1r
Een Pelgerimsche
Reijse
nae de H Stadt
Jerüsalem,
Die gedaen heeft den
E Jacob dircksen Pelgrimage vander gou in holland
Die alt Voornaemste soo op den wegh
Als oock int H Lande, Claerlijck beschreven
Ende fijguijerlijck in desen afghebeeldt
soo het tegens woordich staet ende te sijen is
Nach een pelgrimsche rise die gedaen heeft den
E heer Jeronimus Scheijdt van erffort int jaer
1615 van Jerusalem naede Jordan ende voorts nae
Sodoma ende gomora en vederom door egijpten nae
Jerusalem
Een pelgrimage naar de heilige stad Jeruzalem die de eerwaarde Jacob Dircksen Bockenbergh van Gouda in Holland gemaakt heeft. Hij. die al het voornaamste zowel onderweg als ook in het Heilige Land duidelijk beschreven en aanschouwelijk in woorden heeft afgebeeld, zoals het er tegenwoordig staat en te zien is.
Eveneens een pelgrimage die de eerwaarde heer Jeronimus Scheidt van Erfort gemaakt heeft in 1615 van Jeruzalem naar de Jordaan en verder naar Sodom en Gomorra en terug door Egypte naar Jeruzalem.
1v
Approbatie
Dit tegenswoordige boock geintituleert
een pelgrimse Reijse soo is dat ick het
gevisiteert hebbe ende betuigen gants niet dat het
Catelicke geloove ijets roert ofte tegen ijs
Maer goet vinde gedruck te vorden actijm
Den 9 september anno 1619 egbartus
Spitholdus Licentiaet Conunck ende
pleuaen tot
Antwerpen
Ouer geschreven den 13 augustus anno 1654
Door Cornelis Egbertsz onck
Goedkeuring
Dit huidige boek, getiteld een pelgrimage, is zoals ik het onderzocht heb en ik verklaar geheel en al dat het katholieke geloof niets aanroert of ertegen is, maar dat ik het goed vind dat het wordt gedrukt. Waarvan akte, 9 september 1619, door Egbertus Spitholdus licentiaat, kanunnik en pastoor te Antwerpen.
Overgeschreven 13 augustus 1654 door Cornelis Egberts Onck.
2r
Dit Clijn tonnel
Offer ick op
aen alle Godvrchtighe ende devote
herten die haer Cruijs ootmoedelick op
Nemen ende Wandelde de Wegen die onse
Salichmacker Jusu Christi ons voor gewan
deldt heeft op dat wij hijer namaels moghen
Worden Kinderen des eeuwige Leeven
Het is Waerachticht beminde Leeser
als datter twee gebroeders, ghenaemt
de bockenberghen gebooren ter gouden
in hollant, desen sijn van jongh op
seer iuerich geweest, omte besoecken het
H[1] Lant van beloften als oock de H stat
Jerusalem ende Soo voors al de H pla
sen die de Heeren Jesus Christus onsen
Salichmacker Lichamelicke gewandelt
Ende groote mieraculen, gedaen heeft
Ende de blijnde doen sijen de melaese gereinight
Ende veel groote wonderteeckenen mer,
alsoo de H Schrift hijer vol af is van gelicken
het volck vermant, geleert ende bekert
tot boeten en penetensie, ende ten Laesten
Smacken den bitteren, doot aende stamne
Des Cruise, niet om sijn sonden ofte
Mijts daets, dan alleenlijcke vijt Lieude
Om te verlossen het Menselicke geslacht
die in haer sonden Doot ende versmoort
Waren Niet dat wij dese beswaerelicke reij
[1] [H] in de marge
Dit kleine toneel draag ik op
aan alle godvruchtige en devote harten die hun kruis nederig aanvaarden en de wegen bewandelen die onze Zaligmaker Jezus Christus ons voorgegaan is, opdat wij in het hiernamaals kinderen van het eeuwige leven mogen worden.
Het is waar, beminde lezer, dat er twee gebroeders, genaamd de Bockenberghen, geboren zijn te Gouda in Holland. Zij waren van jongs af zeer verlangend geweest om het beloofde land en ook Jeruzalem te bezoeken en dan verder al de heilige plaatsen die de heer Jezus Christus, onze Zaligmaker in levenden lijve bewandeld heeft en waar Hij grote wonderen verricht heeft. Hij heeft de blinde ziende gemaakt, de lepralijder gereinigd en nog veel meer grote wonderen. Zoals de Heilige Schrift hiervan vol staat met overeenkomstige zaken, het volk vermaant, onderwijst en aanzet tot boetedoening en berouw om ten slotte de bittere dood te ondervinden aan het kruishout, niet om Zijn zonden of misdaden, maar uitsluitend uit liefde om het menselijk geslacht te verlossen, dat in zijn zonden dood en verstikt was. Niet dat wij deze moeilijke reis
2v
Se Aengenomen hebben met een Licht
weerdicheijt noch oock om eenichtidelick goet daer
Met te gevinnen, alsoo hedendaghs, Godtbetert
Veel doen, die meer nae Jerusalem, of Nae
Roomen, reisen om haer geuin, dan om haer
Deuotie, doch aen dusdanige en Moeten wij ons
Nijet Eijgeren noch nae sijen, ende moeten
altijt in ons goetvoornemen, voors gaen, ende
Wandelen de Wegen der gerechtigheijt, die
ons den Heeren Christus voorghewandelt heef
Ende, dat voor, soo veel as mogelick, sal zijn
Sal te doen ende Soo wie het aerdich
Jerusalem, devotelick besocht, sal hebben, desen
Sullen hier Naemaels het hemelsche
Jerusalem inder Eewicheit besijtten
Amen
een gebet
twelck men behoort te spreecken als men een Reij[s]
aen neemt
Mijn emanuwel Mijn Godt ghij die zijt
het Leeuen, enden, den Wech der Waerheijt die
de Kinderen van Israel uijt egiptelant door de
Roode Zee, geleijt, ende gebracht hebt, om
te moogen Comen, ijn het belofte Lant
Door de wonderlicke ende onbecende weegen ende
Des nachts, uerlicht hebt met eenen viereghen
Pile, Ende des dachs met de Klaerheijt
Der Sonnen, van gheliken des hijlighe wijsen uijt
orentien geleijdt ende gheweiset hebt door de
Leijdtsterren tot betlehem Juda ende
wederom ijn haer Lant Sonder enigh
lichtvaardig hebben aangevangen en ook niet om aardse goederen daarmee te verwerven, zoals heden ten dage, God betere het, velen doen die eerder naar Jeruzalem of naar Rome reizen vanwege hun gewin dan vanwege hun devotie. Doch, aan zulke mensen moeten wij ons noch ergeren noch hen erop aankijken en wij moeten altijd in ons goede voornemen verder gaan en de weg van de gerechtigheid bewandelen waarop Christus de Heer ons is voorgegaan. Dat voor zover als dat mogelijk is, te zijn en te doen en dus zal, wie het aardse Jeruzalem met devotie bezocht zal hebben, in het hiernamaals het hemelse Jeruzalem in de eeuwigheid bezitten.
Amen.
Een gebed dat men behoort uit te spreken als men een reis onderneemt.
Mijn Immanuel, mijn God, Gij die sijt het leven en de weg van de waarheid, die de kinderen van Israël uit het land van Egypte door de Rode Zee hebt geleid en gebracht om in het beloofde land te mogen komen, door wonderlijke en onbekende wegen, 's nachts verlicht hebt met een pijl van vuur en overdag met de glans van de zon. Net zoals Gij de heilige wijzen uit het oosten geleid en gewezen hebt met de leidende ster tot aan Bethlehem in Judea en terug naar hun land zonder enig
3r
Perickel Soo Bijdde ick u
O hemelsche Vader Seer ootmoedelick
Dat ghij Ghij Mijn Leijtsman
Blijft wesen op desen Mijnen voornoemde
Reijse, om die te volbrengen ijn vwen H
Naem, dat mijn wijl vergunnen, de goeden ende
almachtighen godt die daer Leeft ende regeeren
van nu, aen tot, inder Euwicheijt
Amen
het beginsel van desen minen Reisen
nae het beloofde Landt ende
de heilige stadt
Jerusalem
Ende dat van de eenen stadt in de
ander, mitsgaders de milen van dien
Vander goude ben ick gereist op gorinchem 5 Mijlen
twelck is
van gorinchem op den Bosch 4 ,,
van den bosch op weert 3 ,,
van weert op Ruremunden 3 ,,
van Ruremunde op Coellen 10 ,,
van Coelen op bon 5 ,,
van bon op andernacht 3 ,,
van andernacht op Coeuelens 3 ,,
van Coeuelens op bobbert 3 ,,
van bobbert tot sangeweer 2 ,,
van Sangeweer tot ouervesel 1 ,,
van ouervesel tot bacharach 1 ,,
van bacharach tot bingen 4 ,,
van bingen tot verstadt 3 ,,
van verstadt tot worms 4 ,,
gevaar. Zo bid ik U, o hemelse Vader, zeer nederig, dat Gij mijn leidsman blijft zijn op deze voornoemde reis van mij, om die te volbrengen in Uw heilige naam en die aan mij wil gunnen, Gij, de goede en almachtige God die daar leeft en regeert van nu tot in de eeuwigheid. Amen.
Het eerste gedeelte van deze reis van mij naar het beloofde land en de heilige stad Jeruzalem en van de ene stad naar de andere tezamen met de mijlen.
Van Gouda ben ik naar Gorinchem gereisd hetwelk 5 mijl is
Van Gorinchem tot Den Bosch 4 mijl
Van Den Bosch tot Weert 3 mijl
Van Weert tot Roermond 3 mijl
Van Roermond tot Keulen 10 mijl
Van Keulen tot Bonn 5 mijl
Van Bonn tot Andernach 3 mijl
Van Andernach tot Koblenz 3 mijl
Van Koblenz tot Boppard 3 mijl
Van Boppard tot Sankt Goar 2 mijl
Van Sankt Goar tot Oberwesel 1 mijl
Van Oberwesel tot Bacharach 1 mijl
Van Bacharach tot Bingen 4 mijl
Van Bingen tot Wörstadt 3 mijl
Van Wörstadt tot Worms 4 mijl
3v
Van worms tot spier 6 ,,
Van spier tot op de Reijn 1 ,,
Van op de reijn tot briesel in swaben 2 ,,
Van briesel tot bretten 1 ,,
Van bretten centelingen 1 ,,
Van centelingen tot molbron 1 ,,
Van molbron tot litsnigen 1 ,,
Van Lijtsnigen tot feijnge 2 ,,
Van fijnge tot sneuerddngel 2 ,,
Van sneuerdijngel tot constadt 3 ,,
Van Constadt tot esselingen 1 ,,
Van Esselingen tot gippinghen 1 ,,
Van Gijppelinghen tot vlms 3 ,,
Van Vlms tot echgem 3 ,,
Van echgen tot mommingen 3 ,,
Van Momminghen tot Cempen 4 ,,
Van cempen tot nestelbalck 2 ,,
Van Nestelbalck tot fils 2 ,,
Van fijls tot atterwangen tot leermus 2 ,,
Van Leermus vernaertbercch 1 ,,
Van vernaertberch tot naesereth 1 ,,
van Naesereth tot inspronck 1 ,,
Van Worms tot Spiers 6 mijl
Van Spiers tot op de Rijn 1 mijl
Van op de Rijn tot Bruchsal in Zwaben 2 mijl
Van Bruchsal tot Bretten 1 mijl
Van Bretten tot Knittlingen 1 mijl
Van Knittlingen tot Maulbron 1 mijl
Van Maulbron tot Illingen 1 mijl
Van Illingen tot Vaihingen 2 mijl
Van Vaihingen tot Schwieberdingen 2 mijl
Van Schwieberdingen tot Bad Cannstatt 3 mijl
Van Bad Cannstatt tot Esslingen 1 mijl
Van Esslingen tot Göppingen 1 mijl
Van Göppingen tot Ulm 3 mijl
Van Ulm tot Echeim 3 mijl
Van Echeim tot Memmingen 3 mijl
Van Memmingen tot Kempten 4 mijl
Van Kempten tot Nesselwang 2 mijl
Van Nesselwang tot Vils 2 mijl
Van Vils tot Heiterwang tot Lermoos 2 mijl
Van Lermoos tot Vernaertberch 1 mijl
Van Vernaertberch tot Nassereith 1 mijl
Van Nassereith tot Innsbruck 1 mijl
4r
van inpronck tot Matre 8 ,,
van Matera tot stiersien 3 ,,
van stiersien tot brixcin 4 ,,
Van brixcijn tot boeten 4 ,,
Van boeten op trenten 6 ,,
Van trenten op lonwije 10 itaeliaens myl
Van Lonwije op grim 18 ,,
Van grim op basten 21 ,,
Van basten Castelfranco 10 ,,
van Castelfranco tot mesters 10 ,,
Van Mesters tot venitia 7 en half m
De Leeser Sal zijn, dat
Vijer Italiaense mijlen is een duis
Duiste mijle de twee een
hollantssche mijle is
Wij soo gecoomen tot venetije
Den 16 junij anno 1565 inde
Morgenstont ende
hebben Godt gelooft
van Onse wel ouer
Comste
Van Innsbruck tot Matrei am Brenner 8 mijl
Van Matrei am Brenner tot Sterzing 3 mijl
Van Sterzing tot Brixen 4 mijl
Van Brixen tot Bozen 4 mijl
Van Bozen tot Trente 6 mijl
Van Trente tot Levico 10 Italiaanse mijl
Van Levico tot Grigno 18 mijl
Van Grigno tot Bassano del Grappa 21 mijl
Van Bassano tot Castelfranco Veneto 10 mijl
Van Castelfranco Veneto tot Mestre 10 mijl
Van Mestre tot Venetië 7,5 mijl
De lezer zal zien dat 4 Italiaanse 1 Duitse mijl is en 2 Duitse mijl 1 Hollandse.
