7r
¶ Hier beghint ten loue goods een ghenoechlic profitelic boec ghehie=
ten dyalogus creaturarum dat is twijspraeck dercreaturen ouer ghe=
set wtten latinen in goeden duytsche
¶ Van dye son ende dye maen dat eerste
dyalogus
SJnte bernardus dye heylighe leeraer
seyt in een sermoen God heeft in dat
firmament des hemels gheset twe gro
te lichten als die son ende die maen als
twe oghen inden hoefde lichtende dach
ende nacht Daer of seyt oeck aristoti=
les Die son is dat oghe der werlt vro
licheyt des daghes.scoenheyt des he=
mels.maet der tijt.cracht ende oerspronc
Hier begint tot eer van God een aangenaam en nuttig boek genaamd Dyalogus creaturarum, dat betekent Twispraec der creaturen, vertaald uit het Latijn in goed Nederlands.
De eerste dialoog. Over de zon en de maan
De heilige leraar Sint Bernardus zegt in een preek: “God heeft aan het firmament twee grote lichten geplaatst: de zon en de maan als twee ogen in het hoofd die dag en nacht schijnen.”
Aristoteles zegt over de zon: “De zon is het oog van de wereld, vrolijkheid van de dag, schoonheid van de hemel, maat van de tijd, kracht en oorsprong
7v
alre dinghen die gheboren worden een heer der planeten ende
een leyder ende volmaker alre sterren . Die maen Als ambro
sius dye heylighe leerraer seyt . is schoonheyt ende ciericheyt
des nachts . een moeder alre vuchticheyt : ende maet der tijt .
regeerster vander zee . verwandelende der lucht ende veruol=
ghende die son Ende want si die sonne veruolghende is soe be
ghan si op een tijt der sonnen achter rugghe te spreeken . ende
quaet of te segghen : Ende als dat dye son verhoorde seyde si
tot die maen Waer om sprekes du quaet van mi ende blasphe
meert mi Jck heb di altoes licht ghegheuen ende heb altoes di
voer ghegaen Ende du hateste mi altijt ende anuechtes mi al
toes Die maen antwoorden Ghanck van mi want ick di niet
lief en heb .Om dattu alsoe groten licht wtgheefste soe en ben
ick niet gheachtet in die werelt .want waer du niet lichtende
ende inder werlt verheuen soe soude ick die meeste wesen Doe
antwoordedie son O du ondanckbaer onder allen creaturen
Di soude bilker ghenoech wesen die grootheyt Al isset dat ick
inden daghe lichtende ben . du lichtes oeck inden nachte Laet
ons obedieren onsen schepper Ende en wilt dy niet verheffen
bouen mi. Mer laet mi des daghes lichten ende die creaturen
vercieren . Als dit die maen hoorden lyep si wech mit toorni=
ghen moede ende verghaderde tot hoer die sterren ende maec=
ten een groote verghaderinghe ende began te vechten teghen
die son ende schoot nae die son mit veel scerper scutten om die
te wonden Dit sach die son wantse bouen dye maen stont en=
de nam een swaert ende sloech die maen ende deeldense in tween
sticken ende werp die sterren neederwart ende seyde .¶ Aldus
seldi van mi ghebroken worden alstu ront ende vol biste Hier
om als die fabulen segghen en blijft die maen nymmermeer ront
ende die sterren schinen te schieten recht of si vielen Doe wort
die maen confuys ende seyde BEeter ist dat ick om
mijnre houaerdien ghedeelt si ende castijt.dan alheel gebrocht
van alle dingen die geboren worden, een heer van de planeten. Hij leidt alle sterren en maakt ze volmaakt.” Volgens Ambrosius, de heilige leraar, is de maan schoonheid en sier van de nacht, een moeder van alle vochtigheid, maat van de tijd en regeerster van de zee. Zij verandert de lucht en volgt de zon.
De zon volgend begon ze op een keer achter de rug van de zon om kwaad over hem te spreken. Toen de zon dat hoorde, zei hij tegen de maan: “Waarom spreek je kwaad over mij en belaster je mij? Ik heb je altijd licht gegeven en ben je altijd voorgegaan maar jij haat me en valt me altijd aan.” De maan antwoordde: “Ga weg! Ik hou niet van je. Omdat jij zo’n groot licht uitstraalt, word ik niet gerespecteerd in de wereld. Als jij niet zoveel licht gaf en zo verheven was in de wereld, dan zou ik de meeste zijn.”
Toen antwoordde de zon: “O jij ondankbaarste onder alle schepselen, jouw grootheid zou redelijkerwijs genoeg voor je moeten zijn. Al schijn ik overdag, jij schijnt in de nacht. Laten wij onze Schepper gehoorzamen en verhef je niet boven mij maar laat mij overdag schijnen en de schepselen verfraaien.”
Toen de maan dit hoorde, liep ze woedend weg en riep de sterren bijeen om een grote vergadering te beleggen. Ze begon te vechten tegen de zon en schoot met veel scherp geschut om hem te verwonden. Dit zag de zon omdat hij boven de maan stond. Hij nam een zwaard en sloeg de maan in twee stukken en wierp de sterren naar beneden. Hij zei: “Zo zul je door mij gebroken worden, nu je rond en vol bent.”
Zoals de fabels zeggen, is dit de reden dat de maan nooit rond blijft en de sterren zo snel weg schijnen te schieten alsof ze vallen.
Toen raakte de maan in verwarring en zei: “Het is beter dat ik vanwege mijn hoogmoed gedeeld en gestraft ben dan helemaal
8r
wesen tot niet Soe sijn oeck veel houaerdigher menschen dye
alleen die meeste wesen willen ende en willen nyement bouen
hem kennen . Want houerdie is als die glosa seyt een groot=
heyt van herten die die ondersaten versmadet ende arbeyden
de is om te beheren die gheen die bouen hem sijn ende oeck die
hem ghelijck sijn . Want bouen allen anderen te wesen is seer
lasterlike quaet Mer den anderen sijns ghelijck te verdraghen
is prijselick ende eerlick als sinte Jan guldemont seyt: Vanden
houaerdighen scrijft die poeet hoghe worden die houaerdighen
gheboert op dat si te swaerre moghen vallen .¶ Want hoe dat
opclymmen hogher is alsoe veel te meerre ende swaerre is die
valle Ghelick als op een euen plaetse die niet hoghe en is vallet
die staet haesteliken op ongequetset Mer dye vant hoghe neder
valt en kan alsoe haestelick niet opghestaen. Want die tacken
die hoech staen inden boem als crisostomus seyt warden dick
wijl vanden wint ende onweder ghebroken. Ende die by dye
wortel staen bliuen onghequetsset . Daer om leestmen dat een
sprack totten groten alexander Al isset dat een boem hoghe in
dye lucht wasschet hy wort nochtant lichtelick vanden wijnt
omgheworpen Ende al is die leeu een houaerdich beest hi wort
nochtant spijse der voghelen Een philosooph qaum op alexan
ders graft ende seyde Ghisteren en was die gansse werlt desen
niet groot ghenoech huden moet hi te vreeden wesen mit een
graft van vijf voeten
Van saturnus die planeet ende die wolke Dat anderde dialogus
tot niets gebracht.”
Zo zijn er ook veel hoogmoedige mensen die alleen de belangrijkste willen zijn en die niemand boven zich willen hebben. Want hoogmoed is, zoals geschreven staat, een hooghartige eigenschap van een schepsel die zijn ondergeschikten minacht en steeds bezig is diegenen die boven hem staan en ook diegenen die aan hem gelijk zijn te overheersen.
Boven alle anderen te staan, is een zeer schandelijk kwaad. Maar de ander als zijn gelijke te verdragen, is te prijzen en loffelijk, zoals Chrysostomus zegt. Over de hoogmoedigen schrijft hij dat ze hoog opgetild worden zodat zij des te dieper kunnen vallen. Want hoe hoger wordt geklommen des te groter en dieper is de val. Iemand die gevallen is op een vlakke plaats staat haastig en ongedeerd op maar iemand die van hoog valt kan niet snel overeind komen. Takken die hoog in de boom zitten worden, zoals Chrysostomus zegt, dikwijls door wind en onweer gebroken en die bij de wortel staan, blijven ongedeerd.
Iemand zei tegen de grote Alexander: “Al groeit een boom hoog in de lucht, hij wordt toch door de wind makkelijk omvergeworpen. En al is de leeuw een hoogmoedig beest, hij wordt toch voer voor de vogels.”
Een filosoof stond bij Alexanders graf en zei: “Gisteren was de hele wereld voor hem niet groot genoeg, vandaag moet hij tevreden zijn met een graf van vijf voet.”
De tweede dialoog. Over de planeet Saturnus en de wolk
8v
DJe philosophen segghen datter inden hemel sijn seuen
planeten Saturnus Jupiter Mars. Die son Venus
Marcurius ende die maen Ende als die grote mees=
ter Moyses dye grote philosooph seyt als gescreuen staet in
aurea legenda is elcke cirkel ofte hemel van elcken planeet al=
soe dick . of alsoe veer van die naeste cirkel ofte hemel des an=
deren planeten die daer naest is alsoe grote spaci tusschen bey
den als een mensche in enen planen weghe soude moghen wan
deren in vijfhondert iaren. Alsoe nochtant dat hi soude moe=
ten wanderen alle daghe veertich milen weghes .¶ Ende dat
elke mijl lanck soude moeten wesen twee dusent screeden.
Ende elke screede soude hebben vijf voeten ¶ Op een tijt was
een grote dicke wolke dye haer seluen seer began te verheffen
ende seyde: Mijn moghentheyt is seer groot : want om mijn=
re groticheyt en moghen die planeeten inder lucht niet schinen
ende hem openbaren wanneer ick mi in die lucht setten wil .
Mer want ick onder hem ghesettet ben ende ickse alsoe ver=
donckeren mach . hoe veel te meer soude ickse verdrucken en
de verdonckeren als ick bouen hem verheuen ware .¶ Ende
dit segghende beghanse haer opwaerts te boeren. Ende doe
si opclymmende quam tot saturnus . ende bouen hem wesen
De filosofen zeggen dat er in de hemel zeven planeten zijn: Saturnus, Jupiter, Mars, de zon, Venus, Mercurius en de maan. De grote meester en filosoof Moyses heeft in de Legenda Aurea geschreven dat iedere cirkel of hemel van elke planeet dezelfde dikte heeft. Elke cirkel of hemel bevindt zich even ver van de dichtstbijzijnde cirkel of hemel van de andere planeten. Er is een even grote ruimte tussen beide als een mens zou kunnen lopen op een vlakke weg in vijfhonderd jaar. Hij zou dan wel iedere dag veertig mijl moeten gaan. Elke mijl zou tweeduizend stappen lang moeten zijn en elke stap zou vijf voet moeten meten.
