ons soecken den besochten meester van
medicinen . op dat wy onse sieken verlossen moghen van py=
nen ¶ Alsoe sellen wy oeck doen als wy salicheyt onser sielen
soecken ons keeren totten gheleerden ende besochten priester
ende biechtuader . dye onderscheydt weet tusschen goet ende
quaet die binden kan ende mach ende ontbinden . op dat wy
alsoe salicheyt der zielen moghen vinden . ysidorus Alle son=
Weegbree is een kruid waarmee malaria heel goed verdreven kan worden.
Een aap ontdekte dit toen haar jong malaria had. Zij kon het niet gezond maken, wat ze er ook aan deed. Ze had op advies van de dokters veel kosten gemaakt voor medicijnen maar die hielpen niet.
Ze was hierdoor erg overstuur en ging naar Macer, de kruidenmeester, en zei: “Ik ben overal geweest maar niets baatte. Uiteindelijk heb ik u gevonden en ik heb gehoord dat u een groot medicijnmeester bent. Daarom smeek ik u om raad en hulp opdat ik mijn kind van de malaria kan genezen.”
Macer stond als meester van alle kruiden in voor de kracht van de weegbree. Hij zei: “Trek erop uit, neem vier wortels van de weegbree, geef die aan je kind en het zal spoedig van de malaria worden verlost.” Toen de aap dit hoorde, bereidde zij het medicijn, gaf het aan haar kind en het werd onmiddellijk gezond. Ze zei:
“Wij moeten altijd zoeken naar een bekwame medicijnmeester opdat wij onze zieken kunnen verlossen van pijnen.”
Zo moeten wij ook doen als wij zaligheid voor onze ziel zoeken: ons wenden tot de geleerde en ervaren priester en biechtvader, die onderscheid kent tussen goed en kwaad, die kan en mag binden en ontbinden opdat wij zo zaligheid van de ziel kunnen vinden.
Isidorus zegt dat iedere zondaar
35r
der ontfanct ouermits penitencien salicheyt ende ghesontheyt
der wonden . Mer nae dat die siecte is daer nae salmen medi=
cijn gheuen Ende nader wonden grootheyt salmen daer raet
ende plaesteren op doen . Men leset dat sommighe zeerouers
op een tijt op die zee van groter tempeest ende onweer in groten
last waren alsoe dat si god van hemelrijck loueden waert dat
si behouden hoers lijfs ontgaen mochten dat si dan hoor son=
den souden biechten .¶ Ende doe si te lande ghecomen waren
spraken si hoor biechtEnde die capiteyn van hem luden sprac
sijn biecht ane enen heremijt die hem om grootheyt sijnre son
den tot penitencien settede dat hi te romen gaen soude totten
paeus om van hem absolueert te worden Doe wort hi toor=
nich opten heremijt ende sloech hem doot Ende ghinck voort
tot enen anderen te biecht dien hy oeck doot sloech Ende ghinc
totten derden ende sprack oeck sine biecht dese want hi bescey
den was.tracteerde hem mynliken ende safteliken. Ende als
hijs aldus van sijnre boesheyt nyet vermorwen en mochte of
van sijnre quaetheyt trecken Als een goet medicus der zielen
settede hy hem tot sijn penitenci . dat hy als hy saghe of ver=
hoorden daer enich mensche ghestoruen waer dat hi dien int
graft setten soude Dit dede hi garen ende hanteerdent alsoe
langhe dat hi began te dencken hoedanich hij oeck worden sou
de ende dat hem des ghelijcks oeck haest ghescieden soude En
de dit dicwijl doende ende van sijn doot peynsende wort hi ge
brocht tot groten berouwe sijnre sonden ende ordeneerde sinen
staet in een beter leuen. Ende ghinck in die woestijn ende leef
den daer yn groter strengher penitencien altoes voor oghen
hebbende die vrees sijns doots Daer om seyt die glosaGheen
dinck is dat alsoe veel helpet tot die begheerten des vleysches
te bedwinghen ende verwinnen als stadelick te peynsen hoe
dat sijn doot wesen sal
¶ Van verbena ende den wolf. ¶ Dat dertichste dyalogus.
zaligheid en genezing van wonden ontvangt mits hij boete doet.
Afhankelijk van de soort ziekte zal men medicijnen geven. Naar gelang de grootte van de wond moet men er honingraat en een pleister op doen.
Men leest dat er eens enkele zeerovers op zee waren die door hevige stormen en onweer in grote problemen kwamen. Zij baden tot de hemelse God en zouden hun zonden opbiechten als zij aan het gevaar konden ontsnappen en hun leven zouden behouden.
Toen zij aan land gekomen waren, gingen ze biechten. Hun kapitein biechtte bij een kluizenaar die hem er om de grootte van zijn zonden toe aanzette naar Rome te gaan om bij de Paus vergeving te gaan vragen. Toen werd hij kwaad op de kluizenaar en doodde hem. Hij ging bij iemand anders biechten die hij ook doodde. Hij ging bij een derde dezelfde biecht doen. Door deze bescheiden man werd hij vriendelijk en zacht behandeld. Hij liet zich echter niet vermurwen om zijn boosheid te laten varen. Als een goede medicus van de ziel spoorde de kluizenaar hem aan tot boetedoening. Als hij ergens zag of hoorde dat er iemand gestorven was, moest hij deze persoon begraven.
Dit deed de kapitein graag. Hij deed dit werk zo lang, dat hij zich begon af te vragen hoe het met hem zou aflopen. Hij dacht dat hem spoedig hetzelfde zou kunnen overkomen. Terwijl hij mensen begroef en tegelijkertijd aan zijn eigen dood dacht, kreeg hij groot berouw over zijn zonden en zette hij zich geheel in voor een beter leven. De zondaar trok de woestijn in en deed daar veel boete omdat hij steeds angst voor zijn eigen dood had.
De toelichting bij dit verhaal zegt, dat niets beter helpt om de lusten te bedwingen en te overwinnen dan voortdurend te bedenken hoe je eigen dood zal zijn.
