27v
Pelgrimsche reijse
Beschrijuinge des
Conincklicken tempel
Salomon
Aen dese tempel sietmen noch hedens dachs
staen twalef portalen ende men siet door het
eenen portael een groote lege plaese met veel
olijfbomen oock soo siet men een grote vierkant ghebo
usel twelck boven plat is daer men met trappen
op door een steene poorte gaet ende ijnt midden van
dit viercant soot schint soo is dat den tempel van
Salomon die isser sedert op ghetimmert ende
is bij nae heel ront dan het is int ronde
Cantich dan heet is en Cannen van veeren
soo niet sien want wij en mochten daer
niet bij Coomen wij worden wel berecht
dat dit werck rontsom Seer schoon ende Cost
lick Geschildert was Alles ruijtwijsen
ofte viercantich als oft glasen hadden
Gheweest ende door dese voorschreven
portalen en Moogen geen Cristenen is com
en op de verbeurte vant lijf ofte sij moeten de
turcken aenhangen ende haren Mannieren
Ende weten onderhouden
Een Ander beschrijuinghe vanden
tempel des Conincks salomon twelck
Claerelijck beschreuen is van den E. heer
heronijmus schijt van erffort de selfs in
de tempel Gheweest is ende alles
ghesien heeft alsoo hij betuijcht met zijn eijgen
boeck gedruckt tot erffort int jaer 1615
Voor een vande deuren ofte in ganck des
Voorschreven tempels daer staet eene vier
Canten steene back die altijts vol
Pelgrimage
Beschrijving van de koninklijke tempel van Salomon
Aan deze tempel zitten nog heden ten dage twaalf portalen en men ziet door een portaal heen een grote lege plaats met veel olijfbomen. Men ziet ook een groot vierkant bouwsel dat van boven plat is, waar men via treden naar boven door een stenen poort gaat en in het midden van dit vierkant lijkt het dat de tempel van Salomo er sindsdien op gebouwd was. Hij was bijna helemaal rond, want hij was van deze kant in het rond achtkantig. Wij konden het van ver niet zien, omdat wij daar niet bij mochten komen. Men vertelde ons wel dat dit werk rondom zeer rijk en mooi beschilderd was, alles ruitvormig of vierkant zoals glazen vaak waren. Door deze voornoemde portalen mochten geen christenen naar binnen: daar stond de doodstraf op, of zij moesten bij de Turken horen en zich houden aan hun manieren en wetten.
Een andere beschrijving van de tempel van koning Salomo is die die door de edele heer Hieronymus Scheijdt van Erfford helder beschreven is. Hij zelf is in de tempel geweest en heeft alles gezien zoals hij getuigt in zijn eigen boek, gedrukt in Erfford in 1615. Voor een van de deuren of ingangen van de voornoemde tempel staat een vierkanten stenen bak die altijd vol
28r
nae Jeruselem
vol waters is waer in de tnrcken[1] haer
Altijts wasschen ofte reijnighen eer sij
inden tempel gaen oock soo hangen daer mede
kemmen daer sij haer mede kemmen ende reijnigen
ende gaen als dan blodts hooft ende ghesch
oeijt inden tempel en daer en mogen
geen cristenen in comen ten waer
met Groote prickel ofte ten waer
seer Cekretelijck om geldts wijllen ende soo dat
Anders bevonden worden het waer om beyde
haer Leven te doen dan het gebenrt wel
dat Sulckx gheschiet bij nacht doch seer
priculus soo van de een als vande Ander ende soo
Wije daer in Comt moet de Maniere der turc
ken volgen alsoo boven verhaelt wort ende sij
nemen haren Schoenen ende haer hoet
onder haer armen ende gaen als dan in want
den vloer des tempels is seer Costelijck ende
is met schoon turcksche tapiten behangen
door den ganschen tempel
de pilaren sij van Costelijck orenttael marmer
ende albaster steen aen een van de pilaren
daer hanght aen de handt die onse heere Christus
Een kijnneback slagh gaf noch is daer in te
sijen de 28 sijlvere pennighen daer de heere
Crijstus om vercoft was van gelicken de roede
Moses daer met hij sloegh op den berch ofte
klipen ende inde roede zee hoe wonderlick het
Water dede van een Schijde ende kinderen
van Isarel drochs vodts daer door gingen noch is
daer te sijen de kruijken daer de kinderen van
Isarel het h Manna in vergaderden inde
woestijnen ofte anders genaemt het hemels
broot noch siet men daer de twee steene tafelen
die Moses ontsinck van godt de heere op den
berch sijnai daer de wet godts met zijne vingeren
ingeschreven is als gheschreven stadt exod. 20
[1] [tnrken] lees [turken]
Naar Jeruzalem
water is, waarin de Turken zich altijd wassen of reinigen voor zij de tempel in gaan. Daar hangen ook nieuwe kammen waarmee zij het haar kammen en reinigen en daarna gaan zij blootshoofds en ongeschoeid de tempel in. Er mogen geen christenen in komen tenzij onder groot gevaar of zeer heimelijk door omkoping. Als het anders ontdekt werd dan was het met hun leven gedaan. Het gebeurt dan wel dat zoiets bij nacht plaats vindt, maar dat is zeer gevaarlijk, zowel voor de een als voor de ander. Wie daar binnenkomt moet dat op de Turkse wijze doen zoals hiervoor werd verteld. Zij nemen hun schoenen en hun hoed onder hun arm en gaan daarna naar binnen, want de vloer van de tempel is zeer kostbaar met fraaie Turkse tapijten belegd, de hele tempel door. De pilaren zijn van kostbaar oosters marmer en albast. Aan een van de pilaren hangt de hand van degene die onze Heer Christus een kaakslag gaf. Ook zijn daar te zien de 28 zilveren penningen waarvoor de Heer Christus verraden werd. Zo ook de staf van Mozes, waarmee hij op de berg of de rotsen sloeg en waardoor het water in de Rode Zee als door een wonder uiteen week zodat de kinderen van Israël droogvoets daardoor heen gingen. Ook zijn daar te zien de kruiken waarin de kinderen van Israël het heilig manna, ook wel het hemels brood geheten, in de woestijn verzamelden. Ook ziet men daar de twee stenen tafels die Mozes op de berg Sinaï ontving van God de Heer, waarin de wet van God met Zijn vingers geschreven is, zoals beschreven staat in Exodus 20.
28v
Pelgrimsche reijse
Beschrivinge ende vertonighe des berchs
Calvarije daer op onse salichmaecker
jesu Christi het Menschelijcken geslacht van
haren sonden verlost ende bevrijdt heeft aenden
stamme des Cruijces
A de eerste cappelle F het graff van de coninck
b de tweede baudewijn
C daer den berch geborsten is G de steen vande salvonge
D daer het hooft van adam H den op ganck vanden berch
bewardt wort i de voon plaese vande abijssinen
E het graft van dodefroij K de inganck van de kercken
Dit voorgaende alles gesien hebben Soo gijngen vij pelgrims
nae den berch van Calvarien ende opt
Pelgrimage
Beschrijving en het tonen van de Calvarieberg
waarop onze Zaligmaker
Jezus Christus het menselijke geslacht van
zijn zonden heeft verlost en bevrijd aan de stam van het kruis.
[afbeelding: de Calvarieberg]
A de eerste kapel
b de tweede
C waar de berg gebarsten is
D waar het hoofd van Adam bewaard wordt
E het graf van Godfried
F het graf van koning Boudewijn
G de steen van de zalving
H de opgang van de berg
i het voorplein van de Abessijnen
K de ingang van de kerk
Toen wij dit voorgaande allemaal hadden gezien, gingen wij, pelgrims, naar de Calvarieberg.
29r
Nae Jerusalem
opt hachste deses berch Ghecomen
zijnde Soo trocken wij alle onse Schoene uijt ende
vijt zijnde ontrent de plaese comende daer de heere
Crustus Onse Salicheijt aen de stamme des
Cruijse gevrocht hadde soo is ons een groote
beroerte ende bevinge over ghecomen in een
schijn of ons een grote corse overvallen hadde soo dat
wij hier over seer verschrickt waren niet mij
Alleen maer ons allen
opt hoochste deses berchs daer stadt hedendachs
een ronde capelle oft kercxken ende is boven verwult
den vloer is seer freij beleijt met verschiden schone
Coluren van Marmer ende albastert steen in dit
Voorschreuen kercxken sijet men uijt den vloer ver
heven staen als een graft niet wel soo hooge
als een autaer ende ontrent twee mals soo breet
ende lanck ende boven plat ende int midden is een
rontgat dat in desen steen rots gehouwen is ende
dit gat is diep ontrent 2 voeten en een half ende
rontsom is het beslagen met een Sijlver plaet
gen ende in dit gat heeft ghestaen het Cruijs
Crijsti ende ontrent vier voeten nae het Zuijden
van dijt voorschreven gadt daer is noch te Sijen
Een groote scheure in een steen deses berchs
Welcke steen rodts scheurden als de heere
Crustus zijnen geest gaf aen den Cruijse
Noch wat Zuijt Waerts op desen
berch daer staet eenen Autaer ende is
Ghemaeckt van suijver arientael marmer
steen ende voorts ist allee Costeijck
bevrocht met Mermer steen ende op dese
plaes stonde maria de Moeder Godts Als
haren soon Ghecruijst was ende
bevanghen zijnde met Groter droefheijt
Naar Jeruzalem
Toen wij op het hoogste deel van deze berg gekomen waren, trokken wij allemaal onze schoenen uit. Toen wij waren uitgekomen op de plaats waar de Heer Christus voor onze zaligheid aan de kruispaal heeft gezwoegd, kwam er een grote beroering en beving over ons; het leek wel of een hoge koorts ons had overvallen en wij waren hierover zeer verschrikt, niet alleen ik maar wij allemaal. Op het hoogste punt van deze berg staat heden een ronde kapel of kerk die van boven een gewelf heeft; de vloer is zeer fraai belegd met verschillende kleuren marmer en albast. In de voornoemde kerk ziet men een uit de vloer oprijzende steen als een graf, niet zo hoog als een altaar en ongeveer tweemaal zo breed en zo lang, van boven plat en in het midden een rond gat dat in deze rots gehouwen is. Dit gat is ongeveer 2,5 voet diep, het is rondom beslagen met een zilveren plaatje en in dat gat heeft het kruis van Christus gestaan. Ongeveer 4 voet naar het zuiden van dit voornoemde gat is ook een grote scheur te zien in de steen van deze berg. De rots scheurde toen de Heer Christus aan het kruis de geest gaf.
Iets zuidelijker op deze berg staat een altaar dat is gemaakt van zuiver oosters marmer en verder is het allemaal rijkelijk bewerkt met marmer. Op deze plaats stond Maria, de moeder van God, toen haar Zoon gekruisigd werd en waar zij werd bevangen door grote droefheid.
29v
Pelgrimsche reijse
A het gat daer het Cruijs Crijsti E den autaer vande Catolijcken
ingestelt was F de plaesse daer onse salic
B daer de Cruijsen der moordenaren hmacker aen het
stonden [[1]] gehecht wort
C daer den berch geborsten was G den inganck vanden berch
D de camer der gotthen
Ons worden oock hier vertoont de plaese daer op
Jooden de heere Crustus opt Cruijs vast
naegelen en Zijn gebenedide licham vijt ghereckt
hebben ende hier hangen tweenvijftijch brandende
Lampen ende wij vorde berecht van dieversche
pelgrijms die in de heijlige plaese weecke alle
de heijlig plaese besocht hadde dat de griecken de
Welcke inde goe wecke Aldaer comen als
pelgrims om te besoecken allee
[1] {Cruijs] ontbreekt
Pelgrimage
[afbeelding]
A het gat waarin het kruis van Christus was gezet
B waar de kruisen van de moordenaars stonden
C waar de berg gebarsten was
D de kamer van de Goten
E het altaar van de katholieken
F de plaats waar onze Zaligmaker aan het kruis genageld werd
G de ingang van de berg
Zo werd hier ook de plaats getoond waarop de Joden de Here Christus hebben vastgenageld en Zijn gezegende lichaam hebben uitgerekt. Hier hangen 52 brandende lampen. Wij hoorden van diverse pelgrims die in de heilige week alle heilige plaatsen bezocht hadden, en wij vernamen dat de Grieken in de goede week daar als pelgrims komen om te bezoeken al
30r
Nae Jerusalem
Dese heijlige plaetsen ende op den paesauont soo
doen de minnebroeders op desen berch den h dienst
Godts ende als dese dienst gedaen is soo gaen uijt
alle de lampen ende kaersen van sich selfs daer het alle
de om standers sijen die anders altijts branden ende nu al
uijt wesende wederom van sich selfs ontsteecken sonder
enich toe doen van menschen tot een Wonder
teecken van allee de omstanders diet aensien
nu desen voorschreven heijlige plaetsen besien ende
besocht hebbende op den heijlige berch van Calvareijen
zijn wij weder om neder waerts ghegaen ende besochten
de plaetsen daer Maria de Moeder Godts het
Doode licham van haren lieven soon heeft ontfangen
aldaer Joseph van armatijen met nicodemus dit lich
aem Jesum vanden Cruijsen hebben afgenomen ende
met Costelicke salve gesalft hebben ende in linnen
doecken gewonnen gelicker wijs de manieren was vande
begraffenisse der Jooden ende hebben het licham
geleijt in een nieut graf met Groter droefh
eijt opt t selfde graff leijt nu een lanckwerpich
gen schoonen Marmer steen een weijnich uijt der
Aerden verheven Als hier vooren noch eens verh
alt is die men alder eerst siet als men inde tempel
vant heijlich graft comt ende hier ouer hangen
acht brandende lampen ende noch vier daerbij
ofte ontrent
dit alles wel besiecht hebbende zijn wij ghegaen
nae de Speloncken vant heijlige graf selfs
Aldaer wij allee onse Schoenen uijtgetrocken ende
alsoo int heijligh graff gegaen doe knielde wij
neder ende hebben ons ghebedt ootmoedelicke
Gedaen Godt Danckende ende louende dat
hij ons Sondighe menschen hadden toe gelaeten
Dese heijlighe plaetsen te mooghen
Besoecken Ende Met onse oogen te
mooghen aenschouwen
Naar Jeruzalem
deze heilige plaatsen. Op paasavond houden de minderbroeders een heilige dienst voor God en als deze dienst klaar is, gaan alle lampen en kaarsen die anders altijd branden, uit zichzelf uit en dat zien alle omstanders. Als alle lampen uit zijn gegaan, ontsteken zij zich weer vanzelf zonder enig toedoen van mensen, als een wonderteken voor alle omstanders die het zien. Toen wij deze voornoemde heilige plaatsen op de heilige Calvarieberg gezien en bezocht hadden, zijn wij weer naar beneden gegaan en hebben de plaats bezocht waar Maria, de Moeder van God, het dode lichaam van haar lieve zoon heeft ontvangen. Daar heeft Jozef van Arimathea met Nikodemus het lichaam van Jezus van het kruis afgenomen, met kostbare zalf gezalfd en in linnen doeken gewonden, zoals de gewoontes waren bij begrafenissen van de Joden en zij hebben het lichaam met grote droefheid in een nieuw graf gelegd. Op datzelfde graf ligt nu een langwerpige mooie marmeren steen die een beetje boven de grond uitsteekt, zoals hiervoor al eens verteld is, en die men het allereerst ziet als men in de tempel van het Heilig Graf komt. Erboven hangen acht brandende lampen en nog vier in de nabijheid. Toen wij alles goed bekeken hadden, zijn wij naar de spelonk van het Heilig Graf zelf gegaan, waar wij allen onze schoenen hebben uitgetrokken en zo in het Heilig Graf zijn gegaan. Toen knielden wij neer en hebben op eerbiedige wijze ons gebed gedaan, God dankend en lovend dat Hij ons, zondige mensen had toegestaan deze heilige plaatsen te mogen bezoeken en met onze ogen te mogen aanschouwen.
30v
Pelgrimsche reijse
[Idem 29v !!!]
Pelgimage
{Idem 29v !!!]
31r
Nae Jerusalem
[Idem 30r !!!]
Naar Jeruzalem
[Idem 30r !!!]
31v
Pelgrimsche Reijse
De Speloncken vant heijlich graft
is Lanckt 7 Groote voeten ende daer over
De Lengten aen beijde Sijden ende aen de een
Zijde over de brede soo ist aen ofte in de mur
Ghemesselt Alsoo dat men maer aen de een Zijden
van de brede daer tegen can aen staen ende stae vijt
Den gront verheven ontrent Soo hoogh
Als een Autaer ende is van vooren ende
booven met Suijver marmer steen becledt soo dat
Men daer op mach celebreeren ende het binnensten
ende voort niemant vertoont daer de heeren
Crustus Ghelegen heeft want het Schijn
of daer noch een licham was leggende
van gedaenten ende het wert ghedaen dat het
niemant questen ofte enigh hinder doen
mochten ende blijft Alsoo is berustenden
want allee de pelgrims Souden seer begerich
Zijn om daer van ijets te hebben ende
over dit heijligh Graft hangen 42 brandende
Lampen
Pelgrimage
[afbeelding]
De spelonk van het Heilig Graf is 7 grote voeten lang en het graf is over de lengte aan beide zijden en over de breedte aan een zijde aan of in de muur gemetseld zodat men maar aan een brede zijde ertegenaan kan staan. Het graf steekt uit de grond, ongeveer zo hoog als een altaar en is van voren en van boven met zuiver marmer bedekt, zodat men erop kan celebreren. Het binnenste waar de Here Christus gelegen heeft, wordt aan niemand getoond, want het schijnt dat daar nog een lichaam of gedaante ligt en er werd besloten dat niemand het beschadigen mocht of enige hinder veroorzaken; dat blijft zo en men berust daarin. Want alle pelgrims zouden zeer begerig zijn om van het lichaam iets te hebben. Boven dit graf hangen 42 brandende lampen.
32r
Nae Jerusalem
Als wij uijt het heijlich Graft Gaen
Wijlde door een deure die welcke Seer lege
Was soo worde ons noch vertoont een speloncke
Die daer aenghemackt is door deese Voorschreven
Speloncke can men oock gaen tot het heijlighe Graft
Ende is van eenderbrete daer de drie Maria stonden
op den heijlighen pasdach om Jesun te Saluen int midden
van desen plaetse is noch een stuck van een steen die opt
heijlighe graft gelegen heeft waer van de 3 mari
en spracken onder wegen al gaende wie sal ons
Desen steen af wentelen van den deuren des
Grafs want sij is Groot alsoo gheschreven
staet marcus 1.6.v.3. ende leijt ontrent een voet boven der aerden
vast Ghemesselt daerop heeft den engel Geseten
seggende tot haer en weest niet verschrickt noch bevreest
ghij soeckt Jesum van Nazereth den Ghecruijsten hij is
Verresen hij is hier niet meer besiet de plaetsen daer sij hem gelit
hebben ende daer hijngen 15 brandende Lampen int
heijlich Graft soot Schijnt soo hanck daer een stuck
Schilderie daer de verrijsenissen in geschildert
is dauis nu geheel verduijstert door den
roock ofte damp der Lampen oock is daer te
Sien een out stuck Schilderije op desen
berch van Calvareien daer de heere Crijstus
Aent Cruijs hangt Soo Groot als een gemen
Mans langte t welck seer is werweckende
tot devotie soot schijnt soo is dit Cruijs
Gemaeckt van vierder hande houdt alsoo
schrijvers daer
van verhalen te weten den eersten op gaende
Boom ten twede het dwaers houdt ten
derden den Voetbanck ten vierden daer
den tijtel opt H Cruijs Gheschreven
stonden Jesus Nazarenes Rex
Jndeorum dese
Naar Jeruzalem
Toen wij uit het Heilig Graf gingen, wilden wij door een deur die zeer laag was en men toonde ons nog een spelonk die daar gemaakt was. Door deze voornoemde spelonk kan men ook bij het Heilig Graf komen. Het is van dezelfde breedte en daar stonden de drie Maria's op de heilige paasdag om Jezus te zalven. In het midden van deze plaats ligt ook een stuk van een steen die op het Heilig Graf gelegen heeft en waarover de drie Maria's onderweg, al gaande spraken: 'Wie zal voor ons deze steen afwentelen van het deksel van het graf, want hij is groot.' Zoals geschreven staat in Marcus 16:3. Hij ligt ongeveer een voet boven de aarde vastgemetseld. Daarop heeft de engel gezeten en die zei tegen hen: 'Weest noch verschrikt, noch bevreesd. Gij zoekt Jezus van Nazareth, de gekruisigde, Hij is verrezen en hier niet meer, kijk naar de plaats waar zij Hem gelegd hebben.' Daar hingen vijftien brandende lampen. Naar het schijnt hangt daar een stuk schilderij waarop de herrijzenis geschilderd is. Die is nu geheel verduisterd door de rook of damp van de lampen. Daar is ook een oud stuk te zien van een schilderij van de Calvarieberg waar de Here Christus aan het kruis hangt, zo groot als een man gewoonlijk lang is, een schilderij dat zeer tot devotie opwekt. Naar het schijnt is dit kruis gemaakt van vier stukken hout, zoals de schrijvers daarover verhalen. Ten eerste het rechtopstaande hout, ten tweede het dwarshout, ten derde de voetbank, ten vierde het hout waar de titel op het kruis geschreven stond: Jezus van Nazareth, koning der Joden.