Aldus zijn wij in de ochtend van 16 juni 1565 in Venetië aangekomen en hebben God geloofd voor onze goede aankomst
4v
Een Corte beschrivinghe van
de Coopstadt
Venetie
Venetie is Een Reijcke ende machtige
Coopstadt ende is ghefondeert inde zee
Ende ghesticht int iaer Jesu Cristi
1421 groot sijnde int ronde acht italia
ensche Mijle ende leijt vijf mijlen van
het Vastelant rontsom, dese stadt
Leggen veel eijlandekens die Meestal
Bevoont worden van gestelijcke per
soonen Soo, mans en vrouven uijt gesondert
het eijlant Muraen ghenaemt daer wonen
al de genen die het Costelick Cristael
Glaes blasen oft macken, ….[1]. stadt zijn
oock groote menichten van wateren, ende, brugen
doende groote Coophandel ouer de gansche
Werrelt inde tijdeen van oorloge kan desen
stadt Opbrengen, in twee dagen tijdts
Ses hondert toegherusten galeijen, soo van
volck ende Oorloogs ghereetschap daertoe
Dienen oock hebben wij gesijen het groot
aerisnael ofte Rusthuijs daer veel
Duijsenden mans ende vrouwen werckende
Zijn, die anders niet en doen door het gansche
iaer dan macken gereetschap van oorlooge, soo te
water als te lant dienende desen stadt kan
op brengen in twee dagen tids met haren
banijeren van oorlooghs volck, twee hondert
[1] [xxx] onleesbaar
Een korte beschrijving van de handelsstad Venetië.
Venetië is een rijke en machtige handelsstad met fundamenten in zee en is gesticht in 1421. Zij heeft een omtrek van 8 Italiaanse mijl en ligt 5 mijl van het vasteland. Rondom deze stad liggen veel eilandjes, die vaak bewoond worden door geestelijken, zowel mannen als vrouwen, met uitzondering van het eiland Murano: daar wonen al diegenen die het kostbare kristalglas blazen of maken. In deze stad is ook een zeer groot aantal wateren en bruggen en de stad drijft veel handel in de hele wereld. In tijd van oorlog kan deze stad in twee dagen tijd met zeshonderd galeien voor de dag komen, geheel uitgerust zowel met bemanning als oorlogstuig erbij. Ook hebben wij het grote arsenaal of logement gezien, waar vele duizenden mannen en vrouwen werken, die het hele jaar door niets anders doen dan oorlogstuig maken, geschikt voor zowel te land als te water. Deze stad kan in twee dagen tijd met zijn vaandels en soldaten voor de dag komen met tweehonderd-
5r
Duisent Weerbare mannen, met de
uijtrustinghe van dien in Venetia is
noch te sien het Groot Caneel, twelck
Lanck is duijsen driehondert passen ofte
voeten stappen, ende is breet veertich
passen van gelijcken kostelijcke versijert
van beijde seijden met Schoonen pelijsen ofte
huijse alle uijtenderhantghemackt ende
men, Can van daer te voet niet kommen
dan alleen ouer een Costelicke bruggen
desen Leijt bij Realto, dese ghelijken en vintmen
in gants Cristnrick nijet Ende is gema
cke van wijtte arduijn steen, ende desen
brugge en heeft maer een boogh ende is
Soo breet als de breete van het Caneel
op desen booghe, staen twalef seer schoonen
huijsen uijtterhant, opgebout met blaue arduijn
steen op het mijdden van desen bruggen
staet een Weliscus ofte piramide ende
booge heeft drie passagien met trappen.
Cierelick gemackt, ende aen wedersijden versien
met pelaren onder desen bruggen roeijt een
Grote oorlooghs galijie met haer vollen
Riemen, door sonder Enech belet, ende noch
zijn in dese verschreuen stadt seer veel
Costelicke edifitien ofte gestechten het
welcke mijn te Lanck vallen, souden alles
te verhalen ende wijl mijn vervoegen om te
beschriuen de seer deuote ende Costelicke
prosesse, diemen allee jaers hout op Heijlige
Sackeramensdagh ende dat in soo goede order
als volcht ende hebben alsoo naer en soo klaer
beschreven alst mijn mogelick is geweest
duizend weerbare mannen met de passende uitrusting. In Venetië is ook te zien het Grote Kanaal dat dertienhonderd passen of schreden lang is en veertig gelijke passen breed. Met pracht en praal verfijnd aan beide zijden met mooie paleizen of huizen, alle met de hand gemaakt en men kan daar slechts te voet komen over een schitterende brug, die bij Rialto ligt en men vindt zijns gelijke niet in het ganse christenrijk. Hij is gemaakt van witte arduinsteen en deze brug heeft maar één boog die even breed is als het kanaal. Op deze boog staan twaalf zeer mooie huizen, met de hand opgetrokken uit blauwe arduinsteen; op het midden van deze brug staat een obelisk en de boog heeft drie passages met trappen. Sierlijk gemaakt en aan weerskanten voorzien van pilaren; onder deze brug door roeit een grote oorlogsgalei vol in de riemen zonder enige hinder. Bovendien zijn in deze stad zeer veel kostbare bouwwerken of gebouwen. Het zou mij te lang vallen om erover te vertellen, omdat ik mij verplicht voel de zeer devote en prachtige processie te beschrijven die men elk jaar op de heilige Sacramentsdag houdt en wel in zeer goede orde. Zoals hier volgt, heb ik het zo nauwkeurig en duidelijk beschreven als het mij mogelijk is geweest.
5v
de groote Processie
die men alle jaers hout op
H Sacramensdach tot
Venetie
Ten Eersen des Morgens omtrent ses uren
Soo comt den hertogh van Venesen met allen
Sijn Senatoren, edelen ende voors allee de
Seigneurie van Venetien met grooter manief
fecentie uijt des hertoogs palijs, haren ganck
Nemende nae de gulde kercke genaemt
S. Macus staende dicht bij des hertoghs
hoof ofte palijs daer in Comende gaen terston
Naer hett hooghe toor daer het ghestoelte ende
andere sijtplaesen op het kostelijcke toegrust
Ende behangen zijn, met Seer Constijlicke
toegerustelicke[1] tappiten, gulde lackenen
ende Neffens den hertoogh sitten de treffelicke
personagen van der stadt allee wesende op het
Costelijckste gekleet, int, midden van den
hoghen thoor, staen allee bancken in seer goeden
orden, ende met fluweel behangen, daer op soo
sijtten alle de senatoren, ende voors allee ande
re heeren des hertochs, den patriarck, van ven
etija, die sijngt de hooge misse bij hem hebbende
veel bisschoppen, prilaten amten ende ande
ghestelicke persoonen, die heman het hoogh
outaer dienen met groter eerbiedinghe, onder
Andere sijet men daer een groten carbonckel
steen, die men seijt, soo kostelijcke te zijn dat
de waerde van dien, niet te waerderen enijs de hoogh
misse nu met groter herrelickheijt gecelebreert
zijnde soo gaet de prosessie indeser voegen met
seer goede ordre als hijer nae volght ten
[1] [toegerustelicke] doorgestreept
De grote processie die men elk jaar op de Heilige Sacramentsdag te Venetië houdt.
Eerst komt 's morgens om zes uur de hertog van Venetië met al zijn senatoren, edelen en voorts alle belangrijke personen van Venetië met grote pracht uit het paleis van de hertog. Zij gaan naar de gouden kerk die San Marco heet en dicht bij het hof oftewel het paleis van de hertog staat. Binnengekomen gaan zij terstond naar het hoge koor waar de stoelen en andere zitplaatsen schitterend uitgerust en bekleed zijn met zeer kostbare tapijten en lakenstoffen met gouddraad. Naast de hertog zitten de hoge heren van de stad, die alle op hun kostbaarst gekleed zijn. In het midden van het hoge koor staan alle banken in zeer goede orde en met fluweel bekleed. Daarop zitten alle senatoren en voorts alle andere heren van de hertog. De patriarch van Venetië zingt de hoogmis en bij hem zijn veel bisschoppen, prelaten, beambten en andere geestelijke personen die hem op het hoogaltaar dienen met grote eerbied. Onder andere ziet men daar een grote karbonkel, een edelsteen, waarvan men zegt dat hij zo kostbaar is, dat de waarde ervan niet te schatten is. Als nu de hoogmis met grote luister opgedragen is, gaat de processie zich opstellen in zeer goede orde zoals hierna volgt
6r
De Groote processie
ten Eersten Allee het Volck
dat indese voor sijede kercke is soo ijs het
thoor als daer buijten blijuende Alse samen
stiel op harenplasen sijtten sonder
eenighe op loop, ofte enich gherucht
te macken tertijt toe, dat die prossie
in Goede ordere komt ter Vester duren
in ende soo voors passerende door de kerck
tot voor het hooge Autaer ende daer
komende vallen ghelicker hant op haer
knien met grooter deuotie voor het
H Sacharament, weder om op staende
Nemen haren Ganck ter kercken vijt
Met grote ordere Ghelijck Sij daer
in Gecomen zijn Nae de plaes van
S Marcus welcke plaes Ront om
beset is met toersen ende kostelijcke
Caerse van fijn Maechde was, alle
Brandende De processe ijs gegaen
ijn deser manieren ten eersten, soo isser
Gheweest een grote menichte van volcks
gekleet ijn wijtte Saije, tot der aerde toe
op haren rocken stonden[1] Grote
roode Cruijsen het welcke Waren Allee
de gille broeders van venetia ende elck van
desen Gilde, waren verscheide niet van
haren habiten, maer het onderschijt
Was van verschide kluren van de kaersen die
Si in haer handen al brandende droeghen
Naede gilde broeders quamen een grooten
menichte van kinderen, ghekleet op de
maenieren van engelen hebbende in haer
hantden enige mistiereren van gelicken
hebbende een menichten van Roosen
[1] [op] vervangen door [stonden]
De grote processie
Als eerste al het volk dat in deze kerk is; zowel binnen als buiten het koor, blijven de mensen stil per beroep op hun plaats zitten zonder enig rumoer of gerucht te maken tot de tijd dat de processie in goede orde bij de westdeuren komt. Zo voorts gaan zij door de kerk tot voor het hoge altaar om daar allemaal tegelijk te knielen met grote devotie voor het Heilig Sacrament. Daarna staan zij op en hernemen zeer ordelijk hun loop de kerk uit, zoals zij binnengekomen zijn, naar het San Marcoplein dat rondom voorzien is van toortsen en kostbare kaarsen van fijne ongerepte was, die alle branden. Is de processie vervolgens op deze wijze de kerk uitgegaan, dan is er een grote menigte mensen, gekleed in witte kamwol tot op de grond. Op hun rokken staan grote rode kruizen, zij allen zijn gildebroeders van Venetië en elk van deze gilden verschilt niet in hun habijt, maar het onderscheid zit in de verschillend gekleurde kaarsen die zij al brandend in hun handen dragen. Na de gildebroeders komt een grote menigte kinderen, gekleed op de wijze van engelen en zij hebben in hun handen enige identieke schalen met een grote hoeveelheid rozen-
6v
Van Venetien
Bladen in vaten die sij stroiden onder
het volck enighe droegen oock sijllerde
Kandelaers met brandende kaersen, daerbij
Wesende Cierelick ende Costelick toe gemackt
Ende hebbende bij haer een Costelicke
Maeniere oock volgende haer veel sangers
scharmaije trompetters harpen luijten ende
fluiten alle ackorderende makende
Een alsulcken Meledie als men hooren
Nae desen volghende noch twee gulde
broeders wesende seer costelick ghecleet
hebbende in haren handen graue brandende kaers
sen van wit machde wassche de derde gilde
broeders droeghen in haren handen graue
brandende kaersen van fijn machden vas
die vierde gilde broeders droegen in haer
handen gheclurde brandende caersen van fijn
machde was de 5 ende lesten gilde broeders
droegen in haren handen swarten Caersen
van Maechden wassche ende Allee de
Verschreuen gilden gingen elck omt Costelick
ende Cierelickste toe ghemackt mennen
datse sterck intgetal waren ontrent
twintich duijsent persoonen, want haer Vervol
gende duijerenden meer dan 3 uren Lanck
Achter desen Verschreuen gilden voldegen seer
veel jongelingen mede toe gemackt
op het Costelickste waer onder veel persoon
nasie waeren, die uijt beldende ghehoorsaen
heijt van abraham deur het ghebodt Godts
bereijt heeft sijnen eenigen soonen Isack
op te offeren ende vooraen gaende dragende
Seuen bondel houts op sijnen schouderen desen
Isack vas was een schoon jongelinck enden
Neffens hem worden ghelidt eenen bocken
nae desen volchden een treffelicken persoon
van aen sien, dien presenterden de persoonen
van Abraham hebbende een blodt
Swaert in sijn hant alslanden
Sijnen ooghen ten hemel op heffenden
Van Venetië
blaadjes, die zij uitstrooien over het volk. Sommigen dragen ook zilveren kandelaars met brandende kaarsen en zijn daarbij bevallig en kostbaar uitgedost en hebben een voorname wijze van doen. Zij worden gevolgd door veel zangers, schalmeispelers, trompettisten, harpisten, luitisten en fluitisten die op elkaar afgestemd een melodie ten gehore brengen. Hierna volgen nog de tweede gildebroeders, die zeer kostbaar gekleed zijn en zij hebben in hun handen vaalwitte brandende kaarsen van fijn maagdenwas; de derde gildebroeders dragen in hun handen vaalwitte brandende kaarsen van fijn maagdenwas, de vierde gildebroeders dragen in hun handen gekleurde brandende kaarsen van fijn maagdenwas en de vijfde en laatste gildebroeders dragen in hun handen zwarte kaarsen van fijn maagdenwas en alle voornoemde gilden gaan elk op z'n kostbaarst en sierlijkst uitgedost. Het leidt ertoe dat zij sterk in aantal zijn, omtrent twintigduizend personen, want hen volgen duurt meer dan drie uur lang. Na deze voornoemde gilden volgen zeer veel jongelingen ook op hun kostbaarst uitgedost, waaronder veel personen zijn die de gehoorzaamheid van Abraham verbeelden, die bereid was naar het gebod van God zijn enige zoon Izaak op te offeren. Zij gaan voorop en dragen zeven bundels hout op hun schouders en deze Izaak is een mooie jongeling en naast hem loopt een bok mee. Daarna volgt een respectabel persoon van aanzien die de persoon van Abraham voorstelt die met een ontbloot zwaard in zijn hand zijn ogen ten hemel slaat.