De 30e dialoog. Over verbena en de wolf
35v
[E]En vindet inden boec vanden craften der cruden dat yement die
dat cruyt verbena an hem dragende enigen sieken visiteert ende hen
vraget hoe dattet mit hen is Jst dat hi dan antwoordtMi is wel
so sal hi die siecte ontgaen Ende ist dat hi seyt mi is seer qualiken dattan
die sieke gheen hope hebben en mach dat hi ontgaen sel Het was een
wolf die een groot vermaert medicus was die tot enen sieken comen
de hem troestede ende seide dat hi gheen noet vanden liue hebben en soude
Dit verhoorden die vos die bekennende was die craft van dat crijyt ver
bena op dat hi den wolf bescamen soude ghinc totten sieken brengende
met hem een tacke van datcruyt verbena ende vragede hem hoet met hem was
Die sieke antwoorde Mi is seer qualic Als die vos dit antwoort
gehoort had was hi seker van des sieken staet dat hi steruen soude
ende ginc totten groten meester den wolf ende seyde wat segstu meester
van dien sieken Die wolf antwoorden hi sel haest gesont worden want
hi begint seer te beteren na dat sijn puls ende sijn water wtwisen Dye
vos dit horende wort lachende ende seideO meester die siecte heeft
di bedrogen wanttu en weetste niet veel vanden medicinen te seggen want
die sieke en mach den doot niet ontgaen om dat hy die sentenci des doots
op hem geladen heeft Die wolf seide daer tegen ende die vos bleef by
sinen woorden Also dat si groten twist onder malkander hadden daer veel
menscen bi waren ende wedden tegen malkander ende settede panden bi so wie
dattat winnen soude Hier na sterf die sieke na achte dagen Ende die
wolf bleef bescaemt ende verloes die weddinge ende oec dat onderpant ende sei
de Van onsekere dingen wedden om pande.is onwijsheit ende dicwijl
grote schande Daer om selstu o mensche wachten dattu di niet en ver
bindest of weddest van dinghen diestu niet seker en weetste op dattu niet
bedrogen en wordest Als socrates die philosooph antwoorden den
ghenen die hem vraechden hoe hi best die waerheyt soude seg=
ghen ende seide Jst dattu nyet voor waer en segste dattu nyet wel
Je vindt in het boek over de kracht van de kruiden dat iemand met het kruid verbena bij zich enige zieken bezoekt om te vragen hoe het met hen gaat. Wanneer de zieke zegt dat het goed gaat, dan zal hij van zijn ziekte genezen, maar zegt hij dat het heel slecht met hem gaat, dan kan hij geen hoop hebben dat hij er bovenop zal komen.
Er was eens een wolf die een beroemd medicus was. Hij kwam bij een zieke, troostte hem en zei dat hij niet lijden zou door lichamelijk ongemak. Dit kwam de vos, die bekend was met de kracht van het kruid verbena, ter ore. Omdat hij de wolf voor gek wilde zetten, ging hij met een tak van het kruid verbena naar de zieke en vroeg hem hoe het met hem was. De zieke antwoordde: “Het gaat erg slecht met mij.” Na dit antwoord wist de vos zeker dat de zieke in deze toestand zou sterven. Hij ging naar de geleerde wolf en zei: “Meester, wat is je mening over de zieke?” De wolf antwoordde: “Hij is aan de beterende hand en zal spoedig weer gezond worden, zoals zijn polsslag en urine uitwijzen." De vos begon te lachen en zei: “O meester, deze ziekte heeft je om de tuin geleid, omdat je niet veel van medicijnen weet. De zieke zal niet aan de dood ontsnappen want hij is al ten dode opgeschreven.” De wolf sprak hem tegen, maar de vos bleef bij zijn standpunt zodat ze ontzettende ruzie met elkaar kregen waar veel mensen bij waren. Ze sloten onderling een weddenschap af met een inzet voor wie er winnen zou. Na acht dagen stierf de zieke. De wolf schaamde zich, verloor de weddenschap en zei: “Als je iets niet zeker weet, is het onverstandig om te wedden met een inzet. Dat brengt dikwijls grote schande.”
Daarom mensen, let op dat je geen weddenschap aangaat over dingen waar je niet zeker van bent, anders kom je bedrogen uit.
Zo antwoordde Socrates de filosoof degene die hem vroeg hoe hij het beste de waarheid kon zeggen: “Je kunt niet de waarheid zeggen over iets dat je niet goed
36r
en weetste Als oec een philosooph seyde Jst dattu vrees hebste
te segghen datti na mochte berouwen dat ist dat bestVeel men
schen vindetmen die of si waer segghen of niet dat altijt ver=
antwoorden willen also souden si oec daer vechten ende kiuen Het
was een wijf die ghewoen was veel te kiuen Dese ghinck op
een tijt mit horen man ouer een schoon velt dat seer plaen ende
slecht was also dat die man seyde dattet also slecht ende euen was of
ghemayet waer Dat wijf seyde daer teghen dattet also of ghe
scoren was ende worden also onderlinghe twistendeAlso datse die
man na dat hy hoor veel quaden woorden ghegeuen had oec wel ende
bet sloech ende sneet hoor ten lesten die tonghe of Ende doe si niet
ghespreken en konde bewees si mit horen vingheren dattet velt
ghescoren was een teyken doende oft scheren hadde gheweest Des
ghelijcks seytmen oec van een ander wijf dit mit horen man ki=
uende hiet hem lusich te wesen waer om hy toornich wort ende
sloechse seer.Mer want si niet swighen en woude brocht hise voer
den bueren ende bestrafstese daer om dat si hoor soude scamenMer
want si nyet of en lyet werp hy se int water ende tratse myt
voeten onder Ende doe si aldus onder water legghende niet
spreken en mochte stack si hoor handen bouen dat water ende
knippede mit horen naghelen van hoor dumen recht of si lusen
hadde gheknipt Daer om seyt die wise man veel menschen sijn
mitten swaerde verslaghen mer niet soe veel alster bi hoor ton=
ghen veloren sijn ghebleuen.
Van mandragora ende venusDat eenendedertichste dyalogus
weet.” Een andere filosoof zei: “Wanneer je bang bent om iets te zeggen waarvan je later berouw hebt, dan is dat goed. Er zijn veel mensen die, of ze nu de waarheid spreken of niet, zich altijd willen verdedigen, zelfs door te willen vechten en ruzie te maken.”
Er was eens een vrouw die de gewoonte had om veel ruzie te maken. Zij liep op een keer met haar man over een mooi veld dat zeer vlak was zodat de man zei dat het leek alsof het gemaaid was. De vrouw zei echter dat het kaal gemaakt was. Ze kregen daarover onderling ruzie. Nadat de man haar had uitgescholden en haar ook hard sloeg, sneed hij ten slotte haar tong af. Toen zij niet meer spreken kon, maakte zij naar het kaal gemaakte veld een gebaar met haar vingers alsof ze knipte met een schaar.
Iets dergelijks wordt ook van een andere vrouw gezegd die met haar man ruzie maakte en hem verweet dat hij vol luizen zat waardoor hij kwaad werd en haar flink sloeg. Omdat zij niet wilde zwijgen, bracht hij haar naar het burengerecht om daar zo bestraft te worden dat zij zich zou schamen. Maar ze hield niet op. Hij gooide haar in het water en trapte haar met zijn voeten onder. Toen zij zo onder water lag en niet meer praten kon, stak zij haar handen boven het water uit en knipte met de nagels van haar duimen alsof zij luizen had geplet.
