8r

wesen tot niet Soe sijn oeck veel houaerdigher menschen dye
alleen die meeste wesen willen ende en willen nyement bouen
hem kennen . Want houerdie is als die glosa seyt een groot=
heyt van herten die die ondersaten versmadet ende arbeyden
de is om te beheren die gheen die bouen hem sijn ende oeck die
hem ghelijck sijn . Want bouen allen anderen te wesen is seer
lasterlike quaet Mer den anderen sijns ghelijck te verdraghen
is prijselick ende eerlick als sinte Jan guldemont seyt: Vanden
houaerdighen scrijft die poeet hoghe worden die houaerdighen
gheboert op dat si te swaerre moghen vallen .¶ Want hoe dat
opclymmen hogher is alsoe veel te meerre ende swaerre is die
valle Ghelick als op een euen plaetse die niet hoghe en is vallet
die staet haesteliken op ongequetset Mer dye vant hoghe neder
valt en kan alsoe haestelick niet opghestaen. Want die tacken
die hoech staen inden boem als crisostomus seyt warden dick
wijl vanden wint ende onweder ghebroken. Ende die by dye
wortel staen bliuen onghequetsset . Daer om leestmen dat een
sprack totten groten alexander Al isset dat een boem hoghe in
dye lucht wasschet hy wort nochtant lichtelick vanden wijnt
omgheworpen Ende al is die leeu een houaerdich beest hi wort
nochtant spijse der voghelen Een philosooph qaum op alexan
ders graft ende seyde Ghisteren en was die gansse werlt desen
niet groot ghenoech huden moet hi te vreeden wesen mit een
graft van vijf voeten
Van saturnus die planeet ende die wolke Dat anderde dialogus

tot niets gebracht.”
Zo zijn er ook veel hoogmoedige mensen die alleen de belangrijkste willen zijn en die niemand boven zich willen hebben. Want hoogmoed is, zoals geschreven staat, een hooghartige eigenschap van een schepsel die zijn ondergeschikten minacht en steeds bezig is diegenen die boven hem staan en ook diegenen die aan hem gelijk zijn te overheersen.
Boven alle anderen te staan, is een zeer schandelijk kwaad. Maar de ander als zijn gelijke te verdragen, is te prijzen en loffelijk, zoals Chrysostomus zegt. Over de hoogmoedigen schrijft hij dat ze hoog opgetild worden zodat zij des te dieper kunnen vallen. Want hoe hoger wordt geklommen des te groter en dieper is de val. Iemand die gevallen is op een vlakke plaats staat haastig en ongedeerd op maar iemand die van hoog valt kan niet snel overeind komen. Takken die hoog in de boom zitten worden, zoals Chrysostomus zegt, dikwijls door wind en onweer gebroken en die bij de wortel staan, blijven ongedeerd.
Iemand zei tegen de grote Alexander: “Al groeit een boom hoog in de lucht, hij wordt toch door de wind makkelijk omvergeworpen. En al is de leeuw een hoogmoedig beest, hij wordt toch voer voor de vogels.”
Een filosoof stond bij Alexanders graf en zei: “Gisteren was de hele wereld voor hem niet groot genoeg, vandaag moet hij tevreden zijn met een graf van vijf voet.”
De tweede dialoog. Over de planeet Saturnus en de wolk