7r
De Groote Processie
Nae hem volghte den Priester
Melchcsisedech dragend broodt ende
Wijn het welcke bij Abraham
Presenteren Als wesende een fijguere
van het heijlijch Sacarament
Hijer nae volghde Josua met Caleph
draghen de op haren schouderen enen
stock, daer aenhanghende wijndruiven
tot een tecken van vruchtbaerheijdt, des
Glans van beloften hijer naer volghdende
Moses hebbende eend Claeringhe in sijnen
hant daer nae quamdie Justieseja wesende
Eenen seer schoonen Macht seer Costelicke
Ghecleedt hebbende in haer Rechter
hant een Swaert ende inde Slincker
hant een belantse uijt beeldende de recht
vaerdicheijt van Justiecieia om voor te staen
den Rechtwaerdighen, Sonder enich aensijen
van persoon, nae de ijustitia, volchden den broeders
Gelick zijnde religiusen den derden order
van S franssuscus haer habijten graue
Mantels totter aerden toe, wesende blods
hooffs een eijder droch op haer Schouderen
Een wijtte Cappruin ende elck oock een
Caersen in haer hant ende voor haer
Gingen jongskens hebbende kandelaers
Ende Cruisen seer Costelicken gesiert
ende waeren in het getal ontrent
Dertich, Voorts Volcht de reste indesen
Manieren Eerstelicke twe Canters
hebbende Seer Costelicke thoor
Cappen, daer nae de dijaconnen ende
Subdiakennen ende daer daer nae de
Priesters op de manieren of sij
De Misse hadden wijllen Gaen
Sijnghen bij haer hebben Seer
Groote Schadt Soo
De grote processie
Na hem volgt de priester Melchizedek, die brood en wijn draagt, die hij Abraham aanbiedt als een zinnebeeld van het Heilig Sacrament. Hierna volgen Jozua en Kaleb, die op hun schouders een stok dragen waaraan druiven hangen als teken van vruchtbaarheid, de glans van de belofte. Hierna volgt Mozes met een vonnis in zijn hand. Daarna komt Justitia, die een zeer schone maagd is en zeer schitterend gekleed is. Zij heeft in haar rechterhand een zwaard en in de linkerhand een weegschaal, die de rechtvaardigheid verbeeldt van Justitia bij het toepassen van het recht, zonder aanzien des persoons. Na Justitia volgen de broeders die monniken zijn van de derde orde van St. Franciscus met hun habijt, een grijze mantel tot op de grond en blootshoofds; iedereen draagt op de schouder een witte kaproen en iedereen heeft ook een kaars in de hand. Voor hen uit gaan jongens die kandelaars en kruizen hebben, die kostbaar versierd zijn en zij zijn met omtrent dertig in getal. Dan volgt de rest op deze manier: ten eerste twee voorzangers die zeer kostbare koorkappen hebben en daarna de diakenen en subdiakenen en daarna de priesters op een manier of zij de mis hadden willen gaan zingen en zij hebben bij zich een zeer
7v
Van venetien
Groote Schadt van
Costelicke ernamenten Ende kerck
Ghevaet ende met desen gingen een
Groot ghetal van Moncken ende
waeren oock seer Costelick toeghemackt
Met ornementen ende kerckgheuaet als de
Voorgaende hier naer volchden de S benedickti
Order ende waeren int ghetal van vijer en
vif persoonen nae desen volchden onsen lieue
Vrouwen broeders wesende in het ghetal van
vijer en vijftich persoonen voor haer gingen
veel jonghen broederkens Seer Costelick
toe gherust met goudt ende Siluer dragende
in haeren handen lamppetten ende beckens
Daer in laegen roosen blaeden die Sij wederom
in de Cercken kommende stroiden hiernae
volghden den augustinen die alle de voorgaende
passerden in Costelickheijdt Soo in haren
Cappen als andere Cieraet gebordurt met
fijn Goudt ende perrelen, bi haer hebben
veel jongeskens die oock kostelick toe
Gerest waeren Soo van fijn Goudt
Als Sijluer Desen hadden vaten daer sij
Roosen water in hadden onder allee desen
Wasser eene, die droech een seer Costeli
Caerse daer was in het midden
Gemackt een Springende fantinken
Ende dese waeren sterck in het getael
Drieen Sestich persoonen hier nae volchden
de minnebroeders die van gelicke toegemaek
Ende desen waeren in Groter menichten
Ende quamen den augustinen seer nae bij in allee
Costelijckheijt ende desen hadden bij haer
twintich jonghe broederkens van ghelicken
Costelicke toegemackt met gestelicken
ornomenten allee desen droogen cruijsen met
Van Venetië
grote schat van kostbare ornamenten en liturgische gewaden en met hen gaat een groot aantal monniken die ook zeer kostbaar waren toegerust met ornamenten en liturgische gewaden, net als zij die voorgingen. Hierna volgt de orde van St. Benedictus en die zijn met vier en vijf personen in getal. Hierna volgen de broeders van Onze Lieve Vrouwe, 54 personen in getal en voor hen uit gaan veel jonge broeders, zeer kostbaar uitgerust met goud en zilver en zij dragen in hun handen lampetten en bekkens, waarin rozenblaadjes liggen die zij rondstrooien bij het terugkomen in de kerk. Hierna volgen de augustijnen die al het voorgaande achter zich laten in kostbaarheid, zowel in hun kappen als andere sieraden, geborduurd met gouddraad en parels. Zij hebben jongens bij zich die ook kostbaar uitgerust zijn met goud en zilver. Zij hebben vaten met daarin rozenwater. Onder al deze is er een die een zeer kostbare kaars draagt. In het midden is een springende fontein. Zij zijn met 63 personen sterk in getal. Hierna volgen de minderbroeders die gelijk gekleed zijn en zij zijn met een grote menigte, doen nauwelijks onder voor de augustijnen in kostbaarheden en zij hebben bij zich twintig jonge broeders die ook schitterend gekleed zijn en uitgerust met geestelijke ornamenten en zij allen dragen kruizen
8r
De Groote Processie
met Candelaeren met brandende
kaersen in haren handen onder haer
Waerendender acht die droeghen den berch
Alveren op de welcken den Heijlighe vaders
S Franciscus ontfijnck de littekens
der vijf wonden van onsen Salichmakers
Jesu Christi daer de Heere Cristis
geopenbaerden inde ghedaente van een Ceraphi
n met Ses vlogelen hangende aen het
hout des Cruise ende daer nae een proper
tabbernackel zijnde bedecht daer melchisedech
voor hem hadden broot ende wijn ende
int midden stont eenen kelcke oock soo
Worden bij desen ghedragen een nest met
jongen pelicanen daer bovenvliegende de ouden
piliaen Sijnen borste schuerden daer het
bloet uijt vloijde ende besprende de jongen
daer met tot een memorie ons Salichmackers
Jesu Christi noch wert van haer
Ghedraghen Een lammeken ende dat
Duijden mede op Christus alsnu desen
voor bij waeren Soo quamen noch een
Ander Soort van minnebroeders die
Genoemt werden abservanten Sonder
Cruisen ofte vanen wesende veerticht
int Getal hebbende Costelicke
Cappen van fijn fluveel ende damast
Dragen mede Costelicke ornamenten
Ende gingen seer deuotich hier op ublden
De Collegiaten van S Marcus met
Onuitsprekelicke Costelickheijt van
Reliquien onder deesen wert bij haer om
De grote processie
met kandelaars met brandende kaarsen in hun handen. Onder hen zijn er acht die de berg La Verna dragen waarop de heilige vader St. Franciscus de littekens van de vijf wonden heeft ontvangen van onze Zaligmaker Jezus Christus, waarbij de Here Christus zich openbaarde in de gedaante van een serafijn met zes vleugels die aan het kruishout hangt. Daarna een fraai tabernakel dat bedekt is, waar Melchizedek brood en wijn voor zich heeft en in het midden staat een kelk. Ook wordt hierbij een nest met jonge pelikanen gedragen waarboven de oude pelikanen vliegen, hun borst opengescheurd, waaruit het bloed vloeit dat de jongen besprenkelt, wat ons doet denken aan onze Zaligmaker Jezus Christus. Bovendien wordt door hen een lammetje gedragen, dat ook duidt op Christus. Als nu deze voorbijgetrokken zijn, dan komt nog een ander soort minderbroeders, die observanten worden genoemd zonder kruis of vaan. Zij zijn met veertig in getal en hebben kostbare kappen van fijn fluweel en damast, dragen ook kostbare ornamenten en geven hier zeer devoot hun eerbetoon. Hierop volgen de collegianten met onzegbare kostbaarheid van relikwieën en onder deze wordt door hen
8v
Van Venetija
Gedragen het schoonstelick van
het hilich Cruijs beslooten in een Cruijs
van fijn Goudt hier naer volchden den
Wereltlicke staten een ider nae Sijn
qualitit ofte macht, elck ghecleet Sijnden
met Schoon root Schaerlaken Als anders
Sijns ende elck dragende in haren handen
Ende brandende kaerse swaer ende Groot
van ghewichten dit wert in sulcke goede
ordere volbracht dat het qualick moghelick is
alles te beschriven bij desen volchden noch
Ses abten met een Seekeren ghetael van
Bijsschoppen sijnden seer Costelicke gecleet
hier naer wert ghedraghen het hoogweerdich
H Sacrament ende wert ghedragen van 4
priesteren onder een Costelicke kelcke
hemelt hebbende eenen noncinus van den paus
Ende op den slinckerhandt gaet ghemenelick
den Ambassaduers des Conincx van hspanien
Daer naer volgen alde ambassedurs
van ghans Cristen Rijck bij haer hebben
de twalef ouderlingen dit in alles gheschiet
met grooten magnificentie ende nu volcht
voors allee de Seijgneurie van venetia allee
dese Sijn ghekleedt met gulde lackenen
tabaretten boven de tabbaers met gulden lackenen
Mantels blinckende van fijn goudt de
reste naer volgende waeren ghecleet
met fluweelen de damast oock Soo
waeren enigen ghekleet met Schoon
roodt Schaerlaken Senatuers gingen
de pelgrijms die nae het H lant ende stadt
van Jurusalem wijllem reijsen Elck hebben
in haer hant een brande kaers
Van Venetië
het schoonste van het heilig kruis, opgesloten in een kruis van fijn goud, meegedragen. Hierna volgen de wereldlijke standen, eenieder naar zijn hoedanigheid of macht, elk gekleed in fraai rood scharlaken of iets dergelijks en elk draagt in de hand een kaars die zwaar is; dit wordt in zo'n goede orde volbracht dat het nauwelijks mogelijk is alles te beschrijven. Hierbij volgen nog zes abten met een zeker getal van bisschoppen, die zeer kostbaar gekleed zijn. Hierna wordt het Hoogwaardig Heilig Sacrament gedragen en het wordt gedragen door vier priesters onder een kostbare hemel, er is een nuntius van de Paus en aan de linkerkant loopt gewoonlijk de ambassadeur van de koning van Spanje. Daarna volgen al de ambassadeurs van gans het christenrijk, die de twaalf ouderlingen bij zich hebben en dit alles geschiedt met grote pracht en praal. En dan volgen voorts alle belangrijke personen van Venetië die allen gekleed zijn in goudkleurige stoffen boven de tabbaard, met goudkleurige mantels die blinken van het fijne goud; de rest die volgt is gekleed in fluweel, damast en ook zijn enigen gekleed in fraai rood scharlaken. Senatoren, en pelgrims die naar het Heilige Land en Jeruzalem willen reizen, hebben elk in hun hand een brandende kaars
9r
De grote Processie van venetia
te Lesten Soo Volghde nu
Alle de ghementen Sonder enighe
ordere Wesende een Grote menichte
int ghetal elck hadden in sijn hant
eene brandende was Caers Als nu
desen herrelicke processie voleijndt
was soo versaemde sij wederom in de
Gulden kercken van s Marcus om
het H Sacrament wederom aldaer
te brengen ende dat met Groter
deuotie dit nu allee geindicht Sijnde soo
nemt de hertogh sijnen ganck met allee
Sijn eedeldom ende raet nae Sijn palijs
het welcke dicht bij den gulden kercke staet
Ende allee de pelgrims volgen de hertog
met een Seer groote menichten ende
in des hertogen paleijs Sijnde soo Gaet
allee het volck elck nae zijn qualetijt
staen in Goeden ordere neffens den
anderen in eenen Grooten sael daer de
speel luijden ende musijck sijngers vander stadt
een seer Groote melodie macken ten
Lesten Soo komt de hertoogh ende
Geeft den pelgrims de handt ende
Wijnckt haer een gheluckighe voor
Spoedige Reisen nae het H Landt
ende stadt Jurusalem ende
voors Gaet elck sijns wechs
De grote processie van Venetië
Als laatste volgen nu de overige mensen die niet tot een orde behoren: een grote menigte in getal en iedereen heeft in zijn hand een brandende waskaars. Als nu deze heerlijke processie ten einde is dan verzamelen zij zich weer in de gouden kerk van St. Marcus om daar het Heilig Sacrament terug te brengen met zeer grote devotie. Als alles achter de rug is, herneemt de hertog zijn loop, met al zijn edelen en zijn raad, naar zijn paleis dat dicht bij de gouden kerk staat. Alle pelgrims volgen de hertog in een zeer grote menigte en in het paleis van de hertog gaat het volk, elk naar zijn hoedanigheid, heel ordelijk naast elkaar staan in een grote zaal. Daar brengen de muzikanten en zangers van de stad een zeer prachtige melodie voort. Op het laatst komt de hertog, geeft de pelgrims een hand en wenst hun een gelukkige en voorspoedige reis naar het Heilige Land en Jeruzalem. Daarna gaat elk zijns weegs.