Op een keer was er een grote, dikke wolk die zichzelf erg belangrijk begon te vinden. Zij zei: “Mijn macht is erg groot want vanwege mijn grootte kunnen de planeten in de lucht niet schijnen en zij kunnen zich niet laten zien wanneer ik me in de lucht wil begeven. Ik ben onder hen geplaatst en ik kan ze zo verduisteren, maar hoeveel te meer zou ik ze kunnen onderdrukken en verduisteren als ik boven hen zou staan.” Terwijl ze dit zei, begon ze zich naar boven te werken.
Toen ze al klimmende bij Saturnus kwam en boven hem wilde zijn,
9r
woude. seyde saturnus Wie bistu die aldus opclimmen wil=
ste daer niemant gheweest en heeft : Die wolke antwoorden
ende seyde Jck sel bouen di opclymmen ende di neder werpen
onder mi Doe dit saturnus hoorden wort hy seer toornich
ende toech an sine wapenen ende benam die wolcke den wech
dat si daer niet comen en conde : Ende werp die wolke neder
ende verderfse ende brochtse te niet ende seyde. NEder te
vallen hoort hem toe .die hem verheft bouen die goede . hier
of leestmen in dat oude testament dat die coninck nabugodo=
nisor dye hem bouen allen coninghen ende princen verheffen
woude : op dat hi wesen soude coninck der coninghen . ende
heer der heren . Ende en wiste nyet van groter houerdien dat
god dye heer coninck ende heer is bouen dat rijck der menschen
als daniel die propheet bescrijft in sijn vierde capitel ende seyt
¶ Doe nabughodonisors hert verheuen was ende sijn gheest
inder houerdyen opgheblasen stont . is hy van sinen coninck
rijck verworpen Ende tot hem is geseyt God heeft di vanden
menschen verworpen dattu mit beesten ende den wilden dieren
wonen selste . ende hoy eeten als een os ende seuen tijden sel=
len in di verwandert worden Jn scolastica historia staet dat
hi niet verwandelt is naden lichaem ende geworden een beest
Mer nader verwandelinghe des gheestes . want hem sijn ver=
stant benomen wort ende dat spreken mitter tonghen . alsoe
dat hem seluen docht dat hi een osse was of een stier in sijn voer
lijf . ende een leeu in sijn afterlijf . ende at alsoe hoy ende gras
als een beest. Ende dit soude gheduert hebben seuen iaer lanc
Mer daniel bat voer hem dattie seuen iaren verwandelt wor
den in seuen maenden . Jn welken seuen maenden hi veertich
daghen lanck sijnre sinnen ende verstant berooft was . Ende
in die ander veertich daghen wort hem van gode sijn verstant
weder ghegheuen: Ende keerde ter herten ende screyede ende
vroeg Saturnus: “Wie ben jij, die zo hoog wil klimmen, daar waar nog niemand is geweest?”
De wolk antwoordde: “Ik zal tot boven jou klimmen en je naar beneden gooien, onder mij.” Toen Saturnus dit hoorde, werd hij woedend, pakte zijn wapens op en versperde de wolk de weg zodat zij daar niet kon komen. Hij wierp de wolk naar beneden, vernietigde haar en zei: “Iemand die zich verheft boven de goeden hoort omlaag te vallen.”
Hierover leest men in het Oude Testament dat koning Nebukadnessar zich boven alle koningen en heersers wilde verheffen opdat hij koning der koningen en heer der heren zou zijn. Door zijn grote hoogmoed wist hij niet dat God de Heer Koning en Heer is boven het rijk van de mensen, zoals Daniël de profeet beschrijft in zijn vierde hoofdstuk waarin geschreven staat: “Toen Nebukadnessars hart trots was en zijn geest door hoogmoed opgeblazen, is hem zijn koningschap ontnomen.” Er is tegen hem gezegd: “God heeft je van de mensen verstoten, zodat je met beesten en de wilde dieren zal leven en hooi zal eten als een os en er zullen zeven jaren voorbijgaan.”
In Historia Scholastica staat dat hij niet veranderd is in een beest maar geestelijk is veranderd. Want zijn verstand en het spreken met de tong zijn hem afgenomen, zodat hij zelf dacht dat hij een os of een stier was in zijn bovenlichaam en een leeuw in zijn onderlichaam. Hij at ook hooi en gras als een beest.
Dit zou zeven jaren geduurd hebben. Maar Daniël bad voor hem dat die zeven jaren veranderd zouden worden in zeven maanden. In die zeven maanden was hij veertig dagen lang van zijn verstand beroofd. In de volgende periode van veertig dagen werd hem door God zijn verstand weer teruggegeven. En hij kwam tot inkeer, huilde en
9v
dede penitencie ende badt god den heer voer dye sonden sijnre
groter houerdien Alsoe dat van groten screyen sijn oghen ghe
worden waren als vleysch . Ende alle dye menschen quamen
tot hem om dat wonder in hem te sien Ende doe die seuen maen
den volbrocht waren . quam hy al heel weder tot hem seluen .
Mer nochtant en regierde hi doe noch sijn rijck niet Mer daer
worden gheordineert seuen rechters die dat coninckrijck voer
hem regierden Ende hi dede penitencie tot dat die seuen iaren
volbrocht waren Jn welken seuen iaren sijnre penitencien hy
gheen broot noch vleysch en at ende dranck oeck geen wijn.
¶ Van die leytsterre ¶ Dat derde dyalogus :
DJe sterre dye dye ley ghehieten is staet midden inden
firmament Ende si en keert niet ten onderghanck als
die andere doen : Mer sittende int middel des hemels
regiert si die andere sterren Ende si is die gheen daer hem die
scipluyden inder zee toekeren ende in sien Tot hoer quamen alle
die ander sterren gesamender hant ende seyden Selstu altoes sitten ende
rusten ende wi moeten altoes den hemel om lopen ende alsoe arbeyden
ende di stadeliken dienen Dat en sal niet sijn Mer wijket van dijnre
deed boete. Hij bad tot God de Heer vanwege de zonde van zijn grote hoogmoed. Ook waren zijn ogen door het vele huilen opgezwollen. Alle mensen kwamen naar hem toe om dat wonder te zien. Toen de zeven maanden volbracht waren, kwam hij weer geheel tot zichzelf.
Toch regeerde hij zijn rijk nog niet. Er werden zeven rechters aangesteld die het koninkrijk voor hem regeerden. Hij deed boete totdat de zeven jaren volbracht waren. In die zeven jaren van boetedoening at hij geen brood en vlees en dronk hij ook geen wijn.
De derde dialoog. Over de Poolster
De ster die Poolster heet staat in het midden van het firmament. Zij gaat niet onder zoals de andere doen, maar gelegen in het midden van de hemel regeert zij de andere sterren. En zij is de ster waar schippers zich op zee naar richten.
Alle andere sterren kwamen gezamenlijk naar haar toe en zeiden: “Zelf zit je en rust je altijd en wij moeten aldoor de hemel doorlopen, altijd werken en jou voortdurend dienen. Dat zal niet meer gebeuren. Verlaat je
10r
stede ende ghif ons steede om dat wij alle meerder sijn dan du
alleen. Si antwoorden. O ghi en weet niet wat ghi biddet.
¶Jck maeck mi seluen seer moede in dat ick v allen regier. en=
de en hielde ick elken van v in sinen cirkel nyet: ende in sinen
loop ghi had langhe ghedwaelt ende verdoelt gheweest Daer
om rade ick v dat ghi pacient sijt ende uwe vred[e]e houdet.
Mer alle die sterren en worden myt desen woorden niet ghe=
payt ende antwoorden ende seyden Wij bidden di dattu hen=
gheste dat wij enen anderen regierre ende meyster kiesen mo=
ghen Doe dit die leytsterre hoorde wort si verstoort ende ghinc
van daen ende gaf gode die saeck te kennen Ende doe si wech
was ghegaen waren alle die sterren blijde ende ghinghen kie
sen enen anderen rectoer ende meester Mer want si inder elec
cien nyet concorderen en konden . soe worden si onderlinghe
twistende ende vochten teghen malkander . alsoe dat si ver=
stroeyt worden als scapen dye gheen herder en hebben : ende
verdoelden een yghelick wt sijn huys ende stede .¶ Ten laesten
doe si hoer dwalinghe bekenden quamen si alle gader ghelijc
tot haren eersten rectoer ende meester ende confirmeerden hem
eerliken weder ende bekenneden hem voer haren ouersten ende
seyden : ALs dijn ouerste is wijs ende recht : soe en
kiest gheen ander onwijs ende slecht . ¶ Alsoe sellen wij oeck
doen Wanneer wi enen goeden ouersten hebben dye ons wel
ende vredelick houdt dien sellen wij eeren ende lief hebben.en
de hem niet lichtelick verwandelen .¶ Mer hem myt alre ee=
ren te willen wesen om den arbeyt dien hy lijdet in ons te re=
gieren ¶ Die hoecheyt des regiments is ghehieten grote eer
te wesen mer het is mit groten laste : Daer om seyt bernardus
Wat is eer anders dan last Wat is machte te hebben dan on=
gheuallicheyt¶Wat is hoecheyt des regiments dan een on=
weder daer die schepen mede breken in die zee Wye mach we
sen in eren der hoecheyt sonder wee. wye mach wesen in pre=
plaats en geef hem aan ons omdat wij allen meer zijn dan jij alleen. Zij antwoordde: “O u weet niet wat u vraagt. Omdat ik u allemaal leid, maak ik mezelf erg moe. Als ik elk van u niet in uw baan zou houden dan was u allang verdwaald en in de war geweest. Daarom raad ik u aan om geduldig te zijn en de vrede te bewaren.”
Maar de sterren lieten zich door deze woorden niet tevreden stellen en zeiden: “Wij vragen je dat je toestaat dat wij een andere bestuurder en meester mogen kiezen.” Toen de Poolster dit hoorde werd zij woedend, ging van haar plaats en legde de zaak aan God voor.
Zodra zij weg was gegaan, waren alle sterren blij en gingen een andere bestuurder en meester kiezen. Maar omdat ze niet tot overeenstemming konden komen over de keuze begonnen ze te twisten en vochten met elkaar. Ze raakten verstrooid als schapen zonder herder en iedereen dwaalde af van zijn huis en plaats.
Op het laatst, toen zij hun dwalingen inzagen, gingen ze allemaal meteen naar hun eerste bestuurder en meester, erkenden haar weer als hun hoofd en zeiden: “Als je meerdere wijs is en oprecht, kies dan geen ander, onwijs en slecht.”
Zo moeten wij dat ook doen. Als wij een goede meerdere hebben die ons vredelievend houdt, moeten wij die eren en liefhebben en niet lichtvaardig vervangen. We moeten hem alle eer bewijzen voor de inspanning die hij moet doen om ons te regeren.
