19r
¶ Van costeliken ghesteenten. Dat dertiende dyalogus
Alle die costelike ghesteenten quamen te samen ende sey
den . wij sijn die alre costelickste dinghen die den men
schen alre waerdste sijn Ende ist dat wij na den wil=
le der menschen ghecoft worden soe sellen wij min ende cleyn
gherekent worden Laet wij daer om in verren steden onse wo
ninghe maken op dat wij niet gheuonden en moghen worden
dan mit groten arbeyde ende coste want dat wort vanden coop
luden seer waert ghehouden ende niet sonder groet goet ghe
coft dat selsen is Ende daer om dier wanthet niet veel ghesien
ende gheuonden wort. Daer om seyden si DJe costelike
dinghe hebben willen . moeten hem daer om oeck wel in gro
ten arbeyt ende costen stellen ¶ Alsoe sal oeck die goede men
sche arbeyt doen ende na sinen vermoghen niet vertraghen
om die doechden te weruen want ledicheyt is een viant der zielen
Daer om staet ghescreuen int vader leuen die werckende monic
wort alleen becoort van enen duuel . Mer den ledigen anuechten
dusent vianden Hier om seyt Jheronimus.Wilt altoes doende we
sen in wat goets wercks op datti die duuel onledich vindet.
Die onledighe mensche is als een casteel dat wel ghesloten is.
welken die viant gheen schade doen en mach Aldus seyt oeck
augustinus niet lichteliken en wort hi beuanghen vanden be=
coorre die onledich is in goeder oefeninghe .¶ Daer om sellen
die ouders haer kinderen stellen tot hantwercke ter wijlen dat
De dertiende dialoog. Over kostbare stenen
Alle kostbare stenen kwamen bij elkaar en zeiden: “Wij zijn de aller kostbaarste voorwerpen, die voor mensen het meeste waard zijn. Omdat wij naar believen door mensen gekocht kunnen worden, zal er te weinig voor ons worden betaald. Laten wij daarom in verre steden onze woningen bouwen zodat wij pas na grote inspanning en kosten gevonden kunnen worden. Dat wordt door kooplieden voor zeer waardevol gehouden en wat zeldzaam is, wordt voor veel geld gekocht en is duur omdat het niet veel gezien en gevonden wordt.” Daarom zeiden zij: “Hij die kostbare voorwerpen wil hebben, moet er veel moeite voor doen en er veel voor betalen.”
Zo moet ook de goede mens moeite doen en niet nalaten naar zijn vermogen de deugden te verwerven, want ledigheid is des duivels oorkussen. Daarom staat er in Het Leven van de Woestijnvaders geschreven: “De werkende monnik wordt slechts in verzoeking gebracht door één duivel maar luiaards door duizend.” Daarover zegt Hieronymus: “Doe altijd goede werken zodat de duivel je druk bezig ziet.”
De drukbezette mens is als een kasteel dat goed gesloten is en waar de vijand geen schade kan aanrichten. Zo zegt ook Augustinus: “Degene die bezig is met goede werken wordt niet gauw in verleiding gebracht.”
Daarom moeten ouders hun kinderen aanzetten tot werken als
19v
si ionck sijn op dat si in hoer oude daghen van armoeden ende
behoefticheyt niet en ontbreken Men vint dat een wijs lant
man hadde enen wingaert gheplantet . welck doe hy steruen
soude sprack tot sinen kinderen segghende. dat hi een groten
scat daer in verburghen had. Mer die stede daer hi die begra=
uen hadde en wijsde hi niet . Daer nae doe die vader ghestor=
uen was begonden si den wijngaert doer ende weder doer om
me te grauen om den scat te vinden alsoe dat dye wijngaert
seer vruchtbaer wort ende dat si daer veel vruchten of ontfin
ghen Ende als si dit saghen verstonden si dat hoer vader hem
vanden scat gheseit had om dat si arbeiden souden inden wijn
gaert ende die leedicheyt scuwen ¶Een philosooph leerden si
nen soon ende seyde.¶ Sich kint dat die formijck niet wijser
en si dan du. die inden somer mit groten arbeyde sorchuoude
liken vergadert Daer si in den winter of leuen moghe Ende
dat die haen niet wackerre en si of sterker dan du dye den tijt
des nachtes bewaert ende alsoe vliteliken waket dat hi hem
seluen slaende andere menschen oeck wecket. tot des nachtes
te singhen Ende wie is soe sterck dat hi veel wiuen houden can
dat si cuyseliken leuen ende hem onderdanich sijnEnde du cla
gheste dattu een wijf niet beheren en mogheste . .
¶Van den smaragde ende den rinck Dat viertiende dyalogus
zij jong zijn opdat zij verlost zijn van armoede en zorgen als zij oud zijn.
Men leest over een wijze boer die een wijngaard aangelegd had. Toen hij zou gaan sterven, zei hij tegen zijn kinderen dat hij er een grote schat in verborgen had, maar de plaats waar hij deze begraven had, wees hij niet aan. Nadat de vader gestorven was, begonnen zij de wijngaard steeds weer om te spitten om de schat te vinden zodat de wijngaard zeer vruchtbaar werd en veel vruchten gaf. Toen zij dit merkten, begrepen zij dat hun vader hun over de schat verteld had opdat zij in de wijngaard zouden werken en niet zouden gaan luieren.
Een filosoof onderwees zijn zoon en zei: “Zorg ervoor, kind, dat de mier niet wijzer is dan jij, want zij verzamelt in de zomer met hard werken zorgvuldig datgene waar zij in de winter van leven kan. Zorg er ook voor dat de haan niet bedrijviger of sterker is dan jij, want hij houdt ’s nachts de tijd in de gaten en hij waakt zo vlijtig dat hij, als hij aanslaat, ook mensen wekt door ’s nachts te kraaien. Wie is er zo sterk dat hij veel vrouwen kan hebben, ervoor kan zorgen dat zij kuis leven en hem onderdanig zijn. En jij klaagt dat je één vrouw niet de baas kunt.”
De veertiende dialoog. Over de smaragd en de ring
20r
SMaragdus als die meester seyt is een costelike steen
daer gheen groen dinck bi compareeren mach we
sen. want alle cruden ende alle spruten maect si
groen te schinen in hoer teghenwoerdicheyt.¶ Sy veruollet
die oghen mer si en machse niet versaden Het was een gou
wen rijnck daer een smaragde in ghewrocht was die den rijnc
alsoe vercierden dat alle man den rijnck begheerden te sien.
Op een tijt sprack die rijnck totten smaragde wt onweten=
heyt ende seyde .¶ Langhe tijt hebstu dijn staci in mi ghehadt
Ende noch en hebste mi nye loon daer of ghegheuen .¶ Daer
om betael nv dat loon van dijnre woninghe en de ganck van
mi Of ic sal di al beroeyt van mi werpen . Die smaragde ant
woorden . Dat ic mitti ghewoent hebbe daer bistu altoes of
gheeert gheweest ende daer om in des conincks vingher ghe=
draghen Ende isset dattu mi van di verdriuen wilste . ganck
ende vercoep mi ende van die costelicheyt mijnre waerden neem
dat loon van dat ick mitti ghewoent heb. want mi en sel gheen
stede ende woninghe ontbreken Daer nae doe dye rinck hem
wech ghedreuen had ende sonder hem verworpen ende onge
acht bleef . wort hij ten lesten van onwaerden ghesmouten.
ende seyde DJe mit sijn beeter ende costeliker staet . wort
verworpen als die costeliker van hem gaet .¶ Aldus is oeck
die knecht goods alre eren waert alsoe langhe als hi die cos=
telike doechden in hem heeft . Mer als hi die laet varen wort
hi onwaerdt ¶Seneca seyt die man is goet die in sinen wer
ken goet gheuondenwort ende gheproeft. ¶ Op een tyt doe
die grote alexander seyde . dat hy dye heer waer van alle dye
werlt . antwoordede hem dyogenes die philosooph . Du en
biste gheen sins heer als du segste Mer een dienre mijnre knech
ten want die houerdie is dyn vrouwe . ende si is mijn dienst
maecht . want si regiert ende beheert dy . ende ic hebse onder
die voeten ghetreden Die vleyschelike ghenoecht gulsicheyt
ende toornicheyt beheren di ende sijn dijnre machtich . die ick
al verwonnen heb ende beheert Ende daer om heb ick gheseit
Zoals de meester zegt is smaragd een kostbare steen, waarmee geen enkel groen ding vergeleken kan worden, want alle kruiden en uitspruitsels laat hij groen oplichten in zijn tegenwoordigheid.
Onze ogen worden er vol van, maar kunnen er niet door verzadigd worden.
Op een gouden ring was een smaragd aangebracht, die de ring zo verfraaide dat iedereen ernaar verlangde de ring te zien. Op een keer sprak de ring uit onwetendheid tot de smaragd: “Je hebt lang bij mij gewoond maar je hebt mij daarvoor nooit beloond. Betaal daarom nu het loon voor jouw woning. Ga weg of ik zal je, van alles berooid, van mij afwerpen.”
De smaragd antwoordde: “Omdat ik bij je heb gewoond, ben je altijd geëerd en daarom heeft de koning je om zijn vinger gedragen. Ga en verkoop me als je mij wilt verdrijven. Neem van de kostbare opbrengst het loon voor de periode waarin ik bij jou gewoond heb, want het zal mij aan geen plek en woning ontbreken.”
Toen de ring de smaragd verdreven had en hij zonder hem vernederd en veracht achterbleef, werd hij ten slotte verteerd door verontwaardiging en zei: “Iemand met een betere en kostbaarder staat wordt verworpen als het kostbare bij hem weggaat.”
Zo is ook de knecht van God alle eer waard zolang hij de kostelijke deugden bezit. Maar zodra hij die laat varen, wordt hij geminacht. Seneca zegt, dat die mens goed is die in zijn werken goed bevonden wordt en op de proef is gesteld.
Op een keer, toen de grote Alexander zei dat hij de heerschappij had over de gehele wereld, antwoordde Diogenes de filosoof hem: “Je bent helemaal niet de heer die je zegt te zijn maar een dienaar van mijn knechten, want de hoogmoed is jouw vrouw en zij is mijn dienstmaagd. Ze regeert je en ik heb haar in bedwang gekregen. De aardse genoegens gulzigheid en boosheid beheersen jou en hebben macht over jou. Ik heb ze overwonnen en beheers ze. Daarom heb ik gezegd
20v
dat du biste een dienre mijnre knechten Ende doe alexanders
knechten den philosooph wouden slaen verboedt hijt hem ende
seyde Siet daer toe dat hem nyemant en misdoe .want hy
waerlike goet is ende mi die waerheyt seyt Gregorius seyt
die mensche is van groter waerdicheyt die hem vindet inden
staet daer hi in wesen soude want sonder sonden te wesen is
een teyken van groter waerdicheyt.