32v
Pelgrimsche Reijsen
Dese voorschreven speloncke vant heijlich graft
staet int midden van het Cruijs werck ende boven de
Speloncke des heijlighen grafts int opperst van de
kercke daer staet een groot ront gadt soo dat dese spelonck
Recht onder den blaven hemel comt ende voorts allee
het werck vande kercke westwaerts is rontachtich op de
Mannieren als onse Cooren in onse kercken gemackt zijn
dijt heijlich Graft in van buijten ende van binnen
met Suijver marmer steen becleet met eenighe pila
ren daer buijten daer tusschen hangen Seven branden
de lampen de Griecken hebben hier achter
Aen een Capelle ghetimmert ende woonen met menichen
Daer in ende daer in hangen ghestadich twintich
brandende lampen met een groote Croon daer het
Licht Schier Schint ontelbaer op te staen
Int Midden vande toor daer leijt een Steen op desen
plaetsen stonde de heere Crustus ende sprack
ick stae int Midden van de Gansche werelt
in dit toor hangen 28 brandende Lampen ende twee
daer buijten Als wij nu Allee dese heijlighe
Pelgrimage
[afbeelding]
Deze voornoemde spelonk van het Heilige Graf staat in het midden van het kruisgewelf en boven de spelonk van het Heilige Graf; in het bovenste van de kerk daar is een groot rond gat zodat deze spelonk recht onder de blauwe hemel komt. Al het westwerk van de kerk is rondachtig zoals onze koren in onze kerken gemaakt zijn. Dit Heilig Graf is van buiten en van binnen met zuiver marmer bekleed, met enige pilaren daarbuiten waartussen zeven brandende lampen hangen. De Grieken hebben er achteraan vast een kapel gebouwd en wonen daarin met menigeen. Daarin hangen gestadig twintig brandende lampen met een grote kroon waar het licht bijna ontelbare keren op lijkt te schijnen. In het midden van de toren ligt een steen en op die plaats stond de Here Christus en sprak: 'Ik sta in het midden van de ganse wereld'. In deze toren en erbuiten hangen 28 brandende lampen. Toen wij al deze heilige
33r
Nae Jerusalem
Plaetse ghesijen Ende besocht hadden
Soo zijn wij wederom gheceert nae de heijlighe
Stadt Jerusalem daer de minnebroeders
voonen ende die eeten voor hem bracht die
Mocht wat eeten ende Gijngen voorts
Nae onse ruste.
Op den 26 Augustus des Morgens ten
twee vren voor den dacht soo heeft een iegelick
Diet beliefden versocht zijn devotie te houden op Alle
De heijlighe plaetse hier vooren verhaelt ende
Daer nae een ijegelijcken ghebiechtet ende de opsolu
tie hebbende soo bereijden hem een ijder om te ontfa
nghen het heijlich Sacrament des Autaers
ontrent ten Acht vijren des Morgens soo heeft
de vicarius int heijlich Graft de hooghmissen
Gesongen ter eeren Godts ende zijner
verrijsenisse ende nae de Elevatie soo hebben
wij int heijlighe Graft het waerachtich
Licham ende bloet ons heeren Jesu Cristus
Onder den Gedaente van broot ontfangen
Voor ende nae de hooch Mijsse hebben
wij met prosseje omt heijlich Graf gegaen
Ende Soo weder nae onser Liever vrouwen
Cappelle Ghekeert
Wij pelgrims Gingen noch een kercke ofte
tempel Besoecken dese tempel hebben de
turcken in plachten soo ons berecht is ende
Daer en Comt Niemant in dan met believen
vanden turck ende hier wonen acht verscheijden
Naetien van volcken ende zijn allee Cristenen
Ende Elck heeft zijn besonder Woonplaetsen
daer Sij haer dingen doen tgeen haer belast
is ende Sijn Seer eendrachtich onder den
Anderen oock soo waren onder desen eenighe uijt
papeians landt desen waren getekent voor haer voor
hoofden met drie streecken ofte teeckenen t welck
met eeen eijser daer op gebrant was dit
Naar Jeruzalem
plaatsen gezien en bezocht hadden, zijn wij weer teruggekeerd naar de heilige stad Jeruzalem, waar de minderbroeders wonen. Degenen die eten hadden meegebracht, mochten wat eten en gingen voorts na ons rusten. Op 26 augustus 's morgens 2 uur voor zonsopkomst heeft men iedereen die het behaagde, verzocht zijn devotie te houden op alle heilige plaatsen die hiervoor genoemd zijn. Nadat iedereen gebiecht en de absolutie had ontvangen, bereidde eenieder zich voor om het Heilig Sacrament van het altaar te ontvangen. Ongeveer 8 uur 's morgens heeft de vicaris in het Heilig Graf de hoogmis gezongen ter ere Gods en Zijn verrijzenis. Na de elevatie hebben wij in het Heilig Graf het waarachtig lichaam en bloed van onze Here Jezus Christus in de vorm van brood ontvangen. Voor en na de hoogmis hebben wij in processie om het Heilig Graf gelopen. Daarna zijn wij weer teruggekeerd naar de Onze-Lieve-Vrouwekapel. Wij, pelgrims gingen nog een kerk of tempel bezoeken. Men vertelde ons dat de Turken deze tempel in gebruik hebben. Daar komt niemand in als het de Turken niet behaagt. Hier wonen acht verschillende volken die allemaal christelijk zijn en elk volk heeft zijn eigen woonruimte waar het zijn dingen doet waarmee het belast is. Deze volken zijn zeer eendrachtig; onder hen waren onder andere ook enige uit Pape Jansland en die waren getekend op hun voorhoofd met drie streken of tekenen die er met een ijzer op waren gebrand. Dit
33v
Pelgrimsche Reijse
hebben Sij in de plaetse want vormsel ende
Allee dese acht natien gheloofden allee in Jesum
Cristum ende elcken Natien excerceert zijnde
religie alsoot in haer Lant ghebruijckelijcken is sonder
iets den een of den Ander te molesteeren dan ons en
Was niet bekent oftse allee religieus zijn of niet ende
Alle dese woorden onder houden elck in
zijn Lant ende t geen sij eeten ofte drincken Comt
van Jerusalem daer Sij vrienden hebben die hun
Dit Becicken Sonder dat mosten Sij van
hongers noot vergaen Altgeen dat Sij
Cregen dat wordt haer Ghereijckt door
Enighe gaten die in de kerck deur zijn
Ende ten Selfde daghen voorschreven Soo
zijn wij pelgrims weder om uijt Ghegaen ontrent
Drie uren nae den middagh ende besochten
een Griecxsen kercke op dese plaets is
S Jacop onthooft Gewoorden
Pelgrimage
hebben zij in de plaats van het vormsel en al deze acht naties geloven in Jezus Christus en elke natie oefent zijn godsdienst uit zoals het in hun land gebruikelijk is zonder de een of de ander lastig te vallen. Aan ons is niet bekend of iedereen religieus is of niet. Zij worden allen onderhouden en wat zij eten en drinken komt uit Jeruzalem, waar zij vrienden hebben, elk uit zijn eigen land, die hun dit beschikbaar stellen, want zonder dit zouden zij van de honger omkomen. Alles wat zij krijgen, wordt hun aangereikt door een paar gaten die in de kerkdeur zitten. Diezelfde voornoemde dag zijn wij, pelgrims, ongeveer drie uur na de middag weer uitgegaan en wij bezochten een Griekse kerk. Op deze plaats is St. Jacob onthoofd.
34r
Nae Jerusalem
A den steen die voor het graft B de gevanckenisse Jesu
ons heeren was Cristo
Oock Soo worden ons vertoont het huijs
van Annas de bisschop op welcken plaets
nu een kercke staet ende buiten desen
kercken Leijt een steen inghemetselt daer de
heere Christus op Sat Als hi een Cack
Slach Creegh van Annas diennaer Seggende
Sult ghij alsoo een biscop antwoorden
Naar Jeruzalem
[afbeelding]
A de steen die voor het graf van onze Heer lag
B de gevangenis van Jezus Christus.
Men toonde ons ook het huis van Annas de bisschop. Op deze plaats staat nu een kerk. Buiten deze kerk ligt een steen ingemetseld, waar de Here Christus op zat toen hij een kaakslag kreeg van een dienaar van Annas, terwijl die zei: 'Zult Gij een bisschop zo antwoorden!'
34v
Pelgrimsche Reijse
A het huijs van Caiphas c de plaetse daer S peteris sich
B de pilaer daer de haen op cride wermde met de diennaers
Daer nae worden ons vertoont buijten Jerusalem t huijs van
van Caiphas op dese plaetse staet nu een kerck opt hoogh autaer
Daer Leijt een steen van het heijlighe Graft ende
Daer is een hoeck afghebrocken oft geslagen
in de kercke is den kercker daer onse Salichmaker
in Gevangen gelegen heeft ende is soo enge oft nau
Datter nauwelicx een mensche in leggen Can
Niet wijt van hier buijten dese kercke daer
worde ons de plaes vertoont daer S pieter den haen tot
drie reijsen hoorden kreijen ende den heeren onse
Salichmacker vervolgden.
ontrent dese plaetse was oock het hoochst
van de berch Sion daer de heere Cristus het H
Pelgrimage
[afbeelding]
A het huis van Kajafas
B de pilaar waarop de haan kraaide
c de plaats waar St. Petrus zich warmde met de dienaren
Daarna toonde men ons buiten Jeruzalem het huis van Kajafas. Op deze plaats staat nu een kerk. Op het hoge altaar daar ligt nu een steen van het Heilig Graf en daar is een hoek afgebroken of afgeslagen. In de kerk is een kerker waar onze Zaligmaker in gevangen gezeten heeft en die is zo eng of nauw dat er nauwelijks een mens in kan liggen. Niet ver van hier, buiten deze kerk toonde men ons de plaats waar St. Petrus de haan tot driemaal toe hoorde kraaien en de Here onze Zaligmaker verloochende. Ongeveer op deze plaats was ook het hoogste punt van de berg Sion waar de Here Christus het Heilig
35r
Nae Jerusalem
Auontmael Met Sijnen desiepelen heeft
Gegeten ock daer de apostelen den heijligen
Geest op den heijligen pincxsterdach ontfangen
hebben
Van Gelijcken Soo openbaerde de heere Cristus
Zijnen Diesiepelen nae zijn verrijsenisse op den
berch Sion daer sprack Cristus dese woorden
tot thomam steeckt u hant in mijnen Zijde Ghij
zult vijnden den steeck vanden speer liet hem
oock Sien de Gaten van Sijn handen ende
voeten ende zeijde weest niet ongelonich maer gelouich
hier Leijt oock begraven den heijligen propheet
Dauid ende op desen berch is noch veel meer Gheschiet
het Soude mijn te banc vallen alles hier int Cleen tee
Verhalen op desen Berch Sion Sagen wij de huijsinghe
van buijten aldaer de bijnnebroeders haer Cconvent gehadt
hebben ende den turck heeft heeft het haer afgenomen
ontrent t Sestich jaer geleden ende haer wederom een plaetsen
in Jerusalem vergunt Soo dat dese plaes mede in
Groter deuotie Ghehouden wert ouermits dat den
Coninck dauid daer begraven is.
In het dal Josaphat bij Jerusalem is ons
Oock vertoont de plaetse daer de Jooden het
Doode Licham van de Maget Maria den
Apostel wijlden ontweldigen Alles Sij daer
meede besich waren om ter aerden te brengen
in het voorschreven dal van Josaphat desen
plaetse besien hebbende Soo zijn wij weederom
Gekeert nae jerusalem Ende hebben gaen
Zesien het huijs vanden heijligen euangelist S
Marcus den welcken een desiepel Gheweest
Van S. pieter den Apostel op desen plaetsen
is nu een kerck Getimmert ende is de plaetsen
daer S pieter quam als hij vanden engel
Godts verlost was uijt den kercker ofte gevancken
Ons worde oock daer bij vertoont de eijsesre
Die daer leijt totter stadt van jerusalem die
van Selfs open Ginck als S pieter Gelijt
Ende verloost worden van de engel vijt den
kerkcer hier bij is ons oock vertoont
Naar Jeruzalem
Avondmaal met zijn discipelen heeft gegeten. Ook hebben daar de apostelen de Heilige Geest ontvangen op de heilige pinksterdag. Tevens openbaarde de Here Christus aan Zijn discipelen Zijn verrijzenis op de berg Sion. Daar sprak Jezus deze woorden tot Thomas: 'Steek uw hand in mijn Zij, gij zult de steek van de speer vinden.' Hij liet hem ook de gaten in Zijn handen en voeten zien en zei: 'Wees niet ongelovig, maar gelovig.' Hier ligt ook de heilige profeet David begraven en op deze berg is nog veel meer gebeurd. Het zou mij te lang duren alles hier in het kort te vertellen. Op deze berg Sion zagen wij de buitenkant van de behuizing waar de minderbroeders hun convent hebben gehad, maar de Turken hebben die ongeveer zestig jaar geleden van hen afgepakt en hun opnieuw een plaats gegund in Jeruzalem, zodat deze plaats bovendien in een grotere devotie werd gehouden, vooral omdat koning David daar begraven ligt. In het dal Josaphat bij Jeruzalem toonde men ons ook de plaats waar de Joden het dode lichaam van de maagd Maria met geweld aan de apostel wilden ontrukken toen die bezig was om het ter aarde te bestellen in het voornoemde dal Josaphat. Toen wij de plaats gezien hadden, zijn wij weer teruggekeerd in Jeruzalem en zijn het huis gaan bekijken van de heilige evangelist St. Marcus, die een discipel is geweest van St. Petrus de apostel. Op deze plaats is nu een kerk gebouwd en dat is de plaats waar St. Petrus kwam toen hij door de engel van God verlost werd uit de kerker ofwel gevangenis. Men toonde ons ook daarbij de ijzeren poort die naar Jeruzalem leidde en vanzelf openging toen Petrus door de engel uit de kerker geleid en verlost werd. Daarbij toonde men ons ook
35v
Pelgrimsche reijse
De plaetse daer den euangelist S jan
Ghebooren is oock quamen wij verbij de plaets
ofte tempel des heijligen grafs ende Sagen
Den Gevanckenisse daer S pieter ghevangen
gelegen hadden aldaer de Misdadegers noch hedens
dachs haer Ghevanghen plaets hebben
Ons worden oock vertoont de plaets van Sinte
Anna daer onse Lieve vrouwe maria
Gebooren is ende daer staet nu een
kercxken op Getimmert ende voorts
Gaende besochten wij de plaetse ofte t huijs van
Veronica ende daer den reijcken Man gewoont heeft
oock Soo worden ons vertoont de eijgenste plaets
daer Sijmon van Cirenen ghedwonghen worden om te
Helpen dragen het Cruijs onsen onses Salichmac
kers jesus Cristus hier ontrent
stont Maria de Moeder Godts als Cristus
voor bij Gijnck belast zijnde met een Cruijse ende
Ginck nae den berch Calvareien om aldaer ghec
ruijst te worden Sij dat Siende beswimde ende
op dees plaets staet nu een vervallen kercxken ofte
kapelle wat voorts gaende is ons vertoont
het huijs van pelatus ende huijs van herodus
want dese twee staen bij nae onder malcander
daer sagen wij eenen groten Steenen bogen
daer men onder door gaet ende daer boven op staen
twee open vensters int midden met een ront pilaerken
op desen plaets dede pilatus onsen Sarichmacker
stellen als hij hem liet geselen kroonen ende bespotten
Ende Seijden tot enen Scharen van de volcken
Exse homo aen siet den mensche ende riepen
Al met luijden stemme neemt hem wech
neemt hem wech ende Cruijst hem
oock Soo Gingen wij besichtigen
Probatica t welck pissima Ghenaemt
is ende dat is int Vier Cant bemuert
Pelgrimage
de plaats waar de evangelist St. Jan is geboren. Wij kwamen ook voorbij de plaats of tempel van het Heilig Graf en zagen de gevangenis waar St. Petrus gevangen heeft gezeten. Het is nog tot op heden de plaats waar misdadigers gevangen worden gehouden. Men toonde ons ook de plaats van St. Anna, waar Onze-Lieve-Vrouwe Maria geboren is; daar is nu een kerk gebouwd. Na verder te zijn gegaan, bezochten wij de plaats of het huis van Veronica, waar de rijke man gewoond heeft. Men toonde ons ook de plaats zelf waar Simon van Cirene gedwongen werd om het kruis van onze Zaligmaker Jezus Christus te helpen dragen. Hier ongeveer stond Maria, de moeder van God, toen Christus voorbijging, onder de last van een kruis op weg naar de Calvarieberg, om daar gekruisigd te worden. Toen zij dat zag, bezwijmde zij en op die plaats staat nu een vervallen kerkje of kapel. Toen wij iets verder gingen, toonde men ons het huis van Pilatus en het huis van Herodus, want deze twee staan bijna onder elkaar. Daar zagen wij een grote stenen boog waar men onder door gaat en daarbovenop zijn twee open vensters met in het midden een rond pilaartje. Op deze plaats liet Pilatus onze Zaligmaker neerzetten toen hij Hem liet geselen, kronen en bespotten. En hij zei tegen een schare mensen: 'Ecce homo, ziet de mens.' En die riepen allemaal met luide stemmen: 'Breng hem weg, breng hem weg en kruisig hem.' Zo gingen wij ook Probatica bezichtigen, dat Piscina genoemd wordt en dat aan vier kanten een muur heeft.
36r
Nae Jerusalem
Seer diep zijnde ende Als wijt Sagen
Soo en wasser Geen water in ouermits
het des Somer tijt daer weijnigh ofte niet en
Regent ende is bij het portael van Salomons
tempel welcke pissine allee jaers eens het
water Geroert wierde vanden engel eerst int
water Conde Comen dese Woorden van Siecte
Ofte Cranckheijdt Genesen hoedanige ware
Sware Sieckte dat Sij hadden
op den 28 Augustus des Morgens voorden sonne
op Ganck Soo zijn wij Gereden nae den olijf
Berch den welcke Leijt ontrent een mijlen
Wechs buijten Jerusalem ende zijn Gecomen
Opt hoochste van desen berch want het
is een Groote hoochte ende is den
hoochsten berch die ontrent Jerusalem Leijt
ende besocht allee de plaetse hier nae beschre
ven eerstelijcke is ons vertoont daer den
verrader Judas hem verhangen hadden aen eenen
vleere boom van Ghelicke den plaets daer
den vijgenboom gestaen hadde die de heeren
Cristus vermalidide om dat hijer Geen vruchten
Aen den vant vant hem hongerden van daer
Gingen wij besichtigen het huijs van Simon
Laprosus ende is gelegen in bethanien daer den
heere Cristus Gheherbercht was ende van den
Apostelen Gedoopt ende worden Genaemt
Juluis ende op de plaetse worde Maria
Machdalena Allee haer Sonden vergeven
ende van hijer Reijsen wij nae het Casteeltgen
van lazarus ende is oock aldaer Ghestorven
ende dit is in Alles vervallen ende bij desen
plaetse heeft de heere Crustus Lazarum vanden
doot verweckt daer nu op staet een kerck
der Jooden ende is ronts om besloten Sonder
Dack op de maniere als in andere Landen de
kaes banen Gemaeckt zijn Soo dat wij boven
opt hoochste Alles wel Sien Conden
Naar Jeruzalem
Het was zeer diep en toen wij het zagen was er geen water in omdat het daar in de zomer weinig of niet regent. Het ligt bij het portaal van de tempel van Salomo en het water in die poel wordt eenmaal per jaar beroerd door de engel en wie daarna als eerste in het water kan komen, wordt van zijn ziekte genezen, hoe ernstig de ziekte die hij heeft, ook is. Op 28 augustus 's morgens voor zonsopgang reden wij naar de Olijfberg, die ongeveer een mijl buiten Jeruzalem staat. Wij kwamen op het hoogste punt van deze berg en dat ligt op grote hoogte: het is de hoogste berg in de omgeving van Jeruzalem. Wij bezochten alle plaatsen die hierna beschreven worden. Ten eerste toonde men ons de plaats waar de verrader Judas zich verhangen had aan een vlierboom, evenals de plaats waar de vijgenboom gestaan heeft die door de Here Christus verdoemd werd geacht omdat Hij er geen vruchten aan vond; immers Hij had honger. Daarna bezichtigden wij het huis van Simon de melaatse, dat in Bethanië staat. Daar logeerde de Here Christus. En daar werd Simon door de apostel gedoopt en hij kreeg daarbij de naam Julius. Op die plaats werden Maria Magdalena al haar zonden vergeven. Hiervandaan reisden wij naar het kasteeltje van Lazarus waar hij ook is gestorven en dat helemaal vervallen is. Op deze plaats heeft de Here Christus Lazarus uit de dood opgewekt. Er staat nu een Joodse kerk die rondom is bemuurd zonder dak, op de manier zoals in andere landen de kaatsbanen gemaakt zijn, zodat wij boven op het hoogste punt alles goed konden zien.
36v
Pelgrimsche Reijse
Vandaer Gaende Soo is ons onderwegen gewesen
Een ronde steen of het was een stuck van een pilas
Daer de heere crustus op Gheseten heeft ver
wachtende Maria Magdalena ende martham
haer Suster Als zij tot hem Ghecomen zijn
Seijde Sij heer hadt Ghij hier geweest
Onse broeder Laserus en Soude
niet Gestorven zijn
Niet wijt van hijer worden ons oock gewesen
het huijs vanden heijligen Maget Maria Mach
delena ende oock het huijs van Marta
haren Suster de welcke niet veere van
Malcanderen en staen ende zijn
oock vervallen
Ende wij zijn oock Ghecomen op de plaets
van bethage ende dijt is bij de voorighe
tijden een dorp Gheweest ende tot desen
plaetse sont de heer zijn twee Apostelen heeft
Ghesonden ende Seggende Gaet in dat
Castel dat voor u Leijt daer in Sult ghij
vijnden een Eselinne Ghebonden met het jonge
ontbinsel ende brenchtse Mij ende
Soo daer iemant tegens Seijt
Soo Spreckt de heere heeftse
Van doen ende Sullense terstont
Volgen Laten
Pelgrimage
Toen wij daarvandaan gingen, wees men ons een ronde steen aan of een stuk van een pilaar, waarop de Here Christus heeft gezeten toen Hij er wachtte op Maria Magdalena en Martha, haar zuster. Toen zij bij Hem kwamen, zeiden zij: 'Heer, als Gij hier geweest was dan zou onze broer Lazarus niet gestorven zijn.' Niet ver van hier wees men ons ook het huis van de heilige maagd Maria Magdalena en ook het huis van Martha, haar zuster, die niet ver van elkaar staan en vervallen zijn. Wij kwamen ook bij de plaats Bethanië, dat in vroeger tijden een dorp geweest is en naar deze plaats zond de Heer zijn twee apostelen terwijl Hij zei: 'Ga het kasteel binnen dat voor u staat, daarin zult gij een vastgebonden ezelin vinden. Maak haar los en breng haar naar mij en als iemand daar iets over zegt, zeg dan dat de Heer haar nodig heeft en ze zullen haar meteen laten volgen.'