De waardigheid van het gezag wordt een grote eer genoemd maar het gaat met veel moeite gepaard. Daarom zegt Bernardus: “Wat is macht uitoefenen anders dan een last. Wie kan hoog in aanzien staan zonder ongeluk. Wat is waardigheid van een bestuurder anders dan noodweer waardoor schepen op zee schipbreuk lijden. Wie kan
10v
prelatuerscap sonder tribulaci . Wye is in hogher waerdich=
heyt sonder ydelheyt Als valerius maximus scrijft van enen
coninck die alsoe subtijl was van verstande ende wijs van ra=
de Doe hem die croen geoffert wort eer hise op sijn hoeft sou
de setten hielt hise langhe tijt in sijn handen ende als hi wel aen
sach ende merkede seyde hy . O edel croen die soe salich hietes
te wesen ende nochtant vol biste van soruoudicheden ende pe
rikelen Daer om seyt Augustinus Daer en is niet aerbeydeli
ker : niet lastigher ende nyet perikeloser dan andere luden te
regieren .¶ Daer of seyt noch valerius vanden vromen man
Cornelius scipio doe hi mit vromen strijden ende manlike da=
den verdient hadde dat hem vanden romeynen dat coninckrijc
van hispanien ghegheuen soude worden hy antwoorden dat hy
derwerts niet gaen en woude dat rijck an tenemen . want hi
niet en wiste wat hi best doen mochte Want hi en kenden hem
seluen alsoe wijs niet noch goet ghenoech tot alsulker eren en
de perikel.
Van die auont sterre ende die morgen sterre Dat iiij dyalogus
HEsperus is die sterre die auonts die son volghet ende
lucifer die des morghens die sonne voerghaet . Dese
twe sterren vergaderden alle die andere sterren tot hen
ende ghinghen tesamen voerden schepper der sterren ende sey
den O hee[e]r die een goet schepper biste :¶ Du hebste ons alte
bisschop of abt zijn zonder beproeving. Wie staat in een hoog ambt zonder ijdelheid?”
Zo schrijft Valerius Maximus over een koning die zo scherpzinnig en zo’n wijze raadsman was dat, toen hem de kroon aangeboden werd, hij deze lange tijd in zijn handen hield voordat hij hem op zijn hoofd zette. Toen hij er eens goed naar gekeken had zei hij: “O edele kroon, die zo zalig lijkt maar toch vol zorgen en gevaar is.” Daarom zegt Augustinus: “Er is niets zwaarder, niets lastiger en gevaarlijker dan andere mensen te besturen.”
Valerius schrijft over de moedige man Cornelius Scipio, die door dappere strijd en heldhaftige daden verdiend had dat hem door de Romeinen het koninkrijk Spanje gegeven zou worden. Hij vond echter dat hij er niet naartoe moest gaan om het rijk aan te nemen want hij wist niet wat hij daar het beste kon doen. Hij wist van zichzelf dat hij niet wijs en goed genoeg was voor zulke eer en de risico’s.
De 4e dialoog. Over de avondster en de morgenster
Hesperus is de ster die ’s avonds de zon volgt en Lucifer is de ster die ’s morgens voor de zon uitgaat. Deze twee sterren riepen alle andere sterren bij zich, gingen samen voor de Schepper van de sterren staan en zeiden: “O Heer, u die een goede Schepper bent, u hebt ons heel
11r
seer wel verlicht ende eerliken gheordineert inden hoghen fir
mament Mer daer sijn wi in vernedert want onse claerheyt ende
licht altoes niet en schijnt . Daer om bidden wi dattu die son
verdonckeren wilste ende van hoer licht beroeuen . op dat wij
des daghes dan moghen lichten Daer toe antwoorden die scep
per ende seyde Dat en behoert alsoe niet Want die son verciert den
dach ende is een ondersceyt der vren ende oerspronc van al datter ghebo
ren wort ende sonder hem en spruyt niet wt der aerden Daer om
en mach ic v ghebet niet verhoren Doe dit die sterren hoorden ba
den si anderwerf anden heer ende seyden O scepper alre dinghen
wilt ons doch ten minsten daer in verhoren dattu verdroghen
ende verdriuen wils dye neuel van die lucht die oec onse licht
seer benemen Want om der neuel willen die die lucht verdonc
kert en moghen wi dicwijl niet ghesien warden Daer toe an
twoorden die schepper Laet of ende swijghet al dustanighe onbe
hoorlike dinghen te bidden Want die wise Catho leert sinen
soen ende seyt Dat rechtuaerdich is selstu bidden of dat eerlic
is ofte schijnt . Want die vuchticheyt der neuelen maken alle
die werlt vruchtbaer Ende waert dattet niet en reghenden dat
aertrijck en soude gheen vrucht voertbrenghen Ende dit seg=
ghende iaghede hi die sterren van hem ende seyde DJe on
gheordineerde dinghen bidden ende ongeoorloft . sellen war
den gheweyghert ende van eren beroeft ¶ Hier in worden wij
gheleert dat die in sijn ghebeden verhoort wil wesen : die sal
bidden dat recht ende eerbaerlick is ende dat redelick is :ende
naden wille godes Daer om seyt Augustinus Wanneer dat
ghij god prijst ende louet biddet so eyschet vrij van hem dat gi
behoeft want alsulke bede sal u gegeuen warden Hier om ist waer
dattie leeraer ysidorus seyt Veel menschen hoer ghebet sprekende
en warden niet verhoert want hem god dicwijl beter dinghen
gheeft dan si bidden Seneca die heydensche meester scrijft dat=
tie grote alexander enen mensche dye hem een cleynen pen=
ninck bad . een stat ghaf : Ende doe die man die stat van hem
ontfanghen soude hem antwoorden : dat alsoe groete ghaue
goed verlicht en eervol hoog aan het firmament geplaatst, maar wij voelen ons vernederd want ons heldere licht schijnt niet altijd. Daarom vragen wij of u de zon wilt verduisteren en van haar licht wilt beroven opdat wij dan overdag kunnen schijnen.” Daarop antwoordde de Schepper: “Dat hoort zo niet. De zon immers luistert de dag op, bepaalt de uren, is de oorsprong van alles wat geboren wordt en zonder haar ontspruit er niets uit de aarde. Daarom kan ik uw gebed niet verhoren.”
Toen de sterren dit hoorden, baden zij nogmaals tot de Heer en zeiden: “O Schepper van alle dingen, verhoor ons dan in zoverre dat u de nevel in de lucht, die ons licht sterk beperkt, laat opdrogen en verdrijven. Wij kunnen namelijk door de nevel die de lucht verduistert vaak niet gezien worden.” Daarop antwoordde de Schepper: “Houd op met het vragen van zulke ongepaste dingen. De wijze Cato leerde zijn zoon al dat je moet bidden om wat rechtvaardig is of om wat eerlijk is of lijkt. Het vocht van de nevels maakt de hele wereld immers vruchtbaar. Als het niet zou regenen, zou de aarde geen vrucht dragen.” Terwijl hij dit zei, joeg hij de sterren weg. Vervolgens zei hij: “Wie om ongepaste dingen bidt, zal geen gehoor vinden en van zijn eer worden beroofd.”
Hier wordt ons geleerd dat wie zijn gebeden verhoord wil zien, moet bidden om wat juist, passend en redelijk is en in overeenstemming met de wil van God. Daarom zegt Augustinus: “Wanneer je God looft en prijst, bid Hem dan vrijmoedig om wat je nodig hebt, want zo’n gebed zal verhoord worden.”
Het is waar wat de leermeester Isidorus zegt: “Veel mensen die hun gebed uitspreken, worden niet verhoord want God geeft hun vaak betere dingen dan waar ze om vragen.”
Seneca, de heidense meester, schrijft dat de grote Alexander een man die hem om een muntje smeekte een stad gaf. Toen de man de stad van hem ontvangen zou, antwoordde die dat zo’n grote gave
11v
hem niet en betaemde Sprack weder om die coninck ende sei
de Jck en soeck niet wat v betaemt te ontfanghen . Mer dat
mi betaemt te gheuen Alsoe doet oeck onse here god Die dick
wijl niet en gheeft dat van hem ghebeeden wort op dat hi be=
tere ende meerre gauen gheuen mach .Daer om seyt ysidorus
Dickwijl en verhoort god veel menschen nyet tot horen wil:
op dat hise verhoer tot hoorre salicheyt .
Vanden regenboge ende een teyken des hemels dat cancer hiet dat v dialo[gus]
NAe die diluui wart die reghenboghe eerst ghesien in=
den wolken hebbende twierhande verwe die een was
waterachtich ende dye ander vuerachtich om dat toe=
comende oordel Ende desen reghenboghe wort ghesien veertich
iaer voer dat noe die arche tymmerden [sic] als ghescreuen staet in
scolastica historia Cancer is een teyken des hemels also ghehie
ten Dese cancer quam totten reghenboghe mit toornighen moe
de ende seyde Du biste seer stout dattu alle die lucht beuates ende
minen wech ende alle der andere sterren loop wilste hinderen
Ten si dattu di haestelick wech doeste du selste seer van ons ge
slaghen warden Die reghenboghe antwoorden Du en sprekes
niet wel broeder want ic en gheer uwen wech niet te bene=
men in dien dat ic mi des daghes vertoen Ende altoes des nach
tes uwen loep hebste Jst dattu yegens mi vechten wils so en bistuniet
hem niet toebehoorde. De koning nam het woord en zei: “Het gaat er mij niet om wat u hoort te ontvangen maar wat mij past om u te geven. Zo doet ook onze Here God, die dikwijls niet geeft waarom gebeden wordt opdat Hij meer en betere gaven kan schenken.”
Daarom zegt Isidorus: “God verhoort het gebed van veel mensen dikwijls niet op de manier zoals zij zouden willen. Hij geeft ze daarentegen wat ze voor hun zaligheid nodig hebben.”
De 5e dialoog. Over de regenboog en het teken aan de hemel dat Kreeft wordt genoemd
Na de zondvloed werd de regenboog het eerst in de wolken gezien. Hij had twee kleuren, de ene kleur was waterachtig en de andere had de kleur van vuur vanwege het toekomende oordeel. Deze regenboog werd veertig jaar voordat Noach de ark bouwde gezien [sic], zoals geschreven staat in Historia Scholastica.