Daarover zegt de wijze man: “Veel mensen zijn door het zwaard verslagen maar meer nog zijn er verloren gegaan door hun tong.”
De 31e dialoog. Over alruin en Venus
36v
MAndragora als augustinus scrijft is eenrehande cruyt
Daer sommighe menschen of segghen dattet die on=
uruchtbaer luden vruchtbaer maect. Om dat venus
die vanden heyden ghehouden wort voer een afgodyn ende een
ouerspoelster was veel onsuuerheyden bedriuende mit maers
ende myt anchises ende andere mannen ghinck si tot dat cruyt
mandragora ende seideOdu alre beste edelste cruyt die vruchbaer
biste ende andere vruchbaer maket sich in mi ende en wilt niet ver
smaden mine ghebede ende ghif mi van di te eten op dat ick van
also veel goeder lieuer boelen vrucht ontfanghen mach want
ick onvruchbaer ben ende want ic sonder di gheen vrucht ontfan
ghen en mach Alleen verhoort nv mijn ghebet ende eysche van mi
dattu wilsteMandragora antwoordenO du onscamel wijf wat
bitstu die lucht ende die aerde is besmet van den stanc dijnre on=
suuerheyt hoe veel te meer oftu kinderen wonnest dye dy sa=
gen groot ghemaect van mi. Ganc van mi alstu eerst moghes
want die stanc dijnre onsuuerheyt stincket voer my Ende also
verdreef mandragora dat onreyn wijf ende seyde . M en
sal scuwen ende laten onreyn vrouwen.want nyemant en mach
mit hoor spraeck mit eren houden ¶ Die wise man die mede
spraeck des onreynen wijfs onsteket als vuerDat sal een cuys
man doen die sijn cuysheyt bewaren wil Wy en sellen mitten
onreynen vrouwen gheen spraeck houden noch onsen oren ho=
ren woorden verlenen . Mer sellense veriaghen ende van ons
verdriuen Jheronimus vertelt van enen heylighen martelaer
die als hy veel tormenten verwonnen had ghebrocht wort in
een scoon prieel ende sijn handen ende voeten ghebonden gheleit
op een bed dat mit blomen ende mit alreley ghenoechten ver
ciert was ende daer wort een vuyl wijf gebrocht die syn lichaem ende
leden onhoesseliken handelden Ende die heylige man wt lieften
der reynicheyt beet sijn tonge wt sijn mont ende spoech die dat
onreyn wijf mitten bloede in haer aensicht ende verdreefse al
soe van hem .¶ Het was een conyncynne van vranckrijck dye
eenen goeden wisen man sach . dat hy seer suuerliken han=
Zoals Augustinus schrijft is alruin een kruid waarvan sommige mensen zeggen dat het onvruchtbare mensen vruchtbaar maakt.
Venus, die door de heidenen voor een godin gehouden wordt, een overspelige vrouw was en veel ontucht bedreef met Mars, Anchises en andere mannen, ging naar het kruid alruin en zei: “O allerbeste en edelste kruid, je bent vruchtbaar en je maakt anderen vruchtbaar. Kijk naar mij en wijs mijn verzoek niet af. Geef mij van jou te eten opdat ik door veel lieve minnaars vrucht ontvangen kan, want ik ben onvruchtbaar en zonder jou kan ik niet zwanger worden. Willig nu slechts mijn verzoek in en vraag mij maar wat je wilt hebben.”
De alruin antwoordde: “Wat ben jij een schaamteloze vrouw. De lucht en de aarde zijn besmet door de stank van je onreinheid. Hoeveel te meer zou dat zijn als je kinderen krijgt die met mijn hulp zijn ontstaan. Ga weg zo snel je kunt, want de stank van je onkuisheid is ondraaglijk.”
Zo verdreef de alruin de onkuise vrouw en zei: “Men moet zedeloze vrouwen mijden want niemand kan in ere met hen spreken.”
De wijze man die over de zedeloze vrouw sprak, ontstak in vurige woede. Dat moet ook een kuise man doen die zijn kuisheid wil bewaren. Wij moeten niet met zedeloze vrouwen spreken of naar hen luisteren. Maar we moeten hen wegjagen.
Hieronymus vertelt over een heilige martelaar die, nadat hij veel kwellingen overwonnen had, met gebonden handen en voeten in een mooi prieel gebracht werd. Hij werd op een bed gelegd dat met bloemen versierd was en allerlei aantrekkelijkheden bevatte. Er werd een onzedige vrouw binnengebracht, die zijn lichaam en ledematen onbetamelijk betastte. Uit liefde voor reinheid beet de man zijn tong af en spuugde die met bloed en al in het gezicht van de vrouw en verjoeg haar op deze manier.
Er was eens een koningin van Frankrijk die een goede wijze man zag met zeer mooie handen.
37r
den had ende riep hem tot hoor ende greep hem by den handen
ende seydeOch voerwaer dese scone vingheren sijn doch waer
dich te handelen dieheymelicheyden der conyncynnenDie wi
se eerbare man toech sijn wtgherecte handen na hem ende seyde
Neen lieue vrouwe dat en moet doch nyet gescieden dattu segste
Want waert dat mijn reyne vingheren uwe ontamelike lee=
den raecten soe souden mijn vingheren onreyn worden . daer
ic mede eten soude van dat roeren ende raecken van uwen lichaem
alsoe dat ick altoes daer nae my des ontsien ende veronwaerdi=
ghen soude dye tot mynen mont wt te steeken om daer mede
spisen ofte ander noodruftighe dinghen tot minen mont of tot
anderen leeden ofte dinghen te dienen.
Vanden roosboom ende dat velthoenDat tweendertichste dyalogus
[D]En roosboem vol scoenre bloemen stont gheplant in
een scoen prieel Daer voer by ghinck een patrijs of een
velthoen ende aensach den roosboem ende vertrat van die
roosen onder sijn voeten ende ghinck totten roosboom ende seydeObloem
bouen allen bloemen ghif mi van dinen roosen op dat ick mi ver=
maecken mach in den soeten roeck van diDie rooseboem antwoor
den Coem tot mi mijn alre liefste suster ende neem van minen vruch
ten die alre scoonste ende ghebruke die tot dinen willeDoe vloech
die patrijs anden roosboem om roosen daer of te plocken ende die doornen
staken hoor in die been ende alt lyf ouer alsoe dat hi wech vloech
vanden boom sonder rosen ende seyde. AL sijn die rosen scoon
Ze riep hem bij zich, greep zijn handen vast en zei: “Deze mooie vingers zijn het werkelijk waard om de verborgen plekken van de koningin aan te raken.” De wijze, eerzame man trok zijn uitgestrekte handen terug en zei: “Nee, lieve vrouw, wat u zegt, mag echt niet gebeuren want mijn zuivere vingers zouden onrein worden als zij uw intieme lichaamsdelen zouden aanraken. Door de aanraking van uw lichaam zou ik in uw onreinheid delen. Dus zou ik mij altijd ongemakkelijk voelen als ik mijn vingers met tegenzin naar mijn mond moet brengen om te eten of wanneer ik ze moet gebruiken voor andere noodzakelijke dingen.”