37r
Nae Jerusalem
De ordre ende Ceremonien Om
Ridder Geslagen te worden
vant heijige Graf twelck
gebruickt ende onderhouden
wert in deser naervolgende
Manieren
In den Namen Jesus Cristus amen
Beginnende op desen Maniere omte beliden
ende om te mogen worden een ridder vant h
Graf voor eerst eer hij rijdder Ghemackt
wort Soo bereijden hij hem tot deuotie des
heijligen Strijts ende als heij nu Sijnen biechte
ende Misse Ghehoort heeft ende voort
Alles volbracht heeft Soo wordt hij ingelaten
inden sael vant heijligen Graft ende Soo
wert alles volbrocht op dese naervolgende manier
ten Eersten Als Sij alt Samen zijn int
heijlige graft Soo wort daer ingesongen
den hogen veni Creatuijr etc
Met dieuerschen Colecten van de heijligen Geest
dijt Gedaen zijnde Soo vraght den Gerdejen
wat is vwen beegeerten Soo antwoorden hij met
Gheboogen knielen ick begeere te woorden
Een rijdder vant heijlighe Graft onses
Salichmackers Jesus Crijstus
daer nae wort hem gevracht van wat staet
ofte Condisije dat hij is Soo antwoort hij van
Edelen Gheslacht ende van goede eerlijcke ouders
hem wederom vragende of hij oock macht heeft
om hem te onderhouden van dese waerdicheijt
ende ridderlicke Staet Sonder eenijghe Coop
manschap ofte anbacht te doen
daer op antwoorde hij ick hebbe met Godts
Gratie tijdelijck Godts genoech op den aerden
Soo zijt Ghij bereijt metter herte ende mondt
te Sweeren dat ghij de Sacramenten des
strijdts wijlt onderhouden Alsoo hier nae volgen sullen
ten eersten een ridder vant heijlighen Graft
die moet allee dachs de Godts dienst der
Misse hooren ten tweeden moet hij alst nodt
Naar Jeruzalem
De regels en de ceremoniën om tot ridder van het Heilig Graf geslagen te worden die gebruikt en in stand gehouden worden op de hiernavolgende manieren.
In de naam van Jezus Christus. Amen. Te beginnen op deze manier: om te belijden en een ridder van het Heilig Graf te mogen worden. Voordat hij ridder gemaakt wordt, bereidt hij zich voor op de devotie van de heilige strijd. Als hij zijn biecht gedaan en zijn mis gehoord heeft en verder alles heeft volbracht dan wordt hij toegelaten tot de zaal van het Heilig Graf. Alles wordt volbracht op de hiernavolgende manier. Ten eerste. Als zij allen samen zijn in het Heilige Graf dan wordt daar gezongen de hoge Veni Creator etc. met diverse gebeden voor de Heilige Geest. Als dit is gedaan dan vraagt de overste: 'Wat verlangt u?' Dan antwoordt hij geknield: 'Ik verlang een ridder te worden van het Heilig Graf van onze Zaligmaker Jezus Christus.' Dan vraagt men hem van welke staat of stand hij is en hij antwoordt: 'Van edel geslacht en van goede eerlijke ouders.' Dan vraagt men hem of hij ook in staat is zich te onderhouden in de waardigheid van de ridderlijke stand zonder daarvoor een koopman te zijn of een ambacht uit te oefenen. Daarop antwoordt hij: 'Ik heb met Gods gratie genoeg tijdelijke goederen op de aarde.' Zijt gij bereid met het hart en met de mond te zweren dat gij de sacramenten van de strijd in stand wilt houden zoals ze hierna zullen volgen: ten eerste, een ridder van het Heilige Graf moet elke dag de misdienst bijwonen. Ten tweede moet hij als het nood-
37v
Pelgrimse reijsen
Doet Allee zijn tijtenlijck Goedt en lijf
vijt stellen te weten alst openbaer orlogh is
tegen die ongelouigen ende moet aldaer verschijnen
in eijgenar persoon oft een ander
Bequamen man daer toe Senden
ten derden soo is hij verbonden de heijlige kerck te
helpen beschermen als een getrou dienaer
ten vierden soo moet hij vermijden om te gebruijken
onbequamheijt om te vechten te weeten om gelt om enige
prijs of Lif om Lijf allee dese onbehoorelijcke dingen
moet hij Schouwen
ten vifden moet hij belooven onder de getrouwe
Cristenen vrede ende eendrachtijchijt te macken
De Sacken vant Ghemen welwaren helpen
Voorstaen wedeuen en veesen helpen beschermen
Ende moet hem wachten voor vals te Sweeren
Lastere kerck roverien woeckeren doot Slaen
droncken Schap ofte eenige andere oncuisheijt
te Gebruijcken ende Soo voorts voor godt
en de menschen ontstrafbaer te Leeven het sij
Met woorden of met wercken alsoo een cristelicken
Ridder dat in eer en decht betaemt
Soo wort hem afghevracht of hij bereijt is met
ter herten ende monde allee dese voorschreven
Aertickel naer te comen daer op hij antwoordt
De belofte van den Ridder
ick Gheloove ende beleide voor den almachtigen
Godt ende zijnen eenigen ghebooren Soo Jesus Cristus
ende de heijlige maget Maria dat ick al het
Gheene hier vooren verhaelt is nae volgen
Sal als een Ghetrout Dienaer Jusus Cristus
hier naer soo wort het Sweert ende de
Ridder wort gestelt op Sijnen knieen voor het
heijlighe Graf onses Salichmackers
ende den gerdeijaen Leijt Sijnen hant op des
Ridder hooft ende Sprack dese woorden
Weest Ghetrou Cloeck Goet ende
oprecht als een getrou ridder ons Salichmacker
Jesus Cristus die u nae dit tijdelicke leuen
int eeuwich toe Comende stellen Sal
met
Pelgrimage
zakelijk is zijn tijdelijke lijf en goederen ter beschikking stellen, namelijk als het openlijk oorlog is tegen de ongelovigen. Hij moet daar in eigen persoon verschijnen of een andere bekwame man erheen zenden. Ten derde is hij gehouden de Heilige Kerk te helpen beschermen als een trouwe dienaar. Ten vierde moet hij vermijden om datgene te doen wat hem ongeschikt maakt om te vechten namelijk om geld tegen welke prijs ook, of lijf om lijf; al deze onbehoorlijke dingen moet hij schuwen.
Ten vijfde moet hij beloven onder de trouwe christenen vrede en eendracht te stichten, de zaak van het gemeenschappelijk welzijn te helpen verdedigen, weduwen en wezen te helpen om hen te beschermen. En hij moet zich hoeden om vals te spreken, de kerk te belasteren, te roven, te woekeren, te doden, dronkenschap of enige andere onkuisheid te doen en verder voor God en de mensen zonder straf te leven zowel in woord als in daad, zoals een christelijke ridder dat in eer en in deugd betaamt. Dan vraagt men hem of hij bereid is met hart en mond al deze voornoemde artikelen na te komen. Waarop hij antwoordt: de belofte van de ridder. 'Ik beloof en belijd voor de almachtige God en Zijn enige geboren zoon Jezus Christus en de heilige maagd Maria dat ik al wat hiervoor genoemd is, zal nakomen als een trouwe dienaar van Jezus Christus.' Hierna worden het zwaard en de knielende ridder geplaatst voor het Heilig Graf van onze Zaligmaker. De overste legt een hand op het hoofd van de ridder en spreekt deze woorden: 'Wees trouw, moedig, goed en oprecht als een trouwe ridder van onze Zaligmaker Jezus Christus die u na dit tijdelijke leven in het eeuwige komende, plaatsen zal met
38r
Nae jerusalem
Allee Sijn vijt vercoren Amen
als dijt nu alles volbracht is Soo Geeft
de Gardiaen desen Ridder een paer verguld
Spooren om aen zijne voeten te doen int
heijlige graft staende
daer nae geeft hem den Gerdeijaen het bloote Swaert
Seggende neemt het heijlige swaert in de naem
des vaders des Soons ende des heijligen Geest
ende sult dat Ghebruicken tot uwer beschermin
ge ende de h kerck tot vernielinge der vianden
des Cruijs Christi ende des Cristelicke geloof
dijt nu aldus Ghedaen ende volbracht wesende soo
wert het swaert inde Schee gesteecken ende den
Gerdeijaen die omgort de ridder met dit Swaert om
het Lijf seggende wort omgort met u Swaert in
den naem des Almachtijchen inden naem Jesus
Crustus ende wijlt aen mercken dat de heijlige
niet door dijt Swaert maer door een vast beloofs
het reijck der hemelen besichten ende beerven Sullen
Soo staet hij op met gebogen knijen ende met een neder ghescagen
hoofde opt heijlich Graft so wort hij voorts van den Gardiaen
Rijdder Geslagen ende slaet drie maels op zijene rugge
met dijt voorschreven swaert ende spreeckt noch
tot drie reijsen toe ick stellee u ende slaen u rijdder
vant heijlighe graft ons Salijch Makers Jesus
Crijstus inde naem des vaders des Soons ende
des heijlighen Gestijs Amen
dit gedaen zijnde Soo Cust den gerdeiaen
de ridder ende werpt hem eenen Gulden ketingh
Met een Cruijs om den hals nae ouders wijsen ende Als
dan Cust de rijdder het heijligen Graf ende
dit volbrocht zijnde Soo nemt den gerdeiaen
Alle wederom ende wort omhelst van de Gardeiaen
ende Geeft hem den benedictie in den naem de vaders
ende de Soons ende des heijligen geest aemen
dan Sijnghen allee de broeders dat te
deum Laudamus ende daer nae gaende inde
italiaensche cappelle ende soo voorts in haren
Naar Jeruzalem
allen die zijn uitverkoren. Amen.' Als dit allemaal gedaan is dan geeft de overste deze ridder een paar vergulde sporen om aan zijn voeten te doen. Staande in het Heilige Graf geeft de overste hem het blanke zwaard en zegt: 'Neem het heilige zwaard in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en u zal het gebruiken om u en de Heilige Kerk te beschermen en om de vijanden van het kruis van Christus en het christelijke geloof te vernietigen.' Als dit nu allemaal gedaan en volbracht is dan wordt het zwaard in de schede gestoken en de overste gordt dit zwaard om het lichaam van de ridder en zegt: 'Ik omgord u met dit zwaard in naam van de Almachtige, in naam van Jezus Christus en ik wil wel opmerken dat de heiligen niet door dit zwaard maar door een vast geloof het hemelse rijk zullen zien en erven.' Dan staat de ridder op met gebogen knieën en gebogen hoofd op het Heilig Graf en hij wordt daarna door de overste tot ridder geslagen. Hij slaat driemaal op zijn rug met dit voornoemde zwaard en zegt ook tot drie keer toe: 'Ik stel vast en sla u tot ridder van het Heilig Graf van onze Zaligmaker Jezus Christus in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.' Als dit gedaan is dan kust de overste de ridder en legt hem een gouden keten met een kruis om de hals op de oude manier. Dan kust de ridder het Heilige Graf en als dat gedaan is dan neemt de overste alles weer terug, omhelst de ridder en geeft hem de zegen in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. Dan zingen alle broeders het Te Deum Laudamus en daarna gaan ze de Italiaanse kapel in en verder naar hun
38v
Pelgrimsche Reijse
Clooster ende Den rijdder vereert
den Gerdeijaen met twalef ducaten den olijfbergh
waer op den heer Christus Zijne hemel
vaert heeft Ghedaen ende zijn af Schijt naem
van zijnen diesiepulen vijt deser werelt
A. de kercke van den olijf berch H. Ghij mannen van galilea
B. S pelagia I daer S tomas de gerdeian ontfinck
C. de plaets daer Cristus van het
Leste oordel Sprack K. noch daer de maget maria rusten
D. daer hi de pater noster L. daer Jesus Cristus Sijn 3
Leerden apostelen Liet
E daer de apostelen de artikelen
des Geloofs raemden
F. daer Cristus weenden ouer M. daer hij ghevangen wort
de stadt N. het bovenste van de bidstede
G. daer de maget maria rusten Cristi
ende de palme ontfinck O. gethseman
P. het graft van de maget Maria
Pelgrimage
klooster. De ridder vereert de overste met 12 dukaten.
De Olijfberg waarvandaan de Here Christus ten hemel is gevaren en waarop Hij afscheid heeft genomen van zijn discipelen op deze wereld.
[afbeelding]
A kerk van de Olijfberg
B St. Pelagia
C de plaats waar Christus over het Laatste Oordeel sprak
D waar Hij de paternoster onderwees
E waar de apostelen de geloofsbelijdenis opstelden
F waar Christus weende over de stad
G waar de maagd Maria rustte en de palm ontving
H Gij mannen van Galilea
I waar St. Thomas de overste ontving
K ook waar de maagd Maria rustte
L waar Jezus Christus zijn drie apostelen achterliet
M waar Hij gevangen werd
N het bovenste van de bidplaats van Christus
O Gethsemane
P het graf van de maagd Maria
39r
Nae Jerusalem
Q. daer Judas sich self hinck X. den vech van betanien
R. het graft van absalom Y. den vech van Jerusalem
S. de brugge van de vateren Z. de water vloet c
T. de begraffenis der Joden Cedroene den
V. de valleien vande vermali olijf hof
dide vigeboom
Op olijfberch heeft de heere Cristus
Zijnen jongeren geopenbaert ende gepredickt
vanden joncksten dach des heeren ende vande Grote
destructie van jerusalem als dat de een steen
op den ander niet bliven Soude alsoo Geschreven
staet Matth. 24 v 2 van ghelicke Soo dede
onse Salichmacker op dese berch Zijne hemel
vaert ende naem Zijnen afschijt van desen werelt
ende van Zijnen apostelen int op rijsen nae den
hemel dede hij een tecken int drucken van Zijn
Gebenidide voete in een steen alsoo noch hedensdachs
perpectelijck gesien ende getoont wert als een teecken
van vonder ende op dese plaetse staet nu ter tijt een
out kerckren ofte cappellee rontsom met Seer schoonen
Marmer steen pelaeren onder stuttet oft onderset als
noch eens hier voren verhaelt is
wat nedervaers gaende is ons oock vertoont de plaetse
daer de heere Cristus de stadt van Jerusalem beschri
den ende Sprack dese woorden wee wee u Jerusalem
hoe dickwils hebbe ick v villen vergaderen aels
een hen haer jongen maer en hebt niet gevilt
van hier gaende Soo Zijn wij ghecomen int
hofken daer de drie apostelen Sinte pieter S Jan
ende S Jacob waren Slapende als onse
Salichmakers was biddende ende water ende bloet
Sweten hier bi was de plaetse daer de Joden de heere
Cristus Gevangen hebben daer de cussen van
Judas ende daer S pieter Malchus het een oor
afgehouden heeft niet wijt van hier Slagen vij
Graft van absolom vaer hij begraven was
ende is boven verwulleft gelijcker wise
Naar Jeruzalem
Q waar Judas zichzelf verhing
R het graf van Absalom
S de brug van de wateren
T de begrafenis der Joden
V de vallei van de verwenste vijgenboom
X de weg van Bethanië
Y de weg van Jeruzalem
Z de waterstroom Cedron de olijfhof
Op de Olijfberg heeft de Here Christus Zijn apostelen geopenbaard en gepredikt over de jongste dag des Heren en over de grote verwoesting van Jeruzalem zo dat er geen steen op een andere zou blijven, zoals geschreven staat in Mattheüs 24:2. Ook volbracht onze Zaligmaker op deze berg Zijn hemelvaart en nam Hij afscheid van deze wereld en van Zijn apostelen. Bij het oprijzen naar de hemel maakte Hij een teken in een steen door er Zijn gezegende voeten in te drukken. Men ziet het tot op heden als een perfect teken van een wonder en op deze plaats staat nu een kerkje of kapelletje dat rondom met heel mooie marmeren pilaren gestut wordt zoals hierboven al eens vermeld is. Toen wij wat verder naar beneden gingen, toonde men ons de plaats waar de Here Christus weeklaagde over de stad Jeruzalem met deze woorden: 'Wee wee u Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik u willen bijeenbrengen als een hen haar jongen, maar u heeft het niet gewild.' Hiervandaan kwamen wij in het hofje waar de drie apostelen St. Pieter, St. Jan en St. Jacob sliepen toen onze Zaligmaker bad en water en bloed zweette. Hier was de plaats waar de Joden de Here Christus gevangen hebben, waar de kussen van Judas gegeven werden en waar St. Pieter Malchus een oor afgehouwen heeft. Niet ver hiervandaan zagen wij het graf van Absalom, waar hij begraven is, en er staan gewelven boven
39v
Pelgrimsche Reijse
is boven n Capelle ende wat turcke ofte
Moore daer wij bij gaen werppen door de gaten
in met steenen om dat hij zijnen vader niet
Ghehoorsaem en was geweest oock Soo worden
wij Gebracht op het water beecxken Cedron niet
verre van de stadt Jerusalem hebben wij gesien
daer de heere Cristus neder gevallen was als de
joden hem vingen ende op den plaes daer den val geschiede
het Licham perfectelicke in het achticheijt
Geberchte in gedruckt soo hadde voeten als
oock het geheel Licham van vooren gelicker
wijse oft een mensche viel in weecke
Kleije ofte aerde op staende soo worden hij ghe
sleept ofte getogen door dese beecke van cedron
ende dese beeke was in voorlede tijden Sonder
water inder Soomer in vijf of Ses manden
Aldaer niet en Regent
ende des anderen dachs Sijn wij gegaen nae de bloet
Acker Genaemt acheldemach dese hebben de
Joden Gecoft om dertich pennigen om wecker
dertich penningen judas d heere Cristus
verraden hadde ende daer is in een groote
Speloncke daer men bove over mach Gaen
net als een Seer groote kelder daer in leggen
Veel doode lijchamen die de pelgrims Comen besichtigen
Ende en ruijcken tot gener tijt dan hier en daer eenen
wat vergaet ende dese plaetsen is Seer Legge ende
niet bequaem om te geburijcke wijllee de dooden ouer
Beneden inte brengen soo zijn daer boven op verschiden
Gaten Ghemackt om de dooden met trouwen van boven
nae beneden af te Laeten voorts Soo zijn wi oock
Ghecomen aen de fontine ofte waterken silo
Ghenaemt daer de heere crustus den blinden
Siende Maeckten Soo wanner als hij heb zijn
oogen met Spegsel ende Slijm der aerden
gestrecken hadden ende weder m hem wasschende
bi dese fontine ende is Siende geworden
wij Sijn Ghecomen ter plaetsen daer de proh
Jesius door het gebodt den bosen Coninckx
Pelgrimage
bij een kapel en de Turken of Moren die daarlangs komen, werpen er door de gaten stenen in omdat hij zijn vader niet gehoorzaamd had. Men bracht ons ook bij het beekje Cedron, niet ver van Jeruzalem. Daar zagen wij waar de Here Christus gevallen was toen de Joden Hem gevangen namen en op de plaats waar het gebeurde staat het lichaam perfect afgedrukt in het steenachtige gebergte, zowel de handen als de voeten en het hele lichaam van voren, alsof een mens in de weke klei of aarde was gevallen. Toen Hij opstond werd Hij door deze beek van Cedron gesleept of getrokken en deze beek was vroeger in de zomer zonder water omdat het dan vijf of zes maanden niet regende. De volgende dag zijn wij naar de bloedakker gegaan, genaamd Acheldemach, die de Joden hebben gekocht voor 30 penningen, de 30 penningen waarvoor Judas de Here Christus verraden had. Daar is een grote spelonk, net als een zeer grote kelder, waar men boven langs kan gaan. Daarin liggen veel dode lichamen die de pelgrims komen bezichtigen en ruiken, niets anders dan een lichaam dat hier en daar vergaat. Deze plaats is zeer leeg en niet geschikt om te gebruiken. Om de doden erin te brengen, zijn er bovenop verscheidene gaten gemaakt om de doden met touwen naar beneden te laten zakken. Verder zijn wij ook gekomen bij de fontein of het watertje dat Silo heet, waar de Here Christus de blinde ziende maakte. Toen Hij de blinde zijn ogen met speeksel en slijm gemengd met aarde bestreken had en hem weer waste bij deze fontein, kon hij zien. Wij zijn gekomen aan de plaats waar de profeet Jesaja door het bevel van de boze koning
40r
Nae Jerusalem
Manasse met een Saegen door
Sneede is ende worden begraven onder een
vijtgeholde eijcken boom
op den 20 zijn wij pelgrims gereden naer betlahem
in Judeen ende besocht allee dese naer volgende pla
etsen onder wegen betlehem ende is vif itlajaensche
mijlen van Jerusalem of stijf een groote duijsche
mijlen
ten eersten is ons vertoont daer den boom
des heijlijghen Cruijs gewasschen is op dese plaetse
is nu Ghetimmert een kercken ende onder het
hoge autaer daer staet nu een vervallen kerck
op dese plaetsen ende aen de Slinckerhant is ons getoont
de plaets daer Sint Jan baptista geboren is ende men
gaet het met ses trappen rederwaers ende is gelegen in
Een vaelije van dese Lansdouwe
niet verre vande huijsinghe van Zacharias is ons
ghetoont het huijs van Sijnte elisabet daer maria de
Moeder Godts hare nichte quam Groete ende op dese
plaes heeft wel eer een kerck gestaen maer is nu al
Gheheel vervallen als oock de huijsinghe daer is
ons oock de woestinen daer Sijnt Jan baptista peneten
tie heeft gedaen ter tijn hij Seven jaren out was ende de
Speloncke is ons oock getoont daer hij Zijnen woonplaets
in hadden ende aen dese Speloncken stont een fontinen
dese plaetsen mach wel te recht een woestinen
Ghenaent werden
hier quamen wij ter plaetsen daer een Schoonen fontine
staet daer Sijnte pilijppus den moriaen doopte het water
Loopt in een vierkante bemurde plaets met trappen
neder Gaende om het Selve water te halen
onse aen Comste tot bethlem in Judeen
daer onse Salichmaker gebooren in
Godt Lof wij sijn ghecoomen in bethlehem in dauits
stadt ende leijt boven op ende aen den berch ende
daer hebben wij gevonden ontrent 40 huijsen doch slecht
van tijmmeringhe ontrent dese stadt betlehem en woonen
Geen turcken dan eenighe die wat kennisse van
het Cristendoom hebben ende wat turcken daer comen
in Corten tijt sterven soo dat dese plaetse van de turcken
Geschout wert.