Er is een teken aan de hemel dat Kreeft wordt genoemd. Deze Kreeft kwam woedend naar de regenboog en zei: “Het is erg brutaal van je dat je alle lucht in beslag neemt en dat je mijn weg en die van alle andere sterren hinderen wilt. Als je niet zorgt dat je snel wegkomt, zal je door ons hard geslagen worden.” De regenboog antwoordde: “Je spreekt onzin, broeder. Ik loop je niet in de weg omdat ik me altijd overdag laat zien. Jij loopt ’s nachts je baan. Als je tegen mij wilt vechten, dan heb je daar niet
12r
wel bedacht Al isset dat mitti een grote vergaderinghe der ster=
ren is soe wetes nochtan wel dat mit mi die wolken ende dye
donre yeghens di vechten sellen . Mer ick rade voert best dat
wij tesamen ghaen voer den rechtuaerdighen rechter die uwe
clachte horen mach ende vonnisse daer of gheuen Ende doe si
tesamen totten rechter quamen ende hoor clachten hem te ken
nen ghauen . seyde dye rechter = Du bose cancer het is teghen
recht dattu eyschende biste . Jndien dattu alleen des nachtes
dinen loep houdeste ende die boghe inden daghe verschijnt .
Soe en isset niet ghelooflick dat hy dinen wech hinderen wil.
Daer om gheue ick sentencie teghen v dattu voortmeer nym=
mermeer des daghes di vertonen selste .ende dattu daerenbo=
uen veruallen selste wesen in alle die costen die hier gesciet mo
ghen wesen . Als dit cancer hoorden wort si beschaemt ende
seyde WJe een ander mit onrecht beclaecht . het hoort
dat hi confuys beiaecht ¶ Aldus vint men dat veel luyden bi
tijden teghen recht pleyten ende twisten willen : ende sonder
reeden andere luyden oueruallen alsoe dat si dickwijl groote
scade ende schande daer of liden .¶ Als die wise man seyt dye
verkeerde mensche verwecket die twiste . ende die veel woor=
den heeft molesteert die princen Altoes soeckt die bose kiuaets
Die bose ende wreede enghel wort yeghens hem gheseynt .
¶ Want om veel kiuaedse ende twisten sijn veel rijke luyden
tot niet ghecomen : Daer om seyt ysidorus :¶ Ghelijck als een
drachticheet cleyne dinghen tot groot brenghet . alsoe bren=
ghet twidracht grote dinghen tot niet . Oeck seyt Beda dat
mit twidracht grote dinghen tot niet comen ende vergaen .
¶ Hier of leest men dat een vader drie sonen hadde : Die hi tot
hem riep doe hi steruen soude ende seyde. Gaet ende brenghet
hier tot mi veel roedekijns in een bont te samen ghebonden.
¶ Ende doe sise voer hem ghebrocht hadden . seyde hi tot hem
luden breketse nu aen stucken ende boudetse te samen . Dat
si nyet doen en mochten om dat si te samen ghebonden waren
goed over nagedacht. Al is het zo dat je een grote groep sterren achter je hebt staan, bedenk dan wel dat de wolken en de donder met mij tegen jou zullen vechten. Maar ik raad je aan dat wij gezamenlijk naar de rechtvaardige rechter gaan, die jouw klacht kan aanhoren en daar een oordeel over kan geven.”
Toen zij samen bij de rechter kwamen en hun klachten te kennen gaven, zei de rechter: “Jij boze Kreeft, wat jij eist is tegen het recht. Als je alleen ’s nachts je loop houdt en de boog overdag verschijnt, dan is het niet geloofwaardig dat hij je op je weg hinderen zal. Daarom spreek ik het vonnis uit dat je je overdag nooit meer vertonen mag en dat je bovendien verplicht wordt om alle kosten te betalen die hier gemaakt zijn.”
Toen de Kreeft dit hoorde, schaamde hij zich en zei: “Wie een ander onterecht aanklaagt, wordt terecht in verlegenheid gebracht.”
Zo ziet men dat veel mensen soms tegen het recht pleiten, ruzie zoeken en zonder reden andere mensen overvallen, zodat deze dikwijls grote schade en schande hiervan ondervinden.
Zoals de wijze man zegt: “De slechte mensen beginnen met ruzie maken en degene die veel praatjes heeft, maakt het de hooggeplaatsten lastig. De boze mens zoekt altijd ruzie. De kwade en wrede engel wordt op hem afgestuurd. Door gekijf en ruzie zijn veel rijke mensen ten val gebracht.”
Daarom zegt Isidorus: “Zoals eendracht kleine dingen groot maakt, zo zal tweedracht grote dingen tot niets brengen.” Ook Beda zegt dat door tweedracht grote dingen niet zullen blijven voortbestaan en verloren zullen gaan.
Zo kan men het volgende lezen over een vader die drie zonen had. Hij riep hen bij zich toen hij op sterven lag en zei: “Breng mij veel takjes in één bundel samengebonden.” Toen zij die bij hem gebracht hadden, zei hij: “Breek ze in stukken terwijl ze in de bundel zitten.” Dat konden ze niet omdat ze al samengebonden waren.
12v
Doe seyde die vader . Trecket een vanden roedekijns wt den
bosse ende breket alle die ander die noch tesamen ghebonden wa
ren Dat en mochten si oec niet doen: Ten laetsten seyde die vader
Neemt een vanden roedekijns ende breectse . Ende doe si dat deden
wortse terstont ghebroken an twee stucken Aldus seyde doe die
vader selt oeck wesen onder v Also langhe als ghij tesamen in
eendrachticheyt bliuet so en sal v niemant krenken mogen noch
deren. Mer als ghi mit twidracht van malkander versceyden
wort dan seldi elck bi sonder van allen menschen onder die voe=
ten ghetreden worden ende verdoruen
¶ Van den hemel ende die aerde Dat seste dyalogus :
ARistotiles seyt dat die aerde is dat middel inder we=
relt:bewaerre der vruchten:een decsel der hellen. een
voedster der leuendigher dinghen . een moeder alder
dinghen dye gheboren worden .een verslinster alre dinghen:
een onthoudster des leuens. ¶ Op een tijt liet die hemel opter
aerden ghescieden veel tempeesten ende onweder donre ende blixem alsoe
dattie aerde seer daer of belast wart Ende wort seer toornich
opten hemel ende riep die lucht tot haer ende seyde En wilt dy niet
o broeder onderwinden tusschen my ende den hemel:of ic sal di alheel
onder die voeten werpen want dye hemel heeft mi so groot last ende
verdriet an ghedaen dat ick mi daer of craftelike wreken wil
le . Die lucht antwoorden : En wilt dat niet doen o lieue sus=
ter . Mer gheeft der toornicheyt een steede . Al isset dat dye
Toen zei de vader: “Trek een van de takjes uit de bos en breek alle andere die nog samengebonden zijn.” Dat konden ze ook niet doen. Ten slotte zei de vader: “Neem een van de takjes en breek het.” Toen ze een takje namen, werd het onmiddellijk in twee stukken gebroken.
De vader sprak toen: “Zo zal dit ook met jullie gebeuren. Zolang jullie eendrachtig blijven, zal niemand jullie kunnen krenken of deren. Maar als jullie door tweedracht van elkaar gescheiden worden dan zullen jullie elk afzonderlijk door alle mensen onder de voet gelopen worden en in het verderf gestort worden.”
De zesde dialoog. Over de hemel en de aarde
Aristoteles zegt dat de aarde het middelpunt van de wereld is. Ze voorziet ons van de vruchten die ze voortbrengt, ze is het dak van de onderwereld, een voedster van alles wat leeft, een moeder van alle levende wezens, ze verslindt alle dingen en neemt ons het leven af.
Op een keer liet de hemel op aarde veel stormwinden, onweer, donder en bliksem neerkomen, zodat de aarde daardoor zeer geteisterd werd. Ze werd erg boos op de hemel, riep de lucht bij zich en zei: “O broeder, plaats je niet tussen mij en de hemel, anders zal ik je helemaal onder de voet lopen, want de hemel heeft mij zoveel last berokkend en verdriet aangedaan dat ik mij krachtig op hem wil wreken.” De lucht antwoordde: “Dat moet je niet doen, lieve zuster. Geef je boosheid een plek. Ook al heeft de
13r
hemel di nu bedroeft heeft . Du selste weder op een ander tijt
mit hem werden verblijt Die aerde bliuende in hoer toornich
heyt en woude niet te vreeden wesen . mer si dede an hoor wa
penen ende began te strijden yeghens den hemel Ende als dit
die lucht sach seynde si wt neuel duysternissen ende ander lelic
heyt dattie aerde den hemel niet en konde sien .¶ Ende die donc
kerheyt bleef alsoe langhe hent dattie aerde haren toornighen
moet sincken liet . Ende doe si weder te vreeden was seynde=
de die lucht wt wijnt ende verdreef alle dye duysternisse ende
seyde ALle menchen sellen van hem doen . die toor=
nicheyt ende maken soen ¶ Aldus soude een yghelick goet men
sche doen wanneer hi syet dat sijn euen menschen toornich sijn
want Catho seyt Die toorne hindert den moet des menschen
dat hi die waerheyt niet bekennen en mach Een mensch is bu
ten sijn lichaem dat is sonder reeden die toornich isEnde daer
om sal hy dan van sinen vrienden inder toornicheyt verkoelt
warden ende bedwonghen ter tijt toe dat hi sijn gramscap of
doe ende weder in vreeden sij .¶ Seneca seyt het ist beghin der
wijsheyt die toorne te verwinnen Want wie sijn toornicheyt
verwint die verwinnet sinen meesten viant Waer of valerius
een exempel settet . Op een tijt doe archita die philosooph op
sinen knecht toornich was : Doe seyde hi O onsalighe nu sou
de ick wraeck van di nemen en waer ick niet toornich . Daer
wij wt merken moghen dat toornicheyt vanden mensche ver=
worpen sel wesen wt sijnre hertenWant inden boeck der wijs
heyt ghesc[er]uen staet Die toornicheyt en heeft gheen barmher
ticheyt :¶ Daer om en sal nymmermeer enich rechter senten=
cie gheuen als hi toornich is:¶Daer of leestmen inden histo=
rien van romen ¶ Dat op een tijt doe dye keyser theodosius
seer toornich was ende die strenghe ende die scherpe sentencie
gheuen woudeWort hi van enen wijsen philosoophvermaent
hemel je nu verdrietig gemaakt, toch zal je ooit weer door hem worden verblijd.”
Maar de aarde bleef kwaad en wilde niet tevreden zijn. Zij pakte haar wapens en begon te vechten tegen de hemel. Zodra de lucht dit zag, stuurde hij door middel van nevel duisternis en andere narigheid zodat de aarde de hemel niet kon zien. En de duisternis bleef net zo lang hangen totdat de aarde haar woede liet zakken. Toen zij weer tevreden was, stuurde de lucht de wind, die alle duisternis verdreef en zei: “Alle mensen moeten hun boosheid van zich afdoen en zich met elkaar verzoenen.”