De 32e dialoog. Over de rozenstruik en de patrijs
Er stond een rozenstruik vol met mooie bloemen in een prieel. Een patrijs liep voorbij, keek naar de rozenstruik en vertrapte de rozen onder zijn poten. Hij liep op de rozenstruik af en zei: “O bloem boven alle bloemen, geef mij wat van jouw rozen opdat ik kan genieten van de zoete geur.” De rozenstruik antwoordde: “Kom bij me allerliefste zuster, neem de mooiste bloemen en gebruik ze naar believen.” Toen vloog de patrijs in de rozenstruik om er rozen af te plukken. Hij bezeerde zich zo erg aan de doornen die in zijn poot en oude lijf staken dat hij zonder rozen uit de struik wegvloog. Hij zei: “Ook al zijn de rozen mooi
37v
ende duer . si sijn nochtant hart ende suer¶Na een gheestelike syn
is die roosboom die werlt Die rosen onder die doornen sijn die tijt
like rijcdommen als onse heer int heylige ewangeli seyt Daer gre
gorius opseyt wie soude mi ye ghelooft hebben als ic hadde willen
beduden die rijcdom doornen te wesen om dat die doornen steken ende
die rijcdommen ghenoechlic sijn Ende si nochtant steken dat hart des
menschen mit menigherhande sorghe ende ghedochte ende oec verstoren
Ende wanneer si totter sonden den mensche ghetoghen hebben soe
wonden si dat hart mitter wonden der sonden Bernardus o mensche
uwe rijcdommen sijn seer ydel ende quaet .si dooden horen heer ende
maken hem horen knecht.si belouen sekerheyt ende steecken den men
sche in groter sorghen Paulus Die rijck worden willen vallen in be
coringe ende inden stric des bosen viants ende worden gebrocht in veel
hinderlike ende onnutte begheerten die den mensche leyden int vergaen ende
verlies Jheronimus vertelt van een philosooph thebanus ghenoemt die
vergadert hadde een groot klomp gouds welck hi in die zee warp
ende seyde Gaet wech quade begheerlickheden int afgront der wa
teren Jc sal v verdrencken op dat ic van v niet verdrencket en worde
Des ghelijc seyt oec gregorius van een philosooph dye een groot
ghewicht gouts mit hem drouch ouer den wech ouerleggen =
de ende ouerdenckende in sinen moet dat hi niet te samen doech
den vergaderen soude moghen ende rijcdommen besitten En=
de warp dat gout ten lesten van hem ende seyde o rijcdommen
gaet wech ende sijt veer van ons .
Vanden doornen boom ende die wilde geytDat driendertichste dyalogus
en kostbaar, toch zijn ze hard en stekelig.” In geestelijke zin kan men de rozenstruik als de wereld beschouwen. De rozen onder de doornen zijn de tijdelijke rijkdommen, zoals onze Heer in het heilige Evangelie zegt. Gregorius heeft daarover gezegd: “Wie zou mij geloofd hebben als ik had willen uitleggen dat de doornen rijkdom betekenen, terwijl doornen juist steken en rijkdom plezierig hoort te zijn. De doornen bestoken het hart van de mensen echter met allerlei zorgen, gepieker en ook met verwarring. Wanneer ze de mensen tot zonden gebracht hebben, verwonden ze het hart met de pijn van de zonden.” Bernardus zegt: “O mens, uw rijkdommen zijn zeer ijdel en slecht. Zij doden hun heer en maken hem tot knecht. Ze beloven zekerheid maar geven de mensen grotere zorgen.” Paulus zegt: “Degenen die rijk willen worden, komen in verleiding en in de ban van de duivel. Ze worden tot veel nadelige en onnutte begeerten gebracht die hen tot ondergang en verderf brengen.” Hieronymus vertelt over een filosoof, Thebanus genaamd, die een grote klomp goud die hij verzameld had in zee wierp en daarbij zei: “Slechte verlangens, verdwijn in de afgrond van de zee. Ik zal jullie verdrinken opdat ik niet door jullie verdronken zal worden.” Zo zegt ook Gregorius over een filosoof die een groot gewicht aan goud bij zich droeg, dat hij bij zichzelf te rade ging en in zijn hart overdacht dat hij niet zoveel rijkdommen zou mogen verzamelen en bezitten.
Ten slotte gooide hij het goud weg en zei: “O rijkdom, verdwijn en blijf ver van mij vandaan.”
De 33e dialoog. Over de doornstruik en de wilde geit
38r
[C]Ampnus als augustinus seyt in die gloos op dye sou
ter is eenrehande doorn dat seer dick is ende is sacht ende
weeck in dye wtsprutinghe ende scoon daer nochtant
nae witte doornen wt wassen. Tot desen boem is ghecomen
een wilde gheyt doe die doorn noch nyet wt ghecomen en was
mer seer schoon was int bloeyen ende soft in antasten. ende voede
hoer daer ende at daer of mit grote soeticheyt . Daer nae alst
een wijl gheleden was wort si ghedachtich des goeden soeten
smakes. Ende tooch weder an den boom willende eten als si te
voren hadde ghedaen Mer want hoor spruten nu verhardet
waren ende daer veel doornen in waren ghewassen ende die gheyt
die tacken began te eten ghinghen die doornen in hoor mont ende
keele staen ende deden hoor grote pijn alsoe dat die gheyt den
boom vermalediede ende seyde ONsalighe du hebste wel be
gonnen . mer int eynde en biste soe niet gheuonden .¶Alsoe vin
det men veel menschen die int beginne dat goet werc wel begin
nen mer ten eyde daer niet in en vorderen waer om si oeck dye
maledixi godes op hem verhalen Jheronimus Jnden kersten men
sche en wort niet ghesocht dat begin mer dat eynde Paulus die
heylighe apostel began qualiken Mer eynde dat seer wel On
derwijlen worden dye beghinnen ghepresen . Mer dat eynde
int ouertreden wort verdoomt . ysidorus Dat eijnde is altoes
te soeken int leuen des menschen . want god en siet niet hoe=
danich wi voer hebben gheweestMer hoedanich wij in dat eyn
de gheuonden worden Ciprianus .wt sinen eynde sal ellic
mensche gherechtuaerdicht worden of verdoemt ¶ Het was
een ridder die te clooster woude gaen ende hi anmercten die son
den dye hy mitter tonghen bedreuen had .ende seynden sinen
knecht tot ten abt vanden cloester . dat hi hem te kennen sou=
de gheuen sinen goeden wil dye hi had om te clooster te gaen
ende segghen dat hi stom waerEnde nochtant hem ondergheuen
woude om inder ghehoorsaemheyt te staenDese ridder wort
ontfanghen ende men en wist anders niet dan hy stom was
ende nam seer toe in doechdelike leuen Daer nae soude die abt
Zoals Augustinus in het commentaar op Psalmen zegt, is wegedoorn een struik die heel dik en mooi is. De uitlopers zijn zacht en soepel, hoewel er later witte doornen aan groeien.