Naar Jeruzalem
Manasse met een zaag doorgezaagd en begraven is onder een holle eikenboom. Op de 20e reden wij, pelgrims, naar Bethlehem in Judea en bezochten alle volgende plaatsen. De weg naar Bethlehem is 5 Italiaanse mijlen van Jeruzalem of dik 1 grote Duitse mijl. Ten eerste toonde men ons de plaats waar de boom van het Heilig Kruis gegroeid was; op deze plaats is een kerk gebouwd en onder het hoogaltaar staat nu een vervallen kerk. Op deze plaats, aan de linkerkant, toonde men ons de plek waar St. Johannes de Doper geboren is; het gaat daar zes treden naar beneden en de plek is gelegen in een dal van deze beemd. Niet ver van het huis van Zacharias toonde men ons het huis van St. Elizabeth, waar Maria, de moeder van God, haar nicht kwam begroeten. Op deze plaats heeft ooit een kerk gestaan, maar die is geheel vervallen en dat waren de behuizingen daar ook. Men toonde ons de woestijn waar St. Johannes de Doper boete heeft gedaan toen hij zeven jaar oud was. Men toonde ons ook de spelonk waarin hij woonde en bij deze spelonk stond een natuurlijke bron; dit alles kan met recht een woestijn genoemd worden. Hier kwamen wij bij de plaats waar een mooie fontein staat en daarin heeft St. Philippus de Moor gedoopt. Het water loopt in een vierkante bemuurde plaats met treden naar beneden om het water op te halen. Onze aankomst in Bethlehem in Judea, waar onze Zaligmaker geboren is. God zij geloofd dat wij zijn gekomen in Bethlehem, Davids stad, die boven op de berg ligt en daar troffen wij ongeveer veertig huizen, maar in slechte staat. In deze stad Bethlehem wonen geen Turken op een paar na, die wat kennis hebben van het christendom, en de Turken die daar komen sterven na een korte tijd, zodat deze plaats door de Turken wordt gemeden.
40v
Pelgrimsche Reijse
Omtrent Bethlehem ende rontsomen bethlehem
Sagen wij schoone valijen die welbeplant waren
met wijngaerden ende anderen vruchten meer oock.
Schoone olijf boone Soo dat wij geen Schoonder
Lansdouwe int heijlich Lant gesien hebben
Int behlehem zijnde soo wi gegaen int minne
Broeder Clooster ende elcx offerde vijftien
Madine om was kersen ende t onder hout der lampen
die al daer gestadigh branden soo sijn pelgrims met bran
dende kaersen met prosesisie gegaen ende besoeckt ende
allee de naer volgende plaetsen vit de kappelle der
Mindrebroeders gaende zijn wij dertien trappen nedergeklo
mme daer ons vetoont is de waerachtighe plaetse
daer de here Cristus onsen salichmacker gebooren
is uijt de onbevleckte reijne maget maria in dese kappelle
onder den hoogen autaer daer staet een ronde cuijle
met een sterre rontsom gehouden ontrent een duijme
diep ende opt auhaer daer staet een tavereel daer de
geboorten onses Salichmackers in geschildert is ende
daer voor hangen acht brandende Lampen ende desen
autaer staet op twee pilaren ende is onder open
hier dicht bij gingen wij drie trappen nederwaers aen
ons rechter hant aldaer worde ons vertoont den
plaetsen daer de drie Conighen het kindeken Jesum
quamen besoecken ende voor het kindeken neder vallende
het kint aenbiddenden ende haer offerhande dede opden
plaets staet nu ter tijt een authaer bedeckt met een
Mermer Steen ende daer boven hebben wij gesien
de krebbe onses Salichmackers ende is in
Marmer steen beslagen ende daer voor hangen drien
brandende Lampen
inden hoeck van dese kappellen daer staet een
ront gadet ontrent een arm Lanck of soo grodt ende
Men Seijt dat de Leijdt Sterre daer in gevallen
is als de drie konigen tot belehem gecomen waren
om het kindeken te aenbidden
desen voorschreven Cappelle is Lanck vant
autaer of dertich voeten ende thien voeten breet
ende is becleet rontsom met suijveren marmer
steen tot het verwulfte toe buijte de kappelle
dicht daer bij daer is een Speeloncken daer
in staet een auter ende met een graft daer de
onnosele kinderkens in begraven zijn die herodes
heeft laeten Dooden
noch staet daer dicht bij een andere spelocken
Daer
Pelgrimage
In de nabijheid van Bethlehem en rondom Bethlehem zagen wij zulke mooie dalen die goed beplant waren met wijnranken en andere vruchten, maar ook zulke mooie olijfbomen, dat wij geen mooiere landerijen in het heilige land hebben gezien. Toen wij in Bethlehem waren, gingen wij het minderbroederklooster binnen en ieder offerde 15 madijnen voor waskaarsen en het onderhoud van de lampen die daar gestaag branden. Toen zijn wij, pelgrims, met brandende kaarsen met de processie meegegaan en bezochten al de hiernavolgende plaatsen. Toen wij uit de kapel van de minderbroeders gingen, daalden wij dertien treden naar beneden en men toonde ons daar de echte plaats waar de Here Christus onze Zaligmaker is geboren uit de onbevlekte reine maagd Maria. In deze kapel, onder het hoge altaar is een ronde kuil met een ster rondom gehouwen, van ongeveer 1 duim diep. Op het altaar staat een tafereel waarin de geboorte van onze Zaligmaker is geschilderd en daarvoor hangen acht brandende lampen. Dit altaar staat op twee pilaren en is aan de onderkant open. Hier dichtbij gingen wij drie treden naar beneden aan onze rechterkant en daar toonde men ons de plaats waar de drie koningen het kindeke Jezus kwamen bezoeken. Zij vielen voor het kindeke neer, aanbaden het kind en gaven hun offerande. Op die plaats staat nu een altaar bedekt met marmer en daarboven zagen wij de krib van onze Zaligmaker die uit het marmer gehouwen was en daarvoor hangen drie brandende lampen. In de hoek van deze kapel is een rond gat dat ongeveer een armlengte groot is en men zegt dat de leid-ster daarin gevallen is toen de drie koningen in Bethlehem gekomen waren om het kindeke te aanbidden. Deze voornoemde kapel is vanaf het altaar 30 voet lang en 10 voet breed en is rondom bekleed met zuiver marmeren steen tot het gewelf aan toe. Buiten de kapel is een spelonk waarin een altaar staat met een graf waarin de onschuldige kinderen begraven zijn die Herodes heeft laten doden. Er is daar dichtbij nog een andere spelonk waar
41r
nae Jerusalem
in Begraven is ensebus ende dese hadden
Gheweest een desiepel van Sijnte Jeronimus
ende dit is noch bedeckt met een mermersteen
Ende staet vijt der aerden verheven ende is bedeckt
met eenen mermersteen aels het voorgaende graft
hier recht over is ons vertoont de plaetsen daer
S Jeronimus den heijlighen Schrift den bijbel ten
weten uijt het hebrensche int griex over geset
heeft ende wederom uijt griecx int Latijn ende
hier staet noch een authaer daer hij gecelebreert
heeft
dichtaent Clooster tot betlahem daer staet een
Schoone groote kercke ende is met Loodt bed
eckt ende int midde met een toorenken Soo dat
wij dier gelicken noijt Ghesien hadden daer staen
aen elcke sijnen eenen twintich marmer pilaren ende is
Rontsom met drie trensen ende de pilaren zijn root
achtich van Coleur ende elck is uijt eenen steen
Gehouden ende Schoon Ghepleijst Comenden
vant pedestael tot het Capittel toe daer de boogen
op Gheslagen waren ende zijn soo effen ende gladt
als Spiegel Glas ende boven met houten
Spanagien aengeleijt om alte met met steen te verviullen
dan desen kerck en wort voorts aen niet mer in
eeren Ghehouden soo dat in den eenen hoeck deser
kercke Garst Lach ende in den anderen hoeck
voerasie voor de beesten om te vercopen soot Scheen
ende kercke is Lanckt twee hondert acht en
twintich voeten ende sevenentseveuenticht voeten
breedt van dese voorschreven voor kerck ofte opt Choor
zijnder in alles viftijch pilaren
Als wij nu alles besocht hadden de heijlijghe plaetsen
tot betlahem ende een maeltijt gedaen met Goeden
wijn ende broot ende wij vermacten ons een weijnigh
met haer van alle de Sware reijsen ende als nu
het mael Ghedaen was soo heft er een van
de minnebroeders om gegaen om van elcx een aelmissen
te hebben tot onderhout van haer Convent ende
een iegelijcken Gaf na zijnen belieften
Des anderen dachs des morgens isser een schoon
hoochmisse Ghsongen in desen Cappellen
daer onsen salichmacker is Gebooren ende
daer nae wat gegeten hebben
Naar Jeruzalem
Eusebius begraven is, die een discipel van St. Hieronymus geweest is en het graf is ook bedekt met marmer. Het rijst op uit de aarde en is bedekt met marmer net als het voornoemde graf. Hier recht tegenover toonde men ons de plaats waar St. Hieronymus de Heilige Schrift, namelijk de Bijbel, uit het Hebreeuws in het Grieks vertaald heeft en daarna uit het Grieks weer in het Latijn. Er staat ook een altaar waarop hij gecelebreerd heeft. Dicht bij het klooster van Bethlehem staat een mooie grote kerk die met lood bedekt is met in het midden een torentje; iets dergelijks hadden wij nooit gezien. Er staan aan elke zijde 21 marmeren pilaren, er zijn drie omlopen en de pilaren zijn roodachtig van kleur en elke pilaar is uit één steen gehouwen en mooi gepolijst vanaf het voetstuk tot het kapiteel, waar bogen op aangebracht waren en zij zijn zo effen en glad als spiegelglas. Er zijn bovenop houten overspanningen aangebracht om alle pilaren met steen te overkappen. Deze kerk wordt verder niet meer in ere gehouden zodat er in een hoek van deze kerk gerst lag en in een andere hoek voer voor de beesten om te verkopen, naar het scheen. De kerk is 228 voet lang en 77 voet breed en in deze voornoemde kerk zijn vanaf het portaal tot en met het koor vijftig pilaren. Toen wij alle heilige plaatsen in Bethlehem bezocht hadden en een maaltijd hadden genoten met goede wijn en brood, vermaakten wij ons een beetje met iedereen na de zware reis. Toen het maal op was, is er een minderbroeder rondgegaan om van iedereen een aalmoes te krijgen voor het onderhoud van hun convent en ieder gaf wat hem beliefde. De volgende dag is er 's morgens een mooie hoogmis gezongen in de kapel waar onze Zaligmaker is geboren. Nadat wij wat gegeten hadden,
41v
Pelgrimsche Reisen
Ons wederom gekeert op eselfs nae de heiligen
stad Jerusalem ende onderwegen op verschide ander
plaetsen die wi int reijse nae betlehem niet
Ghesien hadden ende ons in alles vertoont alsoo
hier nae volgen
ons is vooreerst op den wech zijnde vertoont den
plaetsen daer de engel de herders de blijde tijdinghen
brochten als dat den salichmacker Ghebooren was
tot betlehem in dauidts stadt van daer reijsenden
is ons oock vertoont de plaets vant huijs ende
t gaft van rachel de huijsvrou van jacob den
welcken vijt den aerden is verreesen ende inden
vallijen begraven leijt inde plaetsen die rama
hiet daer het evangelij af spreeckt daer is een
stemme in rama Ghehoort van ghehuijl
ende Gheschrij rachal beschrijende haer
kinderen die daer in waren
hier bij Lach den berch daer de Ladder
tot den hemel op gerecht was ende de engelen
op en of Liepen daer Jacob was Slapen daer onder
den geneuer boom
oock worden ons vertoont den berch daer den winger
den op stonden ende vruchten voorts brochten op deen
naecht als dat Lam Godts ter werelt quam
van Suijveren maget maria tot betlehem
ons is oock vertoont de plaetsen daer de prohe
et eliaes hem hadden verborgen als alle de
Anderen propheten vervolcht vierden
niet verre van hier vorden ons vertoont
de plaetsen daer den boom gestaen hadden daer
Maria de Moeder Godts Altidt was rustenden
Als Sij nae Jerusalem of nae betlehem
was reijsenden
oock is ons op den wech vertoont het huijs
vanden Coninck dauidt met de piscinen ofte fontine
daer barsabea haer in wiesch ofte reinighde
ende desen Coninck dat boven vijt Sijn huijs
ofte peleijs dat Sien Conde Schoonheijt desen
vroune ende is ontsteeken met oncuisheijt Soo
Dat hij haren man vriam beval voor inden
Slagh Ghestelt te worden doen deden hij mit
haer zijne wille
ende wij pelgrims zijn des anderen dachs des naer
middagh weder om gaen besoecken int alder
Pelgrimage
zijn wij op ezels weer teruggekeerd naar de heilige stad Jeruzalem. Onderweg, op verscheidene andere plaatsen die wij tijdens de reis naar Bethlehem niet gezien hadden, toonde men ons alles wat hierna volgt. Eerst toonde men ons onderweg de plaats waar de engelen de herders de blijde boodschap brachten dat de Zaligmaker geboren was in Bethlehem, in Davids stad. Toen wij verder reisden, toonde men ons ook de plaats van het huis en het graf van Rachel, de huisvrouw van Jacob, die uit de aarde zijn verrezen en in het dal liggen op de plaats die Rama heet. Daarover spreekt het evangelie: in Rama, hoorde men een stem die huilde en weende, van Rachel die haar kinderen beweende die daarin waren. Hierbij stond een berg waar de ladder tot in de hemel opgericht was en waar de engelen op en af liepen toen Jacob sliep, daar onder de jeneverbes. Men liet ons ook de berg zien waar de wijnrank op stond die vruchten voortbracht in de nacht dat het Lam Gods ter wereld kwam uit de reine maagd Maria in Bethlehem. Men toonde ons ook de plaats waar de profeet Elias zich had verborgen toen alle andere profeten vervolgd werden. Niet ver hiervandaan toonde men ons de plaats waar de boom gestaan heeft waar Maria, de moeder van God, altijd rustte als zij naar Jeruzalem of Bethlehem reisde. Ook toonde men ons onderweg het huis van koning David met het bad of de fontein waar Batseba zich waste of reinigde. Deze koning had boven uit zijn huis of paleis de schoonheid van deze vrouw kunnen zien en er kwamen onkuise gedachten in hem op. Daarom gaf hij het bevel dat haar man Uria voor in de slag opgesteld moest worden en toen deed hij met haar wat hij wilde. Wij, pelgrims, bezochten de volgende dag in de namiddag weer het Aller-
42r
Nae Jerusalem
heijlichste Graf onses heeren ende Salichmacker
Sonder iets daer ofte geven ende voorts be
Soecken al de Anderen heijlighe plaetsen Alsoo ick hier
Vooren nach int breet verhalt hebben
Als wij nu te jerusalem waren Soo worden onder
de hooghmijsse opt heijlijghe Graft ons heeren Jesus
Crijstus een ridder Godts Gheslagen wesenden van
bruggen in vlaenderen op de manieren als hijer nae ghes
chreven wert Alsoo ick Selfs vijt het orienael
Boeck ghetrouwelijck overghesedt hebben
Om nu wederom te comen tot mijnen voorganden
Matterie Soo ist dat wij vijt den tempel vant heijle
ghe Graft Ghelaeten zijn ons is oock vertoont de
plaetsen daer abraham Sijnen Soon Isack op geoffert
heeft ende dese plaetsen gadt men met trappen op
waers ende comt mede op den berch van calvareijen ende op desen
plaets stadt nu een Cleen griecx kercken
Van dese plaets gaende Soo zijn wij ghecomen int
Minnebroeders Clooster ende hebben daer onsen
Maeltijt Ghehouden ende opt Lesten van onse maeltijt
Soo heeft een minnebroeder een Schottel in sinen
handt hebbende een aelmossen van ons pelgrims gegeven
t walef agnus dei twelck Ghemackt was van alder
hande heijligen aerden
ende des dachs daer aen des Morgens vroech Soo heeft
Een ijder pelgrim Sijn bewis ofte Sertieficasi vanden
Gardeijan Ghehaelt ende elckx gaf daer voor
twalef Maddine dat nu hebbende soo zijn wij voorts
ghereijst nae Rama
Als Mijnen met broeders de pelgrims wederan keereden
nae de stadt rama om nae venetien ende voorts elcks
sijns weechs te reijsen soo most ick bijnnen Jerusalem
blijven overmidts dat mijn broeder wolphert dircksz de
welcken met mij dese reijse dede seer Cranck was
bevangen sijnde met een seer harde ende heete
koorsen Soo dat hij Seer qualijcker staen ofte
Gaen conden het welcke mijn Seer verdrietich
was soo most ick nochtans de patientie hebben ende
Ander tijt vervachten ende alles in Godts handen
enden ten tweeden dach daer nae wesenden op sijnten
bartolemeues dach ontrent met de onder Ganck
der Sonnen Soo is mijnen broeder voorschreven
deser werelt over leden ende is begraven int
Minnebroeder Clooster alsoo het feest dach
van Sinte Bartolemes woorden gecelebreert soo
is Mijn broeder Begraven des anderen dachs
Naar Jeruzalem
heiligste Graf van onze Heer en Zaligmaker zonder daar iets voor te geven. Verder bezochten wij al de andere heilige plaatsen zoals ik hiervoor te voor en te na breeduit verteld heb. Toen wij in Jeruzalem waren, werd onder de hoogmis op het Heilig Graf van onze Heer Jezus Christus een ridder van God geslagen die uit Brugge in Vlaanderen kwam, op de manier als hiervoor beschreven werd en zoals ik het zelf uit het originele boek getrouw heb overgezet. Om nu weer te komen tot mijn voorgaande materie, het is zo dat, toen wij uit het Heilig Graf geleid werden, men ook de plaats toonde waar Abraham zijn zoon Izaak geofferd heeft. Voor deze plaats gaat men trappen op en komt mede op de Calvarieberg. Op deze plaats staat nu een kleine Griekse kerk. Wij verlieten deze plaats en kwamen in het minderbroederklooster. Wij hebben daar onze maaltijd gehad en aan het eind daarvan had een minderbroeder een schotel in zijn hand en kreeg hij van ons pelgrims, een aalmoes. Hij heeft ons twaalf Agnus Dei gegeven die gemaakt waren van allerhande heilige aarde. De volgende morgen vroeg heeft iedere pelgrim zijn bewijs of certificaat bij de overste gehaald en ieder gaf daarvoor 12 madijnen. Toen wij dat hadden, zijn wij doorgereisd naar Rama. Toen mijn medebroeders, de pelgrims, terugkeerden naar de stad Rama om naar Venetië en verder elk zijns weegs te gaan, moest ik in Jeruzalem blijven omdat mijn broer Wolphert Dircksz, die samen met mij deze reis maakte, zeer ziek was. Hij had zeer hoge koorts, zodat hij heel moeilijk kon staan of lopen, wat ik heel verdrietig vond. Dus moest ik geduld hebben en op een ander tijdstip wachten, want alles was in Gods handen. De tweede dag daarna, dat was op St. Bartholomeusdag ongeveer bij zonsondergang, is mijn voornoemde broer overleden en hij is in het minderbroederklooster begraven. Vanwege de viering van het feest van St. Bartholomeus is mijn broer de volgende dag 's morgens vroeg begraven.