9v
Den Reliquien Offt
heijlichdom dat binnen venetiens
te Sijen Ende te Besoeken
is ende in wat kercke ende
Plasen
Inden Gulden ende Wonderbae hert
tooghlicke kercke vande glorieusen euangelist
S Marcus daer is het selue licham van
dien heilighe euangelist Rustende onder
den hoogen autaer, te weten in het midden van
den hoogen autaer, het welcke waerachticht
voor het selue licham ghehouden wort ende
het Selfde licham is uijt alcxandrien aldaer
Gebracht inde vermaerde coopstadt
Venetien van enige, machtighe, Coopluijden
Inde Coppellen die teghen ouer deser uoornoem
de kercke staet nae het noorden toe is
Rustende het lichaem van den groreiusden
Martelaer Sijnte Isedorius wesende geb
racht uijt het eijlant van Scu in venetie
ende allee iaers gaet men daer op den seluen
dach met een processie om in de
pateriaerchalen kercke dat is S pieter van
Castello sijn Rustende in een tombe van
marmersteen, de lichamen vandesen Gloore
iusen martelaren Sergius ende bachus
inde kercke vande heijlijghe proffeet
daeniel is rustende het licham van den
martelaers S Jan den welcke is hertogh
gheweest van alcxandrien ende
ende wort ghetoent in enen
Autaer staende zuijtwaers in de selue kercke
in de kercke van S Jan ghenaemt in bragole
rust het licham uan S Jan alemoesienier
patriaerck van Alcxander het welck vervoert
is uijt alexandrien in venetien ende daer wertt
vertoont in enen autaer staende nae het
Zuijden buijten den hoogen thoor in de kercke
van S antoijus Rust het lichaem van
S saba abdt ghebracht uijt de stadt genoemt
aecre
De relikwieën of 't heiligdom dat in Venetië te zien en te bezoeken is, in welke kerken en op welke plaatsen.
In de gouden en wonderbare hertogelijke kerk van de glorieuze evangelist St. Marcus rust het lichaam zelf van de heilige evangelist onder het hoogaltaar, in het midden van het hoge altaar en het wordt waarlijk voor het lichaam zelf gehouden. Datzelfde lichaam is uit Alexandrië naar de hertogelijke kerk gebracht in de vermaarde koopstad Venetië door enige machtige kooplieden. In de kapel die tegenover deze voornoemde kerk naar het noorden toe staat, rust het lichaam van de glorieuze martelaar St. Isidorus, dat daar vanuit het eiland Scu in Venetië heen is gebracht en elk jaar gaat men daar op dezelfde dag met een processie rond. In de patriarchale kerk, dat is de St. Pieter van Castello, rusten in een tombe van marmer, de lichamen van de glorieuze martelaren Sergius en Bachus. In de kerk van de heilige profeet Daniël rust het lichaam van de martelaar St. Jan, die hertog van Alexandrië is geweest en het wordt getoond in een altaar in de zuidzijde van diezelfde kerk. In de kerk van St. Jan, genaamd de Bragole, rust het lichaam van St. Jan, aalmoezenier, patriarch van Alexandrië, dat vanuit Alexandrië naar Venetië is vervoerd en daar wordt getoond in een altaar dat naar het zuiden staat, buiten het hoge koor. In de kerk van St. Antonius rust het lichaam van St. Saba, abt, gebracht uit de stad genaamd Acre
10r
De reliquien
De welcke eertijs was in
Corien ende nu te niet ghedaen ofte
verderstruveert is ende t seluen
Licham wort vertoont op enen autaer
staende nae den oosten buijte den toor
inde Cercke van de heilige drieuildichheit
daer in rustet het licham vande
Eerwaerdigen Monck S Augusinus
twelck leijdt in een Capellen buijten
de thoor Moortwaers in de Cercken van
S Sachrias Rust het Lichaem van S
Sachrias de vaeder van S Jan batista
Ende van Gregories Nasanzenus patriarck
van Constantenopelen Gebracht uijt Con
stantenopelen in venetie nach het licham
van S dirck Confessoor het twelck uijt
het eijlant van Soma ghebrocht is item
inde selfde kerck rust het licham van
S pancratius Martelaer in een tommbe
van marmer steen aen de eenen sijde
van de hooge autaer daer beneffens oock
het licham vanS sabina, marteleresse
oock in eenen mormoren tombe aende
andere sijden van den autaer item oock het
Licham van S tomas hermijt ghebracht
uijt Romanieren ten laesten oock het
licham van S Lazarus Martelaer aen den
een zijden in het spreeckhuijs daer de religieusen
inde Cercken van S laurens Sijn Ruitende
Licham van S Ligorius ende S barbaras mar
telaeres ende oock van S Paulus bisschoop ende
martelaer Ghebracht uijt Corstantenopelen
inde Cercke van S Cebasteijan bij S
Laurens Rust het licham van eenen
Eerw passtoor van den onthoofden S Jan
den welcken gheheeten wort beatus Johann
es om dat hij noch niet gecanniseerte
was
De relikwieën
die vroeger in Syrië lag en vernietigd of verwoest is en het lichaam zelf wordt getoond op een altaar dat gericht naar het oosten buiten het koor staat. In de kerk van de Heilige Drievuldigheid rust het lichaam van de eerbiedwaardige monnik St. Augustinus in een kapel buiten het koor gericht naar het noorden. In de kerk van Zacharius rust het lichaam van St. Zacharius, de vader van Johannes de Doper en het lichaam van Gregorius Nasanzenus, patriarch van Constantinopel, van daaruit naar Venetië gebracht en ook het lichaam van St. Dirk Confessoor, dat van het eiland van Soma is gehaald; idem rust in dezelfde kerk het lichaam van St. Pancratius de martelaar, in een tombe van marmer aan de ene kant van het hoge altaar en aan de andere kant rust bovendien het lichaam van St. Sabina, martelares, ook in een marmeren tombe, idem rust hier ook het lichaam van St. Thomas de kluizenaar, gebracht vanuit Roemenië en als laatste ook het lichaam van St. Lazarus de martelaar, aan de ene zijde van het spreekhuis van de religieuzen. In de kerk van St. Laurens rusten de lichamen van St. Ligorius en van St. Barbara, martelares, en ook van St. Paulus, bisschop en martelaar, overgebracht uit Constantinopel. In de kerk van Sebastiaan bij St. Laurens rust het lichaam van ene eerwaarde pastoor, de onthoofde St. Jan die de gezegende Johannes genoemd wordt, omdat hij nog niet gecanoniseerd was
10v
De Relijquien
inde kercke van St Marina leijdt het
licham van de seluie eerw machden buijtenden toor
Ghebracht zijnde nijt Grieckenlant
inde kercke van S Saluatoor het welcke
is te seggen onsen Salichmacker leijt het licham
van S dirck martelaer ghebracht uijt constant
nopelen in de kercke van S paterniaen rusten
de lichamen van S gordiaen ende epimacus
onlans door reveliese verlideijt op den hooghe
Autaer van desen selue kercken in de kercke
van S ijuliaen martelaer rust het licham
van S floriaen martelaer aen den eersten
Autaer inde toor ouer ghebrocht uijt
Griecken lant noch in de selfde kercke buijten
de poorte vande thoor Rust het licham
van S paulus den eersten ermijt Sonder
het hooft inden kercke van S cantiaen
Buijten den thoor rust het licham van S
Maniximus bijsscop ende martelaer
in de kercke van de cruijsheren Rust
het licham van de maget ende martelerssen
S barbara buijten de thoor in de cappelle
in de kercke S Jerimias rust het licham
van den eerwaerdighen S magnus den welcken
fondatur is gheweest van den eersten kercke
Binne venietie ende is geweest bisschop
ende Confessener van altino in de kercken
van S luijceia is rusten den het eerw lich
aem van van S lucia magit ende martele
rsse in den inganck vande kercke in een
Cappelle haer toe ghewijdt ende is ghebrocht
vijt Ciracusen in Constantenopelen ende van
daer gebroecht in venietie inde kercke
van S gervasius ende protasiues gemenelick
Genoemt S tovasius rust het licham
van S Grisogenus martelaer in de hoogen
Autaer vanden selue kercke ghebracht
De relikwieën
In de kerk van St. Marina ligt het lichaam zelf van de eerbiedwaardige maagd buiten het koor, dat uit Griekenland is overgebracht. In de kerk van St. Salvator, dat wil zeggen onze Zaligmaker, ligt het lichaam van St. Dirk, martelaar, uit Constantinopel overgebracht. In de kerk van St. Paterniaan rusten de lichamen van St. Gordiaan en Epimachus, onlangs bij een revisie verlegd naar het hoge altaar van deze zelfde kerk. In de kerk van St. Juliaan de martelaar, rust het lichaam van St. Floriaan, martelaar. Aan het eerste altaar in het koor, overgebracht uit Griekenland. In dezelfde kerk buiten de ingang van het koor rust het lichaam van St. Paulus, de eerste kluizenaar zonder hoofd. In de kerk van St. Cantaan, buiten het koor, rust het lichaam van St. Maximus, bisschop en martelaar. In de kerk van de Kruisheren rust het lichaam van de maagd en martelares St. Barbara buiten het koor in de kapel. In de kerk van St. Jeremias rust het lichaam van de eerbiedwaardige St. Magnus die de grondlegger is van de eerste kerk in Venetië en die bisschop en biechtvader is geweest van Altino. In de kerk van St. Lucia rust het eerwaarde lichaam van St. Lucia, maagd en martelares, in de ingang van de kerk is een kapel aan haar gewijd; zij is gebracht uit Syracuse naar Constantinopel en van daar gebracht in Venetië. In de kerk van St. Servatius en Protasius gewoonlijk genaamd St. Tovasius, rust het lichaam van St. Grisogenus, martelaar, in het hoge altaar van dezelfde kerk gebracht
11r
Van venetien
Uijt Zara in Venitien – inde kercke
van S Niclaes van de bedelaers is rusten
de het licham van S nicetus martelaer
in eenen autaer buijten de toor – inde kercken
van S raephael rust het licham van S
Nicheta inden seluen Autaer het welcken gheb
racht is uijt nicodemien in venetien inde kerkck
van S kasijlius rust het licham van S con
stantijn Confesseuer het welcke vervoert
is uijt ancona in venetie ende leijt inde
een tombe buijte den thoor inde kercken van
Apollinarus buijten den thoor leijt het licham
vanden heijlige propheet Jonas in enen Autaer
inde kercke van S sijmon de meddesijn rusten
de ghebeente van S sijmon vervoert uijt Constan
tenopelen ende leggen in een toumbe van marmoir
steen achter den hoogen autaer noch inde selue
kercke ijs rustende in een toumbe is rustende
het licham van S hermolaus priester ende
Martelaers ghebrocht uijt nicodemien in uenetien
inde kercke van S nickaes van lio leijdt
het licham van S niclaes de groote ardtschbisscop
van mirra noch het eerw licham van S nicklaes
sijnen oom den bisschop de welcke hem S nickaes
priester ordenerde ende hem daer nae abdt heeft
ghemackt van een Clooster denoemt den bergh
van sijon item het lichaem van S dirck aertsche
pisscop allee de selue lichamen sijn onder den hoogen
Autaer Rustende ende zijn ghebracht uijt mirra
in de stadt van venetie ghelijck als blijckt inde
historie van de vervoeringhen inde kercke
van S lena van het orden vanden berch van Oli
veten is Rustende de Coninghe S helena
de moeder van Constantijn de keijser in eenen
Sekeren Autaer inde kercke van S Jores
de meerdere rust het licham van S steuen
eerste martelaer de welck onlangs gheuonden
is ende leijt in de autaer van Sijnen Capellen
Noch inde selve kercke vint men het licham
van S paulus martelaer ende hertogh
van
Van Venetië
vanuit Zara naar Venetië. In de kerk van St. Nicolaas van de bedelaars rust het lichaam van St. Nicetus, martelaar, in een altaar buiten het koor. In de kerk van St. Raphael rust het lichaam van St. Micheta, dat gebracht is uit Nicomedia naar Venetië, in hetzelfde altaar. In de kerk van St. Kasijlius rust het lichaam van St. Constantijn, biechtvader, dat vervoerd is uit Ancona naar Venetië en in een tombe ligt buiten het koor. In de kerk van Apollinarus, buiten het koor, ligt het lichaam van de heilige profeet Jonas in een altaar. In de kerk van St. Sijmon de geneesheer, rust het gebeente van St. Sijmon, vervoerd uit Constantinopel en het ligt in een tombe van marmer achter het hoge altaar. Ook in dezelfde kerk rust in een tombe het lichaam van St. Hermolaus, priester en martelaar, gebracht uit Nicomedia naar Venetië. In de kerk van St. Niclaes van Lio ligt het lichaam van St. Niclaes, de grote aartsbisschop van Myra en het eerbiedwaardige lichaam van St. Niclaes, zijn oom de bisschop die hem, St. Niclaes, tot priester wijdde en hem daarna abt heeft gemaakt van een klooster, genaamd de berg van Sion. Idem het lichaam van St. Dirk, aartsbisschop. Al deze lichamen rusten onder het hoge altaar en ze zijn uit Myra naar Venetië gebracht, zoals blijkt uit de geschiedenis van de vervoeringen. In de kerk van St. Lena van de orde van de berg Oliveten rust koningin St. Helena, moeder van keizer Constantijn, in een zeker altaar. In de kerk van St. Joris de meerdere rust het lichaam van St. Steven, eerste martelaar die onlangs gevonden is en het ligt in het altaar van zijn kapel. Ook in dezelfde kerk vindt men het lichaam van St. Paulus, martelaar en hertog van
11v
De Relquien
Constantenopelen in eenen autaer enden
Noch de gheebeenten van den martellaer S cosmas
ende domitianas in eenen autaer ende oock het
Licham van S cornius den confessent in enen
Autaer Allee allee welcke lichamen zij uijt
Constantenopelen ghebracht in venetien in
het Clooster van S seruulus rust het licham
van S leo bisschop ghebracht van modon in
Venetien ende leijt buijten de thoor inde kercke
van S clemens paus leijdt het licham van
S anianus pateriarch van alexandrien ende
een desiepel van S marcus den euangelijst
gebracht uijt alexandrien in venetien.