Elk goed mens zou dat moeten doen wanneer hij ziet dat zijn medemensen boos zijn. Want Cato zegt: “De woede zorgt ervoor dat mensen geen moed hebben om de waarheid te erkennen en een woedend mens is buiten zijn zinnen en redeloos. Daarom moet hij zijn boosheid door zijn vrienden laten kalmeren en bedwingen, totdat hij zijn woede laat varen en weer in vrede leeft.”
Seneca zegt: “Het is het begin van wijsheid de woede te overwinnen want wie zijn woede overwint, die overwint zijn grootste vijand.” Valerius geeft hier een voorbeeld van. Op een keer, toen de filosoof Archita kwaad op zijn knecht was, zei hij: “O ellendig mens, nu ik wraak op je wil nemen is mijn boosheid weg.”
Hieruit kunnen wij opmaken dat de woede van de mensen uit hun harten verdreven dient te zijn. Want in het boek Wijsheid staat geschreven dat woede geen medelijden kent. Daarom moet geen enkele rechter een vonnis uitspreken als hij kwaad is.
Daarover leest men in de geschiedenis van Rome. Op een dag, toen keizer Theodosius erg kwaad was en een streng en scherp vonnis wilde uitspreken, werd hij gewaarschuwd door een wijze filosoof
13v
dat hi toornich waer dat hy dan eerst in hem seluen ouerlesen
soude sonder haesticheyt die drie ende twintich letteren die in
die a b c staen eer hi sentencie ofte vonnisse gaue ouer enich dinc
op dat hi alsoe verkoelt vander hetten der toornicheyt mit rij
pen berade wel doersien soude watmen setten ofte oordelen soude.
¶ Van die lucht ende die wint Dat seuende dialogus .
DJe lucht als aristotiles seyt is een adomtoch alre leuen=
der dinghen sonder welcke si niet leuen en mogen ende
smoren of sticken moeten alle die onder hoer leuen: Ende
die wint is droecheyt der aerden. beroeringhe der wateren ende ver=
stoerringe der luchtEnde want si die lucht verstoert so ginc die lucht
ende daghedese voer recht anden rechter ende scepper alre dingen Ende
seyde O scepper ende maker alre dinghen sich in mi ende ontfer
me di mijns Du hebste mi hoech ende eerlick ghenoech geset daer
ic oeck of dancbaer ben wanttu dat leuen alre creaturen in mi gheset
tet hebste Mer daer ben ic in vercort Als dat die wint mi al=
toes vercoelt ende mi onghetempert houdetDaer om segge ic hem
Jsset dat hi mi voortmeer vercoelen wil so sel ic hem doch te niet
maken Doe antwoorde die scepper Du sprekeste harde qua=
liken o lucht want al isset datti die wint vercoelt ende slaet si doet
nochtant dicwijl dattu ghetempert ende ghereynicht wordeste
Ende waert daer om datti die wint niet blasende en roerden du soudeste
seer cranc ende verdrietelic ende gebreclic wesen ende hatelic alle creaturen
dat als hij boos was, hij eerst in gedachten rustig de drieëntwintig letters van het alfabet moest opnoemen voordat hij over iets zijn oordeel of vonnis gaf. Op die manier zou hij, afgekoeld van zijn woede, met rijp beraad doorzien wat men moet verordenen of oordelen.
De zevende dialoog. Over de lucht en de wind
De lucht is, zoals Aristoteles zegt, de adem van alle levende dingen. Zonder lucht kunnen ze niet leven en zullen ze stikken. De wind maakt de aarde droog, zet de wateren in beweging en verstoort de lucht.
Omdat de wind in de lucht onrust veroorzaakte, ging de lucht naar de Rechter en Schepper van alle dingen, daagde de wind voor het gerecht en zei: “O Schepper en maker van alle dingen, kijk naar mij en ontferm u over mij. U hebt mij hoog en eervol genoeg geplaatst, waarvoor ik u ook dankbaar ben want u hebt het leven van alle schepselen in mij gevestigd. Maar daarin ben ik tekortgedaan omdat de wind mij altijd afkoelt en onrustig houdt. Daarom zeg ik tegen hem, dat ik hem zal vernietigen als hij mij blijft afkoelen.”
Toen antwoordde de Schepper: “Je spreekt harde woorden, o lucht, want weliswaar verkoelt de wind je en treft hij jou maar hij zorgt er toch vaak voor dat je getemperd en gezuiverd wordt. Als het zo zou zijn dat de wind niet zou blazen of zich niet zou roeren, dan zou je zeer ellendig, verdrietig en zwak zijn en de haat opwekken van alle schepselen.
14r
Deze bladzijde ontbreekt in het Goudse exemplaar. Voor transcriptie en hertaling is gebruikgemaakt van het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek (170 E 26 [2])
Waer om du billix hem lief hebben soudeste die dy in alre vol=
maecktheyt houdet ende purgeert . Als dit die lucht hoorden
wort hi te vreeden ende seyde. D Je ons berispen sellen
wi minnen . ende verdraghen mit herten ende sinnen : Aldus
sal een yghelick sine berispers horen ende lief hebben : Want
si hem den rechten wech wijsenWant een sieck mensche die van
den meesters van medicinen niet ontfanghen en wil bitteren
dranck die en wil niet ghesont worden ende van sijnre siecten
verlost Ende die sinen berisper haet en sal niet warden gheleert
Want dan haet dye mensche sinen meester wanneer hy haet
sinen berisper ende hem niet en wil verdraghen Daer om seyt
crisostomus hi begaet haet die den bosen berispet. Ende sene=
ca seytDie den bosen straffet die soeckt hem seluen quaet want
alsulke bose menschen niet wijs en sijn mer seer sot Als die wi
se man seyt Die gharen berispet is die is wijs Dye dwase als
hi berispet wort soe wort hi toornich . Berispet daer om den
wijsen ende hi sal di lief hebben seyt salomon die wijse ¶ Men
leest int leuen des heylighen biscops ende leerraers sinte am=
brosiusDat op een tijt doe die keyser theodosius sonder recht
vonnisse sommighe menschen hadde doen pinighen: dat hem
doe dye voorseyde arsbiscop van meylanen Ambrosius wtter
kerken veriagede Doe dit die keyser sach en wort hi niet toor
nich . mer sprack oetmoedelick . O heyli[h]he vader Al heb ick
misdaen Ghedenct dat die propheet dauid doe hi ouerspul ge
daen had ende den onnoselen had laten doden dat hem noch=
tant die heer ten ghenaden namAlsoe wilt oeck mijnre ontfer
men Ambrosius antwoorden . Alsoe du den sondaer gheuol=
ghet biste volghet hem alsoe in penitencie te doenEnde doe die
keyser dat hoorden creech hi grooten rouwe ende deede peni=
tencie ende seyde . Eenen mensch heb ick gheuonden dat een
man der waerheyt is . ende dese is AmbrosiusDoe maecte hi
een recht dat gheen rechter nyemant ter doot verwisen soude
binnen veertich dagen Op dat der binnen die toorn des rechters
Daarom spreekt het vanzelf dat je degene liefhebben moet die je op het rechte pad houdt en je zuivert.” Toen de lucht dit hoorde, maakte dit hem tevreden en hij zei: “Wie ons berispt, moeten wij liefhebben en met hart en verstand respecteren.”
Ieder mens moet luisteren naar degenen die hem berispen en moet hen liefhebben omdat zij hem de juiste weg wijzen. Want een zieke die van de dokter geen bitter drankje wil ontvangen, die wil niet gezond worden en van zijn ziekte verlost worden. En wie degenen haat die hem berispen, leert niets. Want dan haat die mens zijn meester als hij zijn berisper haat en hem niet wil respecteren.
Daarom zegt Chrysostomus: “Wie een kwaaddoener berispt, roept haat op.” Seneca zegt: “Wie de boosdoener straft, roept kwaad over zichzelf af want zulke slechte mensen zijn niet wijs maar zot.”
Zoals de wijze man zegt: “Wie graag berispt wordt, is wijs maar de dwaas wordt boos als hij gecorrigeerd wordt.” “Berisp daarom de wijze en hij zal je liefhebben”, zegt Salomo de wijze.
Men kan in de levensbeschrijving van de heilige bisschop en leraar Sint Ambrosius lezen dat op een keer, toen keizer Theodosius sommige mensen had laten martelen zonder rechtspraak, de voornoemde aartsbisschop Ambrosius van Milaan hem uit de kerk verjoeg. Toen de keizer dit overkwam, werd hij niet boos maar sprak nederig: “O heilige vader, al heb ik gezondigd, denk dan aan de profeet David: dat de Heer hem toch in genade aannam toen hij overspel had gepleegd en de onschuldige had laten doden. Wilt u zich ook zo over mij ontfermen.”
Ambrosius antwoordde: “Zoals u de zondaar gevolgd bent, volg hem zo ook in het boete doen.” Toen de keizer dit hoorde kreeg hij groot berouw, deed boete en zei: “Ik heb een man van de waarheid gevonden en dat is Ambrosius.”
Toen maakte hij een wet dat een rechter niemand ter dood veroordelen mocht binnen veertig dagen, zodat intussen de toorn van de rechter
14v
Deze bladzijde ontbreekt in het Goudse exemplaar. Voor transcriptie en hertaling is gebruikgemaakt van het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek (170 E 26 [2])
ghesatet wart Ende hi dan bet die rechtuaerdicheyt onderscei
den mochte in dat vonnisse te gheuen mit vreedeliker herten
Van dat ouer ende die zee ¶Dat achte dyalogus .
DJe zee als aristotiles scrijft is een ommerijnck der we
relt een fonteyn des regens : ende herberghe alle der
wateren Ghelijck als in ecclesiastico ghescreuen staet
Alle die vloeden comen in die zee ende si en loopt niet ouer ende
totter steeden daer die vloeden wtghaen comen si weder op dat
si weder wtvloeyen moghen : Dese zee als dauid inden sou=
ter seyt is groot ende wijt Daer om toech si tot ten oeuer ende
seydeMi verwondert altezeer van dijnre stoutheyt Dattu mi
altoes wederstaes ende contrari biste : Alsoe dattu mi behin=
ders dat ick die aerde niet verderuen en mach . Jck bidde dy
ghanck van dijnre steede dat ick dat aertrijck verderuen mach.
Of ick en sal niet oflaten di te anuechten ende oeck dy te ver=
deruen . Hier op antwoorde dat oeuerO broeder du sprekes
zeer qualiken . Die schepper alre dinghen heeft mi alsoe ghe=
maeckt ende ghesettet Waer om ick bi ghehoorsaemheyt gro
ten arbeyt lijde in di te bedwinghen . ende dy van die aerde te
keeren Du valles dickwijl seer swaerliken op mi ende belas=
tes my te mael seer . Ende ic verdraghe dy verduldeliken om
godes willen Daer om en moghestu yeghen my nyet claghen
want ick doch mijn steede nyet verwandelen en mach Als dit
die zee hoorden wort si rasende ende seyde Wel dan Jst dattu dan
bedaard was en hij dan bij het vonnissen beter de rechtvaardigheid in het oog kon houden met een vredelievend hart.