42v
Pelgrimsche Reijse
Des Andere dachs des Morgens
vroech hoe wel dat Gemenelijck den
Pelgrims die te Jerusalem sterven
begraven worden op den bloet acker ende dit
worden aldus Gedaen over Midts dat den turck
van Sijnen sieckten niet en wijsten ende dat desen
Minnebroeders alleen erfgenamen soude zijn anders
Soo neemt de turck de volle helft van den
Naegelaten Goederen nae hem soo hebben desen
Minnebroeders zijn Gelt dat hij hadden Als oock
zijn Clederen ende voorts Allee dat hem toe behooren
tot haer Ghenomen Soo Sij seggen erfgenamen
te zijn ende dat het haer altoe Comt volgens den
bolle die Sij van den paus van Romen hebben van
Alle de Goederen der pelgroms die welcke sterven
in eenighe ilanden tusschen Venesie ende Jerusalem
Soo hebbe ick tot Jerusalem den tijdt verwacht
wesende alleen een pelgrom aldaer met Grooter droefheijt
en Swaerrigheijt benout mijn seer benant van harten soo
dat ick wel seggen mocht met susanna mijn hert is Benaut aen alle
Canten en was van niemanden eenighen troost verwachtende dan nam
Mijn toe vlucht tot al een die mijn Genoecsamen van allee
priculen Mierackeluselijck verlossen sal als hij susanna gedaen
heeft soo dat niemant van hem verlaeten sal worden die op
hem vast vertrouwen.
Als ick nu ontrent twalef dagen was wachten de tot
jerusalem soo isser Gecoomen den hoog duus man bij hem
hebbende een Bagijne de welcke uijt Cipes Gecoomen
was daer door ick mijn verhope met het selve schip
nae Cipres te vaaren Soo mag ick dese man waer
ende ben met hem Gereijt nae Rama ende nu Buijten
de poorte van Jerusalem wesende soo heeft de turckse
Mocker ons geset op eeselijnne ende hij Gijnck weder
om nae Jerusalem om noch iets te bestelle ende wij wachten
dese mocker Soo sagen dat eenige turcken hebbende
Bij haer enege jongen van twalef of dartijen jaren sij
histen desen jongens op ons en gauen hem een stuck houdt
van dardalf voeten lanck en Bij mijn Comende heeft mijn
Beginnen te slaen dat ick op de herde ben gevallen
onder tusschen soo quamen een moockers die wij Ghehuert hadden
ende waren blijde dat wij op den reijse waren so welck gedaen
worden vanden turck om dat wij ons tegen dese jongen
Soude opstellen soo soude sij acsie Gehadt hebben
om ons Geuangen te nemen ende t souden ons vrij
wat Croonen Gecost hebben eer wij daer uijt souden
Connen raecken
Pelgrimage
Hoewel de pelgrims die in Jeruzalem sterven gewoonlijk worden begraven op de bloedakker, hebben de minderbroeders dit niet gedaan aangezien de Turken niets wisten van zijn ziekte en opdat daardoor deze minderbroeders de enige erfgenamen zouden zijn. Anders nemen de Turken de volle helft van de nagelaten goederen in bezit. Nu hebben de minderbroeders het geld dat hij had en zijn kleren en verder alles wat hem toebehoorde, in bezit genomen. Zij zeggen dus erfgenamen te zijn en dat alle goederen van pelgrims die sterven in een land tussen Venetië en Jeruzalem aan hen allemaal toekomen volgens de bul die zij van de Paus te Rome hebben. Zo heb ik in Jeruzalem een tijd gewacht, als enige pelgrim daar, met grote droefheid, een bezwaard gemoed en een zeer benauwd hart, zodat ik wel zeggen kon, net als Susanna: mijn hart is benauwd aan alle kanten en er was van niemand enige troost te verwachten. Toen nam ik mijn toevlucht tot de Enige die mij genoegzaam van alle gevaren op wonderbaarlijke wijze verlossen zou, zoals Hij Susanna ook verlost heeft, want niemand zal door Hem verlaten worden, die vast op Hem vertrouwt. Toen ik ongeveer twaalf dagen had gewacht kwam er een Hoogduitse man die een begijn bij zich had die uit Cyprus kwam, waardoor ik hoopte met hetzelfde schip naar Cyprus te kunnen varen. Ik zag deze man en ben met hem naar Rama gereisd. Toen wij buiten de poort van Jeruzalem waren, heeft de Turkse reisgenoot ons op een ezelin gezet en hij ging terug in Jeruzalem om nog iets in orde te brengen. Terwijl wij op deze reisgenoot wachtten, zagen wij enige Turken die een jongen van twaalf of dertien jaar bij zich hadden. Zij hitsten deze jongen tegen ons op en gaven hem een 3,5 voet lang stuk hout en toen hij bij mij kwam, begon hij mij te slaan, zodat ik op de grond viel. Ondertussen kwam de reisgenoot die wij gehuurd hadden en wij waren blij weer op reis te zijn. Dit wordt door de Turken gedaan zodat als wij ons tegen de jongen zouden verweren, zij daarom een reden gehad zouden hebben om ons gevangen te nemen en het zou ons heel wat kronen gekost hebben om daar weer uit te kunnen komen.
43r
Nae Jerusalem
Geraecken dese voorschreven hoochduijsse
pelgroms en heeft tot jerusalem geen heijlighe plaesen
Besocht soo hij mij seijde ende meer uijt lichtvaerdicheijt
en idelheijt van hoofde darwaers vas gecomen liever
dan vijt devosie alsoo het selve aen hem wel Bleijckend
Scheen nu onderweegen wesende ontrent de hercke van den
profeet jeremias soo quamen ons aen drie ofte vier
Bosroouers tasten ons Aen om een stijck Geldts
te hebben Soo dat onse moockers ofte leijtsmans
met haer verackerdeerde ende beloofde te geuen
Sekere Madijne daer ick dese moockers al van te
vooren hadde versijen en dese boeuen hebben ons doen
verlaeten maer nader hant wederom Geuallen op een ander
plaes ende wilden wederom Geldt van ons hebben soo dat dese
voorschreuen moockers haren wille mosten doen eer sij ons
Ber bij wilde laeten passeren.
Nu verder Comende int philisteenschen gheberchte quamen
ons tegevoet twee arabiers te voet wesende met den eenen
Arm ende voorts het halve Lif Bloot elcx versijende
Met een Booge ende pilen dese ons vooren siende
Soo nam den eenen Sij Boogh vanden arm ende macke
Geereetschap om nae mijn te schieten sonder iets te
Eijsschen ofte seggen ende nu neffens ons weesende nam
den booge Gespannen ende den peijl daer op mij hiermede
driegende te door schieten int Bij reijde ende was elck
oogenblick den Schut verwachtende ende de heere
versacht dat het niet en Geschiede voortridende
quamen wij int philistijnsche Geberchte soo onder haelden
wij onse Macker ende voorts seer spoedigh die onder
dese Soo vonden wij wel Sestigh ofte seuentigh
turcken dije mijn een seer Groote vreese Aenjaeghde
Genootsaecke ons te begeuen onder haer Geselscap ende
een van deese turcken altijts een Bij mijn voechde
die wilde mijn veel seggen om mijn een groote
vreese Aen te jaagen ende seide mij met te wille nemen
tot een Slaave maer den Goeden Godt heeft
mijn Behoet ende Bewaert dese voorschreven
turcke waren Geveest tot jerusalem en waren
van Roma Gecoomen des daechs te vooren
weesende des dondersdaechs des Auonts om des vridachs
marckt wilden om die Al daer te houden de turcken
houden haeren Marckt vridachts te negen uren tot 12 uren
toe ende Soo voorts alle vridagen het Geheelen jaer doer
Soo dat Sij als dan haer huijse ende winckels sluijten
ende Gaen in haer kercken voor en nae ist altijt wercken dachs
Soo dat alle dese turcken wederom op den wech waren om te
keeren nae roma daer sij woende des saterdachs des morgens
Naar Jeruzalem
Deze voornoemde Hoogduitse pelgrim had in Jeruzalem geen heilige plaatsen bezocht, zoals hij tegen mij zei, en was meer uit hoofde van lichtvaardigheid en ijdelheid daarheen gegaan dan uit devotie, hetgeen hij wel liet blijken. Terwijl wij onderweg waren, ongeveer bij de kerk van Jeremia, kwamen ons drie of vier struikrovers tegemoet en zij eisten een som geld van ons en onze reisgenoten of begeleiders kwamen met hen overeen om hun een zeker aantal madijnen te geven. Van deze wandaad had ik deze reisgenoten of begeleiders van tevoren al verdacht. Deze boeven hebben ons toen verlaten, maar ons naderhand weer overvallen op een andere plaats en zij wilden weer geld van ons hebben en de voornoemde reisgenoten moesten doen wat zij wilden voordat zij ons wilden laten passeren. Toen wij in het Filistijnse gebergte kwamen, kwamen twee Arabieren te voet ons tegemoet, met één arm naar ons toe gericht en verder het halve lijf bloot, elk voorzien van pijl en boog. Toen zij ons van voren zagen, nam de een zijn boog van zijn arm en maakte zich gereed om op mij te schieten zonder iets te eisen of te zeggen. Toen zij naast ons waren, werd de boog gespannen en de pijl op mij gericht en hij dreigde mij hiermee neer te schieten in het voorbijrijden. Ik verwachtte elk ogenblik het schot en verzocht de Heer dat het niet zou gebeuren. Al rijdend kwamen wij in het Filistijnse gebergte en zo haalden wij onze reisgenoot in en vonden die spoedig onder wel zestig of zeventig Turken die mij zeer veel angst inboezemden. Wij waren genoodzaakt ons in hun gezelschap te begeven en een van deze Turken kwam steeds bij mij en wilde veel tegen mij zeggen om mij heel bang te maken en hij zei dat hij mij mee wilde nemen als slaaf, maar de goede God heeft mij daarvoor behoed en bewaard. Deze voornoemde Turken waren de dag ervoor naar Jeruzalem gekomen, vanuit Rama, dat was op donderdagavond, om op vrijdag daar markt te houden. De Turken hielden hun markt op vrijdag van 9 tot 12 uur en dat op alle vrijdagen het hele jaar door, zodat dan hun huizen en winkels gesloten waren en zij gingen voor en na elke werkdag naar de kerk. Nu waren al deze Turken weer op weg om op zaterdagmorgen terug te gaan naar Rama, waar zij woonden.
43v
Pelgrimse Reijse
Nu Comende int Aldernaeste Geberchte
Daer de arabiers haere wacht houden daer most ick Betalen mijn
hooft Geldt ende de andere turcke most ick ock tevrede
stelle Soo ick Best Cost ende daer wasser een die sijn
Sontgen op een eesel hadde sette daer hij niet voorgeeven
wille dese jonge namen Sij bij de voet ende werpe hem
van Boouen neder Soo quamen wij voorts met Grooter droefheijt
ende perickel tot rama ende sijn Gheherbercht bij ons oude
hospitael Godt lof tot Roma weesende Soo hebben wij
Aldaer gerust tot dat het Schepije tot josepha gereet
was om t seijl te gaen nae Venesie
op den 10 september des morgens tot Rama Gecoomen
noch drie pelgrims wesende van dortrecht Genaemt
Adriaen Hendericksz de Vlaminck met maritie Cornelisdochter
Sinen huijs vrou ende den Anderen was genaemt Adriaen
Dircksz droegen dese waren vergeselschept met den patroen
van Cleijn Schepken ende quamen van Gaza daer samson
zijn woonplaes hadde gehadt ende quamen alle den wech te
Lende om de prickel te ontgaen van een zeeroouer die
haer int Gesicht hadde
Door de Comste van dese drie pelgrims soo was ick seer verblijt
ende vergetende alle vorgaende rou ende prickelen die ick
vijt gestaen hadde ende hoopte nu een Beeter uijtcomste
Des andere daechs des morgens ontrent vijer uren soo zijn wij
Gereeden van Rama na Japha nu uijt rama zijnde soo hoorden wij
Al Sulcken Geschruij van vele hanen dat het Scheen
onmogelick te wesen datter Soo veel hanen op eenen plaes geweest sijn
Als wij nu tot Japha stil waren soo versocht onsen patroen
dat wij bij Schepijen Bleijue Soude om te verhoeden de prickelen
des turcks dat ons vergunt is van die van Japha onder anderen
Soo zijn daer vrij wat turcken op See gecoomen soot scheen vrij wat
Van Aen Sijen te weesen om met haeren paerde te speelen ende te
baden ende dat ghedaen zijnde zijn weder omghereden daer sij van
daen Gecoomen waren sonder ons iets te misdoen ende noch soo
quam daer een partij daer onder een was uijtmuntende Bij eenighe van de anderen
Sommighe van haer hebben gebaet ende enighe dienaers
quamen in ons Schip ende hebben het al ondersocht hoewel dat
het ouericheijt verboot ende worpen al het branthout om
Daer Sij een fles wijn Gheuonden hebben en terstont uijt droncen
hebben ende Soo sij eens ofte twee maets Gedroncken
hadden wierden sij Seer droncken ende voorts het schip doorloopen
ende zijn oock bij mijn Ghecomen of nemen de alles wat ick
hadden met oock het heijlichdom dat daer Bij was als oock eenen
Buijdel die van verschide Schleure van Sijde Gebrijt was
ende wilde mijn noch ander af dwinghen ende Gijnghen
Mijn aen met Bijttere harde woorden ende niet een wort conden ick
verstaen onder dese Soo wasser een die trock zijnen sabel uijt
ende stelde die op mijne borst siende dat ick niet meer
Pelgrimage
Toen kwamen wij in het ernaast gelegen gebergte, waar de Arabieren de wacht houden en daar moest ik mijn belasting geheven voor iedere persoon betalen en de andere Turken moest ik ook tevredenstellen, zo goed als ik kon. Daar was er een die had zijn zoontje op een ezel zitten en omdat hij niet wilde betalen, namen ze het jongetje bij zijn voet en wierpen hem naar beneden. Zo kwamen wij verder in grote droefheid en gevaren in Rama en vonden onderdak in ons oude hospitaal, God lof. In Rama hebben wij gerust totdat het scheepje uit Jaffa gereed was om onder zeil te gaan naar Venetië. Op 10 september in de morgen kwamen nog drie pelgrims uit Dordrecht en de ene heette Adriaan Hendricksz de Vlaming, met Marietje Cornelisdochter zijn echtgenote en de andere heette Adriaan Dircksz Droegen en zij waren in het gezelschap van de kapitein. Zij kwamen uit Gaza waar Samson woonde en zij kwamen de hele weg over land om het gevaar te ontwijken van een zeerover die hen in het vizier had. Door de komst van deze drie pelgrims was ik zeer verblijd en vergat alle voorgaande rouw en gevaren die ik doorstaan had en hoopte nu op betere tijden. De volgende dag zijn wij om ongeveer 4 uur in de morgen van Rama naar Jaffa gereden. Toen wij uit Rama reden, hoorden wij zo'n gekraai van zo veel hanen dat het onmogelijk leek dat er zoveel hanen op deze plek waren. Toen wij stil in Jaffa aankwamen verzocht onze kapitein ons bij het scheepje te blijven om ons te behoeden voor de gevaren van de Turken, zoals wij die te duchten hadden van die van Jaffa onder anderen. Zo zijn daar heel wat Turken naar de zee gekomen, want het scheen hun heel wat aanzien te geven om met hun paarden te spelen en te baden. Toen dat klaar was, zijn zij weer teruggereden naar waar zij vandaan kwamen, zonder ons iets aan te doen. Toen kwam er nog een gezelschap onder wie er een was die boven de anderen uitstak. Sommigen hadden gebaad en enige dienaren kwamen op ons schip en hebben het helemaal doorzocht, hoewel hun overheid het hun verbood en zij wierpen al het brandhout overhoop omdat zij een fles wijn hadden gevonden, waaruit zij onmiddellijk hadden gedronken. Toen zij 1 of 2 maten gedronken hadden, werden zij zeer dronken en liepen daarna het hele schip door en zijn ook bij mij gekomen en hebben mij alles wat ik had, afgenomen, ook het relikwie dat ik bij me had en ook een buidel die van verschillende kleuren zijde was gemaakt. Zij wilden mij nog meer afdwingen en vielen mij aan met bittere, harde woorden, en niet één woord kon ik verstaan. Onder hen was er ook een die zijn sabel trok en hij zette hem op mijn borst. Toen zij zagen dat ik niet meer
44r
Nae Jerusalem
En hadden Soo hebben Sij ons voorts verlaaten
ende zijn te landen Gegaen ende verwachtende
haer meesters ende reden wederom te Landen waerts in
ende des anderen daechs daer aen ontrent een uren inde
Nacht Soo sijn wij zeijl gegaen van Japha na Cijprus
met eenen stilte van wint
Ende des daechs daer aen hebben wij int Gesicht
Gecreghen het Casteel vanden pelgrims aldaer den
pelgrims in verleeden tijdenplachten aen te Coomen
ende als nu Japha – Den darden dach hier nae
Soo zijn wij Gecoomen met ons Schip ontrent
acrij Leggende in Turckijen hebben daer ons Ancker
moeten setten om de Groote stilte ende teghen-
wint ende het Volck in dese stadt zijn wel eertijds
Cristenen Geweest ende is oock van de Cristenen
Gedisteruert Als het den Turck wederom innam
Aldaer eertijts schoone kostelijcke kercken ende
Gebouselen Gestaen hebben als men dat noch wel sien can
Ende van daer sijn wij gecoomen in den stadt in
turckijen genamt Turo die Ghedestrueert is van
Den Coninck van Constantinopelen ende is een stercke
grooten stadt Geweest als men noch sien Can ende is
weenigh bewoont ende daer ontrent woont volck
die Genamt worden rasphatie dat is te seggen
dat Sij Sonder kennisen van Godt ofte van
enege Afgoden ende werden onder de anderen turcken
Niet Gerekent hoe wel dat sij op de turckschen
Manieren Gecleet zijn ende dese eeten oock verkens
vlees ende als Sij des morgens opstaen heet eersten
vier voetighe Beesten ofte Dierte t zij paert esel hont Catte
ofte diergelicke dat Bidden zij voor dien dach aen voor
haer Godt ende zij seggen oock dat licham met Die siel
Gelick Sterft ende zij en verwachten Geen oordeel
Nae desen van hier Reijsen wij nae den fraij wel
getimmert stedeken genamt Saida Leggende in
turckien ende dat stedeken heeft aen de see Cant twee
Casteelen ende men can gaen vant een op ander met een
Lange steene brugge ende daer onder Loopt de zee
deur ende ten vloeijter noch ten ebter niet ende hochte
datter vloeijt dat is een Cupito hooch
Voor dese stadt saida lach een groot schip ofte hulk
van Constantenopelen den welcke alle jaers eens daer Comt
met boomwolle ende Lach geereet om Daruaers te
zijle ende hij hadde wel vijfhondert man opt Schip dese
wilde alle nae Constantenopelen ende wij waren door hem in Grot…
vrese ende mosten ons alle int Schip verborgen houden
Naar Jeruzalem
had, hebben zij ons daarna verlaten en zijn aan land gegaan. Zij wachtten hun meesters op en reden terug het land in. De volgende dag om ongeveer 1 uur in de nacht zijn wij onder zeil gegaan van Jaffa naar Cyprus met een windstilte. De dag daarna kregen wij het kasteel van de pelgrims in het zicht, waar de pelgrims in het verleden plachten aan te komen, zoals dat nu in Jaffa gebeurt. De derde dag daarna zijn wij met ons schip ongeveer gekomen tot Akko, dat in Turkije ligt. Wij moesten daar voor anker gaan vanwege afwisselend stilte en tegenwind. Het volk in deze stad is vroeger christelijk geweest en de stad is ook door de christenen verwoest toen de Turken de stad weer innamen. Dat daar vroeger mooie en kostbare kerken en gebouwen hebben gestaan, kan men nog wel zien. Vandaaruit zijn wij naar de stad in Turkije gegaan die Tyrus heet en die verwoest is door de koning van Constantinopel. Het is een sterke grote stad geweest, zoals men nog kan zien, maar er zijn weinig inwoners. Daar in de buurt woont een volk dat Rasphati genoemd wordt, dat wil zeggen dat zij niet geloven in God, noch in enige afgod en men rekende hen niet tot de andere Turken, hoewel zij zich op Turkse wijze kleden, maar zij eten wel varkensvlees. Als zij 's morgens opstaan, aanbidden zij het eerste viervoetige beest of dier dat ze zien, hetzij paard, ezel, hond, kat of iets dergelijks, gedurende de hele dag als hun god. Zij zeggen ook dat het lichaam en de ziel gelijk sterven en dus verwachten zij geen laatste oordeel. Van hieruit reizen wij naar het fraaie goed gebouwde stadje dat Sidon heet en dat in Turkije ligt. Dat stadje heeft aan de zeekant twee kastelen en men kan van het ene naar het andere lopen via een lange stenen brug en daaronder door loopt de zee en er is geen vloed en geen eb en als er al een vloed is dan is die ongeveer een halve meter hoog. Voor deze stad lag een groot schip of hulk uit Constantinopel dat hier ieder jaar eenmaal komt met katoen en het lag gereed om naar Costantinopel terug te zeilen en het had wel 500 man aan boord die allemaal naar Constantinopel wilden; wij waren heel bang voor hen en moesten ons allemaal in ons schip verborgen houden.