Inde kercken van S cecundus martelaer daer
is Sijn eijgen licham rustende ende is gebrach
vijt aste in venetien inde kercke S maria van
Muran is rustende het licham van S donatus
Bijsschop ende Confesseur buijten den thoor
inde selfde kercke inde hoogen autaer leijt
het licham van S Geraert Martelaer ende
Ende bijsscop van marouija wesende een vene
tiaen van Gheboorten ende is van het huijs
van Sagree den welcken ghemarteleseert is in
hangarien ende van daer is hij Gebracht ijn
Venetien inde kercke S Albaen van buraens
Rustende het licham vanden selven S albaen
Bijsscop ende martelaer ende leijdt in het
Muide van twee heijlighen lichamen te weeten
van S orfus Martelaer ende S domeneten
Eermijdt ende Confisoor twelcke licham
Ghebracht zijn vijt armenezen in venetie
Inde kercke van S Maria van torcella lidt
het Licham van S elidorus Bijesscop an
Altino end Confesoor wesende ghebracht uijt
altino in venetie
Inde kattolijcke kercke van Torello Rust
het Licham van den heilige maget ende
Martelueresse fassa ghebracht van
Aquileia in venetien
Inde kercke van S Antonijus van torces
is Rustende het licham van S
Catrina
De relikwieën
Constantinopel in een altaar en ook het gebeente van de martelaar St. Cosmas en Domitianas in een altaar en ook het lichaam van St. Cornius de biechteling in een altaar. Al deze lichamen zijn uit Constantinopel naar Venetië gebracht. In het klooster van St. Servulus rust het lichaam van St. Leo bisschop, van Modon naar Venetië gebracht en het ligt buiten het koor. In de kerk van St. Clemens, paus, ligt het lichaam van St. Anianus, patriarch van Alexandrië en een discipel van St. Marcus de evangelist, uit Alexandrië naar Venetië gebracht. In de kerk van St. Secundus, martelaar, rust zijn eigen lichaam dat uit Aste naar Venetië is gebracht. In de kerk van St. Maria van Muran rust het lichaam van St. Donatus, bisschop en biechteling, buiten het koor. In dezelfde kerk, in het hoge altaar, ligt het lichaam van St. Geraert, martelaar en bisschop van Moravië die Venetiaan van geboorte is en van het huis van Sagree, die gemarteld is in Hongarije en die vandaaruit naar Venetië is gebracht. In de kerk van St. Albaen van Burano rust het lichaam van dezelfde St. Albaen, bisschop en martelaar en hij ligt in het midden tussen twee heiligenlichamen, te weten St. Orfus, martelaar en St. Domeneten, kluizenaar en biechtvader, wiens lichaam van Armeneten naar Venetië is gebracht. In de kerk van Maria van Torcello ligt het lichaam van St. Elidorus, bisschop van Altino en biechtvader, dat van Altino naar Venetië gebracht is. In de katholieke kerk van Torcello rust het lichaam van de heilige maagd en martelares Fosca, dat van Aquileia naar Venetië is gebracht. In de kerk van St. Antonius van Torcello rust het lichaam van St. Catrina,
12r
Van venetien
Maget Ende Martelaeresse Ghebracht
vijt Arimino inde kercke van grado
Rustende licham van S hermacona
Paterriarck van aquileia ende
fortenatus Sijnen archidiakens gebrach
uijt Aquilea in venetien inde kercke
vant heilich Cruijs tot Judeca
Rust het Licham van athanasije
pateriarck van alexander inde kerck
van S rochus bijde Minderbroeders
Is het selve licham Rustende
hier eijndege de reliquien ofte
heijlige lichamen de
bijnnen venetien Rustende
De kercke Cloosters
soo mans als vrouuen
Conventen Abdeijn priorien gast
huijsen Schoole ofte gulde
ende vordts de bijsschrijuenge
van al het volck dat beuonden
is int jaer anno 1570 binne
Venetien
Van Venetië
maagd en martelares, dat uit Arimino gebracht is. In de kerk van Grado rust het lichaam van St. Hermacona, patriarch van Aquileia en het lichaam van Fortenatus zijn aartsdiaken, die van Aquileia naar Venetië zijn gebracht. In de kerk van het Heilig Kruis op Giudecca rust het lichaam van Athenasius, patriarch van Alexandrië. In de kerk van St. Rochus bij de minderbroeders rust het lichaam van hemzelf. Hier eindigen de relikwieën of heiligenlichamen die binnen Venetië rusten. En hier eindigt ook de beschrijving van de kerken, kloosters zowel van mannen als van vrouwen, conventen, abdijen, priorijen, ziekenhuizen, scholen of gilden en voorts van al het volk dat zich in 1570 in Venetië bevond.
12v
Prochi kercke ofte
wijcken Die Bijnnen
Venetien zijn
S pieter van casset S marciliaen
S pateriarchet S foscu
S blasius S maria Machdelena
S Marten S narsula
S Jan in bragola S lunardus
S Antonus S jeremias
H drievildicheijdt S Geminiaen
S serverus S Moses
S poules S Luicas
S Jan de neuwe S salvator
S pilippas en jacob S funtijn
S bassus S maria zubenigo
S juliaenes S Maritius
S maria formaso S uijtael
S marina S sameuel
S lio S angel
S bartolemeues S benedictus
S jan crisostemus S paterniaen ouer het groot
S maria noua cannael
S Cantiaen S vido
S apostola S angeneet
S sophya S tronasius
S feix S basilius
S brnabas S Jan de oonthooft is
S Ragal S stijn
S niclaes S sijmon opostel
S Margreta S sijmon propheet
S ponsalan S Maertias van ville
S tomas S selvester
Parochie kerken of wijken die zich in Venetië bevinden
St. Pieter van Casset St. Marciliaan
St. Patriarch St. Fosca
St. Blasius St. Maria Magdalena
St. Maarten St. Narsulo
St. Jan in Bragola St. Lunardus
St. Antonus St. Jeremias
H. Drievuldigheid St. Geminiaan
St. Serverus St. Moses
St. Paulus St. Lucas
St. Jan de Nieuwe St. Salvator
St. Philippus en St. Jacob St. Funtijn
St. Bassus St. Maria Zubenigo
St. Julianes St. Mauritius
St. Maria Formaso St. Vitaal
St. Marina St. Samuel
St. Lio St. Angel
St. Bartolomeus St. Benedictus
St. Jan Crisostemus St. Paterniaan over het Groot
St. Maria Nova Kanaal
St. Cantiaan St. Vido
St. Apostola St. Agneta
St. Sophia St. Tronasius
St. Felix St. Basilius
St. Barnabas St. Jan die onthoofd is
St. Rachel St. Stijn
St. Niclaas St. Simon Apostel
St. Margareta St. Simon Profeet
St. Ponsalan St. Mathias van Rille
St. Tomas St. Silvester
13r
De Kercke van venete
S pulus S Jan van rialto
S ponael S Jacob van rialto
S selvester S jores
S cassan S tunia van iudeca
S stai S mitalijs
S augustinis S boutus van ijuiran
S boldus S steuen van muran
S jacob lario S marten van muran
S maria mater damini
Cloesters ofte Conventen van
moncken binnen venetien
S jan en paulus ticheijt
S dominicus S jacob van Judeca
S scondus S maria van de liefde
S peter martelaer S Clement
S maria ten mindebroeders de H geest
S fransuscus inde woude S saluator
rniste S antonijns
S franciscus uijt den wingaert S maria van Gratien
S de Capucine S maria ten cruijsdragers
S Jap S maria tot de Servi
S steuen S maria ten hooven
S Cristoffel van de pes S jores de Calga
S maria ten carmeliten S sebasteaen
S Angel van de eendracht de Jesuaten
Aldien ende prochien binne veneten
S Joris de medre S gregorius
S nicolaes tot lio S jan van iudecca
S tomas van borgogne De h drievildicheyt
S andries van sertosa S meserecordus
S helena S jan den euagelyst
S jan van den tempel S jan de basser
de vrouue Clooster binnen venetien
S Sachrias onse lieve vrouwe van mierah
S blasias Catoldus S francustus van het Cruijs
S Laurens H Graft
S anna S maria de mederen
S maria van celestria S daniel
S maria van de machden S jofel
S maria S justiesea
H Cruis tot iudeca S rochies vande S maggareta
S Cerulis S cosmas ende damianis
S Catrina S heronimus
H Licham Cristi S alouijsius
De kerken van Venetië
St. Paulus St. Jan van Rialto
St. Ponael St. Jacob van Rialto
St. Silvester St. Joris
St. Cassan St. Funio van Giudecca
St. Stai St. Mitalis
St. Augustinus St. Boutus van IJuiran
St. Boldus St. Steins van Muran
St. Jacob Lario St. Marten van Muran
St. Maria Mater Domini
Kloosters of conventen van monniken in Venetië.
St. Jan en St. Paulus Ficheijt
St. Dominicus St. Jacob van Giudecca
St. Secundus St. Maria van de Liefde
St. Peter Martelaar St. Clement
St. Maria ten Minderbroeders De Heilige Geest
St. Franciscus in het woud St. Salvator
St. Antonius
St. Franciscus uit de Wijngaard St. Maria van Gratie
St. De Capucijn St. Maria te Kruisdragers
St. Jap St. Maria tot de Servieten
St. Steven St. Maria te Hoven
St. Cristoffel van de Pais St. Joris de Calga
St. Maria ten Carmeliten St. Sebastiaan
St. Angel van de Eendracht St. Jezuieten
Abdijen en parochies van Venetië
St. Joris de Meerdere St. Gregorius
St. Nicolaas tot Lio St. Jan van Giudecca
St. Tomas van Borgogne De H. Drievuldigheid
St. Andries van Sertofa St. Misericordus
St. Helena St. Jan de Evangelist
St. Jan van den Tempel St. Jan de Basser
De vrouwenkloosters in Venetië
St. Zacharias Onze Lieve Vrouwe van Myra
St. Blasius Catoldus St. Francistus van het Kruis
St. Laurens H. Graf
St. Anna St. Maria de Meerdere
St. Maria van Celestria St. Daniël
St. Maria van de Maagden St. Jofel
St. Maria St. Justitia
H. Kruis tot Giudecca St. Rochus en St. Margaretha
St. Gerul St. Cosmas en Damianus
St. Catrina St. Hieronymus
H. Lichaam Cristi St. Aloïsius
13v
De kercken van Venetien
S Luica den H geest
S Clara van veneten Allee heijlighen
de Gasthuijsen binne veneten
Het Gasthuijsen van Jusu het Clin
Gasthuijs van S Cristi tot S antoniens
Maria het welcken staet bij
S Peter ende S pau den toren van S Marcus
ten de natien het huijs S vido
Gods aensicht
S barthelomeus van casse het H Geest
ten Cruijsdragers S boldus
S Marten S Jan en paulus
De barmherticheijt S Raphael
de engeneesbare
De Liefde S lasarus
S Jan euangelist de hochscholen
H Cruijs de oude la Zarije
S andries de niewe Laserije
de Groten schoolen
ofte gulden bijnnen veneten
S Marcus S Jan Euangelist
de Liefde S rochus
de barmherticheijdt S theodorus
Beschrivinghe van Allee het Volck dat
binne venetien int jaer 1570
bevonden Is
Mans 59349
Vrouuen 67531
Kinderen van 6 jaer tot 20 58412
Moncken 2183
Nonnen 2081
Joden 1157
De kerken van Venetië
St. Lucia De H. Geest
St. Clara van Veneten Alle heiligen
De ziekenhuizen van Venetië
Het ziekenhuis van Jezus Christi tot St.Antonius het Kleine ziekenhuis van
St. Maria dat staat bij de toren van St. Marcus
St. Pieter en St. Paul
Ziekenhuis van St. Cristi tot St. Antonius
Te devotiën het huis Gods aangezicht St. Vido
St. Bartholomeus van de Heilige Geest
Te Kruisdrager St. Boldus
St. Maarten St. Jan en Paulus
De Barmhartigheid St. Raphael
de ongeneesbare
De Liefde St. Lazarus
St. Jan Evangelist De Hochscholen
H. Kruis De Oude Lazarije
St. Andries De Nieuwe Lazarije
De grote scholen of gilden in Venetië
St. Marcus St. Jan Evangelist
De Liefde St. Rochus
De Barmhartigheid St. Theodorus
Beschrijving van al het volk dat zich in 1570 in Venetië bevond.