Er kwam eens een wilde geit bij deze struik toen de doornen nog niet uitgekomen waren. De struik bloeide prachtig en voelde zacht aan. Zij voedde zich ermee en at er smakelijk van.
Een tijdje later herinnerde ze zich de zoete smaak en ging opnieuw naar de struik omdat ze weer zo wilde eten als ze eerder gedaan had. De loten waren nu hard geworden en er groeiden veel doornen aan. Toen de geit van de takken begon te eten, kreeg zij veel doornen in haar bek en keel die haar veel pijn bezorgden, zodat de geit de struik vervloekte en zei: ”O ellendige plant, je bent weliswaar goed begonnen maar ten slotte heb ik je zo niet gevonden.”
Zo zijn er veel mensen die aan goede werken beginnen maar dat niet volhouden waardoor zij ook de vloek van God over zich afroepen.
Hieronymus zegt: “Bij de christenen wordt niet gekeken naar het begin maar naar het einde. De heilige apostel Paulus leefde eerst verkeerd maar eindigde heel goed. Soms wordt het begin geprezen maar het eindigen in zonde brengt verdoemenis.”
Isidorus zegt: “Men moet in het leven van mensen altijd letten op het einde, want God kijkt niet hoe wij eerder geweest zijn, maar hoe wij ten slotte geworden zijn.” Cyprianus merkt op: “Afhankelijk van zijn levenseinde zal ieder mens genade ondervinden of verdoemd worden.”
Er was eens een ridder die in het klooster wilde treden en bedacht welke zonden hij bedreven had door met een kwade tong te spreken. Hij stuurde zijn knecht naar de abt van het klooster om deze te laten weten dat hij de bedoeling had om in het klooster in te treden en aan de abt te zeggen dat hij stom was, maar zich aan de gelofte van gehoorzaamheid wilde onderwerpen.
De ridder werd opgenomen en men wist niet beter dan dat hij stom was. Hij werd steeds deugdzamer.
Enige tijd later zou de abt
38v
reysen tot enen ridder dye in groter kranckheyt lach ende hy
nam desen stommen ridder mit hem Ende daer comende sach
die stomme dat die sieke ridder int versceyden der zielen wten
lichaem van den bosen vianden seer wort ghepijnt waer om
hi seer screyede Ende doe si weder ten clooster souden gaen quam
hem luden temoete loepen een ridder die den abt gheloueden
dat hi een monick worden woude als hi sine dinghen bescicket
had Ende doe hi dit den abt ghelouet hadde ghinck hi voer hem
luden ende viel van een brugghe daer hi ouer gaen soude int wa=
ter ende verdrenckede wes siel die stomme sach inden habijt des mo
nicks inden ewighen leuen brenghen vande heylighen enghel
waer om hy wt groter blijscappen lachende wort te mael seer
Als dit die abt sach gheboet hy hem by dye ghehoorsaemheyt
waert dat hi spreken mochte dat hi hem segghen woude waer
om hi soe seer ghelachet hadDoe antwoorden hi O vader du
en hebste niet wel ghedaen mi aldus ghebieden te spreken tegen
mijn opset Ende vertellede hem al dat hi ghesien hadde Ende
als die abt dat hoorden viel hy hem te voeten Mer hy nam hem
haesteliken op .ende badt hem dat hy hem besluten woude in
een cluse dat hi sijn opset houden mochte .
Van mirtus ende dat wijf . Dat vierendedertichste dyalogus
MJrtus is een boom dat op die kant van dye zee was
chet ende is den vrouwen tot velen dinghen nut. Het
was een wijf die sieck was ende al hoor goet vermeystert
naar een ridder reizen die erg ziek was. Hij nam de stomme ridder mee en daar aangekomen, zag deze dat de zieke ridder bij het loslaten van de ziel uit het lichaam door de duivel werd gepijnigd waardoor hij erg moest huilen.
Toen zij weer naar het klooster terug zouden gaan, kwam een ridder hen tegemoet lopen die aan de abt beloofde dat hij een monnik zou worden zodra hij zijn zaken geregeld had. Nadat hij dit aan de abt beloofd had, liep hij voor hen uit, viel van de brug waar hij overheen liep in het water en verdronk. De stomme ridder zag in de habijt van de monnik dat de ziel van de verdronken ridder door de heilige engel naar het eeuwige leven geleid werd, waar hij uit grote blijdschap meermalen om moest lachen.
Nu de abt gemerkt had dat hij kon spreken, gebood hij hem gehoorzaam te zijn door hem te zeggen waarom hij zo gelachen had. Toen antwoordde hij: “O vader, u heeft er geen goed aan gedaan mij op deze manier te gebieden tegen mijn vaste voornemen in te spreken.” Hij vertelde hem alles wat hij gezien had. Toen de abt dit hoorde, viel hij op zijn knieën maar hij werd snel overeind gezet.
De ridder smeekte de abt dat hij hem in een cel zou opsluiten opdat hij zich aan zijn vaste voornemen zou kunnen houden.