¶ Vanden saphier ende den goutsmit Dat vijftiende dyalogus
SAphirus is een costelike steen van verwen blaeu als
die hemel is als si claer is ende wanneer die son hoer
radien daer op seyndt soe gheeft hi blinckende schijn
van hem Het was een goutsmit die den saphier setten wou
de in die croon des keysersEnde als dat die saphier sach seyde
hiEn wilt mi niet goede meester sluten ende setten in die croon want ic
bin noch ionck ende onghebonden ende mijns leuens lustet mi
seer in die werlt te ghebruken Daer om en wil ic niet vander
werlt verscheyden wesen ende besloten .¶ Mer ick wil mijnre
ioecht ghebruken ende alle die werlt doer lopen ende die be=
sien . Die goutsmit antwoorden .¶ Dijn beslutinghe sal dijn
heylicheyt wesen want ic sal di in een seker ende eerlike stede setten
daer du altoes sonder sorghen mogheste leuenWant ick mer=
ke dijn costelicheyt ende dijn waerdicheyt Alsoe dat ick duch
te Jst dat du after lande loopes . dat du verloren selste bliuen
dat jij een dienaar van mijn knechten bent.” Toen de knechten van Alexander de filosoof wilden slaan, verbood hij het hun en zei: “Zie erop toe dat niemand hem iets aandoet omdat hij waarachtig goed is en mij de waarheid zegt.”
Gregorius zegt: “De mens die zich in de staat bevindt waarin hij behoort te verkeren, is zeer waardevol want zonder zonden te zijn is een teken van grote waarde.”
De vijftiende dialoog. Over de saffier en de goudsmid
Saffier is een kostbare steen in dezelfde kleur blauw als de heldere hemel. Als de zon haar stralen erop schijnt, dan geeft dat een schitterende glans.
Er was eens een goudsmid, die de saffier in de kroon van de keizer wilde zetten. Toen de saffier dat merkte zei hij: “Wil je mij, goede meester, niet in de kroon zetten en opsluiten, want ik ben nog jong en ongebonden en mijn leven wil ik graag in de wereld leiden. Daarom wil ik niet van de wereld afgescheiden en opgesloten zijn maar wil ik mijn jeugd gebruiken om over de hele wereld te reizen en alles te ontdekken.”
De goudsmid antwoordde: “Jouw opsluiting zal tot je heil dienen want ik zal je in een veilige en eerlijke plek zetten waar je altijd zonder zorgen kan leven. Ik besef dat je kostbaar bent.
Daarom ben ik bang dat je verloren zult blijven als je door de wereld trekt,
21r
na dat die heylige sint ian ewangelist seyt in syn epistolenWant
alle die werlt is op alle quaet ghestelt Om datter alle so veel
periculen inder werlt sijn datse gheen hart begripen en mach
noch gheen tonghe wtspreken Daer om seyt gregorius. Altoes
sellen wij sorghen.want wij altoes in perikel sijn Hier om sey=
de die goutsmit totten saphier lieue kint ic en derf v niet laten
gaen noch achter lande lopen Mer ic wil v in goeder hoeden hou
den Ende doe hi dit seyde settede hi den saphier in die croon daer
si altoes mit groter eren staende bleef besloten ende seyde Be
ter is besloten te wesen ende in behoudenre hant . Dan bijster te
wesen ende lopen achter dat lant Aldus isset den gheesteliken men=
sche dat alre best dat hi in sijn clooster ende inder cellen blijftAls
een heilich vader seyde totten ionghen broederGanc in dijn celle
ende si sal di alle dijnc leren want het een oudt segghen is Vrede
is binnen der cellen Ende daer buten en is anders niet dan onrust
ende kijf Daer om seyt iheronimus. Die cristum begheert die en
soect gheen dinghen van die werlt Mer die celle wort hem een
paradijs der heyligher scriften.ende buten der cellen te lopen
een pijn. Die abt euagrius seyde tot enen int vader leuen die
tot hem seyde Jck en mach niet vasten noch arbeyden noch oec
den sieken dienen .¶ Ganck eet ende drincke ende slaep alleen
en ganck niet wter cellen Want dat volhardende bliuen inder
cellen . brenghet den monick tot sijnre ordinancie
¶ Van topasius den costeliken steen Dat sestiende dyalogus
zoals de heilige Johannes de evangelist in zijn brieven zegt: ‘Want de hele wereld is in de macht van het kwaad.’”
Omdat er zoveel onheil is in de wereld dat geen hart het kan begrijpen en geen tong het kan uitspreken, zegt Gregorius: “Wij moeten altijd waakzaam zijn want wij zijn altijd in gevaar.” Daarom zei de goudsmid tegen de saffier: “Lieve kind, ik mag je niet laten gaan om door de wereld te trekken. Ik wil je onder mijn hoede houden.” Toen hij dit zei, zette hij de saffier in de kroon waar hij altijd eervol bleef vastzitten. Vervolgens zei hij: “Het is beter veilig opgesloten te zijn dan verdwaald in de wereld te lopen.”
Zo is het voor de geestelijke mens het allerbeste in de cel van het klooster te blijven. Zoals een heilige vader tegen een jonge broeder zei: “Ga in je cel. Die zal je alle dingen leren. Het is immers een oud gezegde dat er vrede is binnen in de cel terwijl erbuiten niets anders is dan onrust en ruzie.” Daarom zegt Hieronymus: “Wie Christus begeert, zoekt geen dingen van de wereld, maar de cel wordt voor hem een paradijs van de heilige geschriften en buiten de cel te zijn wordt als pijn ervaren.”
In Het Leven van de Woestijnvaders zei abt Evagrius tegen iemand die hem gezegd had dat hij niet mocht vasten, werken of de zieken verzorgen: “Ga eten en drinken en slaap slechts. Ga niet uit je cel want met volharding in de cel blijven, brengt de monnik tot zijn gelofte.”
De zestiende dialoog. Over de kostbare steen topaas
21v
TOpasius is een costelike steen. in der naturen groen
hebbende nochtant in hoor dye verwen van allen
costeliken ghesteenten . Dese wort eerst gheuonden
in arabien . Van waer een topasius ghebrocht wort te roem
ende wort in sinte peters kerck gheset in een gulden cruijs.
Daer hy seer scoon in blenckende was alsoe dat hy van allen
menschen seer garn wort ghesien Dese viel in becoringhe en=
de verdrietlickheyt segghende . Wat isset dat ic altoes in die
kerck bliuen moet ende vandaen nymmermeer en mach scey=
den noch oeck niet vander werelt weten . Jck en mach aldus
niet wesen. mer ick wil ter werlt gaen . ende mitten waerli=
ken mensche mine recreaci ende ghenoechten maken ende oec
nochtant nae myt gode regneren inder ewicheyt .¶ Hier nae
doe si ter werlt ghekeert was ende ghegaen van die heylighe
stede wort hi beuanghen vanden ghenoechten des vleysches
ende der werlt alsoe dat hy hem gheenre sonden en ontsach te
doen Ende ten lesten wort hy gheuonden vanden wilden men
schen die sijn waerde niet en kenden ende wort onaerdeliken
ghehantiert ende verstroeijt . datmens niet meer en vandt.
Ende als hy aldus ten lesten ghebroken ende te niet ghecomen
was seyde hy mit groten rouwe. WJe hem seluen wt=
ter heyligher steden verwerpt . Recht ist dat hy alheel wort
verderft . Des ghelijcks behoeuen hem te wachten die ghees=
telike menschen van weder ter werlt te keren .¶ Op dat hem
des ghelijck oeck niet en gheboert. Want die quade begheer
ten verderuen dicwijl die gheestelike menschen .¶ Daer om
seyt augustinus. Ghelijck dat die liefte goods. een fonteyn
is van allen doechden Alsoe is die liefte der werlt oerspronc
alles quades .¶ Soe wie god hebben wil dye versaeck dye
werlt. op dat hem god si een salighe besittinghe. ¶Bernar
dus . Dye volmaeckte knecht godes . die en heuet niet dan
cristum .¶ Ende ist dat hy yet heeft sonder cristo soe en is hy
nyet volmaeckt. . ¶ Dye myt gheesteliken rijcdommen
Topaas is een kostbare steen, die van nature groen is maar toch de kleuren van alle kostbare gesteenten in zich heeft. Hij werd voor het eerst gevonden in Arabië. Van daar werd een topaas naar Rome gebracht en in de Sint Pieter in een gouden kruis gezet, waarin hij zeer fraai stond te blinken zodat hij door alle mensen heel graag werd bekeken.
Hij kwam in verleiding en verdrietig zei hij: “Waarom moet ik altijd in de kerk blijven en kan ik daar nooit uit weggaan en niets over de wereld te weten komen. Ik kan zo niet leven. Ik wil de wereld ingaan en met echte mensen plezier maken maar daarna ook met God in eeuwigheid heersen.”
Hierna, toen hij voor de wereld had gekozen en uit de heilige plaats was vertrokken, werd hij overspoeld door vleselijke en wereldse genoegens zodat hij alle mogelijke zonden beging. Ten slotte werd hij gevonden door eenvoudige mensen, die zijn waarde niet kenden en hij werd slecht bewerkt en in stukken gedeeld zodat men hem niet meer kon vinden.
Toen hij ten slotte zo gebroken en nietig gemaakt was, zei hij vol berouw: “Het is terecht dat degene die zich van de heilige plaatsen afkeert geheel en al wordt vernietigd.”
Zo moeten de geestelijken ervoor waken niet in de wereld terug te keren opdat hun niet hetzelfde overkomt, want kwade verlangens storten de vrome mensen vaak in het verderf.
Daarom zegt Augustinus: “Zoals de liefde tot God de fontein is van alle deugden, zo is de liefde voor de wereld de oorsprong van alle kwaad.” Dus wie God bij zich wil hebben, moet de wereld verzaken opdat God voor hem een zalig bezit is.
Bernardus, de volmaakte knecht van God, heeft niets dan Christus. Zou het zo zijn dat hij iets heeft buiten Christus, dan is hij niet volmaakt. Wie met geestelijke rijkdommen
22r
sijn begaeft die en sellen hem niet onderwinden vanden aert=
schen dynghen ¶ Men leest int vader leuen dat een broeder
vraechde enen ouden vader ende seyde . ¶ Wat sal ick doen
want mijn ghedachten en laten my nyet een vre inder cellen
sitten ¶ Die oude antwoorden keer weder kint in dijn celle
ende arbeyde mit dijnen handen . ende bidde god sonder op=
houden . ende sette dijn ghemoede in gode . op dat dy nije=
mant en bedryeghe wtter cellen te gaen .¶ Ende vertelleden
hem een exempel.hoe datter een ionghelinc inder werlt was
die sijnen vader badt . dat hy monic mochte worden ende sijn
vader en woude dat nyet henghen .¶ Ten lesten wort hy oeck
van anderen goeden menschen sijn vrienden daer toegebrocht
dat hijt nauwelic consenteerde .¶ Doe ghinck dye ionghe
wt ende ghinck in een cloester ende wort monick. ende vol=
brocht alle dat werck des cloesters volcomeliken ende alle da
ghe te vasten ende twe daghen sonder spijse te wesen . Ende
dicwijl nyet meer dan eens in die weke te eten. Dit anmerc=
kede sijn abt . ende verwonderde hem des . ende benediede
god in sijn abstinencie ende arbeyt . Daer nae gheschiede dat
die broeder sinen abt bad . dat hy hem oorlof woude gheuen
dat hy mochte gaen in die woestijn om alleen daer te wonen.