De achtste dialoog. Over het strand en de zee
Zoals Aristoteles schrijft, omringt de zee de wereld, is hij de oorsprong van de regen en is hij een onderkomen voor alle wateren. Zoals in Prediker geschreven staat, komen alle stromen in zee uit en loopt hij niet over en de stromen komen weer terug naar de plaatsen waar ze vandaan komen zodat ze weer verder kunnen vloeien. Deze zee, zoals David in Psalmen zegt, is groot en wijd.
Daarom kwam hij naar het strand toe en zei: “Ik verbaas me zeer over je brutaliteit mij altijd te weerstaan en tegen me te zijn. Je verhindert mij dat ik de aarde vernietig. Ik verzoek je van je plaats te gaan zodat ik de aarde kan verwoesten. Doe je dat niet, dan zal ik niet nalaten tegen je te vechten en ook jou te vernietigen.”
Hierop antwoordde het strand: “O broeder, jij spreekt zeer kwalijk. De Schepper van alle dingen heeft ook mij gemaakt en mij mijn plaats toegewezen. Daarom doe ik uit gehoorzaamheid grote moeite om jou te bedwingen en van de aarde weg te houden. Jij valt dikwijls heel zwaar op me en belast mij al te vaak, terwijl ik je geduldig verdraag om Gods wil. Daarom mag je tegen mij niet klagen. Ik kan mijn plaats toch niet veranderen.”
Toen de zee dit hoorde, werd hij razend en zei: “Wel, dan moet je
15r
Deze bladzijde is beschadigd in het Goudse exemplaar. Voor transcriptie en hertaling is aanvullend gebruikgemaakt van het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek (170 E 26 [2])
dat lijden mogeste so lijdet . want ic en sel di nymmermeer in
vreeden laten . Mer ic sal di nae mijnre macht anuaren .ende
slaen Doe scicten hem dat oeuer tot lijden ende seide Een goe
den hoert den bosen te castien.ende daer teghens te vechten in
allen tijden . Aldus sellen alle prelaten ende ouerste vechten ende
manlike staen teghen die bosen.dat si die ouerhant niet en cri=
ghen ¶Dair om seit gregorius¶Gelijc als die zee altois an=
vechtet dat ouer daert of bedwonghen wort.¶ Alsoe valtet
oic inden gheesteliken staet.dat sommighe bose menschen al=
tois weder staen horen prelaten dat sise oic niet wel bedwinghen
en moghen Mer goede pastoren ende prelaten en sellen niet ont
sien die dreigijnghe der quader menschen Ende als een goet har
der vlitich is sijn beesten te bewaren Also sellen oic goede prelaten
wakende ende sorchuoudich wesen op hoir ondersaten . ysido
rus seit.Quade harders en hebben gheen sorghe van horen sca
pen . ende alsoe als int ewangeli staet vanden huerlinghen die
den wolf sien comen op die scapen soe vlyen si. .¶Dat vlyen is
dat si swighen .ende en doruen den quaden ende den machti=
ghen niet weder staen Daer om sterket Jheronimus alle pre=
laten ende seit . Jst dat wi arbeyden gode te behaghen soe en
sellen wij die dreighementen der menschen niet ontsien. Een
leerre ghenoemt petrus die vraet scrijft . Dat doe philippus
die conijnck van macedonien mit groter macht die stat van
athenen beleghen hadde seide hi den ghenen die bynnen wa=
ren ¶Gheeft mi acht vanden wijsen die ic wt v luden kiesen
sal.ic sal mit vreden van v scheiden Dair op antwoorden de=
mostenes die alre wijste philosooph¶ Die wolf sprack totten
harderen die die scapen bewaerden Alle dat scheel dat tusschen
ons ende v is dat sijn die honden Gheeft ons die honden . ende
wi sellen goede vrienden wesen Ende doe die harders dat ghe
daen hadden quamen die woluen ende leefden mitten scapen
als si seluen wouden :¶ Hier wt machmen merken wat gro=
ter quaet dattet is wanneer die honden dat sijn predikers der
waerheit ende die prelaten hoir ondersaten begheuen ende en
het lijden maar ondergaan want ik zal je nooit meer met rust laten. Maar ik zal je uit alle macht aanvallen en slaan.” Toen schikte het strand zich in zijn lijden en zei: “De goeden horen de kwaden te straffen en altijd tegen hen te vechten.”
Zo moeten alle hoge heren en geestelijken tegen de kwaadaardige mensen vechten en moedig stand houden zodat zij niet de overhand krijgen.
Daarom zegt Gregorius: “Zoals de zee altijd het strand aanvalt dat hem probeert te bedwingen, zo gebeurt het ook in geestelijke zin dat sommige slechte mensen altijd tegen hun geestelijke leiders in opstand komen en dat zij niet goed in bedwang gehouden worden. Goede pastoors en bisschoppen moeten echter niet bang zijn voor de dreigementen van slechte mensen. Zoals een goede herder ijverig zijn dieren beschermt, zo moeten goede geestelijken over hun ondergeschikten waken en er zorg aan besteden.”
Isidorus zegt: “Slechte herders maken zich geen zorgen om hun schapen en vluchten, net als de huurlingen in het Evangelie, als ze de wolf op de schapen af zien komen.” Dat vluchten is hetzelfde als zwijgen en niet in opstand durven komen tegen slechte en machtige lieden. Daarom steunt Hieronymus alle hoge geestelijken en zegt: “Als wij werken om God te behagen, moeten wij niet bang zijn voor dreigementen van de mensen.”
Een leraar, Petrus de vraatzuchtige genaamd, schrijft dat toen Philippus, de koning van Macedonië, met veel machtsvertoon Athene belegerd had, hij tegen degenen die in de stad waren zei: “Geef mij acht wijze mannen die ik uit uw mensen kies, dan zal ik in vrede afscheid van u nemen.”
Daarop antwoordde de wijze filosoof Demosthenes: “De wolf sprak tegen de herders die de schapen hoedden: ‘Alles wat mis is tussen ons en u zijn de honden. Geef ons de honden, dan kunnen we goede vrienden zijn.’ Toen de herders dat gedaan hadden, kwamen de wolven en leefden tussen de schapen zoals zij zelf wilden.”
Hieruit kunnen we leren dat het een groter kwaad is wanneer de honden, dat zijn de predikers van de waarheid en de geestelijke leiders, hun ondergeschikten opgeven en
15v
Deze bladzijde is beschadigd in het Goudse exemplaar. Voor transcriptie en hertaling is aanvullend gebruikgemaakt van het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek (170 E 26 [2])
willen noch en duruen niet blaffen teghen die sonders Want
also als die sachtmoedicheyt inden mensche priselic is ende die
toornicheyt hatelic also ist contrari in den hont.want een stil
goedertieren hont en is niet goet . om dat quaetheyt inden
honde ghepresen wort Ende des ghelijc oec inden prelaet be
scheidene quaetheyt op die sonden te hebben
¶ Van dat vuer ende water.¶ Dat neghende dyalogus
DAt vuer is licht pure .subtijl .beroerlic schynende.
ende warm. Ende wanttet so costelic is begant in hem
seluen verheuen te worden ende seyde .¶ Jc ben die
machtichste op alle der arden ende ick mach alle dinghen ver=
teren ende te niet maken. Mer mocht ick oeck macht crighen
inden water soe soude ick die meeste wesen bouen al.¶ Aldus
riephet dat water tot hem ende seyde Watar o alreliefste
suster du biste oeck een creatuer godes als ick . Mocht ick nv
mitti wonen ende ouercomen soe en soude ick niet alleen groot
wesen . Mer ick soude bouen allen wesen die machtichste ende
alremeeste Daer om bid ick dy henghe my dat ick mitti
mach wonen ende my groot maken .¶ Dat water veijnsde
hem ende seyde mit bedriechliken woorden. Myt langher
begheerten heb ick dat begheert:¶ Coemt vrijlic an tot my
Ende ick sal dy na mijnre macht verbeteren.¶ Ende doe dat
vuer dat hoorde worttet seer verblidet . ende trat vrijlick an
niet willen blaffen tegen de zondaars of dat niet durven.
Zachtmoedigheid is in de mens te prijzen en boosheid is af te keuren maar het tegengestelde geldt voor de hond. Want een rustige en vriendelijke hond is niet goed. Boosheid van een hond wordt geprezen. Zo moet ook de geestelijk leider zijn boosheid over de zonden uiten maar wel op een verstandige manier.
De negende dialoog. Over het vuur en het water
Het vuur is zuiver licht, subtiel, beweeglijk schijnend en warm. Omdat het zo kostbaar is, begon het zich boven zichzelf verheven te voelen en zei: “Ik ben de machtigste op aarde en ik kan alles verslinden en vernietigen, maar mocht ik ook macht over het water krijgen dan zou ik de belangrijkste zijn.”
Dus riep het vuur het water bij zich en zei: “Water, o allerliefste zuster, je bent ook een goddelijk schepsel net als ik. Als ik naar je toe mag komen en bij je kan komen wonen dan zou ik niet alleen groot zijn, maar ik zou boven allen staan als de machtigste en de allerbelangrijkste. Daarom verzoek ik je, sta mij toe dat ik bij je kan wonen en mijzelf grootmaken.”
Het water huichelde tegen hem en zei met bedrieglijke woorden: “Ik heb hier al heel lang naar verlangd. Kom gerust naar mij toe en ik zal je naar mijn vermogen groot maken.”