De 34e dialoog. Over de mirte en de vrouw
De mirte is een struik die bij de zee groeit en die voor vrouwen heel nuttig is. Er was een vrouw die ziek was en al haar bezittingen aan geneesmiddelen
39r
had ende nochtant nerghent troest van hore siecten en vant De
se toech ten lesten op die zee ende vant daer dit voerseyde cruyt
Ende sprac dat an mit groter begheerlicheytO edele boem ont
ferme di mijnre ende ghif mi onsalighe wijf een tack van dy dat
ic mine wonden ghenesen mach Die boem antwoorden Of ic di wat
vanden mijnen gaef wat loen soude ic van di hebben Dat wijf ant
woorden. Siluer of gout en heb ic niet want ic al mijn goet inden
siecten heb verteert ende vermeystert Mer dat loue ic god ende di dat ick
dijnre altoes in minen ghebede ghedencken sal Ende van dat selue
goet dat mi god verleent sel ic di dijn deel of geuen Die boem antwoor
de Dat alre beste dattu mi gheuen moges dat is dattu in dinen
ghebeden god voer mi biddest Ganc vrij an ende clym in mi ende neem
datti gelieft Alleen sich dattu die geloften houdest ende seyde voort
D ien sijn wi schuldich dat onse te geuen. die onser gedencken in
hoor ghebeden. Also sellen wi oec weldoen den goeden menschen op
dat si an gode voor ons hoor ghebeden willen wtstorten Want die
heylighe gebeden vercrigen van gode dat si begeren als dye glosa
seyt Dat ghebet goeder menschen is als een scilt die van die toorn
godes bescermet Daer om seyt Origenes Meer vermach ee[n] hey
lich mensche mit sinen gebede dan veel menschen dye sterc sijn
inden strijde Als wi lesen in dat oude testament in exodo dat in
dier tijt doe die kinder van ysrahel inder woestinen waren. was
daer een coninck amalech ghenoemt die dat volck van israhel
sterkeliken anvechtende was also dat si hem nyet weder staen
en mochten Ende doe moyses sach dat hi mit sijn volck verwon
nen soude werden . liep hy totten ghebede ende buerden sine
handen op tot gode endesloech sijn oghen inden hemel ende bad
den heer naernstelic om sine vianden te verwinnen Ende also
langhe als hi sijn handen op gherect had totten heer in sinen
ghebede soe verwan sijn volck Ende als hi sijn handen neder
lyet gaen verwan amalech ¶ Ende want moyses handen van
dat langhe ophouden swaer worden ende hise niet langher op
houden en mocht staet daer ghescreuen dat aaron ende hur gin
ghen die een ander rechter side ende dye ander ter lufter side ende
had uitgegeven en toch nergens hulp voor haar ziekten vond. Ten slotte ging de vrouw naar de zee en vond daar het voornoemde kruid. Zij sprak het kruid aan met groot verlangen: “O edele mirte, heb medelijden en geef mij, onzalige vrouw, een tak van jou om mijn wonden te kunnen genezen.” De mirte antwoordde: “Als ik jou een tak van mij zou geven, kun je mij dan betalen?” De vrouw zei: “Zilver of goud heb ik niet want door mijn ziekten heb ik alles wat ik had, besteed aan geneesmiddelen maar ik beloof God en jou dat ik je altijd in mijn gebeden zal gedenken. Van al het goede dat God mij toebedeelt, zal ik jou je deel geven.” De mirte antwoordde: “Het allerbeste dat je mij kunt geven, is voor mij te bidden tot God. Ga je gang, klim omhoog en neem wat je nodig denkt te hebben, alleen moet je je wel aan je belofte houden.” De mirte sprak verder:
“Degenen die ons gedenken in hun gebeden moeten we het onze geven, dat zijn wij verschuldigd aan hen.”
Daarom moeten wij ook de goede mensen goed behandelen opdat zij zich voor ons willen uitspreken in hun gebeden tot God.
In een commentaar op de Bijbel staat: “Door de heilige gebeden krijgen zij van God wat zij verlangen.” Het gebed van de goede mensen is als een schild dat beschermt tegen de woede van God. Daarom zegt Origenes: “Een heilig mens krijgt meer voor elkaar met zijn gebed dan veel mensen die sterk zijn in de strijd.”
We lezen in het boek Exodus van het Oude Testament dat in de tijd dat de kinderen van Israël in de woestijn waren er een koning was, Amalek geheten, die het volk van Israël zo hevig bevocht dat zij hem niet konden weerstaan. Toen Mozes zag dat hij met zijn volk zou gaan verliezen, liep hij naar de gebedsplaats, hief zijn handen op tot God, sloeg zijn ogen ten hemel en bad vurig tot de Heer om een overwinning op zijn vijanden. Zolang als hij in zijn gebed zijn handen opgeheven had tot de Heer, was zijn volk aan de winnende hand, maar zodra hij zijn handen liet zakken was Amalek de sterkste. De handen van Mozes werden van het lange omhooghouden zwaar waardoor hij ze niet langer omhoog kon houden. Daarom staat er geschreven dat Aäron en Hur aan weerszijden van hem gingen staan en
39v
hielden elck een van moyses handen op ter tijt toe dat amalech hoor
viant verwonnen wort ende hi van hen luden veriaghet wort ende vloet
Daer om seyt een leerre dat goeden menschen ghebet oec inden strij
de victori crijghet Men leest in die storie van gouert van belyoen
dat op een tijt doe hi mit sinen heren ende volcke die grote stat van
anthiochien beleghen had Dat carbara maersscalc des conyncs
van persen hem luden beleghen had mit groter macht van volc=
ke van turken ende saracijnen Also dat hi ende sijn volck seer benau
wet waren van hongher ende dorste want si niet en hadden daer
si langher of mochten leuen . Ende dat hoer paerden eten mosten
basten ende scillen van bomen Dat si doe ynnichliken wtstor=
tende an god den heer ende ghinghen also te strijde tegen dye
saracinen daer si horen doet voer oghen saghen Dat god doe
van bouen seynden op hem luden ende op dye paerden een hemel
schen douwe van wes soeticheyt si ende dye paerden alsoe ghe=
uoet ende ghesterket worden dat si daer of drye daghen lanc sterck
ghemaect alle die saracinen verwonnen versloghen ende ver=
iagheden ende namen hem alle hoor grote goeden
¶Van den cederboem ¶ Dat vijf ende dertichste dyalogus
EEn cederboom hoech stont inden berch lybano bouen
allen anderen bomen also scoon dat veel luden opten
berch te clymmen pleghen om die te sien mit groter ge
noechten ende plegense seer te prisen Daer of began hem dye
cederboem te verheffen seggende in hem seluen Van veel menschen wor
elk van hen ondersteunde een hand van Mozes net zolang totdat Amalek verslagen was, door zijn volk verjaagd werd en vluchtte. Daarom zegt een leraar dat het gebed van goede mensen ook in de strijd de overwinning zal brengen.