Ende die abt seyde hem . kint en wilt dat niet dencken want
du en moghes dien arbeyt niet verdraghen noch dye bekorin
ghe des viants noch sine loosheyt . ¶ Ende waert dat du al=
daer bekoort wordes . du en soudeste daer nyemant vynden.
dye dy troosten mochte . ende onderwisen vander tribulacie
des viants dye dy daer gheschieden soudeDie broeder en lyet
niet of hem meer te bidden dat hi hem oorlof woude gheuen.
om inder enicheyt te gaen Ende doe die abt sach dat hijs niet
houden en mocht.dede hi sine ghebet ende liet hem gaenDoe
seyde hy Jc bidde dy vader abba dat ghy mi een vanden broe
ders doen wilt dye myt my gaen wil . ende den wech wijsen
mach dien ick wanderen sal Ende die abt gaf hem twee broe=
ders van sijn cloester die mit hem ghingenEnde doe si twee daghen
begiftigd is, zal zich niet bezighouden met aardse dingen.
Men leest in Het Leven van de Woestijnvaders over een broeder die aan een oude vader vroeg: “Wat moet ik doen, want mijn gedachten laten mij nog geen uur in de cel zitten.”
De oude vader antwoordde: “Ga terug naar je cel kind, werk met je handen, bid tot God zonder ophouden en richt je verlangen naar God opdat je niemand bedriegt door je cel uit te gaan.”
Hij vertelde een verhaal over een jongeman die een werelds leven leidde en zijn vader vroeg of hij monnik mocht worden, maar zijn vader wilde dat niet toestaan. Op het laatst werd de vader ook door andere goede mensen, zijn vrienden, overtuigd zodat hij met moeite toestemde.
Toen ging de jongen het klooster in en werd monnik. Hij voerde al het kloosterwerk op volmaakte wijze uit door iedere dag te vasten en twee dagen helemaal niet te eten. Dikwijls at hij zelfs maar één keer in de week. Dit werd opgemerkt door de abt, die zich erover verwonderde en God prees over de onthouding en het werk van de monnik.
Daarna gebeurde het dat de broeder vroeg of de abt hem toestemming wilde geven om naar de woestijn te gaan om daar alleen te wonen. De abt zei tegen hem: “Kind, daar mag je niet aan denken want je zal het werk niet kunnen verdragen en de verleidingen en de valsheid van de duivel niet kunnen weerstaan. Stel dat je verleid wordt, dan zou je daar niemand vinden die je kan troosten en die je kan onderwijzen over de kwellingen van de duivel, die je zouden kunnen overkomen.”
De broeder bleef de abt maar vragen of hij hem toestemming wilde geven om de eenzaamheid op te zoeken. Toen de abt zag dat hij hem niet tegen kon houden, bad hij tot God en liet hem gaan. De broeder zei toen: “Ik vraag u, vader abt, dat u één van de broeders met mij mee wil laten gaan die mij de weg kan wijzen die ik moet gaan.”
De abt gaf hem toen twee broeders mee uit zijn klooster die met hem op pad gingen. Toen zij twee dagen
22v
inder woestinen mit hem ghewandert hadden worden si moe
de van groter hetten ende ginghen legghen rusten op die aer
de Ende doe si een weynich inden slaep gherust waren quam
daer een aern ende sloechse mit sinen vloghelen an ende wecke=
se ende vloech een stuck weges van hem ende bleef daer sitten
Ende als si ontwaeck ghe worden waren .saghen si den aern
ende seiden totten broeder Sich dijn enghel is hier stant op ende
volghe hem Doe hi dit sach stont hi op ende nam oorlof an die
twee broeders ende volghede den aern ende quam ter steeden
daer die aern sat Doe vloech die aern noch een stuck weghes
voort ende ghinck weder sitten .¶ Ende die broeder volghede
hem daer nae des ghelijc vloech die aern echter voort ende ghinc
weder sitten Ende dit duerde aldus drie vren lanc Daer nae doe
hi den aern aldus volghede vloech die aern ter rechter sijde
des broeders die hem volghede ende en wort daer nae niet meer
ghesien Ende die broeder volghede haer darwarts daer si ghe
vloghen was Ende als hy daer ghecomen was vant hy daer
drie palm bomen ende een fonteyne mit water ende een spelunck
ende seide in hem seluen Sich dit is die steede die god heeft
bereydt. Daer ghinck hij wonen ende at van die vruchten der
bomen ende dranck water van die fonteyne . Ende bleef daer
ses iaer lanck ende en sach gheen mensch binnen dier tijt Op
een tijt daer nae quam die duuel op enen dach tot hem in ghe
likenissen eens ouden vaders hebbende een veruaerlic ansicht
Alsoe dat dye broeder doe hy hem sach .seer veruaert wort.
ende viel ter aerden in sijn ghebet. ende stont doe op.¶ Ende
die duuel seyde hem.¶Laet ons broeder anderwerf onse ghe=
bet doen . Ende doe si dat ghedaen hadden .ende op ghestaen
waren seyde die viant Hoe langhe ist gheleden liue broeder dat
du hier ghewoent hebste Die broeder antwoorde Jc heb hier
ses iaren gheweest Doe seide hem die viant Siet ic heb di also
langhe ghehadt tot een buerman . ende ic en hebs niet ghewe=
ten voer dese tijt van vier daghen hyer te voren . dat du hier
ghewoent hebste. ¶Ende ick heb een cloester nyet varde van
met hem door de woestijn getrokken hadden, werden ze moe door de grote hitte en gingen ze op de grond liggen rusten. Toen ze een tijdje sliepen, kwam er een arend aan die hen wekte door ze met zijn vleugels aan te raken. Hij vloog een stukje verderop alwaar hij ging zitten.
Zodra ze wakker waren geworden, zagen ze de arend en zeiden tegen de broeder: “Zie, jouw engel is hier, sta op en volg hem.” Toen hij dit zag, stond hij op en nam afscheid van de twee broeders, volgde de arend en kwam op de plek waar de arend zat.
Daarna vloog de arend nog een stuk verder en ging weer zitten. De broeder volgde hem maar de arend vloog gelijk weg en ging weer zitten. Dit ging drie uur lang door.
Toen hij de arend zo bleef volgen, vloog deze rechts van de broeder die hem volgde en hij werd daarna niet meer gezien. De broeder volgde hem in de richting waar hij naartoe was gevlogen. Daar aangekomen trof hij drie palmbomen aan, een fontein met water en een spelonk. Hij zei tegen zichzelf: zie, dit is de plek die God voor je heeft gekozen. Daar ging hij wonen. Hij at er van de vruchten van de bomen en dronk het water van de fontein. Hij bleef er zes jaar lang en zag geen mens in die tijd.
Op een dag kwam de duivel bij hem. Hij leek op een oude vader met een angstaanjagend gezicht. De broeder werd dan ook erg bang toen hij hem zag, viel biddend ter aarde en stond weer op. De duivel zei tegen hem: “Broeder, laten wij nogmaals ons gebed doen.” Nadat ze dat gedaan hadden en opgestaan waren, vroeg de duivel: “Hoe lang heb je hier gewoond, lieve broeder?” De broeder antwoordde: “Ik woon hier nu zes jaar.”
Toen zei de duivel tegen hem: “Zie, ik heb je even lang als buurman gehad en ik heb tot vier dagen geleden niet geweten dat jij hier woonde. Ik heb een klooster niet ver van
23r
v Ende het sijn nu elf iaren dat ick nye wt mijn cloester en quam
dan huden indien dat ick verno[n]e[m] heb dattu mi aldus nae wo
nes Dus heb ic in mi seluen ghedocht Jc moet gaen tot desen man
godes ende spreken mit hem van mijnre sielen salicheyt Dit seg
ick daer om lieue broeder Om dat wij niet vorderen en moghen
aldus in onsen cellen te sitten ende dat lichaem ende dat waerdi=
ge bloet ons heren niet te ontfangen Daer om heb ic anxt dat wij van
gode vreemde worden mochten in dien dat wi ons vervreemden
van dat heylighe sacrament ons heren Daer om seg ick di broe
der dat hier op drie milen nae een cloester is dat een priester heeft
Laet ons gaen alle sonnendaghes of ten twee weeken eens ende
ontfanghen dat heylighe sacrament des lichaems ons heren ende
weder keren tot onsen cellen Dese raet des bosen viants behaech
de den broeder seer wel Ende doe die sonnendach ghecomen was
quam die duuel tot hem ende seydeCoemt laet wij gaen het is nu
tijt Dus ghinghen si te samen ende quamen ten clooster daer die
priester was Endeghinghen in die kerck ende gauen hem in hoer
ghebeden Doe die broeder op stont wt sinen ghebede ende omsien
de den anderen die hem daer ghebrocht had niet en vant . seyde
hi in hem seluen waer meendi mach dese broeder wesen hi mach
licht ghegaen wesen om sijn gheuoech te doen. Ende als hi lan=
ghe ghewacht had ende hi niet en quam ghinck hi te lesten bu
ten die kerck ende socht hem . Ende als hi hem nerghent en vant
seyde hi totten broederen die daer woenden waer is die oude va
der ghebleuen die mit mi in die kercke quam Doe antwoorden
si ende seyden Wij en hebben niemant ghesien dan di alleen Doe
bekende hi dattet die viant was ende seyde in hem seluen Sich
mit wat groter listen die duuel mi wt mijnre cellen ghebrocht
heeft. Nochtant en berouwet mi dat goede werck niet Jck wil
dat heylighe waerdighe sacrament ontfanghen ende keren we
der in mijnre cellen Ende doe die missen wtwaren ende hi wech
woude gaen . hielt hem die abt des cloosters ende seyde . Jck en
laet di niet van my gaen . du en hebste eerst myt dye broeders
ghegheten . Ende nae dattet mael ghedaen was ende weder
je vandaan. Er zijn elf jaar verstreken waarin ik niet uit mijn klooster kwam. Tot vandaag, omdat ik vernomen heb dat je zo dicht bij mij woont. Ik dacht bij mezelf: ik moet naar deze man van God gaan en met hem spreken over het heil van mijn ziel. Dit zeg ik, lieve broeder, omdat wij van onszelf niet kunnen eisen om alsmaar in onze cel te blijven zitten en het lichaam en het kostbare bloed van onze Heer niet te ontvangen. Ik ben bang dat wij vreemden voor God worden omdat wij ons vervreemden van het heilige sacrament van onze Heer. Daarom zeg ik je, broeder, dat op drie mijl hier vandaan een klooster is dat een priester heeft. Laten we elke zondag of eens in de twee weken daar naar toe gaan om het heilige sacrament van het lichaam van onze Heer te ontvangen. Daarna keren we terug naar onze cel.”
Dit plan van de duivel beviel de broeder erg goed. Toen de zondag was aangebroken, kwam de duivel naar hem toe en zei: “Kom laten we gaan, het is nu tijd.”