44v
Pelgrimsche reijse
Den 10 oktober daer aen valgende soo
quam ons Alweer een Groote vreese Alom van den
turck Gevangen te worden want daer quamen twee
turcken die haren handen af Gesneden waren ende Leuendich
Buijten Scheps boort Gheworpen met noch ontrent derchteig
turcken die in zee verdroncken soo men seijde Soo hadden dat
dat vijf Cristenen Gedaen die uijt Cipres waren gevaren met
het turckse Schip voor bootgheselle oft voor Schepevolck
ende voeren met haer Schip deur dese tijdijnghe quam in de
stadt met een Groote op roer want het schip daer tuijs
hoorden alsoo dat die vander stadt ontstelt waren ende die van
ons Schip dorsten niet aent Lant Comen om broot ende andere
Nootsackelicke behoeften te Coopen ende den noot ons dwinghende
Aent Lant te moeten Comen soo en wijlden dese turcken ons geen
broot vercoopen omdat wij Cristenen waren ende wij namen het broot
met geweldt uijt den ouen ende zijn sonder enich vertoeuen t schepije
Gecoomen seer Beurst zijnde ende terstont t zijl gegaen
hoe wel het seer stijlle was ende Roeijde met den Boot om
het Schip op de vaert te brenghe ende onsen patroon zijn
oogen altijt nae de stadt hadde Sorgende dat zij ons
Achter volgen Soude ende alsoo het tegen den auent ginck
Soo heeft het Godt versijen dat het wat heeft beginnen te
Coelen ende ons Goeden wint verleenen om nae Cipres te zeijlen
Ende in de veertijen dagen dat wij van Jospha gezijlt
waren weijnich ofte Geen wint hebben Gehadt maer altijt
stille Soo dat wij den 12 october tot Cipres gecomen zijn inde
hauen van famagusto met het onder Gaen vander sonne
des ander daechs Soo is ons Schip besocht om te
weten wat daer voor volck in was ende wij vertoonden ons
Becijt met een brief de La sainte dat is een Beschit van
Gesontheijt ende wande plaes daer wij hadde Geweest
Dat daer Geen pest en was dese Brief hadde wij vercregen
van den Gardiaen tot jerusalem ende sonder die soo en hadden
wi Binnen ses wecken niet in eenighe stede ofte dorpen
deurue Comen Dan alleen op het platte lant ende als wij desen
brief toonde in de stadt Soo Sijn wij aen Lant gecomen
ende inde stadt gegaen daer stercke wacht geh-uden wert
ende dese stadt hadde maer twee poorte ende hauen was beset
met eenen sterckte ende worden met eijseren kettinge Gesloten
voor de vijande want dat is de vernaemste ende sterckste
stadt van het ilant van Cipres oock waren in verschide
Cornette grieckse Ruijters die in waer geldt daer Lagen
ende Alser enighe onraet ontstaet Soo is dat Volck terstont
te paerde ende Berende dat Lant daer Rontsom
Soo dat dit ilant alle nachts Rontsom bewaert ende
bewaeckt wort ende is Groot Driehondert italiaense mijlen
int Ronde Als wij nu Binnen dese stadt quamen soo mosten wij
gaen in den huijs daer sij ons Besochten ende seijden wat wij
daer vanden heer Schuldich waren ende hebben het selve
betaelt Soo Gingen wij voors in de stadt om te hebben
een plaes daer wij onse Cost Betalen Souden
Pelgrimage
Op 10 oktober daaropvolgend overviel ons alweer een hevige angst om door de Turken gevangen genomen te worden, want we zagen twee Turken van wie de handen waren afgehakt en zij waren levend overboord gegooid met nog ongeveer dertig Turken die in zee verdronken waren, naar men zegt. Dat hadden vijf christenen gedaan die met het Turkse schip uit Cyprus waren gevaren als bootslieden of als scheepsvolk en zij voeren verder met hun schip. Door dit bericht was er in de stad een grote beroering ontstaan omdat dat schip daar thuishoorde en de stedelingen ontsteld waren. Die van ons schip durfden niet aan land te gaan om brood en andere noodzakelijke zaken te kopen. Toen de nood ons dwong aan land te gaan, wilden de Turken ons geen brood verkopen omdat wij christenen waren en wij namen het brood met geweld uit de oven en zijn zonder enig oponthoud bij ons scheepje gekomen. Zeer bevreesd zijn wij onmiddellijk onder zeil gegaan hoewel het heel windstil was en wij roeiden met het schip om het vaart te laten maken. De kapitein had zijn ogen steeds op de stad gericht omdat hij zich zorgen maakte dat zij ons zouden achtervolgen. Toen het tegen de avond liep, heeft God ons voorzien van wat afkoeling en ons een goede wind gegeven om naar Cyprus te zeilen. In de veertien dagen die wij vanaf Jaffa gezeild hadden, hadden wij weinig of geen wind gehad, maar steeds windstilte, zodat wij op 12 oktober bij het ondergaan van de zon in Cyprus aankwamen in de haven van Famagusta. De volgende dag werd ons schip bezocht om te weten wat voor volk erop was en wij toonden onze bescheiden met een bericht van gezondheid, dat is een mededeling over gezondheid in de plaats waar wij geweest waren, namelijk dat daar geen pest heerste. Deze brief hadden wij gekregen van de overste in Jeruzalem en zonder die brief hadden wij zes weken niet in enige stad of dorp mogen komen, maar alleen op het platteland. Toen wij deze brief toonden aan de stad, zijn wij aan land gegaan en de stad in, waar een forse wacht gehouden werd. Deze stad had maar twee poorten, de haven had een versterking en kon worden afgesloten met een ijzeren ketting tegen de vijand want het was de voornaamste en sterkste stad van het eiland Cyprus. Ook waren daar enige cavaleries Griekse ruiters die daar met wachtgeld lagen en als er enig onraad was dan zat dat volk meteen te paard en reed rond het eiland zodat dat eiland elke nacht rondom beveiligd en bewaakt werd. Het eiland is 300 Italiaanse mijlen groot in omtrek. Toen wij eenmaal in de stad waren, moesten wij een huis binnengaan waar de Griekse ruiters ons opzochten en zeiden wat wij daar aan de heer schuldig waren en wij hebben dat betaald. Daarna gingen wij de stad in om een plaats te zoeken waar wij tegen betaling zouden kunnen verblijven.
45r
Nae Jerusalem
Want daer Geen herberghen en zijn soo zijn wij
geweesen bij een man genaemt meester marten ende hij was
van geboorten vander Goes in Selandt ende hij was een
Buscieter ofte Constapel vander stadt ende hadde wel
dartigh jaren daer gewoont dese ontfinck ons met alle
vriendschap ende heeft ons wel Getrackteert ende Dese
hadde twee dochters die op onse wise Coocken Conden
Dan Sij deden ons wel betalen van onse tracktement onder
anderen verhaelden hij dat hij wingaerden hadden die seuenmals
int jaer vrochten voorts broochten de een voor de ander nae
als de eene Rijp was dan vloeijden den anderen van karstmus
of tot pasen toe Geduerende oop de manieren van die
Oranije Boomen Gelijck ick selfs van beijts gesien
hebbe gelijck oock in meer plaetsen in Cipres aen een boom
hangen Rijpe appelen groenen appelen half wassen appelen oock
heel Cleen ende Bloesel alsoo het een af Gaet Soo Comt
het ander wederom aen op dit Eijlant en vriest het nimmer
Meer noch het Snieut daer nijmmermeer
Als wij nu quamen in famagusto soo hoorden wij weeder
om de Clocken t welck in Turckijen niet Gebruickelicken
en is dat was ons een Grooten verheuginge ende veranderinghe
ende daer was oock een Seer schoon kercken die genamt
wort den itleijansen dom ofte oock Sinte Nicolaes kercken
ende Daer is oock een bisdom in dese kercken Leijt begrauen
de koninck Zogo ende hi is oock Geweest Coninck
Iserahel enden Den Lesten koninck van Cipres ende
is Gestoruen Anno 1472 ende int jaer 1488 hebben de
venesieijanen dat ilant van Cipres aen haer gekreegen
op den 22 februarij des jaers voorschreven ende dat
Geschiede daer een houwelijck van een dochter van
Ciepres Aen den hartoch van veniesie voor dese voorschreven
Kerck op de plaes daer staet het Graf van De godinne
Venus ende staet hooch uijt ten Aerden verheeuen ende is
Gebracht uijt bassa Aldaer ende staet tusschen twee
hooge pelaren ende elck is uijt eenen steen gehoude dese pilaaren sijn oock
Aldaer gebracht van Salanina alsoo geschreven in de wercken
daer Apostelen in dese stadt van famagusto sijn twee
biscoppen een italiaans ende den anderen een grieck ende
voors int Geheelen Lant Sijn van elcxs vier Biscoppen
ende wij sijn Gereijst van famagusto na Sinte Cattrinen
ten halven Raden ende daer Coomende ontrent Den auont
ende besien de plaesen daer het huijs stonden van
S Cattrinas vader ende daer sij Gewoont heeft
Ende oock op geuoet is daer staet nu een kerckxken daer ons
Getoont is stuck van een Calomme daer Sinte Cattrine
Naar Jeruzalem
Aangezien er geen herbergen waren, zijn wij bij een man geweest, genaamd meester Marten, die was geboren in Goes in Zeeland. Hij was een kanonnier of konstabel van de stad en had wel dertig jaar daar gewoond. Deze ontving ons in alle vriendschap en onthaalde ons goed; hij had twee dochters die op onze manier konden koken, maar zij lieten ons wel betalen van ons traktement. Hij vertelde onder meer dat hij wijngaarden had die zevenmaal per jaar vruchten voortbrachten, de een na de andere: als de ene rijp was dan bloeide de andere, de hele tijd van Kerstmis tot Pasen, op de manier van sinaasappelbomen, zoals ik zelf van nabij heb gezien. Evenzo hangen op meer plaatsen op Cyprus aan één boom rijpe appels, groene appels, half volgroeide appels en ook heel kleine en er zitten bloemen aan, zodat als de ene eraf gaat, de andere er weer aankomt. Op dit eiland vriest het nooit en sneeuwt het ook nooit. Toen wij in Famagusta aankwamen hoorden wij ook weer het klokgelui, hetgeen in Turkije niet gebruikelijk is en dat was voor ons een groot genoegen en een verandering. Er was ook een heel mooie kerk die de Italiaanse Dom heette of ook wel de St. Nicolaaskerk en daar zetelde ook het bisdom. In deze kerk ligt koning Zacco begraven, die ook koning van Israël geweest is en de laatste koning van Cyprus en hij is gestorven in het jaar 1472. Op 22 februari 1488 hebben de Venetianen het eiland Cyprus verkregen. Dat gebeurde door het huwelijk van een dochter van Cyprus met de hertog van Venetië. Op de plaats voor de voornoemde kerk staat het graf van de godin Venus, dat hoog uit de aarde verheven is en uit Bassa daarheen gebracht is. Het staat tussen twee hoge pilaren, elk uit één steen gehouwen en daar ook gebracht vanuit Salamis, zoals beschreven is in de werken van de apostelen. In deze stad Famagusta zijn twee bisschoppen, de ene is een Italiaan en de andere een Griek. Verder zijn op het hele eiland van elke nationaliteit vier bisschoppen. Wij reisden van Famagusta naar 'St. Catharina van het halve rad' en kwamen daar 's avonds aan. Wij zagen de plaats waar het huis stond van St. Catharina's vader, waar zij heeft gewoond en ook is opgevoed. Daar staat nu een kerkje waar men ons een stuk van een kolom toonde waar St. Catharina
45v
Pelgrimsche Reijse
Aen Gestelt is geweest ende aen de
Rechter hant van dit kerxken saghen wij staen
Op een outaer een Dooren van De Doorene Croon
Daer De Jooden De heere Cristus mee in zijn
ooft Gedruckt hadden ende voort beuart
In een cristelijcke kasse De Rechte gedante
Van een van De ses steene cruicken inde
Bruijlof van cana in Galilea alsoo
Becreuen staet Joan .2 vers .6
[afbeelding]
In De stadt van famagusto Daer hebbe ick gesien een
van De ses steenen kruijcken in de kercken ghenamt
Sinte maria De Salag in de welcke De heere
Cristus in de Bruijloft van Cana in Galena
verandert heeft water in wijn
Alsoo Geschreuen staet Joan 2 veers 6
ende hooch vijftijen 15 pallemen inde Buick
is Sij elf Spannen dick ende heeft
Maer een oor of een hant fatsel
plaet Sijn het Ander oor is vande
fransoijse moet wijlich af Geslaagen
ende onder in De Buijck
Pelgrimage
aan vastgebonden werd. Aan de rechterkant van dit kerkje zagen wij op een altaar een doorn van de doornenkroon die de Joden de Here Christus op Zijn hoofd gedrukt hadden en die werd bewaard in een christelijke schrijn die precies leek op een van de zes stenen kruiken op de bruiloft van Cana in Galilea zoals geschreven staat in Johannes 2:6.
[afbeelding]
In de stad Famagusta heb ik een van de zes stenen kruiken gezien in de kerk van St. Maria de Salag, de kruik waarin de Here Christus op de bruiloft van Cana in Galilea water in wijn heeft veranderd, zoals geschreven staat in Johannes 2:6. De kruik is 15 handpalmen hoog en in de buik is hij 11 spannen breed. Hij heeft maar één oor of handvat, dat plat is. Het andere is door Fransen er moedwillig afgeslagen. Onder in de buik
46r
Nae Jerusalem
Staet Een Ront Gadt gelickerwijs ofter
Een tap ofte een Craen in Gesteeken hebben want het
Is een groot ende swaer stuck om te heffen ende Desen
Kruijcken en heeft gheen voet omte staen ende Rust in een
Gehouden steen expres daer toe ghemackt ende is van
Buijten Grauachtich van aerde ende verglaest met
Maellertsel waer van Dit het recht fasoen is ende hebbet
Soo nae afgetekent als mijn mogelick was na te Doen ende
Hebse aen Gesijen met Groote verwonderingh
Ontrent een half ur gaens daer van Daer soo hebben wij
Gesijen de kercke daer in staet het geuanghen huijs
Van sijnte Cattrina het welck seer sterck gemackt
Was van hart steen Gelick oft uijt een klippe gehouden
hadde Geweest daer Sagen wij oock een hol ofte
Greepe Die sinte Cattrina Crabbelde als haer Seer dorste
Al waer haer Godt de heer water liet in Coomen
Ende desen kercke wort noch dagelijckx van de wachte
Bewaert.
Dese plaesen staet in de oude stadt fumagusto die
Eertijts Groot is gheweest seuen mijlen ende is nu
Gedestrueert dan men can noch sien de oude verualle
Muren Dit nu alles gesijen hebbende Sijn wederom
Gekeert daer Sinte Cattrina Vaders Costes de
Coninck Gewoont hadde ende Al dese kercken
Was Ghemackt een nieu huijs aldaer wij ingetogen
Sijn tot ontrent elf uren inder nacht ende voors
Reijsende nae Salinis sonder onderweghen te vertoeven
Ende wij zijn daer ghecoomen in den morghen stont ende
Zijn Ghebleuen in een dorp dat ontrent een half urs
Van See Lach ouermits dat tot salinies gheen huijsen
En staen ende dat dorp was ghenaemt Larnica ende Daer
Hebben wij ver toeft tot dat daer een Schip ghereet
Was om nae veniesie te vaaren ende de tijt
Dat wij daer waaren Soo donderden ende blicxemde
Het Bij nae alle nachts Alsoo Schrickelijck dat wij
Dochten dat de werelt ver Gaen Souden hebben
Ende mede Sulcken geueldighen Reegen oft met tobben
Van Den hemel of gegooten hadden ende dat valdt
In den manier van seggen dan pleght men ende
Beseijt men het lant ende nemt alsoo zijnen volCoomen
Was Doom tot dat het Rijp is soo Dat Den oegst
In Gehaelt wort ontrent uijt Gaende maert ofte
Int voorijnde des aprils ende als nu Den oegst
In is dan comter wederom alsulcken Grooten
Naar Jeruzalem
is een rond gat alsof er een tap of een kraan in gezeten heeft, want het is een groot en zwaar ding om op te tillen. Deze kruik heeft geen voet om op te staan en rust in een gehouwen steen die speciaal daarvoor is gemaakt. Hij is aan de buitenkant van donkergrijze klei en geglazuurd, zodat dit makelij is zoals het zijn moet en ik heb het zo nauwkeurig nagetekend als het mij mogelijk was om te doen en heb het bekeken met grote verwondering. Ongeveer een half uur gaans hebben wij de kerk gezien waarin de gevangenis van St. Catharina staat. Die was heel stevig gemaakt van hardsteen, alsof hij uit een rotsblok gehouwen was. Daar zagen wij ook een holte of nis waaraan St. Catharina krabde als zij heel veel dorst had en waarin God de Heer voor haar water liet komen. De kerk wordt nog dagelijks door een wacht bewaakt. Deze plaats staat in de oude stad Famagusta, die vroeger 7 mijl groot geweest is en nu verwoest, maar men kan de oude vervallen muren nog zien. Toen wij alles bekeken hadden, zijn wij teruggekeerd naar de kerk waar St. Catharina's vader Costes, de koning, gewoond had en aan deze kerk was een nieuw huis gebouwd waar wij ingetrokken zijn tot ongeveer 11 uur 's nachts, waarna wij naar Salinis reisden zonder onderweg te stoppen. Wij zijn daar in de morgenstond aangekomen en zijn daar gebleven in een dorp dat ongeveer een half uur van zee lag, omdat in Salinis geen huizen staan. Dat dorp heette Larnaca en daar hebben wij vertoefd totdat er een schip gereed was om naar Venetië te varen. In de tijd dat wij daar waren, donderde en bliksemde het alle nachten zo verschrikkelijk dat wij dachten dat de wereld aan het vergaan was. En dat met zo'n geweldige regen alsof het met bakken uit de hemel viel zoals de zegswijze is. Dan ploegde en zaaide men het land en liet het gewas tot volle wasdom komen tot het rijp was zodat de oogst eind maart of begin april binnengehaald werd. Als de oogst binnen was dan kwam er weer zo'n grote
46v
Pelgrimsche Reijse
Hitte dat alle het groen verdort ten waer sommighe
Cruijde wijngaerden olijfboomen vighe boomen dadel boomen
ofte eenighe Diergelicke Boomen Die nae de groote het(te)
Ende Droogten euen wel wassen wij hebben oock aldaer gesien
Een Schoon Boomgaert daer alderleijde ghebomten
In stonde Die Sij onder houden met vochtigheijt
vant water ende Diepe putte Daer te Gemackt
Met een grooten Rat daer Aen om alsoo het waater
Vijt te trecken aen welcken Raeden ofte ketten
Veel steenen cruijckens hangen ende int omraeijden
Soo vallen sich De Cruijcken Selfs ende
Wederom bouen van selfs uijt storten ende
Met gaten Doort hooft Loopen ende benochticht
Ende wort alle auonts onderhouden ende nae
Eenighe Dagen wachtens alhier Soo hebben
Wij een grooten schip ghecreegen wel van
Ontrent Seuen hondert Lasten dat nae ueniesie
Wilde zijlen ende daer gingen wij in Daer waren wel
Vierhondert Soldaten op ende Dese hadden in Diensten
Geleeghen in Cipres ende dat schip was wel toe
Gherest van amoniesie van oorlooghe ende het
hadden wel vierenveertigh metalen stucken op ende achter
Laghen stucken die twalef palmen dick waren ontrent
Ontrent het Laetgadt ende zijnden Seluen dach gecomen
Tot Limussen als wij nu tegens den wijnt hadden gingen
eerst van Lumissen t Zijl des anderen daghs met eenen goeden
Wijnt die drie dagen aen een Gedurden ende den vierden dach
Veranderde de wint ende hebben een grooten storm van wint
Met dapperen Reegen vermenckt gecreegen soo dat wij het
Eerste ilandt ofte hauen mosten in Loopen want daer
Omtrent veel steen Clippen Laagen Soo Liepen wij int
Eijlant Genamt Sint nicolaes De karsi daer veel
Schamelen Griecken wonen in dat eijlant Comende
Soo Lagh daer een Schepken van Sipres hebbende
Tarwe Geladen dat meede nae Goeden wint wachte in
Dat Dit Schepken vanden wij een Bottgeselle Die ons
Pelgroms Gebracht hadden tot Jospha van
Venesien ende was een Getrouwe vroom man desen
Heeft ons Geseijt het quaet auentur dat de pelgrims
Bejegent was hoe dat hoe dat het Schip van
Limoeson tot drie reijse t seijl gegaen was ende door
Tempeste wederom moeste Loopen ende (?) een tijt opt schip
Weesee ende (?)ist Groote Schip Gebaersten tot sticke toe ende
het volck is Gebercht in de Gondelee ofte bootgens ende
Pelgrimage
hitte dat al het groen verdorde. Er waren sommige kruiden, wijngaarden, olijfbomen, vijgenbomen, dadelbomen en meer van dergelijke bomen die na de grote hitte en droogte evengoed groeiden. Wij hebben daar ook een mooie boomgaard gezien waar allerlei bomen in stonden die zij onderhielden met vochtigheid van het water uit diepe putten die daarvoor gemaakt waren met een groot rad eraan om zo het water eruit te trekken. Aan dat rad hangt een ketting met stenen kruiken die zichzelf vullen bij het omdraaien en die zich bovenaan zelf leegstorten in goten die door het hof lopen en het zo bevochtigen en dit hof wordt elke avond onderhouden. Na enige dagen hier te hebben gewacht, kregen wij een groot schip van wel ongeveer 700 last dat naar Venetië wilde zeilen en daar gingen wij aan boord. Daar zaten wel vierhonderd soldaten op, die hadden in dienst gelegen op Cyprus en dat schip was goed toegerust met munitie en er stonden 44 metalen stukken op en achter lagen nog stukken die 12 handpalmen dik waren rond het gat voor de lading. Diezelfde dag zijn wij tot aan Limassol gekomen en omdat wij toen tegenwind hadden, gingen wij pas de volgende dag weg uit Limassol, met een goede wind die drie dagen aanhield. Tijdens de vierde dag veranderde de wind en kregen wij een hevige storm vermengd met flink veel regen zodat wij het eerste eiland of de eerste haven moesten binnenlopen, want daar lagen verspreid veel stenen klippen. Dus liepen wij binnen bij het eiland dat St. Nicolaas van Karsi heet, waar veel arme Grieken wonen. Toen wij de haven van het eiland binnenliepen, lag daar een scheepje uit Cyprus dat tarwe had geladen en ook op goede wind wachtte. In dat scheepje vonden wij een matroos die ons, pelgrims, vanuit Venetië naar Jaffa gebracht had en die een trouw en vroom man was. Hij heeft ons het kwade avontuur verteld dat de pelgrims overkomen was en hoe het schip van Limassol tot driemaal toe onder zeil gegaan was en door de storm weer binnen moest lopen. Toen zij een tijdje op het schip waren, is het grote schip in stukken gebroken en is het volk in veiligheid gebracht in gondels of bootjes.