Mannen 59349
Vrouwen 67531
Kinderen van 6 jaar tot 20 58412
Monniken 2183
Nonnen 2081
Joden 1157
14r
Comende Wederom op mijnen
voorghenomen reise nae de
heijlighe stadt
Jerusalem
Den 29 juni op Sijnt pieteres ende
Paulus dagh Soo zijn wij pelgrims van
Venetien af Gheuaren met een Barcke
Aeen het Groot Schip Groot zijnde van
hondert lasten t welck lach op de ree omtrent
een duisse mijlen in zee ende den derchtichts
hebben wij Grooten noot gheleede van storm
ende Grooten omueer dat wij menden dat weij
Menden dat wij al virgaen Souden hebben ende
verliesende een groot Ancker die wij des anderen
dachs door een boije wederom opghehalt ende
Ghecregen hebben, ende ten tweede julij
ontrent de klock twaelef uren op de mijddach
Soo zijn wij zijl Gegaen van veneten na
Sipres, op maria visitaten dach den tienden juli
Ontrent ten 5 uren bij den auont Soo zijn
Wij tot Santen Ghecomen in Griecken
Lant met Goede voor Spet het welcke
Een eijlant is daer Gijngen wij pelgrims
op ende besagent eijlant ende de kercke
daer Grieken ende Daer stont ter Seluer
teijt een doode Cerpes ofte licham bouen de
Aerde leggende op een baer daer songe sij de
Exequien int Griecx ende wijeroockten soo
datter Seer benaeut was voor ons die het
vijt gheuent en waren de Griecsche kercken
Sijn Seer Clijn soo dat de vrouuen vanden doode
sttonde ijnt uoor portael ende mackten
Seer Groot misbaer ende Gehult trocken
haer bij het haer ende sloegen haer met
vijsten op haer hoofden ende Crabbelden
haer selfs int aenghesicht oock Sloegen
Sij op haren borsten soo dat het deerlijck
om Sijnen was hier wonen oock mede eenighe
Minnebroeders houdende onder haer de rom
sche oude religie Int openbaer op het
eijlant van santa haren woonplaesen zijn
Gelegen op de hauen vander Zee onder het
Geberchte ende brune bouen op den berch
Leijt een Casteel ofte sterckte Soo
groot dat het hem veeren in zee ver
toont oft een Clijn Stedeken waer
ende is een seer vruchtbaer eijlant
van wijnen ende recht ouer de zee van Zante
Weer terug naar mijn voorgenomen reis naar de heilige stad Jeruzalem
Op 29 juni, op St. Pieter- en Paulusdag zijn wij, pelgrims, van Venetië uitgevaren met een bark, een heel groot schip, dat 100 lasten groot was en dat ongeveer 1 Duitse mijl in zee op de rede lag. Op 30 juni zijn wij in grote nood geweest door storm en zwaar onweer zodat wij meenden dat wij zouden vergaan. Daarbij hebben wij een groot anker verspeeld, dat wij de volgende dag met een boei weer opgehaald en teruggekregen hebben. Op 2 juli omtrent de klok van 12 uur in de middag zijn wij onder zeil gegaan van Venetië naar Cyprus. Op de dag van de openbaring van Maria, op 10 juli, ongeveer om 5 uur 's avonds zijn wij voorspoedig gekomen tot Zakynthos[1] in Griekenland. Het is een eiland waar wij heelhuids aan land zijn gegaan en het eiland en de kerk van de Grieken hebben gezien. Daar lag op datzelfde moment een dood lichaam boven de grond op een baar. Zij zongen de lijkdienst in het Grieks en wierookten zo dat het zeer benauwd voor ons was. Wij waren dat niet gewend. De Griekse kerken zijn zeer klein, zodat de vrouwen van de dode in het voorportaal stonden. Zij maakten zeer veel misbaar en huilden hevig; zij trokken zich aan het haar, zij sloegen zich met de vuisten op het hoofd, krabden zich zelfs in het gezicht en zij sloegen zich ook op hun borsten, zodat het droevig was om te zien. Hier wonen bovendien ook enige minderbroeders die de oude roomse religie in het openbaar in stand houden op het eiland Zakynthos. Hun woningen staan aan de zeehaven onder de berg en boven op de berg staat een kasteel of sterkte, zo groot dat het vanaf ver in zee op een kleine stad lijkt. Het is een zeer vruchtbaar eiland met wijnbouw en ligt recht tegenover de zee van Zakynthos.
[1] Zakynthos, de Italiaanse naam is Zante of Zacinto
14v
Pelgrimse Reijse
Een Groot slot ofte sterckte dat den
Turck toecomt alsoo het selbiegie lant van den
turcke oock bewoont woort, den twaelefte
deser mant juli zijn wij wederom t zijl
Ghecomen soo is ons beiegent een seer
Groot schip stellende zijnen Cors Rech
tegen ons aen hem vertonende oft een zee
Roouer hadde gheweest, dit onsen pateroen
Siende liet al Sij Gheschut geret machen
Om tegens hem te Slan stellen de al het
Weerbaer volck elck op zijn quartier
Waer ouer ons een Grote vreese onge
jacht wierdende hij quam stontelick op on
Sonder enighe tecken van bannieren ofte
Vlagen te doen alsoo weij deden om ons
kenbaer te macken van vaer ons Schip
was Ende ons soo naer bij Comende dat
Onse patrion hem toe mocht beroepen en
van vaerheijt schijp ware ende hem
Eerst den derden roep antwoorden ende soo
het de leste reijse was ende niet gheantwoort
hedde soo souden onsen patroon daer in gebr
acht hebben ende seijde ick ben oock een
Venetianer ende dat hij dede dat dede hij
vantros ende daer naer liet hij sijne vlachen
ende vandels vliegen ende vijtuaien den twinchen
chsten juli onttrent elf uren inder nacht
Soo Sijn wij ghekomen tot salmis in cijpers
wesende de vijterse hauen van venetien
soo ist datmen voorbij vaert de eerste
hauen ghenaemt bassa ende de anderen
Lenisson dese drie voorschreven hauens zijn
Gheleegen int eilant Cipres ende des
Morges metten opganck der Sonnen
Soo deden onse patroon vijer Schuten met
de Canons leggende in onse merssen ende
deden zijnen vlaggen vliegen dat nu gedaen
zijnde soo Sijn wij allee bouen opt schip
Gecomen Seer verblijt wesende van
onse weel ouercomste tot aldaer toe ende
Loofde Godt opt Schip staende soo is
een quade stinckende ende onghesonde
Lucht beiegent uijt dijt voorschreuen eijlant
dat wij Allee wederom onder ijnt Schip liepen
Pelgrimage
Een groot slot of sterkte dat aan de Turken toebehoort zodat hetzelfde land ook door de Turken bewoond wordt. Op 12 juli hebben wij weer het zeil gehesen en al snel is een zeer groot schip ons tegemoetgekomen en heeft zijn koers op ons aan gelegd zodat het er voor ons op leek dat het van een zeerover was. Toen onze kapitein dat zag, liet hij al het geschut gereed maken om tegen hem slag te leveren en al het weerbare volk zich opstellen op zijn plaats. Terwijl ons een grote vrees werd aangejaagd, kwam het vermetel op ons af zonder enig teken van vanen of vlaggen te tonen. Dus dat deden wij wel om kenbaar te maken waar ons schip vandaan kwam tot het zo dichtbij kwam dat onze kapitein hem de vraag kon toeroepen waar het schip vandaan kwam en waar het heenging. Pas op de derde roep kwam het antwoord dat het de laatste reis was en als hij niet geantwoord zou hebben dan zou onze kapitein iets ingebracht hebben en hebben gezegd: 'ik ben ook een Venetiaan' en dat deed hij. Hij deed dat vanuit zijn trots. En daarna liet hij zijn vlaggen en vaandels wapperen. Op 20 juli omtrent elf uur 's nachts zijn wij tot in Salamis op Cyprus gekomen, dat is de verste haven van Venetië omdat men voorbijvaart aan de eerste haven genaamd Bassa en dan aan de andere, Lenisson. Deze drie voornoemde havens zijn gelegen op het eiland Cyprus en 's morgens bij zonsopgang gaf onze kapitein vier schoten met de kanonnen bij het aanleggen aan de kade en hij liet zijn vlaggen wapperen. Toen dat gedaan was, zijn wij dus allen boven aan dek gekomen omdat wij heel blij waren met de goede overtocht tot daaraan toe en wij loofden God. Toen wij boven op het schip stonden, werden wij overvallen door zo'n kwalijk stinkende en ongezonde lucht vanaf dit voornoemde eiland, dat wij allen weer naar beneden in het schip liepen,
15r
Nae jerusalem
Liepen want den Schipper van onse
Schip ons waerschouden eerdat wij opt Schijp
Soude Gaen eerst ende voor al een Goet
dicht lijft maken om wat tegens de quade lucht
Ghewapent te wesen want het is[1] een
onghesont eijlant accordert met onse natuijr
niet waer het ghemenen Spreeckwoort van is
het kerckhof der pelgrims wij seijlde den enentwintic
chtsten rontsomme dit voorschhreven eijlandt ende
hebben aldaer Gehuijrt een Clijn Schepken van
Ses lasten groot ende daer met gheseijlt
na Jaffa ende wederom tot Sipres voor
hondert veneecsche Croonen dies beeloofde
onse patroon dat hij onsen taelman wesende
Soude int heijlich lant want hem de sprake
wel bekent was ende noch dagelicx aldaer zinde
Coopmanschp dede ende hij was een seer
Oprecht ende ghetrou man sijnen naem was
mansur donutri ende was woonachtich tot
famagusto in eijlandt van Cijpres
den Berch olijmpus ofte Cruijs
Berch Genamt
den 29 julij Sijn Wij met dijt Voorschreven schepken
t zeijl gegaen van Saluns nade hauen van limisson ende
de wijnt was ons tegen soo dat wij met ons 15 pelgrims
metten boot aent wierden geset ende huerden aldaer
een vagen die de ossen voort trocken ende quamen alsoo tot
Limissen aen ende verwachten aldaer ons gehurt sche
pen ende namen eerst onse reise dae dese cruijs berch aldaer
den volcken was leggende in onse passagie ofte wech als wij
nu qnamen aen de voet van desen berch aldaer wij ons
vernachten onder de blaue hemel op den aerde neder
ende des anderen dach te voete op den berch gegaen ende is
wel 2 uren gaens hooch ende is oock den hoogsten ende
stijlsten opgaende berch int eijlant van ghantsch
Cipren de welcken wij verre in zee ghesien hebben op den
berch vonden vij een Closterken daer in waeren twee
Geestelicke persoonen uijt griecken landt met
noch een cleijn kersken daer worden ons getoont
in Alderhochste vant kercksken het Cruijs vanden bekerden
ofte rechtvaerdighe mordenaer die ghenaemt was
dismas die met Cristus gecruijst woorden op den berch
van Caluartien die desen woorden sprack aen de Cruijse heer
zijt mijner gedachtich als ghij Comt in u rijcke waer
[1] [tegens] vervangen door [het is]
Naar Jeruzalem
want de schipper van ons schip waarschuwde ons al voordat wij aan dek zouden gaan, eerst en vooral het lichaam goed te bedekken om wat tegen de kwalijke lucht beschermd te zijn, want het is een ongezond eiland. Het komt niet overeen met onze natuur en het algemene spraakgebruik spreekt van het pelgrimskerkhof. Wij zeilden de 21e [juli] om dit voornoemde eiland heen en hebben daar een klein schip gehuurd dat 6 lasten groot was, waarmee wij naar Jaffa zijn gezeild en weer terug naar Cyprus. Voor 100 Venetiaanse kronen beloofde onze kapitein dat hij onze tolk zou zijn in het Heilige Land, omdat hij de taal kende en nog dagelijks als hij daar was, handeldreef. Hij was een zeer oprechte en betrouwbare man en zijn naam was M. Donutri en hij woonde in Famagusto op het eiland Cyprus.
De berg Olympus of de Kruisberg geheten.
Op 29 juli zijn wij met dit voornoemde scheepje onder zeil gegaan van Salunt naar de haven van Limisson. Wij hadden tegenwind, zodat wij, onze vijftien pelgrims, met de boot aan land werden gezet, waar wij een wagen huurden die door ossen getrokken werd. Zo kwamen wij in Limisson aan en wachtten er op ons gehuurde schip. Wij maakten eerst een reis naar de Kruisberg. Aldaar versperde het volk onze doorgang of weg, toen wij aan de voet van de berg kwamen. Wij overnachtten onder de blauwe hemel op de grond. De volgende dag zijn wij te voet de berg opgegaan, wat wel twee uur gaans omhoog is en het is dan ook de hoogste en steilst oprijzende berg van het hele eiland Cyprus; dat hebben wij van ver in zee gezien. Op de berg troffen wij een klein klooster aan, met daarin twee geestelijken uit Griekenland en ook een kleine kerk, waar ons op het allerhoogste punt van het kerkje het kruis van de bekeerde of rechtvaardige moordenaar werd getoond. Hij heette Dismas en werd met Christus gekruisigd op de Calvarieberg en hij sprak deze woorden aan het kruis: Heer, gedenkt Gij mij als Gij in Uw rijk komt waarna
15v
Pelgrimsche Reise
De heere Christus onsen salichmacker antwoorden
Heeden Sult Ghij met mijn zij int paredijs alsoo
Gheschreuen staet luicas Cap 23 vers 42 en 43 ende
dit Cruijs was breet seuen duijmen ende vijf duijmen dick
ende is aen beijde Sijden inder muer gheuocht in de gaten
los staende ende is vriuat langher dan een manken
vamen en het Cruijs te reckenen komt recht int
midden soo dat het schijnt en stuck van beneden
bouen aen gheset is ende van voore beslagen
met blick ende daer op vergult ende voort versor
met Sijlueren plaetgens ende die zijn opt Cruijs
vast gemaeckt ende wert dagelickx wel bewaert
van de Griecken op dat het van Genige natien
Soude Geschendt ofte wech ghenomen word
de 2 Augustus des morgens voorder sonnen op
Ganck zijn wij ghekomen tot limnisson ende
verwachten aldaer ons Gheuert schepken tot
op den vyerden deser mant soo is dat aldaer oock
Gheariueert ende het was ses dagen onderweghen
int eijlant van Cijpres daer waren Seer
veel bonten Craijen twelck wij aensagen
met veruonderen inde nederlanden comen
Sij in het kouste van de wijnter ende daer
waeren desen int heeste vande soomer want
de sonne Schijnt Soo heet op de
Landen dat men ment te verbranden
inde heetste van de Daghen Soo dat
men van ,des, morgens ten tijen vren tot
vijer vren toe de straten niet ofte
weijnich Can Ghebruicken ende dan
Begintet een weijnich Can ghebruiken
ende dan begintet een Weijnich te
Weijen Vijter Zee daert lant een Weijnich
met vercoelt wert ende Allee de genen
die daer door het lant wijllen reijsen
moeten bij der nacht doen den 5 Augustus
ontrent twee uijren voor de sonnen ondergan
nck zijn wij wederom t zijl Gegaen
van Limison nae Jafpha nae het
heijlijgh Lant
Pelgrimage
de Here Christus, onze Zaligmaker, antwoordde: heden zult gij met Mij zijn in het paradijs. Zo staat het beschreven in Lucas hoofdstuk 23 vers 42 en 43. Dit kruis was 7 duim breed en 5 duim dik en het is aan beide zijden in de muur gevoegd en het stond los in de gaten. Het is vrij wat langer dan de gestrekte armen van een man kunnen omvatten en als men het kruis beschouwt, komt men recht in het midden uit, zodat het lijkt alsof een stuk van beneden erbovenop aangezet is en het van voren met blik beslagen is en daarna verguld. Voorts is het versierd met zilveren plaatjes die op het kruis zijn vastgemaakt en die dagelijks goed worden beveiligd door de Grieken, opdat zij door geen enkel land zouden worden geschonden of weggenomen. Op 2 augustus voor zonsopgang zijn wij in Limasol aangekomen en wij hebben daar op ons gehuurde schip gewacht tot de vierde van deze maand en toen is dat ook gearriveerd, nadat het zes dagen onderweg was geweest. Op het eiland Cyprus waren zeer veel bonte kraaien, die wij met verwondering bezagen, want in Nederland komen zij in het koudst van de winter voor en daar waren ze in het heetst van de zomer. Want de zon schijnt zo heet op het land dat men meent te verbranden op het heetst van de dag, zodat men van ’s morgens tien uur tot vier uur toe de straten niet of een beetje kan gebruiken. Dan begint het een beetje te waaien uit zee waardoor het land een beetje koeler wordt. Al diegenen die door het land willen reizen, moeten dat 's nachts doen. Op 5 augustus omtrent twee uur voor zonsondergang zijn wij weer onder zeil gegaan van Limasol naar Jaffa naar het Heilige Land.