Ze gingen samen op weg en kwamen bij het klooster waar de priester was. Ze gingen de kerk binnen, waar ze zich overgaven aan hun gebeden. Toen de broeder opstond uit zijn gebed, omkeek naar de ander die hem meegenomen had en hij hem niet zag, zei hij in zichzelf: waar kan deze broeder dan wel zijn? Wellicht is hij weggegaan om zijn behoefte te doen.
Hij wachtte lang, maar de broeder kwam niet opdagen. Uiteindelijk ging hij de kerk uit om hem te zoeken. Toen hij hem nergens vond, vroeg hij de broeders die daar woonden: “Waar is de oude vader gebleven die samen met mij de kerk binnenkwam?” Zij antwoordden: “Wij hebben behalve u niemand gezien.”
Toen besefte hij dat het de duivel geweest was en hij zei in zichzelf: zie hoe listig de duivel mij uit mijn cel gekregen heeft. Toch heb ik geen spijt van mijn goede daad. Ik wil het heilige sacrament ontvangen en terugkeren naar mijn cel.
Toen de mis afgelopen was en hij weg wilde gaan, hield de abt van het klooster hem tegen en zei: “Ik laat je niet gaan, je moet eerst met de broeders eten.” Toen de maaltijd afgelopen was en hij weer
23v
gaen woude tot sijnre cellen : quam die duuel weder tot hem
in een ghelikenisse van enen waerliken ionghelinck ende began
hem wel te besien vanden hoefden totten voet en ende seyde Hi
isset neen hi en isset niet Ende sach hem noch bet an also dat die
broeder seyde tot wien siestu alsoe degher an Die duuel ant=
woorde En kennestu mi nietMer doch het is so langhe gheleden
hoe soudeste mi moghen kennen Jck ben des mans soon die dijns
vaders buerman is Ende hiet dijn vader niet aldus ende dijn moe
der alsoe Ende en hietes du niet aldus Ende en sijn sijn knechten
oec niet aldus ghenoemt Mer leyder dijn moeder ende dijn suster
sijn ouer drie iaren ghestoruen Ende dijn vader is nu corts ghe=
storuen ende heeft dy ghelaten erfnaem sijns groten goets segghen=
de Wien mach ick mijn goet bet afterlaten dan mijnen soon dat
een heylich man is die die werlt ghelaten heeft ende gode gheuol
ghet Hem soe laet ic al mijn goet Wie mach hier nu wesen onder
alle mijn vrienden ende buren die god ontsiet die vernemen mach
waer mijn soon is die hem segghen wil.dat hy come ende ghe=
ue dit goet den armen voer mijn ziel Aldus sijn veel goeden man=
nen ghetoghen om v te soecken ende en hebben v niet connen vin
den Ende siet ick coem hier bi auenturen om een ander saec
die ick te doen hadde ende als god wil heb ic v hier gheuonden
En wilt daer om nyet merren mer coemt ende deelt dat goet
den armen ende volbrenghe den wille dijns vaders. Die broe
der antwoorden ende seyde . Jck en wil niet weder ter werlt
keren Die duuel antwoorden hem Jst dattu niet en coems en
de dat goet verbijstert worde soe selstu voer gode daer of reden
moeten gheuen . Wat ist dat ick dy segghe . Jck rade dy dattu
coemste als een goet dispensier ende deelt den armen ende be=
hoeftighen . dijns vaders goet om uwer beyder zielen dattet
niet onnutteliken vanden bo[e]uen ende quaden vrouwen ver=
daen en worde dat den armen ghelaten is wat laste ist datt[t]u
comes ende does gheuen aelmissen naeden wille dijns vaders
voer zijn ziele . ende voer die ziele van dy . Ende dat ghedaen
hebbende . weder keres tot dijnre cellen. Nae dese ende deser
naar zijn cel wilde gaan, verscheen de duivel weer maar nu in de gedaante van een jonge man. De duivel bekeek hem eens goed van top tot teen en zei: “Hij is het, nee, hij is het niet.” Hij bekeek hem nog beter totdat de broeder zei: “Voor wie zie je me helemaal aan?”
De duivel antwoordde: “Ken je mij niet? Het is zo lang geleden, hoe zou je mij ook moeten kennen. Ik ben de zoon van je vaders buurman. Zijn je vader, moeder, jij en je vaders knechten niet die en die? Helaas zijn je moeder en je zuster ruim drie jaar geleden gestorven. Je vader is onlangs overleden en heeft je als zijn erfgenaam veel bezittingen nagelaten.”
Hij zei: ‘Aan wie kan ik mijn bezittingen beter nalaten dan aan mijn zoon, een heilig man, die God gevolgd is en de wereld achter zich gelaten heeft. Aan hem geef ik mijn hele bezit. Wie van al mijn vrienden en buren die hier zijn en God vrezen, kan achterhalen waar mijn zoon is en wil hem vragen hierheen te komen om deze bezittingen onder de armen te verdelen voor mijn zielenheil.’
Toen zijn er veel goede mannen naar je op zoek gegaan maar zij hebben je niet kunnen vinden. En zie, ik kom hier toevallig voor een andere zaak die ik moest doen en door Gods wil heb ik je gevonden. Treuzel daarom niet maar kom en verdeel het bezit onder de armen en volbreng de wil van je vader.”
De broeder antwoordde: “Ik wil niet naar de wereld terugkeren.” Daarop zei de duivel: “Als je niet komt en de bezittingen raken verloren, dan zul je je voor God moeten verantwoorden. Dat is wat ik je zeggen wil. Ik raad je voor jullie beider zielenheil aan om te komen en je vaders bezittingen goed te verdelen onder de behoeftige mensen. Zo wordt er niet aan boeven en slechte vrouwen nutteloos verkwist wat aan de armen is nagelaten. Wat voor moeite is het om te komen en aalmoezen te geven, naar de wil van je vader, voor zijn ziel en de jouwe. Nadat je dat gedaan hebt keer je terug naar je cel.”
Na deze en andere
24r
gheliken veel raden heeft hy den broeder ter werlt ghebrocht
ende ghinc mit hem tot an die stat daer sijn vader woenden ende
sceyde doe weder van hem Die broeder ghynck in sijns vaders
huys meynende dat hi doot waer ende siet die vader quam hem
te gemoete wtgaende wt sijn huys ende was leuendich Ende
hi en kennede sinen soon niet ende seyde tot hem wie bistu .
Die broeder wort van scaemten seer verstoort ende en mocht niet
spreken Ende die vader vraghede hem anderwerf. ende derdewerf
wie dat hi was Ten laetsten seyde hy Jck ben dijn soon Die vader
seyde Waer om bistu wten clooster ghecomenDie broeder scaem
de hem die waerheyt te segghen ende seyde¶Die liefte van dy
heeft my weder doen comen want ick dy seer begheerden Hij
bleef daer in sijns vaders huys Ende nae corter tijt viel hi in
onsuuerheyt. Alsoe dat hi van sinen vader daer of veel slaghen
ende lasten ontfinck. Mer die onsalighe verblint inder sonden en
dede gheen penitenci ende bleef inder werlt verloren Aldus en sal
gheen monick oec wt sijn clooster gaen soe wie oec hem dat radet
Van den carbunckel ende den spieghel Dat seuentiende dyalogus
CArbunckel is een costelike steen die inder nacht licht ende
die nacht en mach sijn licht niet verdonckeren alsoe dat
hi scarpe radien sciet tot dye oghen der gheenre dien ansien
¶ Tot den carbunckel quam een spieghel van glas ghemaect
ende seyde Onder den sconen costeliken ghesteenten bistu seer
soortgelijke raadgevingen heeft hij de broeder naar de wereld gebracht en ging met hem naar de plaats waar zijn vader woonde en verliet hem weer. De broeder ging naar het huis van zijn vader in de veronderstelling dat hij dood was maar zag dat zijn vader naar buiten kwam en leefde. Hij herkende zijn zoon echter niet en vroeg hem wie hij was. De broeder werd door schaamte overmand en kon niet spreken. De vader vroeg hem nogmaals en nog een keer wie hij was. Ten slotte zei hij: “Ik ben je zoon.”
De vader vroeg: “Waarom ben je uit het klooster weggegaan?” De broeder schaamde zich om de waarheid te zeggen en zei: “De liefde van u heeft mij weer doen terugkomen want ik verlangde erg naar u.”
Hij bleef daar in zijn vaders huis. Na korte tijd verviel hij in verkeerd gedrag zodat hij van zijn vader veel slaag en straf kreeg. Maar de ongelukkige broeder, verblind door zonden, deed geen boete en bleef in de wereld leven. Dus moet geen monnik uit zijn klooster treden, wie hem dat ook aanraadt.
De zeventiende dialoog. Over de robijn en de spiegel
Een robijn is een kostbare steen die oplicht in de nacht. De nacht kan zijn licht niet verduisteren omdat hij scherpe stralen schiet naar de ogen van degenen die ernaar kijken.
Een glazen spiegel kwam naar de robijn en zei: “Onder de schone kostbare gesteenten ben je zeer
24v
claer ende lichtende ende ic ben oeck seer claer ende lichtende al
soe dat alle dinghen in mi ende doer mi ghesien worden Ende
daer om waren wij te samen gheuoecht soe soude onser beyder
claerheyt meerre wesen ende wy souden seuen werf costeliker we
sen dan wy nu sijn Die carbunckel antwoorden Dat gheen dat
tu segghes en wil ick niet consentieren anghemerct dattu ge=
maect biste van een broesse materie dat glas is Ende ick vander edel
re natueren der costeliker steenen Daer om en isset niet behoerlic
bi mi te wesen Ganck daer om van mi Ende die carbunckel sey=
de doe voert NJet en sel hem vernederen die edele.noch oec
twisten mit die onedele Aldus sal die kersten mensche die seer e
del is want hi van cristo kersten hiet. dese en sal mitten bosen
viant gheen ghemeenscap hebben noch oeck hem horen want hy
die alre onedelste ende die snooste isHier om seyt die heylighe
paeus clemens Soe wie hem willichlike onder des bosen vy=
ants wille ende macht gheeft die en can gheen vrede an god ende
den menschen hebben Augustinus Die bose viant en mach nie
mant bedrieghen dan dye hem consent gheuen wil sijns qua=
den willes Daer oec of seyt Jheronimus Men en sal des bosen
viants machte niet ontsien . want sijn vreese of sijn macht is
altoes in des menschen wille want dat vleysch en kan niet be
driuen dat dye moet niet en wil :¶ Men leest int vader leuen
dat een heylich vader vanden heylighen enghel gheuoert en=
de ghebrocht wort ter plaetsen daer veel heyligher menschen
vergadert waren. Daer hy sach dat omtrent dier stede veel=
heyt van bose vianden vlieghende waren oft vliegen hadden
gheweest . Daer nae brocht hem dye enghel tot eenre groter
stat daert iaermerct was daermen grote comenscappen han=
tierden. Daer hy alleen enen duuel sach leedich staende opter
poortenDie heylighe vader dit siende vraghede den heylighen
enghel myt groten verwonderen wat dese dinghen beduden
mochten Die enghel antwoorden hem ende seyde Jnder stat
alle die daer wonen doen des bosen viants wille ende daer om isser
een ghenooch die te bewaren ende te houden onder sinen wil.
helder en lichtgevend en ik ben ook heel helder en lichtgevend zodat alle dingen in en door mij gezien worden. Als wij ons dus zouden verenigen, zou de helderheid van ons beiden groter zijn en zouden we zeven keer kostbaarder zijn dan we nu zijn.”