Zo leest men in de geschiedenis van Godfried van Bouillon dat hij met zijn ridders en volk de grote stad Antiochië belegerde. Carbara, de maarschalk van de koning van de Perzen, sloot toen met een groot leger van Turken en Saracenen het leger van Godfried van Bouillon in. Hij en zijn volk verkeerden in benarde omstandigheden door honger en dorst want ze hadden niets meer en zouden niet lang meer te leven hebben. Hun paarden moesten de schillen en de bast van de bomen eten. Zij baden vurig tot God de Heer en trokken daarna ten strijde tegen de Saracenen waarbij zij de dood voor ogen hadden. God zond toen van boven een hemelse zoete dauw naar het volk en hun paarden zodat mens en paard gevoed en aangesterkt werden. Na drie dagen waren ze zo aangesterkt dat alle Saracenen verslagen en verjaagd werden en al hun bezittingen in beslag genomen konden worden.
De 35e dialoog. Over de cederboom
Een cederboom stond hoog op de berg Libanon boven alle andere bomen. Hij was zo mooi dat veel mensen de berg beklommen om hem met groot genoegen te bekijken en hun bewondering uit te spreken. Daardoor werd de cederboom zeer hoogmoedig en zei tegen zichzelf: door veel mensen word
40r
de ick seer ghepresen want icks doch wel waerdich ben Ende ic
meen waert dat alle cleyn boemkens ende struycken die bi mi staen
groen ende wasschende op ghehouwen worden ende wt geroedet dat
ic dan alsoe veel meer te scoonre soude schinen Daer om isset be
ter dat si vernedert ende op ghehouwen worden eer si groot wor
den op dat si mijne glorie niet en benemen Doe ghinc si ophou
wen ende wtroden aldatter omtrent hem was dat si bloet staen=
de bleef Cort daer nae quam een sterc wijnt wten noorden ende
wayde sterc an den berch alsoe dattie boom wt gheroet wort
ende om gheworpen ende seyde Sonder subiecten ende on
dersaten.en moghen niet sijn heren ende prelaten. Dit en willen
veel heren ende prelaten niet weten die alleen die meeste willen
wesen ende dye ondersaten verdrucken ende te niet brenghen
daer si conen ende moghen Ghelijc als men vertelt in een fabel dat
die olijf boom ende dat riet hadden onderlanc strijt ende twist.
Want die olijfboom sprack wt houaerdigen moede tot dat riet
du biste onsalich ende onnutte. Mer ick ben alre eren waert
want ick gheef den menschen olij tot sijn profijt ¶ Dat riet
antwoorden Du selste haest sien van wat nutticheyt dat ick
ben Daer quam doe ter stont een grote storm van wint ende on=
weder welck dat riet niet en hinderden want het ouer ende we=
der ouer boech na dat die wint quam sonder breken dattie olijf
boem niet sonder groten last ende scade doen en mochte Doe sei
de dat ryet totten olijfboem . BEter is dye crancke myt
nutticheyt . dan die stercken mitter houaerdicheyt. Dat kint
dat gheboren wort gheeft ons exempel der oetmoedicheyt om
dattet gheboren wort crom als een beest dat vier voeten heeft
want het wort screyende gheboren ende niet lachende Sinte io
han die heylighe apostel ende ewangelist scrijft in sijn ewangeli
dat onse heer ihesus screyede doe hy lazarum vander doot verwrec
kede om dat hy sinen lieuen vrient om ander luden int gheloof
te stercken vander doot tot desen verdrieteliken leuen weder
verwrecken moste. Jn sommighen nacien van menschen ist een
ghewoent als solinus scrijft inden boec vanden wonderliken din
ik zeer geprezen omdat ik dat toch wel waard ben. Ik vind dat ik des te mooier zou schitteren wanneer alle groen opgeschoten boompjes en struiken die om mij heen staan omgehakt en uitgeroeid worden. Het is beter dat ze omvergehaald en omgehakt worden voordat ze groot worden, opdat ze aan mijn roem geen eind maken.
Toen ging hij alles wat om hem heen was omhakken en uitroeien zodat hij als enige bleef staan. Kort daarna kwam er een harde wind uit het noorden, die zo hevig tegen de berg aan blies dat de boom werd ontworteld en omgeworpen. De wind zei: “Zonder onvrijen en onderdanen kunnen er geen heren en hoge geestelijken zijn.”
Dit willen veel heren en geestelijken niet weten, die alleen de meeste willen zijn en de onderdanen onderdrukken en tenietbrengen waar ze maar kunnen, zoals wordt verteld in een fabel waarin de olijfboom en het riet ruzie met elkaar maken. De olijfboom zei hoogmoedig tegen het riet: “Je bent verachtelijk en nutteloos maar ik ben alle eer waard, want ik geef de mensen olie tot hun voordeel.” Het riet antwoordde: “Je zal spoedig zien hoe nuttig ik kan zijn.”
Het ging plotseling hard waaien en onweren, wat voor het riet niet hinderlijk was, want het kon met de wind meebuigen zonder te breken. De olijfboom kon dat alleen met grote moeite en schade doen.
Toen zei het riet tegen de olijfboom: “Een zwakke die van nut kan zijn, is beter af dan een sterke die hoogmoedig is.”
Het kind dat geboren wordt, geeft ons een voorbeeld van nederigheid omdat het wordt geboren zo krom als een dier dat vier poten heeft. Het wordt huilend geboren en niet lachend.
Johannes, de heilige apostel en evangelist, schrijft in zijn Evangelie dat onze Here Jezus huilde toen Hij Lazarus uit de dood opwekte, omdat Hij zijn lieve vriend om andere mensen in het geloof te sterken tot dit verdrietige leven uit de dood moest opwekken.
Bij sommige volken is het de gewoonte, zoals Solinus schrijft in het boek Over de wonderen
40v
gen der werlt dat als een kint gheboren wort dattet dan vanden
ouders ende den vrienden bescreyt wortEnde als het sterft dat
tet mit blijschappen wort begrauen
¶Van twee bomen .¶ Dat ses ende dertichste dyalogus
Twee bomen stonden te samen gheplant wassende op een plaet
se van welcken die een seer scoon was vanhoochten.groen
van bladen ende een schoon apparenci had inden vruchten
Die ander boom was seer onghedaen ende scheen onprofitelick te
wesen Tot desen bomen quamen veel menschen ende als si die gro
te onghelijcheyt saghen seyden si dattet recht waer datmen die le
liken boom ophouwen ende wt soude roden om dat si alsoe seer ont
sierden die schoonheyt des anderen boems Ende doe si den leliken
boem ophouwen ende verderuen wouden sprack si ende seyde. O ghy
wise mannen merct wat die heer int oude testament ghebiedt
daer hi seyt in leuitico Du selste dinen euen mensche recht oor=
del doen Men leest in genesiDat doe god woude gaen om sodo
man te laten versincken ende mit alle den volck vergaen dat hi seyde
tot abraham Dat gheroep der sonden van die stat van sodoma is
alseer groot voer mi ghecomen ende ic sal neder clymmen ende besien
of sijt alsoe qualiken hebben ghemaeckt als dat gheroep daer
of is Of hi segghen woudeGhij en selt al niet ghelouen van dat
quaet dat ghy hoort eer dat ghijt beuonden hebt dattet alsoe
is . Hier om ist dat een rechter niet rechten en mach van enich
quaet dat hy alleen weet sonder tughen . Aldus sprack dye
van de wereld, dat ouders en vrienden huilen als een kind geboren wordt maar dat het met blijdschap begraven wordt als het gestorven is.