47r
Nae Jerusalem
Gearriueert tot Rodes dat den turck in hadde soo dat
Alle de pelgrims zijn Geuallen in handen van den turck
Ons schip noch voor de haauen was leggende
gingen wij opt eijlandt bouen op geberchte ende daer
stont een veruallen slodt ofte Casteel bij ons hebben
de een van onsen bodtsgesellen desen sagh van veeren
Coomen om de hoeck vant eijlant soo heeft hij
terstont geroepen ende onse pattron int schip
roepende ende seijde meede dat er Seijlen quamen
Soo deden den pattroon allen Sijn gecut reet macken
ende liet een geschut op Schieten tot een t zijn om alle
zijn volck Schep te crijgen die aen landt waaren soo is het
volck in alder haast Schep gecoomen als zij nu alle t schep
waaren Soo Liet den pattroon alle zijn vlaggen vliegen Soo
Bouen in den mars als oock beneden ende de Boschieters
elck op zijn quartier gestelt met Brandende Lonten ende de
Soldaten elck zijn geueer vaardijgh hebbende en stonden
gereet om te Slaen ick Siende dat het ons
gelden Souden hebben wij ons oock gereet gemakt om de
Soldaaten te helpen die onsen pattroon Siende ende wij ons
quartier dicht aen zijn Caamer hadden Seijde tot ons doet
u Geweer af ende Gaet met meijn bij al dan dat u
de Turck Sagh ofte pelgroms Soude terstont u
Geuangen neemen ende Seer swaerelijcken af Raacken die
niet vrij en waaren met den turck ende brocht ons bij zijn botelier
Die welcke zijnen plaes hadde int onderste vant Schep ende
Belaste hem dat heij ons bewaaren Soude in de broott
kisten Soo hij Best Conde.
Soo zijn dese galeijen ons Zeer ghenadert ende het
waare de wachten van Roodes om ons Schip te onder
Soecken ende te Besichtighen ende noch verre van een ander
wesende Soo dede onse pattroon drie stucken Canons
Afcieten Soo dat het Scheen al te versetten dat in
Schep was ende dat Scheenen vereer ofte groete scheute
teweesen ende de galaien schoten van geleijcke twee
stucken af als tot een teeken van vrientschap Soo is den
patroon weder bij ons gecoomen hem wel ouerdenckende dat
wij Bij den bottelier niet vrij en soude zijn als Den
turck t scheep Compt soo heeft hij voor een gewoonten
dat Sij Lopen nae den Bottelier om eeten ofte drincken
ende seijde ick Sal u brenghen op een ander plaes
Comt volcht mij soo heeft hij ons ghebracht voor
Bij den Scheps timmerman die heij belast
ons te Bewaren want hij was een manlick desen
was den geneser met een praktijck ntloopen
Naar Jeruzalem
Toen zij in Rodos aankwamen, dat van de Turken was, vielen alle pelgrims in Turkse handen. Ons schip lag nog voor de haven en wij gingen de berg op, waar een vervallen slot of kasteel stond. Wij hadden een van onze matrozen bij ons en deze zag van ver zeilen komen om de hoek van het eiland, dus hij riep meteen naar de kapitein op het schip en zei dat er zeilen aankwamen. Toen liet de kapitein al het geschut klaar maken en één kanon afschieten als een sein om al zijn scheepsvolk, dat aan land gegaan was, aan boord te krijgen. Het scheepsvolk is in allerijl aan boord gegaan en toen zij allen op het schip waren, liet de kapitein al zijn vlaggen wapperen, zowel boven in de mast als beneden. Elke kanonnier stond op zijn post met brandend lont, de soldaten hadden elk hun geweer gereed en zij stonden klaar om te vuren. Ik zag dat het ons zou aangaan en dus maakten wij ons ook klaar om de soldaten te helpen. Toen de kapitein dat zag, wij hadden ons onderkomen dicht bij zijn kamer, zei hij tegen ons dat wij het geweer moesten afdoen en met hem meegaan. 'Als de Turken u zouden zien als pelgrims dan zouden zij u onmiddellijk gevangennemen en het zou heel moeilijk zijn om van de Turken af te komen en weer vrij te zijn.' Hij bracht ons bij zijn bottelier die zijn plaats had in het onderste deel van het schip en hij gaf hem het bevel ons in zijn broodkisten te verbergen zo goed als hij kon. De galeien kwamen op ons af en het waren de bewakers van Rodos die ons schip wilden onderzoeken en bekijken en toen wij nog ver van elkaar waren liet onze kapitein drie kanonnen afschieten zodat het leek alsof alles wat in het schip was, door elkaar heen lag. Dat leken eer- of begroetingsschoten te zijn en de galeien schoten op dezelfde manier twee kanonnen af als teken van vriendschap. Toen is de kapitein weer bij ons gekomen omdat hij overdacht dat wij bij de bottelier niet veilig zouden zijn. Als de Turken aan boord kwamen dan hadden zij als gewoonte om naar de bottelier te gaan voor eten of drinken. Hij zei: 'Ik zal u naar een andere plaats brengen, kom volg mij.' Toen heeft hij ons voor- bij de scheepstimmerman gebracht, die hij het bevel gaf ons te verbergen, want hij was een Mammeluk en genezer uit een praktijk ontsnapt.
47v
Pelgrimsen Reijse
Den timmerman ontstont een
Lanteren ende hiet ons volgen onder int schip daer
wesen hij eenighe plancken Lichten daer wij in
Gingen daer eenighen Carobben Ligen daer Cropen
wij tusschen de Solderingh ende de Carobben
in daer wij in Al sulcken Benautheijt waren dat wij
Meenden dat ons de doot ouerquam ende het gadt
daer wij duer in zijn gecoomen stopte hij
wederom met deselfde delen toe ende schoot
daer ouer een stuck van een Cabel ende voorts
Alle de andere gaten toe geleijdt ende hebbe
Alsoo die vijtterste Benautheijt moeten Leijde
Soo zijn dese galeijen onse pattroon geaboordeert
Werppende het ancker Rontsom ons soo is den
Turck met haer drien in ons schip ghecoomen veel
Geclaps mackende ende seide dat de
soldaten int eijlandt grooten Schade gedaen
hadde Aen de Griecken soo vant nemen harer besten
ende dat sij de Antaren Berooft ende dier
Geleijcke dingen meer ghedaen hadden onsen
Patroon verexcuseerde de soltaten
seer want sij stonden onder haer Cuppetie ofte Cornelle
ende onsen pattroon dede dese dirie turcken ofte
Ouerste der galijen een bancet toebereijden
ende voeren over ende weder over tot malcander ende op het
Leste verackorderden onsen pattroon met haer dat hij
haer Geuen Souden: aen geldt honder goude sieckelen
Dat is hondert veneetsen ducaten ende zijn alsoo van de
Galijen verloost ende wij Seijn wederom uijt ondersten
vant Schep Gebracht op onse oude plaes met
Grooter Blijschap ende den turck seijde
tegens onsen patron dat Seij wel westen dat daer
Noch pelgroms achter waren die sij sochten het
welcke wij waren ende godt de heere heeft ons voor
Dese bewarrt ghelooft moet zijn zij inde euigheijt
Op dese Drie gelaije waren van onse pelgroms elf
Geuanghen ende opt eijlandt van Rodes waren noch
Gebleuen Drie wronnen met een priester ende de anderen
pelgrims opt vastelandt in turckien aen Gecoomen
Onlangs hier nae soo isser een boot van de turcksen
Gelaijen aen Boort gecoomen in hebbende twee
Geuangen van onsen pelgroms uijt swijtserlandt
Biddende offer Niemandt van de Coopluijden hen Copen
often verlossen wijlde ende preesenteerde haren
Geuangen te Blijuen tot venesien tot dat zij ten
volle daer of Betaeldt ende voldaen Soude zijn van daer
Pelgrimage
De timmerman stak een lantaarn aan en zei ons hem te volgen onder in het schip. Daar lichtte hij enige planken op, waarna wij in de ruimte gingen. Daar lagen enige zakken carobben en wij kropen tussen de zoldering en deze zakken naar binnen. Daar kregen wij het zo benauwd dat wij dachten dat wij doodgingen. Het gat waardoor wij naar binnen waren gegaan, maakte hij met dezelfde planken dicht en gooide daarover een kabel; verder dichtte hij alle andere gaten, zodat wij van maximale benauwdheid te lijden hadden. De galeien sloten onze kapitein in door rondom ons voor anker te gaan. Daarna kwamen de Turken met z'n drieën op ons schip waarbij zij veel en luid kletsten. Ze zeiden dat de soldaten op het eiland veel schade hadden toegebracht aan de Grieken door hun beesten weg te nemen en dat zij de altaren beroofd hadden en meer van die dingen hadden gedaan. Onze kapitein maakte zeer veel excuses voor de soldaten want zij stonden onder het bevel van hun kapiteins of kolonels. Onze kapitein liet voor deze drie Turken of bevelhebbers van de galeien een banket bereiden en voeren op en neer naar elkaar en ten slotte kwam onze kapitein met hen overeen dat hij hun 100 gouden sikkels zou geven. Dat is 100 Venetiaanse dukaten en zo waren wij van de galeien verlost. Wij werden weer uit het onderste van het schip gehaald en met grote blijdschap naar onze plaats gebracht. De Turken zeiden tegen onze kapitein dat zij wel hadden geweten dat er achter nog pelgrims waren die zij zochten en daarmee bedoelden ze ons. God heeft ons behoed en men moet Hem loven tot in de eeuwigheid. Op de drie galeien zaten van onze pelgrims er elf gevangen en op het eiland Rodos waren nog drie nonnen en één priester en de andere pelgrims waren op het vasteland in Turkije aangekomen. Kort hierna zijn mensen van een boot van de Turkse galeien bij ons aan boord gekomen en die hebben twee van onze pelgrims uit Zwitserland gevangengenomen. Zij waren aan het smeken of niemand van de kooplieden hen kopen of verlossen wilde en zij stelden voor hun gevangenen te blijven tot Venetië waar de kooplieden ten volle betaald en voldaan zouden worden. Er
48r
Nae Jerusalem
Af Betaelt ende voldaen zoude zien daer
en was Niemandt Die Sulcx doen wolde ende beroeijde
met desen voorschreuen polgrims wederom nae haren
Galaije ende des anderen dachs Soo sijn de galaijen
wederom Geroeijt nae rodes ende namen het gheladen
Schipken van Cipres met haer die Sinen Laest in
Candien meenden te brenghen des anderen daechs hebben
wij ons ancker Gelicht ende zijn t zijl gegaen
ende zijn Gecoomen in het eijlandt genamt miloo
om dat ons den wint Contrarijde twelck eijlandt toe
Comt aen Griecx hartoogh den Selvighen woont
in een anderen Landt ende dit eijlandt heeft
den naam van den hartoogh Milo genamt soo ons berecht is
Op die eijlandt waren wij een tijt Lanck ende de
gelegentheijt vant Landt doorsijen beuijndende hetselue
Seer Vruchtbaer ende met wat gheberchte oock is daer
wel marmersteen en Albastersteen die veel bijde wegh leijt
Sonder eenighe waerde oock Saghen wij oock moles met
ses wiecken ende daer wast oock seer Schoon Cooren in de
Valaijen ende Anderen vruchten meer daer en is gheen wijnter
wij Sochten Altijt meddel om uijt de Son te weesen
en in dit eijlandt is veel volckx daer zijn schone
mans en vrouwen het Manvolck was gecleet op den
grieckse Manieren ende het vrouwvolck hadde rockskens
totdie knienen toe desen waren al meest van Linuat
Gemackt ende met veel vrouwen die jonghen dochters
droegen Lijfkens van damast ende de mouwen was ander
werck met Linwaet doortooghen t welck ons vreemt
was om aen te Sien ende wij Ginghen des anderen dachs
t zijl nae het eijlant Sijnte Genamt ende zijn daer
Voorspoedigh aen Gecoomen ende van Sante wederom
zeijl Gijngen ende terstont een storm beginnen te
waijen met een tegenwijnt Soo dat wij geen Zeen en Conden
Maacken ouer mits de Eijlanden daer wij onder waaren
soo Mos het onsen patroon int gewicht stelle onder
ofte ouer ende hebben een hanen beseijlt ende daer in geloopen
met den donckere Auont en dat al met alsulcken prijckel
dat niemant anders en dochten dan Aldaer te steruen want
Onsen pattroon was Roepende wij sijn Al elendighe menschen
want het Schip Creeg twee stooten op een steen Clap
Soo dat wij doorde hulpe van Godt gheherberght worden
in donckerheijt van den auont als Bouen geseijt is
in den hanen van slauernien ende is t sestigh itleijansen mijlen
Naar Jeruzalem
was niemand die het wilde doen en zij roeiden met de voornoemde pelgrims weer naar hun galeien. De volgende dag zijn de galeien weer naar Rodos geroeid en zij namen het geladen scheepje van Cyprus mee dat zijn lading naar Candien meende te brengen. De volgende dag hebben wij ons anker gelicht en zijn onder zeil gegaan en zijn gekomen tot het eiland Milos, waar wij tegenwind kregen. Dat eiland behoort toe aan een Griekse hertog die zelf in een ander land woont, maar dit eiland heeft de naam van de hertog Milo, zoals men ons vertelde. Op dat eiland verbleven wij een tijd lang en waren we in de gelegenheid het land te bezichtigen. Wij zagen dat het zeer vruchtbaar was met wat gebergte en dat er ook veel marmer en albast is, dat daar zonder enige waarde bij de weg ligt. Wij zagen ook molens met zes wieken en er was ook mooi koren in de dalen en ook waren er nog andere vruchten en het is er nooit winter. Wij zochten altijd een manier om uit de zon te blijven. Op dit eiland was veel volk en het waren mooie mannen en vrouwen. De mannen waren gekleed op de Griekse wijze, de vrouwen droegen rokjes tot op de knie en die waren meestal gemaakt van linnen en met veel vouwen. De jonge dochters droegen lijfjes van damast en de mouwen waren van een andere stof met linnen doorschoten, wat wij vreemd vonden om te zien. De volgende dag gingen wij onder zeil naar een eiland dat Zakynthos heet en zijn daar voorspoedig aangekomen. Toen wij van Zakynthos weer onder zeil gingen, begon meteen een storm met tegenwind op te steken zodat wij geen voortgang konden maken, vanwege de eilanden waar wij onder lagen. Dus was het aan onze kapitein om te beslissen: erboven of eronder langs te gaan en toen bezeilden wij een haven en waren daar binnengelopen in het donker van de avond en wel met zulke gevaren dat niemand iets anders dacht dan dat wij er zouden sterven, want onze kapitein riep dat wij allemaal beklagenswaardige mensen waren, want het schip stootte tweemaal met een klap op een steen. Wij zijn met hulp van God in veiligheid gebracht in het donker van de avond zoals hiervoor is gezegd in de haven van Slavonië. Dat is 60 Italiaanse mijlen.
48v
Pelgrimse reijse
van Santen ende wij Des Anderen Dachs wederom
zijl gegaen uijt de hauen van Slauonien nae het eijlandt
Corffo Genamt nu daer ontrent wesende soo zijn wij
gecoomen aen het eijlandt histra in dese haauen
Ontlasten haer de Grooten schepen van venesie
ende wij vonden daer Een groot schip dat aldaer
Goede wijn vercochten ende wilde nae Cipres met
zijnen Laste ende in dit Schip waaren veel
Minnebroeders de welcke nae jerusalem wijlde
Reijse eenige om haer deuotie de andere om al
Daer te Bliuen metter woone ende de heijlighe plaasen
te Besoecken alsoot gebruijckelijck is dat de minnebroeders
Aldaer drie jaaren woonen ende als dan wederom vertrecken
ter plaasen Daer Sij van daen zijn ende dan Comendaer
Andere in plaes die Alsoo alle Dachs tot jerusalem
worden verwacht ende wij seijlde noch op den selfden Dach
met een bercke nae Venitie ende was noch hondert
itliaense Mijlen van Venetien op den twaelfden februarij
zijn wij tot venetien aen ghecoomen Godt Louende
En Danckende van ouer Comste ende sijn in de stadt
Venetie ghecoomen ende ons Bescheijt den heeren vertoont
Ende Ginghe ten herberghe Histerione om ons wat te
Veruarschen ende rusten nu godt Lof tot Venitie wesende
soo was het aldaer Vastelauondt ende sagen daer wondere
Dinghen van haere domminasie soo int speelen int
Mascraten int Lopen Langs de straaten met
Ossen ofte stieren met touwen gebonden ende geleit
Langs de straaten vel jonge gesellen jongens al nae
Geloopen de ende waren Al in Cleur gecleet
ende Coomende op de plaasen van Sinte marcus
Daer hebbende sij desen stieren Laten beijten en de
stooten met grooten Doggen ofte honden ende
Daer wordense gedoot ende dan wordense ghebruijckt
in de venisoenen ende Sagen oock ontallicken veel
Mommers ende masceraders met Costelicke kleeders
toegemackt ende dat geschiet al bij de schoonen
Lichten dach want bij den auont niet toe gelaaten
wort hebbende manden aen haren armen hangen wesende
van Blick ende geschildert daer hebben sij uijtgeblaasen
ire schaalen in Leggen ende wederom geuuldt met
Roose waater ende Lauendel water ofte andere
Wel ruikende waateren ende Soo gaet sij oock
Pelgrimage
van Zakynthos. De volgende dag waren wij weer onder zeil gegaan uit de haven van Slavonië naar een eiland Corfu geheten. Toen wij daar ongeveer waren, kwamen wij aan bij het eiland Histrië; in deze haven ontdeden de grote schepen van Venetië zich van hun lading en wij troffen daar een groot schip aan dat daar goede wijn verkocht en naar Cyprus wilde met zijn lading. In dit schip waren veel minderbroeders die naar Jeruzalem wilden reizen; sommigen vanwege hun devotie en anderen om daar metterwoon te verblijven en de heilige plaatsen te bezoeken. Zoals gebruikelijk was, woonden de minderbroeders daar drie jaar en dan keerden zij terug naar de plaatsen waar zij vandaan kwamen. Dan kwamen daar anderen voor in de plaats die elke dag in Jeruzalem werden verwacht. Wij zeilden nog dezelfde dag met een bark naar Venetië, wat nog 100 Italiaanse mijl was tot Venetië. Op 12 februari waren wij in Venetië aangekomen, God lovende en dankende voor de behouden overtocht. Wij waren de stad Venetië ingegaan en toonden de heren onze bescheiden, waarna wij naar de herberg Histerione gingen om ons op te frissen en uit te rusten. God zij geloofd waren wij nu in Venetië, waar het carnaval was en wij zagen daar spectaculaire dingen van lichaamsbeheersing, zowel in hun spelen als in de maskerade als in het lopen met ossen of stieren die met touwen vastgebonden door de straten werden geleid. Veel jonge gezellen en jongens liepen er achteraan en die waren van top tot teen kleurig gekleed. Toen zij op het St. Marcusplein kwamen, hebben zij de stieren laten bijten of stoten door grote honden of doggen, waarna zij werden gedood en gebruikt in het gebraad. Wij zagen ook talloze gemaskerden en gekostumeerden in kostbare kleding uitgedost. En dat gebeurde allemaal op klaarlichte dag, want het was in de avond niet toegestaan. Zij hadden manden aan hun armen hangen die van blik waren en beschilderd. Daar hadden zij uitgeblazen eierschalen in liggen die weer gevuld waren met rozenwater, lavendelwater of andere welriekende watertjes. Zij gingen ook
49r
Ne Jerusalem
Duerde stadt ende op de plaes van S marcus wat
Jonghe Dochters ofte Courtinsaanen in de vensteren
Leggende die groeten Sij met dese voorschreuen
eijren ende soo oock iets anders in dese voorschreuen
eijren ende Soo beuonde wert als vooren verhaelt
is de selveghe worden ghestraft ende voors dansende
Langes de straten ende wondercers wijlen bedrijuen
Op Sinte marcus plaes daer zijn gecommen
vescheijd dansers dese dansen eerst int Ronden
Daer nae elck een op haren Schouderen ende dansten ende
Daer nae twee hoog ende dansten daer Drie hoog ende
dansten ende op lesten vier hoog ende dansten ende
t was voor ons wonder eende vreemt dese Dingen te sien
Op desen plaes van sinte marcus daer waren op gerecht
verscheijde stellagien ofte tonelen doch meest bij hof
vanden harthoogh daer volck op sadt om alles te Sien
t genen dat jarelicx voor het hof omgaedt
ende aen Sien alle dat Seil Soo Comt het volck
al daer ofte een Schuterijen optrock Soo met Slagh
Swaerde ende anderen dingen meer ende sterker
aldaer den stieren hals of ende veel anderen dinghen
meer ende steecken aldaer stieren Die wi niet en hebben
Gesien ouermits dat wij onder den Dranck van volck
Niet dorsten begeuen ende dit doense tot den gedach
tenis van een groote ficktori ofte Diergelicke
Dit nu alles gesien ende geschreuen hebbende
Soo hebben wij beginnen ghereetschap te macken Om
Nae ons vaderlandt te Reijsen weesende de Neder
landen ende ben van de prikkelluse Reije tuijs Gecoomen
Binnen Daer Goude op den 28 maertij 1566 ende op den
18 maij 1565 uijtgereijst soo dat ick op de Jerusalems
Reijse ben geweest 11 Manten
Naar Jeruzalem
door de stad en naar het St. Marcusplein waar enkele jonge dochters of courtisanes in de vensters lagen; die groetten zij met de voornoemde eieren en er zat iets anders in de voornoemde eieren dan zoals hiervoor verteld is en als dat werd ontdekt dan werden de schuldigen gestraft, en verder dansten zij langs de straten en voerden een tijd lang wonderlijke dingen uit. Op het St. Marcusplein waren verscheidene dansers gekomen en die dansten eerst in het rond, daarna elk met één persoon op hun schouders en zij dansten daarna met twee en dansten daarna met drie en dansten op het laatst met vier personen hoog op hun schouders en het was voor ons wonderlijk en vreemd om te zien. Op het St. Marcusplein waren verscheidene stellages of podia opgericht, maar het merendeel was bij het hof van de hertog, waar mensen op een verhoging zaten om alles en al het spel te zien dat jaarlijks in het hof gebeurde. Zo komt het volk daar of er een schutterij optrok, met slagzwaarden en nog andere dingen. Zij snijden daar de stieren de hals af en nog andere dingen en slachten daar stieren die wij niet hadden gezien omdat wij ons niet in het gedrang van het volk durfden te begeven en zij doen dit ter nagedachtenis van een grote victorie of iets dergelijks. Nu wij dit allemaal gezien en beschreven hebben, waren wij begonnen om ons gereed te maken om naar ons vaderland te reizen, dat is Nederland. Ik was van de gevaarlijke reis op 28 maart 1566 in Gouda thuisgekomen en was op 18 mei 1565 daarvandaan vertrokken zodat ik over de heen- en terugreis naar Jeruzalem elf maanden heb gedaan.