De robijn antwoordde: “Ik ben het niet eens met wat je zegt, als je in aanmerking neemt dat jij gemaakt bent van een breekbaar materiaal als glas terwijl ik de edele aard van de kostbare stenen bezit. Daarom is het niet passend dat je in mijn buurt bent. Ga dus bij me vandaan!”
Vervolgens zei de robijn: “De edele moet zich niet vernederen en ook niet twisten met iemand die niet edel is.”
Dit gaat ook op voor de christenmens, die zeer edel is omdat hij vanwege Christus christen heet. Hij moet geen omgang hebben met de duivel en ook niet naar hem luisteren want hij is de laagste en allerminste. Daarom zegt de heilige paus Clemens: “Wie zich uit eigen beweging onder de wil en de macht van de duivel plaatst, kan niet in vrede met God en de mensen leven.” Augustinus leert: “De duivel kan niemand bedriegen dan degene die hem door zijn kwade wil daarvoor toestemming geeft.” Daarover zegt Hieronymus: “Men moet de macht van de duivel niet vrezen want diens gevaar of macht is onderworpen aan de wil van de mens, omdat het vlees niets kan doen wat de geest niet wil.”
Men leest in Het Leven van de Woestijnvaders dat een heilige vader door een heilige engel werd meegevoerd naar een plaats waar veel heilige mensen bij elkaar waren. Daar zag hij dat om deze plaats heen veel duivels rondvlogen of dat hadden gedaan. Daarna bracht de engel hem naar een grote stad waar het jaarmarkt was en volop handel werd gedreven. Daar zag hij slechts één duivel die nietsdoend bij de poort rondhing. Toen de heilige vader dit zag, vroeg hij verwonderd aan de engel wat deze dingen konden betekenen. De engel antwoordde dat in de stad allen die daar wonen de wil van de duivel doen. Daarom is het genoeg dat er slechts één toezicht houdt of diens wil wel wordt gehandhaafd.
25r
Mer inden clooster sijn die brooders den bosen viant rebel ende
niet tot sinen wille Daer om sijn daer veel duuelen die gheeste
like deuote menschen becoren ende anuechten.
Van achates ende cerastes . Dat [neghentiende] dyalogus
AChates is een costelike steen ende heeft witte ende swar
te circulen die menigherhande sijn van verwen Dye
eerste is gheuonden in cicilien Cerastes is een serpent
dat achte hoornen op sijn hooft staende heeft Dese hoorn van
dit serpent daert op die tafel gheset wort mit spisen verdrijft al
le venijnt Ende men maect van die hoornen heften der messen die
men op des keysers tafel voer alle spise opset ende hebben die na
tuer dat si nat worden van sweet als daer enich venijnt op ghe
set wort . Dit serpent wantet van allen dieren ghehaet is ende
versmaet wort ghinck tot achatem den costeliken steen ende seyde
O costelike ouerscoon gemme come tot my ende sette di tusschen
minen hoorn ende ick sal di heerliken draghen wanttu die craft heb
ste gracioos ende allen creaturen ontfancklic te maken den gheen
die di draghet Ende oeck beloue ick di ist dattu mi aldus graci=
oes makeste dat ick die grote heren ende oeck die ondersaten ende alle
onnosele berouen sal ende di die helft vanden roof gheuen Die steen
achates antwoorden ende seyde: Dattu segste en behaghet my
niet ¶ Om dat paulus dye heylighe apostel scrijft Dat dye
gheen die quaet doen ende die dat oeckconsenteren dat die mit ge
liker pinen der ewigher doot worden ghepinicht Ende men oeck
Maar in het klooster komen de broeders in opstand tegen de duivel en willen zijn zin niet doen. Daarom zijn er veel duivels die vrome mensen in verleiding brengen.
De achttiende dialoog. Over de agaat en Cerastes
De agaat is een kostbare steen met witte en zwarte cirkels waar veel kleuren in te zien zijn. De eerste steen is gevonden op Sicilië.
Cerastes is een draak die acht hoorns op zijn kop heeft. Alle gif wordt uit het voedsel verdreven wanneer een hoorn van deze draak op tafel gezet wordt. Ook maakt men van die hoorns messenheften voor het eten op de tafel van de keizer. Deze hebben de eigenschap dat ze gaan zweten als er gif op terecht komt.
Deze draak wordt door alle dieren gehaat en geminacht. Hij ging naar de agaat, de kostbare steen, en zei: “O kostbaar, prachtig juweel, kom bij me en neem plaats tussen mijn hoorns en ik zal er prachtig uitzien, want jij hebt de macht om schoonheid te geven en alle schepselen ontvankelijk te maken voor degene die jou draagt. Omdat jij het bent die me op deze manier mooi maakt, beloof ik je ook dat ik de voorname heren, de ondergeschikten en alle onschuldige mensen zal beroven en jou de helft van de buit zal geven.”
De agaat antwoordde: “Wat je daar zegt bevalt me niet, want de heilige apostel Paulus schrijft, dat degenen die kwaad doen en degenen die daarmee instemmen dezelfde pijn van de eeuwige dood zullen ondervinden. Ook
25v
ghemeenlick seyt dat hy alsoe veel misdoet die die koe hout als
diese steelt of vilt Daer om ganck van mi want dijn geselscap my
niet en betaemt Ende dit segghende ghinc achates van daer ende sey
de DAt quaet te doen sellen wij wederstaen.ende niet mit consent
daer ouer gaen ¶ Dit dede die heylighe propheet als hi inden
souter spreect dye gheen dye dat ghebot goods ouertredet heb
ick ghehaet al waer hi vader moeder suster ofte broederOf dat
hi mi vrient waer of biscop priester of in enigher macht waer
of hi gheestelic of waerlick is Die godes wille niet en dede dien
pleghe ick te vlyen of icse niet en kende Aldus vintmen dat sin
te Jheronimus van sijn tafel verdreef drie onsedighe clercken
ende seyde Dattet den eerbaren man niet en betaemt dat in sijn geselscap
wesen souden onsedighe of oneerbare menschen van wesen ende leuen
¶ Van gout ende loot ¶ Dat neghentiende dyalogus
TOt dat gout quam dat loot mit opgheblasen sinnen en=
de seyde waer om verheffes di teghen mi En ben ic niet
alsoe wel vanden gheslachte des metaels als du waer
om versmades mi ende doeste dat ic opter werlt alsoe warde
ende costelike niet en ben alstu Coemt tot mi ende proue di mit my
inden vuer . dan salstu wel sien die craft die in mi bliuen sal.Dat
gout antwoorden Jck weet broeder dattu alsoe wel metael biste
als ick want di alsoe wel die scepper ghescepen heeft als mi Ende
ic en doe dy geen onrecht neem dat dijn is ende ganck van mi ende en wilt
niet tegens mi kiuen want het noet is dat wij in allen onsendingen geproeft
zegt men gewoonlijk dat hij die een gestolen koe koopt zich net zoveel misdraagt als degene die haar steelt of vilt. Ga daarom weg want jouw gezelschap bevalt mij niet.” Voordat de agaat verdween zei hij nog: “Wij zullen ons tegen het doen van dit kwaad te weer stellen en het niet toelaten.” Dit deed de heilige profeet toen hij in Psalmen sprak: “Degene die het gebod van God overtreedt, heb ik gehaat, al was diegene mijn vader, moeder, zuster of broeder.” Ook al is iemand je vriend, bisschop of priester, ook al heeft hij macht, of hij nu geestelijk of wereldlijk is, wie Gods wil niet doet, dien je te ontwijken alsof je hem niet kent. Zo kan men lezen dat de heilige Hieronymus drie onfatsoenlijke klerken van zijn tafel wegjoeg en zei dat het voor een eerzaam man niet passend is als er in zijn gezelschap onfatsoenlijke of oneerbare mensen zouden zijn.
De negentiende dialoog. Over goud en lood
Het lood kwam verwaand naar het goud toe en zei: “Waarom toon je je hoogmoedig tegenover mij? Ben ik niet net zo goed een metaal als jij? Waarom minacht je mij en doe je alsof ik op de wereld niet net zo waardevol en kostbaar ben als jij? Kom bij me en doe met mij de proef in het vuur. Dan zal je eens zien welke kracht er in mij zal blijven.” Het goud antwoordde: “Ik weet, broeder, dat je net zo goed een metaal bent als ik want jij bent even zo goed door de Schepper geschapen als ik. En ik doe jou geen onrecht, neem wat van jou is en verdwijn. Maak geen ruzie met mij want het is noodzakelijk dat wij in alle dingen beproefd
26r
ende besocht moeten worden als paulus leert Proeft alle dinc
ende datter goet is dat houdet . Ganck daer om int vuer ende
vechte mit my want dan sel hem dijn doecht ende victorie verto
nen Doe si aldus tesamen int vuer ghinghen is dat loot ghe=
smouten ende te niet ghecomen . ende dat gout ghinck wten
vuer ghepurgeert ende verbetert segghende . SOnder
cracht sijn houaerdighe ende vermetele woorden ende sonder
macht Aldus vindet men veel houaerdighe menschen die seer
scoon ende vermetel sijn van woorden die gheen doecht in hen
hebben daer of si hem vermeteliken beroemen. Ende daer om
als si becoort of gheproeft worden comen si te niet alst loot dat
int smelten verswijnt Daer om wilstu in den oghen godes duer
baer ende waerde wesen sich dattu oetmoedich biste in dijn selfs
oghen . Daer om seyt die leerre ysidorus weest cleyn in dijns
selfs oghen op dattu groot moechste wesen in dye oghen goods
Want die in hem seluen cleyn is die is groot bi gode Daer om
seyt oeck gregorius Hoe du glorioser biste voer dijns selfs o=
ghen . alsoe veel bistu voer gode ende sijn enghelen snooder
Te romen was een heylighe vrouwe dye soe oetmoedich ende
cleyn in haer seluen was dat hoer docht dat si onwaerdich was
ten heylighen outaer te gaen ende oeck inder eleuacien op des
priesters handen dat lichaem cristi te ansien Op een tijt ghe=
sciedent dat alle dat volck ten heylighen outaer ghinck om dat
heylighe sacrament te ontfanghen dat si om hoer groter oet=
moedicheyt niet voort en dorste gaen Daert wt groten mira
kel ghesciede . dat dye vrouwe van eenre duyf die van bouen
quam ende nam dat heylighe sacrament vanden outaer alsoe
ghemundicht wort daert alle dat volk sach .
¶ Van gout ende siluer ¶ Dat twintichste dyalogus
moeten worden. Zoals Paulus leert: ‘Onderzoek alle dingen en behoud het goede.’ Ga daarom het vuur in en vecht met mij want dan zullen jouw kracht en overwinning zich openbaren.”
Toen zij vervolgens samen het vuur ingingen, smolt het lood en ging het teniet. Het goud kwam gezuiverd uit het vuur en zei: “Hoogmoedige en brutale woorden zijn zonder macht en kracht.”