Toen het vuur dat hoorde, werd het erg blij en liep vrijmoedig naar
16r
[an] ende ghinc int water Ende doe dat water dat vuer in hem
hadde seyde tot den ghenen die daer bij stonden Dese is mijn
viant ende altoes mijnen gheslachte contrari gheweest. ende
heeft my dicwijl verteert ende te niet ghebrocht . Nu mach ic
mijn leet wreken . ende hem alheel te niet maken isset dat ick
wil Mer want die apostel paulus leert .en wilt gheen quaet
gheuen voer quaet..¶ Ende op dat die werlt nyet berooft en
worde van soe groten goede .¶ Soe wil ick hem nochtant.
wat veroitmoedighen .¶ Ende doe vergaderde hy hem en=
de began in dat vuer te pissen . Daer om badt doe dat vuer
den water dattet hem doch nyet alheel wt en woude ghieten
¶ Des ontfermede dat water des vuers ende en dedes alheel
nyet wt ¶Mer brochtet opt [t]lant ende seyde ¶ [G]ode singhen
wy soeten sanck . Als wy voer quaet gheuen danck HJer
sien wy nv god betert alle contrari .dat veel menschen quaet
voer goet gheuen . Jn dien dat si hoer leet wreken willen Ende
die misdaet niet vergheuen Hier of seit JheronimusGeliker=
wijs als god die vader in cristo onse sonden vergheuen heeft
alsoe sellen wy oeck vergheuen die teghen ons misdoen Ende
dat nauolghen godes breket ende wederroept .ende vergheeft
dat onrecht dat ons gheschiet is ALdus leest men inder his
torien van den groten alexander..¶ Doe hem op een tijt een
mensch swaerliken vertoernt hadde . soe en woudes hy hem
niet vergheuen . Ende als dit verhoerde sijn meester arestoti=
les ghinck hy tot hem ende seyde Jc begheer van di o heer co=
ninck dattu huden die meeste victorie wilste vercrighen.
die du op enigher tijt hebste ghehadt Die coninck antwoor=
den hoe soude dat toegaen . Die meester seide. Du hebste heer
conynck alle die werlt verwonnen ende bedwonghenMer hu=
den bistu verwonnen . ¶Want als du vanden toorn verwon
nen wordes soe bistu scandelic verwonnen .¶ Mer ist dat du
dy seluen verwinnes soe selstu een groot verwinre wesen.
Want wie hem seluen verwint die is starck teghen alle din=
ghen als die wise man seyt ¶ Doe hy dyt hoorde.vergaf hy
het water en ging erin. Toen het vuur in het water was, zei het water tot degenen die er bij stonden: “Dit is mijn vijand, die altijd tegen mijn soort is geweest en die mij dikwijls verteerd en vernietigd heeft. Nu kan ik mijn leed wreken en hem geheel vernietigen als ik dat zou willen. Maar de apostel Paulus leert ons dat wij het kwade niet met kwaad moeten beantwoorden. Opdat de wereld niet wordt beroofd van zo’n groot goed wil ik hem ondanks alles wat nederigheid leren.”
Toen verzamelde hij het vuur en begon er in te pissen. Daarop smeekte het vuur het water om hem niet helemaal uit te maken. Daarom ontfermde het water zich over het vuur. Het maakte het vuur niet helemaal uit maar bracht het op het land en zei: “Wij zingen voor God een hemels gezang als wij kwaad beantwoorden met dank.”
Hier zien wij nu dat God alle tegenstellingen opheft, maar dat veel mensen goed met kwaad beantwoorden doordat ze hun leed willen wreken en de misdaad niet willen vergeven.
Hierover zei Hieronymus: “Zoals God de Vader in Christus onze zonden heeft vergeven, zo moeten wij ook degenen vergeven die zich tegen ons misdragen. Door het navolgen van God doorbreken, herroepen en vergeven wij het onrecht dat ons is aangedaan.”
Het volgende is te lezen in de historiën van de grote Alexander. Toen iemand hem op een keer hevig kwaad had gemaakt, wilde hij hem niet vergeven. Toen zijn meester Aristoteles dit hoorde, ging hij naar hem toe en zei: “Ik verlang van u, o heer koning, dat u vandaag de grootste overwinning zou willen behalen die u ooit hebt gehad.”
De koning vroeg hoe dat in zijn werk zou gaan. De meester zei: “Heer koning, u hebt de hele wereld overwonnen en bedwongen, maar nu bent u zelf overwonnen want als u door woede wordt overweldigd, bent u op een schandelijke manier overwonnen. Maar als u zichzelf overwint, dan zal u een groot overwinnaar zijn want wie zichzelf overwint, staat sterk tegenover alle dingen.”
Toen hij dit hoorde, vergaf hij
16v
die misdaet ende was te vreden Salomon seyt ¶ Beter is
een verdraghende man .dan die starck van crachten is En=
de die sinen moet bedwinghen can.is starcker dan die een stat
beuechten can
¶ Van dat water ende van dat vuer Dat tiende dyalogus
DAt water sprack an dat vuer . ende seyde . waer om
broeder sijn wij vianden ende altoes contrari. Het
waer wel ghedaen dat wij dat ghebot des heren vol
brochten daer hy seyt.hebter lief dijn euen mensche ghelijck
dij seluen als matheus bescrijft want oeck paulus leert. vol=
heyt der wet is liefte Hier toe antwoorde dat vuer Het beha=
ghet my wel dat du segste.Want die selue apostel seyt . liefte
des euen mensche en werket gheen quaet. laet wij daer om te
samen gaen ende onse woninghe mit malcander maken. Het
gheschiede als si te samen woenden dat si nymmermeer vrede
mit malcander en hadden . want dat vuer maecte dat water
altoes warm ende verderf hem sine craft .¶ Ende dat water
dede dicwijl dat vuer wt : alsoe dat si onderlanghe nymmer=
meer sonder twist ende kijf en waren Waer om si oec weder
van malcander sijn ghescheyden ende seyden. Nyement en
sal mit sinen viant .wonen noch staen gheliker hant . Al so en
sal gheen goet mensch . hem verenighen noch wonen .mitten
verkeerden die hem contrarij is Want lichtelic wort een goet
mensche van sijn faem beroeft ende verliest alle sijn goede wer
de misdaad en was tevreden.
Salomo zegt: “Een vergevingsgezind mens is meer waard dan iemand die sterk is. En hij die zich kan beheersen is sterker dan iemand die een stad kan belegeren.”
De tiende dialoog. Over het water en het vuur
Het water zei tegen het vuur: “Waarom, broeder, zijn wij vijanden en altijd elkaars tegenstanders? Het zou goed zijn als wij het gebod van de Heer volgden dat luidt: ‘Hebt uw naaste lief als uzelf!’, zoals Matteüs het beschrijft. Ook Paulus leert ons: ‘De vervulling van de wet is de liefde’.” Hierop antwoordde het vuur: “Het bevalt me wel wat je zegt want dezelfde apostel zegt: ‘De liefde berokkent de medemens geen kwaad’. Laten we daarom samen optrekken en bij elkaar gaan wonen.”
Toen zij samenwoonden, leefden zij echter nooit in vrede met elkaar want het vuur maakte het water voortdurend warm en ontnam het zijn kracht. En het water maakte vaak het vuur uit zodat zij onderling niets anders deden dan twisten en kijven. Dit was de reden waarom zij ook weer van elkaar zijn gescheiden en zeiden: “Niemand moet bij zijn vijand wonen en op gelijke voet met hem staan.”
Zo moet een goed mens zich niet verenigen of samen gaan wonen met iemand die zijn tegenstander is, want een goed mens verliest makkelijk zijn goede naam en zijn goede werken
17r
ken om die verkeerde gheselscap Daer of seyt een philosooph
ende leert ons .¶ Dat wy altoes kiesen sellen goede menschen
ende oetmoedighe daer wy mede wonen sellen ende oeck goet
moghen worden. Daer die propheet dauid of seyt inden sou=
ter Mitten heylighen selstu worden gheheylicht ende mitten
verkeerden worden verkeert .¶ Die heylighe apostel paulus
merkende dattet seer periculoes is mitten quaden te leuen.
Scrijft ende seyt wy ontbieden iv broeders inden naem ons he
ren ihesu crist i dat ghij iv versceydt van allen menschen dye
sonder ordinancie wandert Want ysidorus seyt Het is sor=
chelic mitten quaden te leuen Ende het is quaet te wesen mit
den ghenen die quaet van willen sijn ¶Ghelijc als die hemel
mitten water dat aertrijck wasschende .antwoorde den ghe=
nen die swarte colen opt [t]lant brochten ende dat swart make
deGhij ende ic broeder en moghen niet ouer een comen want
al dat ick inden helen daghe wasschen mach ende wit maken
dat moghestu in eenre vren alheel leelick ende swart maken.
Alsoe oeck al dat een goet of een wijs mensche mit groten ar=
beyde in lancheyt van tijden vercrighen mach. dat sel die dwase
oeck die bose in een vre verderuen .
¶ Van die vloet ende die zee. ¶ Dat elfte dyalogus.
DJe vloet als die philosooph seyt. is een stadighe loop
des waters. ende een vuchtich makinghe der aerden
Dese ghinck tot die zee ende seydeMit recht wordestu ghehie
door verkeerd gezelschap.
Daarover leert ons een filosoof dat wij er altijd voor moeten kiezen om met goede en nederige mensen samen te wonen zodat wij zelf ook goed kunnen worden.
In Psalmen zegt de profeet David hierover: “Met de heiligen zult u worden geheiligd en met de verkeerden dwaalt u af.”
De heilige apostel Paulus heeft gemerkt dat het erg gevaarlijk is om met slechte mensen te leven. Hij zei: “Wij roepen u op, broeders, in de naam van onze Here Jezus Christus dat u zich zal afwenden van alle mensen die Gods weg niet bewandelen.”
Isidorus zegt: “Het is zorgelijk om met slechte mensen te leven en het is niet goed om te verkeren met hen die kwaadwillig zijn.”
Zo zei de hemel, die met water de aarde schoonspoelt, tegen degene die zwarte kolen op het land bracht en het zwart maakte: “Jij en ik, broeder, wij kunnen niet bij elkaar komen want alles wat ik in één dag was en wit maak dat kun jij in één uur helemaal lelijk en zwart maken.”
Zo zal ook alles wat een goed en wijs mens in lengte van dagen door zware arbeid verworven heeft door de dwaze en slechte mens in één uur verwoest worden.
De elfde dialoog. Over de rivier en de zee
De rivier, zoals de filosoof zegt, is een voortdurende stroom van water, die de aarde bevloeit. De rivier ging naar de zee en zei: “Met recht wordt u
17v
ten die zee dat naden latijn bitter is . Want du altoes in bit=
terheden leuesOm dat du altoes van mijnre soeticheyt drinc
kes.ende in my altoes sendeste bitterheyt uwes waters .
Waer in du seer ondancber ende bitter wordeste gheuonden.
Die zee antwoorden ¶ Siluer ende goudt en is niet met my.
mer dat gheen dat ic heb van minen binnensten dat gheue ic
dy mildelijcken als mijnen trouwen vrient Daer om behoert
tet dat du verduldeliken selste lijden mijne bitterheyt .
¶Want als du dat wel merken wilste . soe vindestu dat daer
al dine soeticheyt ende goetheyt wt sprutende is Doe dit die
vloet hoerden wortse alheel te vreden ende seyde B ittere
dinghen moet hi draghen . die die soete wil ontfanghen .
Aldus moet gheesteliken alle menschen bitterheyt der tribula=
cien verdraghen .ist dat hi die ewighe soeticheyt wil smaken
Daer om seyt gregorius. Tribulaci is die poort des hemels.