16r
Nae Jerusalem
de 5 Augusti ontrent twee uijren
voor de sonnen onderganck zijn wij
wederom tzijl ghegaen van limison nae
Jafpha nae het heijlich lant den 8 Augustus
soo hebben wi in den morgenstont het heij
lich lant beginnen te sijen waer ouer wij
seer verblijt waren ende hebben beginnen
te sijngen te deumlaudamus Ghelijckerhant
te seluigen daghen ontrent ten 6 uijren nade
middagh soo hebben wij Jafpha int ghesijcht gecregen[1]
[afbeelding]
Den 9 Augusti inden morgenstondt ontr
de klock negen uren soo zijn wij Gheco
men inde erste stadt van het heijlich landt
Jafpha Ghenamt inde
[1] [egen] interlineair
Naar Jeruzalem
Op 5 augustus omtrent twee uur voor zonsondergang zijn wij weer onder zeil gegaan van Limasol naar Jaffa naar het Heilige Land. Op 8 augustus in de morgenstond begonnen wij het Heilige Land te zien waarover wij zeer verheugd waren en wij zijn tezamen begonnen het te deum laudamus te zingen. Dezelfde dag omtrent 6 uur na de middag hebben wij Jaffa in het zicht gekregen.
[afbeelding]
Op 9 augustus in de morgenstond omtrent de klok van 9 uur zijn wij gekomen in de eerste stad van het Heilige Land, Jaffa geheten. In de
16v
Pelgrimsche Reisen
Heilighe Schrifture Joppe dat is te
Seggen schoonheijdt ende dese stadt is seer ver
vallen ende ghestrueert van den turcken soo
datter teghenwordich niet mer te sijen is dan ver
vallen muren van huisen ende 2 torens die op het
Gheberchte staen daer de turcken haer wach(t??)
op houden in desen plaece heeft S pieter die
desiepelen dorcas vander doot verweckt ende hij was
Gheherbercht bij Sijnoen den leerbereijder
alsoo staet actorum 9 ende desen stadt is ghe
sticht voor het Ghemen deluvij ofte water
vloet nae het Seggen ofte Schriven van
Pellegrims pomponis mella solinus ende
anderen meer Sommighe Schriven het toe jap
het des patriarches noe in desen stadt hebben
Geregeert twee broeders met mamen
phinus ende Cephus desen Cephus desen Sep
huijs was den vader van andromida die aldaer
voor een zee monster was Ghestelt ende
verlost door perseus door den ouerwinninge
van het zee monster marcus scaurus wesende
een edelis heeft desen gebenten nae romen doen
brenghen de welcke beuonden werden inde lenckt
veertich voeten ende de hoochste van de grootste
oliphant inde teijde van joep ende sinte
hieronimus was noch aldaer te sijen de steen
rots ketenen ende andre dinghen meerhier
van Schrift oock de heijligen Augustus in
zijn tiende boeck als dat de prophet Jonas
van desen stadt scheep gegaen is ende vlietende
voor het Aensijt Godts nae Ciclien ende
door de Groote tempeest der zee wierden
het lot onder haer geworpen ende viel op
Jonas ende hem werpende inde zee
ende worden ingheslicht van den walvis ende
de zee stijlden van de Grooten ongestuim
icheijt ende Jonas was drie dagen en drie
nachten inde walvis ende leuendich te lande
Gheschoten waer over hij hem wel
bedacht ende berou, hadden van sijnen zonden
keerden nae de Groote stadt ninive
Pelgrimage
Heilige Schrift Joppe, dat wil zeggen: schoonheid. Deze stad is zeer vervallen en verwoest door de Turken, zodat er tegenwoordig niet meer te zien is dan vervallen muren van huizen en twee torens die op het gebergte staan, waar de Turken de wacht houden. In deze plaats heeft St. Pieter, de discipel Dorcas uit de dood opgewekt en hij heeft gelogeerd bij Simon de leerlooier, zo staat het beschreven in Handelingen 9. Deze stad is gesticht voor de grote zondvloed of watervloed zoals gezegd of geschreven is door de pelgrims Pomponis, Mella en Solinus en nog wat andere. Sommigen schrijven het toe aan Japhet de patriarch. Welnu, in deze stad hebben twee broers geregeerd, die Phinus en Cephus heetten. Deze Cephus was de vader van Andromeda, die daar aan een monster werd geofferd en die verlost werd door Perseus door een overwinning op het zeemonster. Marcus Scauris, die een edelman was, heeft het gebeente waarvan de lengte 40 voet bleek te zijn, naar Rome laten brengen. De hoogste en grootste olifant in de tijd van Joep en St. Hieronimus was daar te zien en ook de rotssteen, ketenen en nog meer andere dingen. Hierover schrijft ook de heilige Augustus in zijn tiende boek. Hoe de profeet Jonas van deze stad scheep gegaan is, vluchtende voor het aangezicht van God naar Cilicië en door een hevige zeestorm werd getroffen. Men dobbelde, het lot viel op Jonas en men wierp hem in zee waar hij door een walvis werd ingeslikt, waarna de zee verstilde en de grote onstuimigheid verdween. Jonas was drie dagen en drie nachten in de walvis voor hij levend aan wal uitgespuugd werd. Hij liet daarover zijn gedachten gaan en had berouw van zijn zonden. Hij keerde naar de grote stad Ninive terug
17r
Nae Jerusalen
Leerende het Volck afstant te doen
Van haeren groote sonden ende dat sij soude doen
boeten ende penetensi den Coninck dit hoorende leijde af[1] Zijnen
Costelijcke purperen mantel ende becleede hem met een
haeren Cleet dede boete ende penetensi ende hedde berou van
allee zijnen Sonde och dese exempelen behoorden wij
Cristenen oock te volgen ende ter herte te nemen
Om Cijnderen des euege leuens te worden, op den 10
Augusti ontrent den middach Soo zijn wij pelgrims
Gereist nae de stadt rama sommeghe op paerde ende
[afbeelding]
Sommege op muijesels ende zijn daer gecomen ontrent
den auent hebben de seer goede wech gehadt onderwegen
sagen wij aen de slincker hant eenen toren soo men daer seijde dat
Den Ridder Sint Jores op onthooft was
[1] [af] interlineair
Naar Jeruzalem
en leerde het volk afstand te doen van hun grote zonden en boete te doen en penitentie. Toen de Koning dit hoorde, legde hij zijn kostbare purperen mantel af, kleedde zich met een mantel van haar, deed boete en penitentie en had berouw van al zijn zonden. Deze voorbeelden behoren wij christenen ook te volgen en ter harte te nemen om kinderen van het eeuwige leven te worden. Op 10 augustus omtrent de middag dus zijn wij, pelgrims, naar de stad Rama gereisd. Sommige pelgrims op paarden
[afbeelding]
en sommige op muilezels en wij zijn daar omtrent de avond aangekomen na een zeer goede reis te hebben gehad. Onderweg zagen wij aan de linkerkant een toren waarvan men daar zei dat ridder St. Joris daarop onthoofd was.
17v
Pelgrimsche Reijse
Dese stadt rama is redelijcke betimmer heeft
Eenen hoogen steenen tooren die men verre onder
wegen sijen can maer die in wonderen laten dese stadt
Seer vervallen dese stadt leijt in een vlack Santigh velt
met olijve ende palmboomen beplant, de turcken branden
alteijt lampen ter eeren van dese heijligh ende welcke Sij in
haer Spracke noemen deseleth rozatel t welck is te
Seggen den rijdder van het wijtte paert ende wij pelgrims
Bijnnen rama comende soo worden wij ghebracht in
een ledich huijs daer niemandt en woonde ghelick
oft voor de pelgrims Gemackt twaer ende het
Scheen wel een Clooster gheweest te Sijn ende den
andere dachs quam daer den vijcarius van de minne
broeders van Jurusalem comende van Constantenopel
inde plaes van den Gardeijaen[1] ende dese vicarius bracht
met hem een taelman als oock dertien pelgrims onder den
Voorschreuen pelgrims waren 3 minnebroeders te weten twee
Walen ende allee de andere italiaenen ende waren op de
Wederom reijse nae Jafpha.
dese voor Schreuen vicarius dese onse pelgrims allee
bij een comen ende vij waren 52 sterck int Getal ende
vrachde ons af oft wij oock bescheijt ende bevijs
haden van den heijligen vader den paus van Romen om te
moghen besoecken, wij antwoorden als dat wij Geen
beschijt en hadden soo dede hij ons allee neder knielen
ende de confitier lesen dijt nu gedaen sijnde soo heeft hij
Selfs een colect gelesen ende ons Gealsolvert ende de benedic
ksie gegeuen om vrij te moghen reijsen door het Gantsche
heijlich landt ende alsoo voorts onse reijse nae
Jerusalem Ghenomen
den 13 Augusto ontrent twee uijren inder nacht soo
zijn wij gereden vijt Rama nae de heijlige stad
jerusalem ende onder vegen convij hebbende
met een Gemster met de mocker genaemt
de welcke de besten daer wij op saten nae lopen
Wesende ontrent Seuentich mannen sterck
want het ijs een seer priculensen wech om te reijsen
besonder ijnt philisteensche gheberchte daer haer
de aerrebeijters onthouden ende daer en can niemant
door reise ofte men moet haer tevrede stellen
want desen en zijn bijde turcken niet te vergelicken van
boosheijt ende oock onbecent ende worden geacht
bij struijckrovers ende mordenaers want sij en
passen op niemant op den turck noch op den
Cruijsten en onthouden haer in hollen
Speloncken vant gheberchte ende leeven op den
rooft soo dat men geen middel en weet
om dit volck te verdriven uijt het lant alsoo ick
selfs
[1] [d] doorgehaald
Pelgrimage
Deze stad Rama is redelijk met vestingwerken versterkt en heeft een hoge stenen toren die men onderweg van ver kan zien, maar de inwoners laten deze stad zeer vervallen worden. Zij ligt in een vlak zandig veld dat met olijven en palmbomen beplant is. De Turken branden altijd lampen ter ere van de heilige die zij in hun taal Deseleth Rozatel noemen, dat wil zeggen de ridder op het witte paard. Toen wij, pelgrims, Rama binnenkwamen, werden wij naar een leeg huis gebracht, waar niemand woonde. Het leek wel of het voor pelgrims gemaakt was, of het leek wel een klooster geweest te zijn. De volgende dag kwam daar de vicaris van de minderbroeders van Jeruzalem. Hij kwam van Constantinopel in de plaats van de overste en deze vicaris bracht een tolk met zich mee en ook dertien pelgrims. Onder de voornoemde pelgrims waren drie minderbroeders te weten twee Walen; alle anderen waren Italianen en zij waren op de terugreis naar Jaffa. De voornoemde vicaris liet ons, pelgrims, allen bijeenkomen en wij waren 52 man sterk in getal. Hij vroeg ons of wij ook een verklaring en bewijs hadden van de heilige vader de paus van Rome om het Heilige Land te mogen bezoeken. Wij antwoordden dat wij geen verklaring hadden en dus liet hij ons knielen en een schuldbekentenis lezen. Toen dit gedaan was, heeft hij zelf een gebed gelezen en ons geabsolveerd en de zegen gegeven om vrij te mogen reizen door het ganse Heilige Land en zo hebben wij onze reis naar Jeruzalem voortgezet. De 13e augustus omtrent twee uur 's nachts zijn wij dus uit Rama gereden naar de heilige stad Jeruzalem. Onderweg hadden wij begeleiding van iemand die Gemser met de moker heette, die de beesten waarop wij zaten, naliep en hij was met ongeveer zeventig man sterk, want het is een zeer gevaarlijke weg om over te reizen. In het bijzonder in het Philistijnse gebergte waar zich de Arabieren ophouden. Daar kan niemand doorheen reizen of men moet hen tevredenstellen, want de Arabieren zijn met de Turken niet te vergelijken in kwade bedoelingen en ook onbekend. Zij hebben de achting van struikrovers en moordenaars, want zij zijn bang voor niemand, noch voor de Turken, noch voor de christen. Zij houden zich op in hun holle spelonken van het gebergte en leven van roven, zodat men geen middel weet om dit volk te verdrijven uit het land. Zoals ik zelf
18r
Nae Jerusalem
Gesien hebben Onttrent Rama dat
zij sijn Gecomen ende hebben de turcken
Dije daer wonen Selfs berooft alsoo dat sij teckenen met
Vaentgens opt Geberchte Gemackt hebben
Soo dat daer terstont Sekeren paerden vijt
Rama zijn Gecomen om haer te verstoren
Als sij nu te paerden met het volck Sagen soo
begeven Sij haer wederom int Geberchte elck in
zijn hollen ofte Speloncken.
onder vegen Sijn wij voorbij een kerck
Gereden aen de rechter hant aldaer den
profet Jerijmias Gewoont heeft ende
Ook Aldaer Gestorven is beminde
Leser
Naar Jeruzalem
gezien heb. Tot aan Rama zijn zij gekomen en hebben de Turken die daar wonen, zelfs beroofd. Daarom zijn er nu tekens met vaantjes op het gebergte gemaakt, zodat er onmiddellijk zekere paarden uit Rama zouden komen om hen te verjagen. Toen zij nu de paarden met het voetvolk zagen, begaven zij zich weer in het gebergte, elk in zijn eigen hol of spelonk. Beminde lezer, onderweg zijn wij aan de rechterkant voorbij een kerk gereden waar de profeet Jeremia gewoond heeft en waar hij ook gestorven is.