Zo zijn er veel verwaande mensen die mooie woorden spreken maar die niet de deugd in zich hebben waarop zij zich beroemen. Daarom bezwijken zij die op de proef worden gesteld, zoals het lood dat bij het smelten verdwijnt. Als je daarom in de ogen van God kostbaar wilt zijn, zorg dan dat je nederig bent.
Daarom zegt de leraar Isidorus: “Wees bescheiden opdat je groot kunt zijn in de ogen van God. Want degene die bescheiden is, wordt groot bevonden door God.” Daarover zegt Gregorius: “Hoe beter je jezelf vindt, des te geringer je bent voor God en de engelen.”
In Rome was een heilige vrouw die zo nederig en bescheiden was dat zij zichzelf als onwaardig beschouwde naar het heilige altaar te gaan om daar de opheffing van de hostie, het lichaam van Christus, in de handen van de priester te aanschouwen.
Op een keer gebeurde het dat iedereen naar het heilige altaar ging om het heilige sacrament te ontvangen maar dat zij door haar grote bescheidenheid niet naar voren durfde te lopen.
Toen gebeurde er een groot wonder: iedereen zag dat er een duif van boven kwam, het heilige sacrament van het altaar nam en de hostie bij de vrouw op haar tong legde.
De twintigste dialoog. Over goud en zilver
26v
DAt gout ghinck tot dat siluer ende seyde. Verblijt dy
broeder om dat wij onder alle metael dye ouerhant
hebben Daer om waert dat wij te samen in een veree
nicht waren wij souden dan noch meere wesen. Daer op an=
twoorden dat siluer ende seyde Dat gheen dattu segghes broe
der dat segghes wt goeder mynnen Mer want ick meerck dat
du root biste van verwen ende ick wit ende oec dencke dattu
costelick ende van groter waerden bist . Daer om meen ick dat
ghelijck als wij contrari sijn . ende ghedeelt inder verwen ende
waerden dat wij oeck soe wesen souden inden wille Daer om
ist beter niet te beghinnen dan nae mit onmynne van malcander
te sceyden Ende seyde daer toe . Niemant en sal hem bi sijn
meere.gheliken noch mit hem veel hanteren .¶ Want die wi
se man seyt Hy belast hem seluen dye hem versellet mit sinen
meerren Jtem noch seyt hy En wilt gheen gheselle wesen mit
den gheen dye rijker is dan du . Daer of seyt een philosooph
¶ Waer die arme teghen den rijken pleytet. Daer ontbreect
hi ende vergaet: Daer of leestmen een fabel dat die geyt ende
dat scaep ende die eezel vrientscap maecte mit die leeu ende te
samen souden trecken iaghen om wilbraet te vanghen Ende het
gheburden dat si een hart vinghen Ende doe die tijt quam datmen
den roof soude deelen seyde die leeu Dat eerste vierendeel hoort
my toe als van eren weghen want ick dye meeste ben . Ende
want ick die eerste stem heb van allen soe coemt my dat ander
Het goud ging naar het zilver en zei: “Wees blij, broeder, omdat wij van alle metalen de voornaamste zijn. Daarom zouden wij in hoger aanzien staan als wij verenigd waren.”
Het zilver antwoordde: “Wat je zegt, broeder, dat zeg je met de beste bedoelingen maar het is mij opgevallen dat je roodgekleurd bent en ik wit en ik denk ook dat je kostbaarder bent. Daarom ben ik van mening dat wij niet alleen verschillend zijn in kleur en waarde maar ook zo moeten zijn in wat wij willen. We kunnen daarom beter niets met elkaar beginnen dan na ruzie van elkaar scheiden.” Hij voegde er nog aan toe: “Niemand moet zijn meerdere als zijn gelijke zien of veel met hem omgaan.”
Want de wijze man zegt: “Men belast zichzelf als men zich inlaat met zijn meerdere.” Hij zegt ook nog: “Je moet geen kameraad zijn met degene die rijker is dan jij.” Een filosoof zegt daarover: “Wanneer de arme in het nadeel van de rijke getuigt, zal hij tekortschieten en het onderspit delven.”
Zo kan men in een fabel lezen, dat de geit, het schaap en de ezel vriendschap sloten met de leeuw en samen zouden optrekken om te jagen en wild te vangen. Ze vingen een hert en toen het tijd werd om de vangst te verdelen zei de leeuw: “Het eerste vierde deel komt mij toe omdat ik in rangorde de belangrijkste ben. Omdat ik als eerste mag kiezen, komt mij ook het tweede deel toe
27r
Ende die meeste arbeyt gheeft mi dat dorde. Ende ten si dat
ghi mi oeck dat vierde laet volghen soe wil ic die vrede die onder
ons is breken ende niet langher houden Ende dit segghende
sloech hi mit sijn staert vreselick op die aerde ende dreyghede
mitten tanden alsoe dat si alle veruaert worden ende liepen wech
latende dat hart den leeu alheelHier wt worden wi gheleert
dat hem een mensche wachten sal dat hy gheen mant en heb
mitten gheen die machtigher sijn dan hy want hy altoes dat
quaetste deel sal hebben als men ghemelick seenyt dattet mitten
heren quaet kerssen is te eeten.
¶ Van siluer ende yser ¶ Dat eenendetwintichste dyalogus
DAt siluer sprack een ganck ondoechdeliken tot dat yser
O du bose vermaledijt is dijn gheslacht want by dy
worden ouer alle die werlt ontalliken quaden ghedaen Om
dat van di ghemaeckt worden glauien pijlen scutten pansysers
borstplaten harnes ende swaerden dye menschen mede te rech=
ten ende te pijnighen.By dy vallen oeck oorloghen strijden en=
de vechteles waers du niet gheschepen die werlt soude wel in
vreden wesen ¶ Als dyt dat yser hoorden antwoorden wel
reedeliken ende ontsculdichden hem ende seyde O lieue broe=
der het is mi leet datter ghesciet als du gheseyt hebt Nochtan
en doe ick dy gheen onrecht Mer ist als du segst dat ic boes ende
quaet ben soe merket die waerheyt ende du sels vinden datmen
sonder mi gheen werck maken en mach want bi mi worden alle
en omdat ik het meeste werk heb gedaan, geeft mij dat recht op het derde deel. Ik wil de vrede die onder ons is verbreken en niet langer in stand houden tenzij jullie mij ook het vierde deel geven.” Nadat hij dit gezegd had, sloeg hij met zijn staart heftig op de grond en dreigde zo met zijn tanden dat ze allemaal met vrees vervuld werden en wegliepen, de leeuw met het hele hert achterlatend.
Hieruit leren wij dat een mens er voor moet waken dat hij geen band heeft met hen die machtiger zijn dan hij. Het is ellendig om te zien dat hij altijd het slechtste deel zal krijgen want met hoge heren is het kwaad kersen eten.
De 21e dialoog. Over zilver en ijzer
Het zilver zei op ongepaste wijze tot het ijzer: “O jij ellendeling, vervloekt is jouw geslacht dat over de gehele wereld tallozen kwaad heeft aangedaan omdat van jou lansen, pijlen, schietbogen, pantsers, maliënkolders, harnassen en zwaarden gemaakt worden om mensen mee te berechten en te martelen. Door jou zijn er ook oorlogen en vechtpartijen. Was jij niet geschapen, dan zou er wel vrede in de wereld zijn.”
Toen het ijzer dat hoorde, antwoordde hij verstandig en verontschuldigde zich door te zeggen: “O, lieve broeder, het doet me verdriet dat er gebeurt wat je hebt gezegd. Toch doe ik je geen onrecht. Maar als het is zoals je zegt, dat ik boos en kwaad ben, let dan op de waarheid en je zult beseffen dat men zonder mij niet kan werken, want door mij worden alle
27v
hantwercken ende consten ghemaeckt.ende dat aertrijck wort
bi mi vruchtbaer ghemaeckt. Ende als die menschen doer my
werken sij recken my ende maken van mi wat si willen ende ick
en ben niet wederspannich mer ben ghehoorsaem als die scep
per dat gheordineert heeftEnde daer om ist dat die menschen van
mi quaet maken dat en is mijn scult niet want ick doe dat ick
sculdich ben Mer du sieste een caf in mijn oghe ende en merkes
niet den balck in dijn oghe want doer dy alle quaet gheschiet
ouerspul diefte manslachte ende dier ghelijck dye die menschen
doen Ouermits di vergaen rechtuaerdicheyt ende die waerheyt
woeker ende roof ghescieden om dy du verleydeste die zielen der
menschen ende brenghester veel ten duueluolen Daer om hadt
beeter gheweest dattu hadste ghesweghen. ende soe qualiken
niet ghesproken Daer om ist een ghemeen segghen Die dwase
en kan niet spreken want hi niet swighen en kan Aldus ghe=
uielt dat een philosooph al swighende bleef daer alle dye ander
spraken. Ende doe hy daer of gheuraghet wort waer om dat
hy oeck niet en sprack antwoorden hy daer op Dye dwase en
kan niet swighen Jn desen wort dat siluer bescaemt ende sey=
de Wy sellen ons seluen altoes eerst wel merken. eer wy
willen straffen ander luden werken .¶ Daer om seyt augus
tinus.Die reden die men wtspreken wil sal men eerst brenghen
an dye vijl der reeden dan an dye tonghe . Een phi[s]osooph
doe hy sweech daer veel luden spraken wort gheuraghet waer
om hy dat dede. Hy antwoorden Het heeft my dicwijl be=
rouwet dat ick ghesproken heb. Mer dat swijghen nye Daer
om seyt catho . Nyemant en heeft dat swijghen ye ghescha=
det mer dat spreken wel Een man hadde op sinen werf gaen
de drye hanen. Ende onder alle sijn ghesin was een knecht
dye oneerbaerlick leefden Dat dye hanen seer wel merkeden
Soe dat een van hem sanck Die knecht doet alsulken werck dat
onsen heer niet en sel behaghen Ende dit die knecht horende dode den
haen daer om Des anderen daghes hief die anderen haen sijn stemme
beroepen en ambachten mogelijk gemaakt en de aarde wordt met behulp van mij vruchtbaar. Als de mensen met mij werken, rekken zij me op en maken van mij wat ze maar willen. Ik ga daar niet tegenin maar ben gehoorzaam zoals de Schepper dat bepaald heeft. Daarom is het niet mijn schuld als de mensen mij voor slechte dingen gebruiken want ik doe slechts wat mij is opgedragen. Maar jij ziet een splinter in mijn oog en bemerkt niet de balk in je eigen oog, want door jou gebeuren er kwade zaken die mensen doen, zoals overspel, diefstal, moord en dergelijke dingen. Dankzij jou gaan rechtvaardigheid en waarheid verloren, woeker en roof gebeuren vanwege jou: jij verleidt de zielen van de mensen en brengt velen op het pad van de duivel. Daarom zou het beter geweest zijn als je had gezwegen en niet zo onaangenaam had gesproken. Er is een bekend gezegde: de dwaas spreekt want hij kan niet zwijgen. Zo gebeurde het dat een filosoof bleef zwijgen terwijl alle anderen aan het praten waren. Toen hem gevraagd werd waarom hij niet ook sprak, antwoordde hij: ‘De dwaas kan niet zwijgen.’”