De 36e dialoog. Over twee bomen
Twee bomen groeiden op een open plek en waren dicht bij elkaar geplant. De ene was een mooie, hoge boom met groene bladeren en naar verwachting vruchtdragend, de andere zag er niet zo mooi uit en leek ook niet zoveel op te brengen.
Er kwamen veel mensen naar deze bomen toe. Toen zij het grote verschil zagen, zeiden ze dat het goed zou zijn om de lelijke boom om te hakken en te vernietigen, ook omdat hij de schoonheid van de andere boom ontsierde.
Toen ze de lelijke boom wilden omhakken en vernietigen zei hij: “O wijze mannen, denk aan wat de Heer in het Oude Testament gebiedt. Hij zegt in Leviticus: ‘Je moet je medemensen op de juiste wijze beoordelen.’”
In Genesis staat: “Toen God Sodom wilde vernietigen, samen met de hele bevolking, zei Hij tegen Abraham: ‘Ik heb het verhaal over de zonden van de stad Sodom met ontzetting aangehoord. Ik zal naar beneden komen om te zien of de mensen echt zo slecht zijn als verteld wordt.’” Alsof Hij wilde zeggen dat je niet alle kwaadsprekerij moet geloven voordat je uitgezocht hebt of het echt wel zo is.
Om deze reden mag een rechter niet rechtspreken als er geen getuigen zijn en hij als enige van het kwaad weet. Zo sprak de
41r
heer tot dat wijfgen dat in ouerspul begrepen was wijf heeft
die nyemant veroordelt. Si antwoorden neen heer nyemant en
isser . doe seyde onse heer Ende ick en sal di oec niet veroordelen
Hier om seide die boem en wilt mi niet veroordelen eer dat gi
mijn vruchten proeft.want onse heer seit int heylighe ewangeli
van den valschen propheten By horen vruchten sel dise bekennen
Ende als die mannen dat hoorden en bedoruen si den boem nietMer
smaecten die vruchten om te besien welck best van smaec sijn Ende
ghinghen totten scoonsten boom ende vonden dat sijn vruchten ge
nen smaeck en hadden ende vermaledieden sijn scoonheyt die also
sonder soeticheyt der vruchten wasEnde namen van die vruchten
des ongesienen boems ende onderuonden dat hoor vruchten goet
waren ende goet van smaeck ende loofden hem van sinen goeden vruchten
ende smaeck ende seyden TJs wijsheyt die saeck te ondertasten.
eermen mit vonnissen yemant wil belasten . ysidorus . En wilt
nyemant veroordelen proeft voer dat vonnisse die saeck ende
dan gheeft oordel . daer om saltu eerst proeuen eer du oordel
gheues Gregorius . Wie den gherechtigen verwijst dodet den
gheen die niet steruen en soude Ende die den sculdigen des doots
wil verlossen. die wil leuendich houden die den doot heeft verdient
Nyement en sal een rechter in toornicheyt sonder ondersoeck eni
ghe sentencie gheuen Om dat salomon seyt . Die toorn en he=
uet gheen barmherticheyt Valerius scrijft dattie coninc philps
op een tijt doe hi droncken was . een onrecht vonnisse gaf tegen
een weduwe. Dat die weduwe tot hem ghinc ende seyde dat
si appelleren woude vanden droncken conynck totten nuchte=
ren conynck Ende daer nae doe hy nuchteren wort weder riep
hi die sentencie die hi in dronckenscappen ghegeuen hadDes
ghelijc vindet men oeck van een misdadich wijf .dat veroordelt
wort vanden wreetheyt des wisen conyncs tholomei Ende si sonder vaer
appelleerden tottie goedertierenheyt des conyncs Dat hy na=
maels hem wel versinnende die wreede sentenci weder riep seg
ghende dat die goedertierenheyt ende saftmoedicheyt des co=
nyncs van rechtes wegen voor hoort te gaen voor des wreetheyt
Heer tot de vrouw die overspel gepleegd had: “‘Heeft niemand u veroordeeld?’ Zij antwoordde: ‘Nee Heer, niemand.’ Daarop zei onze Heer: ‘Ik zal u ook niet veroordelen.’” Daarom zei de boom: “Wilt u mij dan ook niet veroordelen voordat u mijn vruchten proeft. Want onze Heer vertelt in het heilige Evangelie over de valse profeten: ‘Aan hun vruchten zal men ze herkennen.”’
Toen de mannen dat hoorden, vernielden zij de boom niet maar proefden de vruchten om te ontdekken welke het beste smaakten. Zij gingen naar de mooiste boom en vonden dat zijn vruchten niet lekker smaakten. Ze vervloekten de schoonheid van de boom omdat hij geen zoete vruchten droeg. Zij plukten vruchten van de lelijke boom en merkten dat zijn vruchten lekker smaakten. Zij prezen hem om zijn smakelijke vruchten en zeiden: “Het is wijsheid de zaak te onderzoeken alvorens je iemand veroordeelt.”
Isidorus zegt: “Veroordeel niemand voordat het bewijs geleverd is en geef dan pas een oordeel.”
Gregorius zegt: “Wie de rechtvaardige veroordeelt, doodt degene die niet sterven moet en wie de schuldige van de dood wil verlossen, wil degene die de dood heeft verdiend in leven houden.”
Een rechter mag in zijn boosheid zonder onderzoek niemand veroordelen. Salomo zegt immers: “Kwaadheid kent geen barmhartigheid.”
Valerius schrijft dat koning Philippus op een dag dronken was en toen een onterecht vonnis velde over een weduwe. De weduwe ging naar hem toe en zei dat zij in beroep wilde gaan tegen de dronken koning zodra hij weer nuchter was. Toen hij nuchter was, herriep hij het vonnis dat hij in dronkenschap gegeven had.
Iets dergelijks vindt men ook bij een misdadige vrouw tegen wie een hardvochtig vonnis werd uitgesproken door de wijze koning Ptolemaeus. Zonder angst deed zij een beroep op de welwillendheid van de koning. Na rijp beraad herriep hij het wrede vonnis, zeggende dat goedheid en zachtmoedigheid van de koning van rechtswege voor hoort te gaan boven wreedheid.