Als dauid inden souter oeck seyt . Dit is die poorte des heren
die gherechtighe sellen doer hoer in gaen .¶ Lucas die ewan=
gelist seyt int werck der apostelen. .¶ Doer veel tribulacien
moetmen gaen int rijcke der hemelen ¶Veel menschen vint=
men die der scheminckel ghelijck sijn. welck als si noten eten
wil ende daer om opten noten boem clymmet ende als si in=
den bolster bit ende die bitterheyt vindet . werpt si die noot
wech . ende en mach alsoe niet comen te smaken die soeticheit
der nooten . Des ghelijck doen oeck veel sotter menschen dye
tribulaci van hem werpen als si vernemen die bitterheyt des
lidens . Die niet smaken en sellen die soeticheyt vanden ewi=
ghen leuen . welcke soeticheyt ghegheuen wort den ghenen
die verduldeliken tribulaci verdraghen ¶ Als men leest van
enen heylighen ouden vader die blijnt was . ende gode van
hemelrijck daer of danckede ende seyde . Jc danck god minen
here die mi ghewroken heeft van minen vianden die mi alsoe
veel quaets plegen te doen.doer dese twee verraders ende rouers
mine twe oghen die hi verdoruen heeft. Des ghelijc so leestmen
de zee genoemd, wat in het Latijn bitter betekent.Want jij leeft altijd in bitterheid terwijl je altijd van mijn zoetheid drinkt en mij steeds de bitterheid van jouw water stuurt. Daardoor word je zeer ondankbaar en bitter gevonden.”
De zee antwoordde: “Zilver en goud heb ik niet maar wat ik in mijn binnenste heb dat geef ik je mild, als mijn trouwe vriend. Daarom behoor je geduldig mijn bitterheid te dragen want zoals je wel zult merken, komt daar al jouw zoetheid en goedheid uit voort.” Toen de rivier dit hoorde, werd ze helemaal tevreden en zei: “Wie zoete dingen wil ontvangen, moet de bittere ook verdragen.”
Zo moeten in geestelijke zin alle mensen het bittere van het lijden verdragen als ze de eeuwige zoetheid willen smaken. Daarom zegt Gregorius: “Lijden is de poort naar de hemel.” Zoals ook David in Psalmen zegt: “Dit is de poort van de Heer, de rechtvaardigen zullen daar doorheen gaan.” Lucas de evangelist zegt in Handelingen der Apostelen: “Men moet door veel ellende gaan om in het rijk der hemelen te komen.”
Er zijn veel mensen die op een aap lijken die als hij noten wil eten in de boom klimt en als hij in de bolster bijt de bittere smaak proeft en dan de noot weggooit. Zo kan hij de zoetheid van de noot niet proeven. Op dezelfde manier wijzen veel domme mensen de ellende af als ze de bitterheid van het lijden ondervinden. Zij zullen de zoetheid van het eeuwige leven niet smaken die gegeven wordt aan diegenen die het lijden geduldig verdragen.
Ook kan men lezen over een heilige oude vader die blind was, de hemelse God daarvoor dankte en zei: “Ik dank God mijn Heer die mijn vijanden, die mij veel kwaad plachten te doen, gewroken heeft door deze twee verraders en rovers, mijn twee ogen, te vernietigen.”
Zo leest men
18r
dat een ander gheestelick persoen . doen hi een oghe verloren
hadde hem daer of verblide . Mer doe andere luden hem daer
of bedroefden vraghede hi hem luden om wat oge dat si droe=
uich waren .Si antwoorden om dat oghe dat gy verloren hebt
Doe seyde hi weder .¶Een mensch die twee vianden hadde en
soude niet droeuich wesen van den enen dye storue mer van den
anderen die leuendich bleue . daer om screef Jheronimus tot
enen sinen vrient En wilt niet droeuich wesen van dat ver=
lies des lichtes der oghen dat die vlieghen ende serpenten oec
hebben Men vindet van veel philosophen die op dat si te bet
van binnen hoer ghedachten besluten mochten . hoer eyghen
oghen wt hebben ghesteken .
¶ Van den berch ende dal ¶ Dat twalefte dyalogus
EEn dal lach seer laghe bedruct van enen hoghen ber=
ghe die op hem lach welck om dat si alsoe belast was
onuerduldich wort .¶ Ende began te kiuen teghen
den berch ende seyde Du bose ende onsalighe waer om en la=
teste niet of mi aldus langhe te belasten Jck wil dattu ophou
deste van mi te beswaren ende dattu dijn stede verwanderen
sels want du mi ghenoech onder die voet ghetreden hebste
Of ic wil mi wreken van dy. Die berch antwoerden. Dattu
seggheste en mach niet sijn . want dye schepper alre dinghen
heeft van beghin my aldus verheuen ende di onder mi gheset
ook over een andere geestelijke dat hij zich verheugde toen hij een oog verloren had. Maar toen anderen daarover bedroefd waren, vroeg hij hun om welk oog zij zo droevig waren. Zij antwoordden: “Om het oog dat u verloren hebt.” Toen zei hij weer: “Een mens die twee vijanden had, zou niet droevig moeten zijn om degene die gestorven was maar om de andere die in leven bleef.” Daarom schreef Hieronymus aan een van zijn vrienden: “Wees niet bedroefd over het verlies van het licht in de ogen dat vliegen en slangen ook hebben.”
Men vindt veel filosofen die, opdat zij zich beter kunnen concentreren op hun gedachten, hun eigen ogen uitgestoken hebben.
De twaalfde dialoog. Over berg en dal
Een dal lag zeer laag, neergedrukt door een hoge berg die boven hem lag. Omdat die hem zo in de weg zat, werd het dal ongeduldig en begon te twisten tegen de berg. Hij zei: “Jij boze ellendeling, waarom laat je het niet om mij zo te belasten. Ik wil dat je ophoudt mij te hinderen en dat je je verplaatst want jij hebt mij genoeg onder de voet gelopen. Anders zal ik mij op je wreken.”
De berg antwoordde: “Wat je zegt, kan niet zo zijn want de Schepper van alle dingen heeft mij vanaf het begin zo hoog opgeheven en jou onder mij geplaatst.
18v
Wilt daer om verduldeliken draghen ende lijden dij totten
ionxsten daghe toe . als alle berghen ende hoeuelen vernedert
sellen worden .¶ Als dye propheet ysayas bescrijft . Om dese
woerden wort dat dal seer vertoornt Ende began metten bo=
men ende allen cruden te strijden yeghen den berch dien si mit
scutten ende pilen grote wonden in scoten ende maecten. En=
de doe die berch dit sach wort hi verwoedt van toornicheyt en
de seyde totten dal. Van dinen werke sal ic di veroordelen du
bose knecht wanttu di niet en ontsieste tegens dinen heer strijt
ende vechtelis an te nemen . Ende dit segghende warp hi een
sarcksteen in dat dal ende te brack die ommerinck vanden dal
ende stoetse alheel toe . Dat dal als si aldus veroetmoedicht
was van den slaghen seyde. D Je knechten moeten horen
heren obediren . ende niet teghen hem murmurieren ¶ Aldus
staen oeck veel ondersaten mit boesheyt ende houerdicheyt te
ghen horen ouersten .¶ Waer om mense houden moet onder
dwanck Als die wise man seyt Den ezel selmen gheuen voet=
sel swiep ende last.ende den knecht sijn noetdruft werck ende
bedwanck want als hi onder dwanck staet doet hi sijn werck
ende begheert wt loesicheyt te rusten Jst dat ghi hem laet ver
slappen in den dwanck hy soeckt hoe dat hi vri mach worden
Ende den quaetwillighen knecht selmen gheuen slaghen en=
de dwanck ende sel[t]en houden opt werck dat hy niet loesich
en worde Set hem int werck want dat betaemt hem.¶Men
leest van enen heer die enen verkeerden ende wederspannighen
knecht had : die om dat hy ledich was sinen heer wederstont
mit kiuaetschen woorde Ende die heer gaf hem wel ende bet
sijn deel mit harden slagen ende ontoech hem die ghenoechli=
ke spijse ende spijsede hem mit grouen spise ende hielt hem stren
ghelick in sine wercken te doen Ende doe hi aldus ghehantiert
wort.wort hi te lesten moede ende corrigeerde hem seluen en=
de bedwanck sijn tonghe ende wort saftmoedich in sinen heer
antwoort te gheuenDit is dat salomon seyt Die sinen knecht
van sijrre ioecht leckerliken op voet die sel hem namaels weder
spannich vinden
Daarom moet je dit geduldig dragen en lijden tot aan de jongste dag wanneer alle bergen en heuvels geteisterd zullen worden, zoals de profeet Jesaja beschrijft.”
Het dal werd erg kwaad om deze woorden en begon samen met de bomen en alle kruiden tegen de berg te vechten, waar zij met geschut en pijlen grote gaten in schoten.
Toen de berg dit zag werd hij razend van woede en zei tegen het dal: “Ik veroordeel je om je daden, jij kwade knecht, omdat je niet hebt geaarzeld tegen je heer strijd te voeren.” Terwijl hij dit zei, gooide hij een groot rotsblok in het dal, waarbij de rand van het dal instortte en het helemaal afgesloten werd. Het dal voelde zich klein worden door de klap. Hij zei: “Knechten moeten hun heren gehoorzamen en niet tegen hen morren.”
Zo komen ook veel ondergeschikten met boosheid en trots in opstand tegen hun meerderen en daarom moet men ze in bedwang houden. Zoals de wijze man zegt: “Zoals je de ezel voedsel, de zweep en een last geeft, zo moet je de knecht zijn levensbehoeften en werk geven. Je moet hem in bedwang houden want als hij gedwongen wordt, doet hij zijn werk maar hij verlangt er uit luiheid naar te gaan rusten. Als je de dwang laat verslappen gaat hij zoeken naar hoeveel vrijheid hij kan krijgen. Je moet de kwaadwillige knecht slaag geven en in bedwang houden op het werk zodat hij niet te lui wordt. Zet hem aan het werk want dat hoort bij hem.”
Er was eens een heer die een slechte en opstandige knecht had die, omdat hij lui was, zich met twistzieke woorden tegen zijn heer verzette. En die heer gaf hem er goed van langs met harde klappen. Hij onthield hem het fijne eten, gaf hem alleen maar grof voedsel en zag er streng op toe dat hij zijn werk deed. Toen hij op deze manier behandeld werd, kreeg hij er uiteindelijk genoeg van en ging zichzelf corrigeren. Hij hield zijn tong in bedwang en ging zijn heer op een vriendelijker manier antwoord geven.
Salomo zegt het volgende: “Wie zijn knecht vanaf zijn jeugd te veel verwent, zal later ervaren dat hij opstandig is.”