Na deze woorden schaamde het zilver zich en zei: “We moeten altijd eerst goed naar onszelf kijken voordat wij bestraffend over andermans werk spreken.” Daarom zegt Augustinus: “De woorden die men wil uitspreken, zal men eerst langs de vijl van het verstand halen voordat zij naar de tong gaan.”
Aan een filosoof werd gevraagd waarom hij zweeg terwijl veel mensen praatten. Hij antwoordde: “Ik heb vaak spijt gehad over wat ik had gezegd maar nooit over datgene waarover ik heb gezwegen.” Daarom zegt Cato: “Het zwijgen heeft nooit iemand schade berokkend maar het spreken wel.”
Een man had op zijn erf drie hanen lopen en er was in zijn huishouden een knecht die onfatsoenlijk leefde. Dit laatste zagen de hanen heel goed zodat een van hen kraaide: “De knecht doet dingen die onze heer niet zullen bevallen.” Toen de knecht dit hoorde, doodde hij daarom de haan.
De volgende dag verhief de andere haan zijn stem
28r
op ende ghinck singhen Om dat onse broeder die waerheyt heeft
gheseyt is hi ghedoot Doe ghinck oeck die quade knecht ende
dooden oeck dien haen terstont Die derde haen was vroet en
de dit siende began hi te singhen hoor sich ende swijch of du an
ders in vreden wilste leuen . Dese om dat hy sweech en wort
oeck niet ghedoot
¶ Van tin ende koper Dat tweentuintichste dyalogus
DAt tijn ende coper stonden in hat ende nijt opt gout=
Daer om hebben si ghemaect een suuerlic watervat
blenckende als gout ende vercoften dat inden marct
voer goutDie coopman betaeldet wel ende dier ende brochtet
te huys ende was wel blijde Mer doe hijt te huys hadde ghe=
brocht ende wel besien beuant hi dattet koper was Ende al=
dus toornich gheworden daghede hi dat gout voer recht cla=
gende dat hy vant gout bedroghen was Dat gout voer recht
comende ontsculdichde hem dat hijt wateruat niet vercoft en
hadde noch oeck ghemaect ende dattet oeck van sine gheslacht
niet en was . Doe ghinck die rechter ende daghede voer hem
die vercopers te recht te comen Ende doe si int recht verwon
nen worden sette hise inden stock ende besochse alsoe mit pi=
nenDat si beleden dat si dat van hadt ende nijt hadden ghedaen
op dat si dat gout souden diffameren om dattet soe waert inden
werlt niet wesen en soude Aldus pinichden die rechter die twe
vercopers ende gaf dat gout den prijs ende seyde . WJe
en kraaide: “Omdat onze broeder de waarheid heeft gezegd, is hij gedood.” Toen kwam de slechte knecht en doodde meteen ook deze haan.
De derde haan was slim. Toen hij dit zag, begon hij te kraaien: “Hoor, zie en zwijg als je in vrede wil leven.” Daarom zweeg hij en werd niet gedood.
De 22e dialoog. Over tin en koper
Het tin en het koper waren vreselijk jaloers op het goud. Daarom hadden ze een schoon watervat zo gepoetst dat het blonk als goud en ze verkochten het op de markt alsof het van goud was.
Een koopman betaalde er goed voor en nam het vat blij mee naar huis. Toen hij het thuis gebracht had en het eens goed bekeken had, ontdekte hij dat het van koper was. Hij was zo kwaad geworden dat hij het goud voor de rechter daagde en een aanklacht indiende dat hij door het goud bedrogen was.
Het goud verscheen voor de rechter en verklaarde dat hij het watervat niet verkocht had, het ook niet gemaakt had en dat het ook niet van zijn soort metaal was. Daarop daagde de rechter de verkopers voor de rechtbank. Nadat hij ze schuldig had verklaard, zette hij ze gevangen en legde ze op de pijnbank. Toen bekenden ze dat ze het uit afgunst hadden gedaan. Ze wilden het goud in een kwaad daglicht stellen zodat het zijn waarde in de wereld zou verliezen. Daarop strafte de rechter de twee verkopers en herstelde hij het goud in zijn waarde. Hij zei: “Wiens
28v
sijn saeck is goet ende claer.die mach altijt wesen sonder vaer
¶ Aldus vindet men veel menschen dye van hat ende nijt be=
draghen die gheen die beter sijn dan si Die alsoe om der loghen
wil onghepijnt niet en bliuen als salomon seyt Jtem die val=
sche tuuch moet vergaen Men leset inder vader collacien Dat
die abt pafuncius doe hi noch ionck was ende inder cellen sat
was daer een vanden broeders die wt hat ende nijt sijn boeck
verberch onder pafun[n]cius bedde Ende ghinck ter stede daer
die vergaderinghe van die brueders was als die missen in die
kerck wt waren ende claghede dat hem sijn boeck ghestolen was
Als dit die vaders hoorden seynden si drie vanden broederen
wt om dye cellen der broederen te ondersoecken ende si vonden
ten lesten dat boeck onder pafuncius bed Daer nae als hi voer
dye broeders besculdicht wort. ende hy der saeck onwetende
ende onsculdich was soe dede hy nochtans penitenci recht of
hi inder dieften sculdich hadde gheweest Hieren binnen wort
die nidighe broeder beseten mitten bosen viant Dat hi mit lu
der stemmen ouer alle sijn droch openbaerde ende seyde hoe hi
dat boeck verburghen hadde ende dat hijt ghedaen had om den
heylighen man te diffameren Ende bad datmen woude bren=
ghen totten heylighen man op dat hij mit sinen ghebede ver=
losset mochte worden Ende doe hij voer hem ghebrocht was
wort hij verlosset mitten ghebede des heylighen man pafun=
cius Vanden valschen ghetuuchnissen seyt gregorius Die geen
die valsch ghetuuch gheeft die is drie personen sculdich. Ten
eersten gode van hemelrijck wes teghenwoordicheyt hy ver=
smaet Ten anderen den rechter dien hi lieghende bedriecht Ten
derden den gheen dyen hy myt sinen valschen ghetuughe
hindert ende bescaet ¶ Daer om naden recht is die valsche
tuych sculdich tot restitucie te doen alle der goeden die sijn euen
mensche bi sijn valsche ghetuychnisse verloren heeft .
Van dat slot ende die slotel Dat drieendetwintichste dyalogus
zaak is goed en klaar, zal altijd zijn zonder gevaar.”
Zo zijn er veel mensen die degenen die beter zijn dan zij haat en nijd toedragen. Zoals Salomo zegt, blijven deze betere mensen omwille van de leugen niet zonder pijn en worden zij vals beschuldigd.
Daarover kan men lezen in Gesprekken met de Woestijnvaders. Toen de abt Pafuncius nog jong was en in zijn kloostercel zat, verborg een van de broeders daar uit haat en nijd zijn boek onder diens bed. Nadat de mis was afgelopen, ging hij naar de plek waar een vergadering van de broeders was. Hij klaagde erover dat zijn boek was gestolen. Toen de paters dit hoorden, stuurden zij drie broeders om de cellen van de broeders te doorzoeken.
Uiteindelijk vonden zij het boek onder het bed van Pafuncius. Toen hij ten overstaan van de broeders beschuldigd werd, terwijl hij onwetend van de zaak en dus onschuldig was, deed hij toch boete alsof hij de diefstal op zijn geweten had.
De kwaadaardige broeder, die door de duivel bezeten was geweest, bekende nu met luide stem zijn bedrog en vertelde hoe hij het boek had verborgen en dat hij het had gedaan om de heilige man te belasteren. Hij smeekte of men hem naar de heilige man wilde brengen opdat hij door diens gebeden bevrijd kon worden. Toen hij bij hem werd gebracht, werd hij verlost door het gebed van de heilige Pafuncius.
Gregorius zegt over valse getuigenissen: “Hij die vals getuigt, is voor drie personen schuldig. Ten eerste voor de hemelse God, wiens tegenwoordigheid hij veracht, ten tweede voor de rechter die hij liegende bedriegt en ten derde voor degene die hij met zijn valse getuigenis hindert en beschadigt.”
Daarom is de valse getuige volgens het recht verplicht om alles te vergoeden wat zijn naaste door zijn valse getuigenis heeft verloren.
De 23e dialoog. Over het slot en de sleutel
29r
EEn slotel wasser die seer goet was ende sijn slot lichte
lick op dede ende oeck toe tesluten plach alsoe dat die
man dye dat slot ende slotel hadde . daer seer blide of
was. Op een tijt wort dat slot seer ongadelick ende verdrie=
telick ende began te murmureren teghens dien slotel ende sey
de Du bose slotel wat heb ick di misdaen dattu altoes in mijn
binnensten heymelickheyden ingaende daer doeste al dattu wils=
te laet of van desen laste mise voort meer te doen of ick sal dy
crom maken ende verderuen Die slotel antwoorden Seer qua
liken sprekes du suster wanttu bi mi besloten ende bewaert bis
te wilstu mi verwerpen ende verderuen soe seltu ghebroken wor
den ende verworpen.Dat slot en wort van desen woorden niet
versaft mer meer vertoornt ende verstoppede dat gat ende en
liet den slotel niet meer in hem comen . alsoe dat die man dye
doer niet op crighen en mochte .¶ Waer om hy seer toornich
wort ende dede dat slot breken ende of slaen want hijs niet op
doen en mocht Doe dit ghesciet was bespottede die slotel dat
slot ende seyde . ALtoes wilt eendrachticheyt houden.
daerstu wilste wesen onthouden ¶ Wilt di daer om wachten
o mensche te kiuen ende te kibbelen mitten gheen daerstu me=
de ouer haert gaes. Want seneca seyt . Niet en is leliker dan
mit dien kijf te hebben daerstu by ende mede leuen moetste.
Daer om die ghene die vredeliken myt malcander leuen wil=
len die sellen onderlijnghe elcks des anders laste draghen als
Er was eens een sleutel die heel goed was. Het openen en sluiten van het slot ging zo makkelijk dat de man van wie het slot en de sleutel waren er heel blij mee was.
Op een keer deed het slot erg lastig en vervelend, begon te mopperen tegen de sleutel en zei: “Jij slechte sleutel, zeg me wat ik je misdaan heb. Je gaat altijd mijn verborgen binnenste in waar je alles doet wat je maar wilt. Ga je door met mij lastig te vallen, dan zal ik je krom en onbruikbaar maken.” De sleutel antwoordde: “Spreek niet zo lelijk, zuster, want ik heb je beschermd en bewaard. Als je mij afkeurt en kapot maakt, dan zal jij zelf gebroken en verstoten worden.”
Het slot werd door deze woorden niet gesust maar werd kwader. Het dichtte het sleutelgat zodat de sleutel er niet meer in kon. Hierdoor kon de man de deur niet meer openmaken. Daar werd hij erg boos om, brak het slot en sloeg er op.
Toen dit gebeurd was, bespotte de sleutel het slot en zei: “Wij moeten altijd de eendracht bewaren terwijl jij je daaraan wilt onttrekken.”