49v
[Leeg]
[Leeg]
50r
Hijer beginnen Die Xij Vijerda
Ghen Die den paus Clements vant boeck
der apostelen die welcken men behoort te vasten.
te waater ende te broode Mannen enden vrouuen
Binnen haren Leeuen om te behouden haren zijelen vand
pine Der hellen want die Se geren vasten met
Goeder herten Nummermeer en Sullen sij verdoemt
worden of seij en zullen niet sien de peijne der helle
ende wedt ghij den Recten vrijdags dat die moeder
Maria hunne sal Seggen henne sterfdagh ende die
Engelen sullen henne zijele brenghen inden hemel sonder
twijffel welcke vrijdaghen worden geopent van Sinte
peter ende oock hebben se gehoort Alle de apostelen
En de die seer geren vasten die duiuel en sal Niet
weeten te seggen als sij zullen steruen ende oock en
zullen Sij niet haestelijck sterven ende als zij die
Menschen al gewast hebben dan sul hij Laten Leesen
een missen van den heijleghen geest ende op alle daghen
op die vridaaghen sal hij gheuen drie volle aelmisse ter
eeren die heijlighe drievooldigheijt ende van desen punten
en Sal men eeghen vergeeten 1
Den eersten vrijdagh is den vrijdagh daer quatertemt
En de vasten dan leest drie paternoster en drie
Aue maria ter eeren die heijlighe drievuldicheijt.
Den 2 vrijdagh is den vrijdagh voor onse Lieue frou
In de maart dan Leest twee Seuentigh paternoster
en tween en Seuentigh aue maria van de twee en seuentigh
Spraacken die godt den mensen op der aerden geuen heeft
Den Derden vrijdagh is den goeden vrijdagh dan Leest men
tweeseuentigh paternoster ende twee en seuentigh
Aue maria ter eeren die dooren Croon ons Liefs
heere Jesus Chrustus
Den vijfden vrijdagh is den vrijdagh Voor pijnxter(?)
Dan Leest twintigh paternoster ende twijntigh
Aue maria ter eeren dat onse Lieue heere Jesus
Cristus Sinen apostelen den heijlighen gheest den
Vijftiensen Dach naer Sijn verrijssenisse
Den sesden vrijdagh is in die quatertempen
Naer pijnxter dan leest paternoster ende
twalef aue maria ter eeren die twalef apostelen
ons Liefs heeren Jesus Schristus
Hier beginnen de twaalf vierdagen die paus Clement uit het boek van de apostelen gehaald heeft, waarop men behoort te vasten op water en brood, zowel mannen als vrouwen, tijdens hun leven om hun ziel te behoeden voor de pijniging van de hel. Want zij die graag en van harte vasten, zullen nooit verdoemd worden en zullen de eeuwige pijn van de hel niet zien. En als zij de juiste vrijdag weten waarop moeder Maria aan hen hun sterfdag zal zeggen dan zullen de engelen hun zielen zonder twijfel in de hemel brengen door de poort die op vrijdag door St. Petrus wordt geopend en dan hebben zij ook alle apostelen gehoord. En van degenen die zeer graag vasten, zal de duivel niet kunnen zeggen wanneer zij zullen sterven. Ook zullen zij niet plotseling sterven en als men die mens al gereinigd heeft dan zal men een mis van de Heilige Geest laten lezen. Op al die vrijdagen zal men drie volle aalmoezen geven ter ere van de Heilige Drievuldigheid. Van deze punten zal men er geen vergeten:
De eerste vrijdag is de vrijdag van de vasten- en onthoudingsdagen aan het begin van elk jaargetijde[1] : lees dan drie Onzevaders en drie weesgegroetjes ter ere van de Heilige Drievuldigheid.
De tweede vrijdag is de vrijdag van Onze-Lieve-Vrouwe in maart: lees dan 72 Onzevaders en 72 weesgegroetjes vanwege de 72 talen die God de mens op aarde gegeven heeft.
De derde vrijdag is Goede Vrijdag: lees dan 72 Onzevaders en 72 weesgegroetjes ter ere van de doornenkroon van Onze Lieve Heer Jezus Christus.
De vijfde vrijdag is de vrijdag voor Pinksteren(?): lees dan twintig Onzevaders en twintig weesgegroetjes ter ere van het feit dat Onze Lieve Heer Jezus Christus zijn apostelen de Heilige Geest gaf, de vijftiende dag na zijn verrijzenis.
De zesde vrijdag is in de tijd van de vasten- en onthoudingsdagen aan het begin van elk jaargetijde hier na Pinksteren: lees dan twaalf Onzevaders en twaalf weesgegroetjes ter ere van de twaalf apostelen van Onze Lieve Heer Jezus Christus.
[1] Elk jaargetijde heeft drie van die dagen. Het totaal van die 'vierdagen' wordt dan twaalf (vier jaargetijden, elk met drie vastendagen = 12 dagen). De vierdagen vallen op de woensdag, vrijdag en zaterdag na (1) de derde zondag van de advent (winter); (2) na de eerste zondag van de vastentijd (lente); (3) na Pinksteren (zomer) en (4) na het feest van de kruisverheffing (herfst).
50v
Den Seuenden vrijdagh voor sint jan baptista
Dach Gheboorten dan Lest dertogh paternoster
ende dartogh aue maria ter Eeren dat godt
wort Vercoft voor dartigh penninghen
Den achten vridagh is voor Sinte peter ende
poulus dach dan Leest drie en dartigh paternoster
ende Drie en dartigh aue maria ter eren dat Cristus
Jesus drie en dartigh jaren out was doen heij den
Bitteren doot sturf Voor ons
Den negende vrijdagh is voor ons Lief vrounen
hemelvaerts dagh dan Leest vijf paternoster
ende vif aue maria ter eeren de vijf wonde onsen
heere Jesus Cristus
Den tienden vrijdagh is in de quatertemper in die
Garst mant dan Leest drie paternoster
ende Drie aua maria ter eeren die drie Nagelen daer
Onse Lieue heere mede genageldt werden aen den Cruijs
Den twaelefden vrijdagh is den quatertemper
voor kers Auondt dan Leest vijftijen paternoster
ende vijftien aue maria ter eeren der vijftien
teekenen die Godt Sal Laaten geschieden
voor dat Leste Oordeel
Noch van Drie gulde vrijdaghen
daer was een heijdense man die een goeden vrou in sijn
huijs hadde ende Sij hadden een Cristen macht die
hij Seer Lief hadden het geschiede op een teijt
Dat die heijdensche man tuijs quam vijt den tempel
Godts daer zij studeerden ende Daer haden sij gehoort
een Goedt ecksempel voor alle menschen
ende Dat hij wat Langer ut was dan hij te vooren
plagh ende Soo vraechden hem Zij wijf die
Oorsacken ende heij Seijde ick Com vt vwen tempel
ende daer heb ick gehoort ende geuonden Den gulden
vrijdagh en doe de vast eens binnen haren Leeuen ende
Doet die daer toe staet die en Sal niet verdoemt
worden Doen vraeghden hem Zijnen wijf wanneer de gulden
Vrijdaagen waren ende hij Sprack dat en Sal ick u
Niet Seggen want Zouden ons maect Seggen want
Ick en woude om geen geldt dat het de Cristenen
wisten daer Naer als de wrouwen alleen tuis quam ofte
tuijs was met haer maect Soo badt haer maect
haer wrouwe dat Sij haren man bidden Souden dat hi hare
De zevende vrijdag is voor St. Johannes de Doper, zijn geboortedag: lees dan dertig Onzevaders en dertig weesgegroetjes ter ere van de verkoop van God voor 30 zilverlingen.
De achtste vrijdag is voor de dag van St. Petrus en St. Paulus: lees dan 33 Onzevaders en 33 weesgegroetjes ter ere van het feit dat Jezus Christus 33 jaar was toen Hij voor ons de bittere dood stierf.
De negende vrijdag is de dag van de ten hemelopneming van Onze-Lieve-Vrouwe: lees dan vijf Onzevaders en vijf weesgegroetjes ter ere van de vijf wonden van Onze Heer Jezus Christus.
De tiende vrijdag is de kwartaaldag in de grasmaand: lees dan drie Onzevaders en drie weesgegroetjes ter ere van de drie spijkers waarmee Onze Lieve Heer aan het kruis werd genageld.
De twaalfde vrijdag is de kwartaaldag voor kerstavond: lees dan vijftien Onzevaders en vijftien weesgegroetjes ter ere van de vijftien tekenen die God zal laten geven voor het Laatste Oordeel.
Dan is er ook nog de Gulden Vrijdag. Er was eens een heiden die een goede vrouw in zijn huis had en zij hadden een christelijke dienstmaagd die zij zeer liefhadden. Het gebeurde op een keer dat die heiden thuiskwam uit de tempel van God waar hij studeerde en daar had hij gehoord over een goed exempel voor alle mensen. Hij was wat langer weggeweest dan hij voorheen placht te zijn en zijn vrouw vroeg hem naar de oorzaak, waarop hij zei: 'Ik kom uit uw tempel en daar heb ik gehoord en bevonden over de Gulden Vrijdag: hoe er staat dat zij die vasten in hun leven, niet verdoemd zullen worden.' Toen vroeg zijn vrouw wanneer die Gulden Vrijdag was en hij zei: 'Dat zal ik u niet zeggen want dan zou onze dienstmaagd het doorvertellen en ik wil voor geen goud dat de christenen het zouden weten.' Daarna, als de vrouw alleen thuiskwam of thuis was met haar dienstmaagd dan smeekte de dienstmaagd haar mevrouw om haar man te bidden, dat hij haar
51r
Die drie Gulde Vrijdaghen Seggen wouwen
dan Sal Ick hem moeten Sweeren dat ick die
Niemant en Sal zeggen maer ick weet u raat als
wij t auondt Slaapen Gaen dan bercht u in ons
kamer ende hoort Scharp toe ende onthout ende
dan Sal Ick hem nae die Seluer vraagen ende
Dan Gaet weederom vijt Als heij Slaept ende
als dat wijf hoorden man Vraechden doen most Sij haaren
Man Sweeren dat Sij die Niemandt en Souden leeren
doen Seijden heij tot haer den iersten vridag
Naer Jaers dach den tweeden vrijdagh is haeren hemelvaert
Dach den Darden vridagh Naer onse Lieue Vrouwen
hemelvaerts dagh die inde ooft mant Comt
ende elck moet te water ende te Broot genoedt
worden ende op elcken dagh moet men Leesen
tweeenseuentigh pater noster ende tweenseuentigh
Aue Maria op Sijn kniede Sittende ende op
elcken dach moet men geeuen drie Sielmisse
om Godes wil ter eeren van de heijlighe drieuuldigh
Doen Die eersten Vrijdagh Aen quam doen heeft
Die maert gheuast ende Die heidenschen man
Vraegent haer waerom Dat zij niet en Adt sij seijden
dat sij Sieck was ende ten tweede vridagh vasten sij
weederom ende den heijdensen man merckent dat ende
Seijde Sal der den derden vridagh oock maer vasten
ende oock meer Sieck Sijn ende den heijdensen man vragdent
haer ende Sij weederom dat sij sieck waer ende hij
hietense in den kelder Gaan tappen wijn ende volgende
haer Nae in den kelder ende vermoordense ende seijden
Nu en Sal ghij den derden vrijdagh niet meer vasten ende
Begroef see inden kelder ende des maendaghs daer ginck met
perssessie ende doen Sijde tegen den heijdense mans-
huijs quam Soo Conden Sij de Cruijsse niet voor beij Crijgen
ende Sij Gijngen in dat huijs ende vinghen hem
ende heij becenden ende Sij Groeuen de maect op
ende Zij worden wederom Leuende ende Sij beegeerden haer
Ziecken te Doen ende daer Nae openbaerden Sij den gulden
Vridaghen ende wat groote machten ende verdiensten
Sij waaren ende die Seijden een den ander voort Leert
Die verdient Soo veel als die See vasten hierom …..
Soo stranghen Leeuen als ghij Cont want het sal
Noch quaet genoch Seijn eer men noch in het euig Leeuen
Sal Moogen Coomen Amen den vierden vridagh ons Lieuen heere
hemels vaerts dags dan leest vertigh paternoster ter eeren die vertigh
daghen die Crustus geuast heeft in de voesteijnen den elfden vridagh
is voor alderheijlighen dag dan leest tien paternoster en tien aue maria
dat godt hem vertoonden naer Sijnen verrisenisse
die 3 gulden vrijdagen zeggen wilde. Dan zal ik hem moeten zweren dat ik die aan niemand zeggen zal, maar ik weet raad. Als wij 's avonds slapengaan dan verbergt u zich in onze kamer en luistert u scherp en onthoudt het en dan zal ik hem ernaar vragen, dan gaat u de kamer uit als hij slaapt. Toen die dienstmaagd haar het aan haar man hoorde vragen moest zij haar man zweren dat zij het niemand zeggen zou en hij zei tegen haar, dat de eerste vrijdag die na Nieuwjaarsdag, de tweede vrijdag is die na Hemelvaartsdag, de derde vrijdag is die na Onze-Lieve-Vrouwe ten Hemelopneming en komt in de oogstmaand. Op elke Gulden Vrijdag moet met water en brood gevast worden en op elke dag moet men geknield 72 Onzevaders en 72 weesgegroetjes bidden. En elke dag moet men om Gods wil drie missen voor de ziel geven ter ere van de Drievuldigheid. Toen de eerste vrijdag er aankwam, had de dienstmaagd gevast en de heiden vroeg waarom zij niet at en zij zei dat zij ziek was. De tweede vrijdag vastte zij weer en de heiden merkte dat en hij zei dat zij de derde vrijdag ook wel zou vasten en ook weer ziek zou zijn. De heiden vroeg het haar en zij zei weer dat zij ziek was. Toen gelastte hij haar om in de kelder wijn te gaan tappen en hij volgde haar naar de kelder en vermoordde haar terwijl hij zei: 'Nu zal jij de derde vrijdag niet meer vasten.' Toen begroef hij haar in de kelder. Op maandag was er een processie en toen zij bij het huis van de heiden kwamen, konden zij het kruis er niet voorbij krijgen en zij gingen het huis in en namen de heiden gevangen. Zij groeven de dienstmaagd op en zij werd weer levend en zij wilden dat zij de zieken zou doen en daarna openbaarde zij de Gulden Vrijdagen en wat een grote macht en verdienste zij hadden. Degenen die dat de anderen onderwijzen verdienen net zoveel als zij die vasten en daarom moet men zo streng leven als men kan, want het zal nog moeilijk genoeg zijn voor men in het eeuwig leven zal mogen komen. Amen. De vierde vrijdag is de Hemelvaartsdag van Onze Lieve Heer: lees dan veertig Onzevaders ter ere van de veertig dagen die Christus gevast heeft in de woestijn. De elfde vrijdag is voor Allerheiligen: dus lees dan tien Onzevaders en tien weesgegroetjes opdat God zich na Zijn herrijzenis vertoonde
51v
Een korte becriuinghe van desen mijnen Reijse uijt hollandt
Nae jerusalem ende oock int wederom keeren van Jerusal
Nae hollandt ende hoe langhe ick op elcken plaes gheweest
Ben alsoo hier naer perfecktelijcken volgen Sal
Vander gouden Onderweegen tgeweest tot Venesie 28 dag
tot fenesie stille geweest 18 Daghen-
Int schip voor venetien liggende 3 Daghen-
eer wij t sel Sijn ghegaan Nae Japha
Van venitie tot sante onder weghen gheweest
8 Daghen
Van Sante tot Cipres gheseijlt 9 Daaghen In cypres
stil geweest 8 Daagen van Sijpres tot salimis
ende soo voorts Lunissen aen t lant ofte int
Schip geweest 7 Daghen.
Van Lunnissen tot Jaspha Onderweghen
gheweest 3 Daaghen en een half tot Jaspha
geweest een dagh tot roma 2 daghen geweest in
de heijlighe stadt van Jerusalem ofte tot
Bettelahem in alles 26 daghen.
Int wederceeren van de heijlighe stadt Jerusalem
Nae hollant
tot Roma geweest 11 daghen.
tot Jaspha geweest 7 dagen-
Int heijlighe Landt in alles geweest
7 weecken en 5 daghen
Van Jaspha tot Sijpres Onderweegen
geweest 16 daghen.
In Sipres gheweest 36 daghen
Van Sipres onderwegen tot veniesie geweest 12 weecken
In Veniesie gheweest 13 daghen
Van Veniese tot ter goude in hollandt
Onder weegen geweest 32 dagen
Het Eijnde Van dese mijne
Jerusalemse Reijse.
Een korte beschrijving van mijn reis vanuit Holland naar Jeruzalem en ook van de terugreis van Jeruzalem naar Holland en hoe lang ik op elke plaats geweest ben zoals hierna perfect zal volgen:
Van Gouda onderweg geweest tot Venetië 28 dagen. In Venetië gebleven 18 dagen.
In het schip voor Venetië gelegen 3 dagen voordat wij onder zeil zijn gegaan naar Jaffa. Van Venetië tot Zakynthos 8 dagen onderweg geweest.
Van Zakynthos naar Cyprus gezeild in 9 dagen.
In Cyprus verbleven 8 dagen.
Van Cyprus tot Salamis en verder naar Limasol, aan land of in het schip verbleven 7 dagen.
Van Limasol tot Jaffa 3,5 dag onderweg geweest, één dag tot Rama en daar 2 dagen gebleven.
In de heilige stad Jeruzalem of Bethlehem alles samen 26 dagen.
Op de terugreis vanuit de heilige stad Jeruzalem naar Holland: in Rama 11 dagen geweest, in Jaffa 7 dagen geweest.
In het Heilige Land in totaal 7 weken en 5 dagen geweest.
Van Jaffa naar Cyprus 16 dagen onderweg geweest.
In Cyprus 36 dagen gebleven.
Van Cyprus naar Venetië 12 weken onderweg geweest.
In Venetië 13 dagen gebleven.
Van Venetië naar Gouda in Holland 32 dagen onderweg geweest.
Het einde van deze reis van mij naar Jeruzalem.
52r
De heijlighe stadt Jerusalem
Is gheleghen Van dese Naervolghende
Groote steeden
mijlen mijlen
Van Cartago 402 Van gendt 580
Van hispales 739 Van Collen 549
Van Corintes 199 Van Londen 646
Van Lisbona 747 Van prago 488
Van Napels 348 Van Lipsich 493
Van marcillen 518 Van wittenbergh 482
Van Compostella 728 Van moijbergh 502
Van Roma 382 Van kraeckouwe 419
Van Lions 554 Van Lubeck 526
Van verona 550 Van Dansinck 450
Van parijs 602 Van stockhollom 208
Van Venesia 437 Van Anyocien 490
Van Bascel 529 Van Nineve 70
Van Vlijen 501 Van Babilen 165
Van Augusbergen 491 Van Calicut 170
Van straetsburgh 571 Van Mecha 708
Van Norenburgh 493 Van Saloo 164
Van franckfoort 526 Van Capebonsp 312
Van Antwerpen 570 Ranco 1025
van Amsterdam 577
De heilige stad Jeruzalem is gelegen vanaf de hiernavolgende grote steden:
mijlen mijlen
Van Carthago 402 Van Gent 508
Van Hispales 739 Van Keulen 549
Van Korinthe 199 Van Londen 646
Van Lissabon 747 Van Praag 488
Van Napels 348 Van Leipzig 493
Van Marseille 518 Van Wittenberg 482
Van Compostella 728 Van Moijberg 502
Van Rome 382 Van Krakau 419
Van Lyon 554 Van Lübeck 526
Van Verona 550 Van Dantzig 450
Van Parijs 602 Van Stockholm 208
Van Venetië 437 Van Anthiochië 490
Van Bazel 529 Van Ninivé 70
Van Ulm 501 Van Babylon 165
Van Augsburg 491 Van Calcutta 170
Van Straatsburg 571 Van Mekka 108
Van Neurenberg 493 Van Saloo 164
Van Frankfurt 526 Van Kaap de
Van Antwerpen 570 Goede Hoop 312
Van Amsterdam 577 Ranco 1025