Mensen, pas daarom op om ruzie te maken en te kibbelen met diegenen met wie je je huis en haard deelt. Seneca zegt: “Er is niets erger dan ruzie te hebben met degene met wie je moet leven.”
Daarom moeten zij die in vrede met elkaar willen leven onderling elk de last van de ander dragen, zoals
29v
paulus seyt. Oeck seyt tullius die poeet. Niet en isset dat hy
vanden anderen niet verdraghet die den anderen lief heeft.
Menleest in scolastica hystoria dat antipater des groten hero
des vader in enen strijt om des keysers wille van rome seer ge=
slaghen ende ghewont wort dat hy omder lieften des keysers
duldeliken verdroech Ten lesten wort hy voor den keyser val
scheliken beloghen ende bedraghen doe seyde hy totten keyser
.Heer keyser . Jck en wil mi voor di niet ontsculdighen myt
woorden Mer siet dese wonden die ick om dijnre lieften ont=
fanghen heb die mogen spreeken voer my of ick dij lief heb of
niet. Doe dit die keyser hoorden nam hi hemweder in genaden
Oeck leest men van . Julius den keyser dat doe op een tijt een
out ridder in een vechteles gheuanghen ende voorden rechter
ghepresenteert wort badt hy den keyser dat hi mit hem gaen
wilde voort recht om hem te helpen Die keyser dit horende
gaf hem een aduocaet Die ridder antwoorden ende seyde. O
heer keyser doe du in den lande van asien te strijden togest doe
en socht ick nyemant dien ick in mijn stede soude setten . Mer
ick toech daer selue mitten liue als dese litteyken der wonden
die ick daer ontfinck goet ghetuych gheuen ende dit segghen=
de sloech hy sijn mantel ende lyet sijn ghewonde lichaem sien
Doe dit dye keyser sach ende hoorden wort hy bescaemt ende
ginck mit hem te recht om dat hy niet alleen niet houaerdich
mer oeck niet ondancbaer gheuonden en soude worden
¶ Ende seyde .¶ Die keyser ofte heer die niet en arbeydt
dat hem sijn ridderen ende knechten lief hebben die en kan die
sine niet lief hebben Daer om vintmen tot sinen lof ghescreuen
dat hy nymmermeer sinen heren toe en seyde gaet te strijden.
mer altoes coemt ende seyde dattie arbeyt daer die heer mede
in lijdet die wort den onder heren soe veel te lichter.
¶ Van den ketel ende den hoghelDat vierendetwintichste dyalogus
Paulus zegt. Ook zegt de schrijver Cicero: “Wie de ander liefheeft, kan alles van hem verdragen.”
In Historia Scholastica kan men lezen over Antipater, de vader van Herodus de Grote, dat hij ernstig gewond was geraakt bij een gevecht om de gunst van de keizer van Rome maar dit uit liefde voor de keizer geduldig verdroeg. Ten overstaan van de keizer werd hij ten slotte vals beschuldigd. Toen zei hij tegen de keizer: “Heer keizer, ik wil mij voor u niet verontschuldigen met woorden. Maar zie, deze voor u opgelopen wonden tonen overduidelijk mijn liefde voor u.” De keizer hoorde dit en nam hem weer in genade aan.
Ook kan men het volgende lezen over Julius Caesar, de keizer. Op een keer werd een oude ridder tijdens een gevecht gevangen genomen en voor de rechter geleid. Hij smeekte de keizer of hij met hem mee wilde gaan naar het gerecht om hem te helpen. Toen de keizer dit hoorde, gaf hij hem een advocaat.
Vervolgens zei de ridder: “O heer keizer, toen u naar Azië trok om te vechten zocht ik niemand die in mijn plaats zou gaan. Maar ik ging zelf en de littekens van de wonden die ik daar opgelopen heb, getuigen daarvan.” Terwijl hij dit zei, sloeg hij zijn mantel open en liet zijn gewonde lichaam zien. De keizer zag dit, schaamde zich en ging met hem mee naar het gerecht omdat hij niet hoogmoedig maar ook niet ondankbaar gevonden wilde worden.
Hij zei: “De keizer of de heer, die er niet voor zorgt dat hij zijn ridders en knechten liefheeft, wordt door hen ook niet liefgehad.”
Daarom strekt hem tot eer dat hij nooit meer zijn heren opriep om alleen te gaan strijden, maar altijd zelf ook meeging.
Hij zei: “Als de heer ook arbeid verricht, wordt het voor zijn ondergeschikten zoveel te lichter.”
De 24e dialoog. Over de ketel en de ketelhaak
30r
DJe hoghel sprack op een tijt totten ketel ende seyde du
biste seer ondanckber om dat ick dy altoes opt vuer
draghe daerstu lecker spijsen kokest dattu nochtant
mi niet op enigher tijt daer of en gheeft Dijn gulsicheyt is soe
groot dattu al verslinen wilste ende laetste my hongerich bliuen.
Die ketel antwoorden dattu mi dienste dat is tot mijnre scaden
ende verderfnisse. daer om en biste niet waerdich loon daer of
te ontfanghen mer meer pijn wanttu mi altoes opt vuer hou
dest ende doeste mi bernen ende verderuen Daer om waert mi mo
ghelick ick soude di doden . Mer wilstu mi te willen dienen soe
besorghet mi des mi noot is ende oerbaer ende niet dat mi contra
ri is ende seyde voort DJe diensten diemen den luden doet.als
si ten oerbaer gheschieden sijn si goet. ¶ Daer om alstu andere
luden dienen wilste soe diene hem te wille dat si dij dancber mo
ghen sijn anders seltu die weldaet verliesenDat is dat seneca
seyt die den anderen niet mit oerbaerlicheyt en dient die eyschet
mit onrecht dat hi daer of loon ontfanghen sal Men leset een
fabel dat die muys op een tijt op een[n]eeu ghinck spelen daer hy
lach ende sliep Ende die leeu als hi ontwaeck wort vinck die muys
ende woudese eeten Die muys sanck grote ghenade ende seyde
hebt pacienci mit mi ende ontfermt mijnre . Jck salt v weder
lonen als ick vermach Die leeu lachede daer om ende bespot=
tede die muys denckende wat goet si hem soude moghen doen
Ende als hi aldus dye muys bespottede . gheschiedet dat dye
De ketelhaak zei op een keer tegen de ketel: “Jij bent zeer ondankbaar. Ik houd je altijd boven het vuur waar je lekkere gerechten kookt maar mij geef je er nooit iets van. Jouw gulzigheid is zo groot dat je alles wilt verslinden en je mij hongerig laat blijven.”
De ketel antwoordde: “Dat je mij dient, is tot mijn schade en ondergang. Daarom ben je het niet waard daar loon voor te ontvangen maar eerder pijn, omdat je mij altijd boven het vuur houdt en mij laat branden en mij beschadigt. Daarom zou ik je doden als ik daartoe in staat was. Als je mij wilt dienen, bezorg mij dan wat ik nodig heb en nuttig is en werk me niet tegen.”
Vervolgens zei hij: “De diensten die men de mensen aanbiedt zijn goed als zij hun tot voordeel strekken.”
Als je daarom andere mensen wilt dienen doe het dan zo dat zij je dankbaar kunnen zijn, anders zul je hun welwillendheid verliezen. Dat is wat Seneca zegt: “Wie de anderen niet tot nut is, eist onterecht dat hij daar loon voor ontvangt.”
Men leest in een fabel dat op een keer een muis op een leeuw ging spelen die lag te slapen. Toen de leeuw ontwaakte, ving hij de muis en wilde hem opeten. De muis smeekte om genade en zei: “Heb geduld met mij en ontferm u over mij. Ik zal u belonen zo goed als ik kan.” De leeuw lachte erom en bespotte de muis terwijl hij zich afvroeg wat voor goeds zij zou kunnen doen voor hem.
Toen hij zo de muis bespotte, gebeurde het dat de
30v
leeu gheuanghen wort in dye strick die op hem ghesettet was.
Doe dit die muys sach ghinck si toe en bete die coorden en twee
daer die leeu mede gheuanghen was ende verlossede den leeu.
¶ Merket hier wt hoe ons die cleyne beesten danckbaer leren
wesen Nochtant valtet dat die heren van hoerre quader ende fel=
le natuer mit weldaden die hem hoer ondersaten doen dicwijl
niet verbetert en worden mer ymmer soe veel te meer verargert
ende bliuen in hoer quade natuer ¶ Als men seyt dat een ion=
ghelinc int velt sach een serpent die van groter kouden seer ge
cruust wort ende hy ontfermde hoers ende settese in sinen scoot
Ende doe die serpent wel verwarmt was stack si hoer venijnt
inden ionghen ende dooden hem Daer om seyt seneca dat serpent
en wort sonder vrese inden wijnter niet anghetast al ist verkout
want het niet of en laet sijn venijnt te scieten hoe koudt dattet is:
Van den rosmarijn ende den acker Dat vijfentwintichste dyalo=[gus]
ROsmarijn als men vint inden boeck van dye craft der
cruden heeft onder al die virtuyt Jst dattu hem in dinen
wingaert of acker plantest ende hem eerlick ende reynliken
houdes dat die wingaert ende acker daer of seer vruchbaer sel war
den Hier om een acker die vol oncruyts ende onuruchbaer was
op dat hi vruchten soude brenghen ghinck oetmoedeliken ende de=
uoteliken totten rosmarijnboem ende seydeO grote harder ende goe
de bewaerre ghewaerdighe di tot mi te comen ende bescerme mi
leeuw gevangen werd in de strik die voor hem was uitgezet. Toen de muis dit zag, ging zij er naar toe en beet de koorden waarmee de leeuw gevangen zat door en bevrijdde de leeuw.
Begrijp hieruit dat de kleine dieren ons leren dankbaar te zijn. Toch gebeurt het vaak dat door de goede daden van de onderdanen het slechte en kwaadaardige karakter van de heren niet verbeterd wordt, maar daarentegen juist verergert en dat zij volharden in hun kwade geaardheid. Zo vertelt men dat een jongeman in het veld een slang zag, die door grote kou zeer ernstig leed. Hij ontfermde zich over haar en nam haar op schoot. Toen de slang goed opgewarmd was, spoot zij haar vergif in de jongen en doodde hem.
Daarom zegt Seneca dat de slang in de winter niet zonder gevaar kan worden aangeraakt, ook al is zij koud, want zij zal niet nalaten haar gif te spuiten hoe koud zij het ook heeft.
De 25e dialoog. Over de rozemarijn en de akker
Rozemarijn heeft, zoals men kan vinden in het boek over de kracht van de kruiden, de krachtigste uitwerking van alle kruiden. Als je hem in je wijngaard of akker plant en hem goed verzorgt, dan zal de wijngaard of akker daardoor zeer vruchtbaar worden. Een akker, die vol onkruid stond en onvruchtbaar was, ging daarom nederig en eerbiedig naar de rozemarijn opdat hij vruchtbaar zou worden.
Hij zei: “O grote opzichter en goede bewaarder, verwaardig u naar mij toe te komen en bescherm mij.