18v
Pelgrimse Reijse
Beminde Leesser ten sal u niet verdrieten dat
Ick een weinich verhael van de[1] gelegentheijt van
Out Jursalem alsoo het was ten teijden onse
Salijchmacker Jesu Crijsty
[afbeelding]
Dijt naervolgende zijn de voornaemste
Plaesen in Jerusalem
1 de poorte van Jafph 7 het huijs van S Marcus
2 het Castel 8 het huijs van S tomas
3 het Convent catholicke 9 de kercke van S jacob
4 de kerck vant heijlich graf 10 het huijs van annas
5 het huijs Zebedeues 11 de poorten van den berch Sijon
6 de isere poorten
[1] [de] interlineair
Pelgrimage
Beminde lezer, het zal u niet onaangenaam zijn dat ik wat vertel over de toestand van Oud-Jeruzalem zoals het was ten tijde van onze Zaligmaker Jezus Christus.
[afbeelding]
Hierna volgen de voornaamste plaatsen in Jeruzalem:
1. De poort van Jaff
2. Het kasteel
3. Het Katholieke convent
4. De kerk van het Heilig Graf
5. Het huis Zebedeus
6. De ijzeren poort
7. Het huis van St. Marcus
8. Het huis van St. Thomas
9. De kerk van St. Jacob
10. Het huis van Annas
11. De poorten van de berg Sion
19r
Nae Jerusalem
12 het huijs van cijpas 20 de plaesen van de teppel
13 de sale daer Crijstus het 21 de tempel van Salomon
heijlich auontmael gehouden 22 de vergulde poorte
heeft 23 de poorte van S steven
14 de plaesen daerde joden 24 de kerck van S anna
het licham van den h 25 de piliene prouatique
Maget Maria vilde nemen 26 de vier Schaer van pelatus
15 de plaese daer peteris 27 het huijs van herodes
bitterlick venden 28 de boge van pelatus
16 de fontijne sijlue 29 de kercke
17 de fontine van de maget 30 Sijmon Cirenus
maria 31 het huijs van de Ricke man
18 de poort van de mes hoop 32 het huijs van de fareseer
19 de kercke van onse 33 het huijs van veronicae
Lieue vrouwe 34 de poorte van het oordeel
presentasie 25[1] de poorte van ephraim
26[2] de marckt bazarroo genaemt
Jerusalem de uijt vercoren heijlige ende herlicke [[3]]
stadt Godts Gefondert op de heijlighe
berchen die ijn hoocheijt van plaesen in gesonden lucht
ende vruchtbaerheijt der aerden alle steede van der
Werelt te boven Gaende is gelegen int midden
vande gehele werrelt ende van het Jootsche
Lant als een Middelpunct ende nauel vande
aerden ende welcke aels een peleijs onder alle sted
de als een hooft aen het Licham vijtsterckt
en in hoflicke huijsinge als een sonne allee
andere stede te bouen gaet ende ijs met soo
Grooten Glore verlicht dat Sij eenige son
derlinghe preveliese eerteijts voor een plaetse
van Godt vercoren is Gheweest ende
is niet alleen een vijguren gheweest
van ijegelicke Ghelouige Zijelen maer oock
van de vijt vercoren stridende kercke
Cristi op der aerde9 ende van de Salighe trump
herde kercke inde hemel een stadt
van volmacktheijt Cieraet en blischap ende
Verhuchingh vande gehele aertboden dese stadt
is eerst Ghesticht Gheweest vanden
[1] [25] lees [35]
[2] [26] lees [36]
[3] [pelas 49 / ende 86 / matt 4 5 / pelam 73 / ezech 5 / hieron 35 / josep van / de joochsche / oorloch b 5 / cap. 2.] in de marge
Naar Jeruzalem
12. Het huis van Kajafas
13. De zaal waar Christus het heilig avondmaal gehouden heeft
14. De plaats waar de Joden het lichaam van de Heilige Maagd Maria wilden nemen
15. De plaats waar Petrus bitter weende
16. De zilveren fontein
17. De fontein van de Maagd Maria
18. De poort van de mesthoop
19. De kerk van onze Lieve Vrouwe presentatie
20. De binnenplaats van de tempel
21. De tempel van Salomon
22. De vergulde poort
23. De poort van St. Steven
24. De kerk van St. Anna
25. Het reinigingsbad
26. De vierschaar van Pilatus
27. Het huis van Herodes
28. De boog van Pilatus
29. De kerk
30. Simon van Cyrene
31. Het huis van de rijke man
32. Het huis van de farizeeër
33. Het huis van Veronica
34. De poort van het oordeel
35. De poort van Ephraim
36. De markt Bazaar geheten
Jeruzalem, de uitverkozen heilige en heerlijke stad van God, gebouwd op de heilige bergen die in hoogte, vergeleken met andere plaatsen, in gezonde lucht en vruchtbare aarde alle steden van de wereld te boven gaat. Zij is gelegen in het midden van de hele wereld en van het Joodse land. Zij is als een middelpunt en navel van de aarde die als een paleis onder alle steden, als een hoofd boven het lichaam uitsteekt en met gebouwen als hoven en als een zon die alle andere steden te boven gaat. Zij is met een zo grote glans verlicht dat zij met enige buitengewone privileges voor een plaats, vroeger door God gekozen is. Zij is niet alleen een icoon geweest van elke gelovige ziel maar ook van de uitverkozen strijdende kerk van Christus op aarde en van de zalige triomferende kerk in de hemel. Een volmaakte stad, een sieraad, blijdschap en verheuging van de hele aardbodem. Deze stad is ooit gesticht door
19v
Pelgrinsche Reijse
[[1]] vanden Coninck Melchisedech ontrent het
jaer vande Scheppinge der werelt twe duijsent ende drie
en twintijgh inde tijde van Aberam de welcke int
hebreusch is Genoemt Salem ende int Griecx
Solijma ende schijnt dat hij de heeft beseten den teijt
van vijftich jaren dese is namaels ingenomen
Geweest vande Jebuseen alsoo Genaemt nae
Jebusens den soonen van Cahanaam vande welcke
sij Jebus ende Jebusenen een wijle tijts Genaemt
wert ten teijde dat Josue haren Coninck heeft
gedoodet de Jebusen hebben haer beseten den tijt
van achthondert viertwintich jaren de welcke
hem soo seer betrouden op den stercke vander
stadt dat sij doen de koninck Dauidt die souden
bestormen wt een verachtingh blijnde Crepelen
ende verlemte menschen op de veste stelde
seggende dat dese machtich waren om den viant
of te kercke maer dauit heeft doer Godts
hulpen de stadts ingenomen ende de Jebuseen
verdreuen de welcke rontomme besluijt ende
weder op bouwende heeft daer een sterck
Casteel Ghemaeckt ende de selfde bewoonede
heeft haer gemaeckt de hooftstadt vanden
[[2]] lande van Juda ende t hooft van geheel Coninck
rijck de welcke voortaen is gemaeckt ghe
weest Jurusalem soo veele als Jebusalem de
bi om de Soeticheijt wijllen verander zijnde
in een ri maer int Grieckxsche hierosolijm ende
nochtans zijnder sommighe die schriven [[3]]
dat sij eerst vanden tijt af dat salomon in
haer heeft gemackt den seer herlicke
tempel hierosalijma gemaeckt wert
dat is soo wel te seggen als Salomons tempel
daer nae int toecomende tijden hebben salomon ende
de andere Conighe van Juda de stadt seer
vermedert ende met seer stercke poorte torens
muren ende grachten sterck gemackt
Zijn gelickx oock met den tempel palijsen
met seer groote ende excellenten huijsen
[1] [dieut 16 17 / pesalm 47 / Kla. jaer. / 2.1 / gen. 14 / Josep 7b / vande Jodt / ende 3 c en / 7b vande / Jodt oorlog / Cap 18 / nume 10 / Josep 10 / 15.18 / Jude 1 19 / 2 b. der / con 5 / 1 samuel 11 / Josep. 7b / vade Iodt / oude cap 5] in de marge
[2] [hieron / 3 lut. l] in de marge
[3] [vande / euang be / reijt] in de marge
Pelgrimage
koning Melchisedek in 2023 vanaf de schepping van de wereld. In de tijd van Abraham, die in het Hebreeuws Salem heet, en in het Grieks Solyma, heeft hij schijnbaar de stad vijftig jaar lang in bezit gehad. Deze stad is naderhand ingenomen door de Jebusieten die zo heten naar Jebus de zoon van Kanaän waarna zij een tijdje Jebus of Jebusieten werden genoemd, in de tijd dat Joshua hun koning heeft gedood. De Jebusieten hebben de stad 824 jaar in bezit gehad en zij vertrouwden zo zeer op de sterkte van de stad dat zij, toen koning David die wilde bestormen, uit minachting blinden, kreupelen en verlamden op de vesting opstelden, waarbij zij zeiden dat deze bij machte waren om de vijand te keren. Maar David heeft met Gods hulp de stad ingenomen en de Jebusieten verdreven en besloten de stad rondom weer op te bouwen. Hij heeft daar een sterk kasteel gemaakt en is daar zelf gaan wonen. Hij heeft de stad tot hoofdstad gemaakt van het land van Juda en het hoofd van het hele koninkrijk. Voortaan werd de stad Jerusalem genoemd, omdat in Jebusalem de b omwille van de aangenamer klank is veranderd in een r, maar in het Grieks heette de stad Hierosolyma. Nochtans zijn er sommigen die schrijven dat de stad pas zo heette vanaf de tijd dat Salomo er de zeer heerlijke tempel Hierosolyma gebouwd heeft, wat zo veel wil zeggen als Salomo's tempel. In de tijd daarna hebben Salomo en de andere koningen van Juda de stad zeer vergroot en met zeer sterke poorten, torens, muren en grachten versterkt. Ook tegelijk met de tempel hebben ze paleizen, zeer grote en excellente huizen en
20r
Nae Jerusalem
Gebouwen seer versijert sulcx dat sij onder
allee andere stedeals een wonder werck vas
de geheele werelt ende daerom mer te eeren
Met een stijllee Swigen dan slechtelicken daer af
te sprecken in desen Seer Costelicke ende
ende Costelicke stadt heeft sij 4 hondert
seuenen veertich jaren in haer fluer geweest
als een aertsche paredijs Groot zijn ende [[1]]
int ronden vijftich stadien ofte ses milen
ende een veerendeel hebbende rontomme een
Gracht vijt gehouden steen van t sestich
voeten diepe ende twee hondert voeten breedt
ende in haer waren woonachtich ontrent
houdert vijftijch duijsent mannen maer alsoo de
Godloosheijt vanden prinsen enden vanden volcke
niet alleen den tempel ontheijlicht hadden door
de Grouwelickheden vanden afgoden maer oock
Geheel vol zijnde uan het onnosel bloet
dat sij vredelijck doen storten hadden soo heeft
[[2]] Godt wracken nemende de stadt samen metten
tempel prinsen ende volcke laten inde Gront
destruweren ende vernielen door nebuchodonosor
Coninck van babelonie de roede Godts ghenaemt
soo dat sij t seuentich jaren heel vervoest
Gelegen sulcx dat Sion als een acker heeft
Geackert Geweest ende Jerusalem ghelegen
heeft aels een hoop stenen ende de tempel
als hoochen van bossen ende dat binnen den tijt
[[3]] noch vogels noch besten beesten als hieronimus
seijt daer door ofte over heeft ghevlogen noch gegaen
daer nae sijnde allenen ten tempel tot naever
nodt wederom opghemaeckt heeft sij sonder
[[4]] poorten toorens ende vesten wederom bewoont
geveest vande Joden die weder gecomen waren
vijt de gevanckenis van babelonije den tijt
van drieensestich jaren maer daer naer weert
[[5]] door Mehemias bijnnen den teijt van twee en viftich
dagen driendertich stadien int ronde met poorten
[1] [Josep teg / en apion 1 / b strabo / 16 b van / geogra] in de marge
[2] [mch 3 / jerem 25 / 26-29] in de marge
[3] [hiero 10.3 / p.2 par / alip 15] in de marge
[4] [efd .10 / 3 4 5 6] in de marge
[5] [nehm 1 / 2 3 4 5 6 7] in de marge
Naar Jeruzalem
gebouwen zeer versierd, zodat de stad onder alle andere steden als een wonder was in de hele wereld. Daarom wordt zij meer geëerd met een stijlvol zwijgen dan dat we er eenvoudigweg over spreken. De zeer prachtige stad is 447 jaar in bloei geweest als een aards paradijs. Zij is 50 stadiën of 6 mijl groot in omtrek en een kwart heeft rondom een gracht uit steen gehouwen van 60 voet diep en 200 voet breed. Er woonden ongeveer honderdvijftigduizend mannen. Maar omdat de goddeloosheid van de prinsen en het volk niet alleen de tempel ontheiligd had door de gruwelijkheden van de afgoden en omdat de tempel ook helemaal onder het onschuldig bloed zat dat zij wredelijk lieten vloeien, heeft God wraak genomen. Hij heeft de stad, samen met de tempel, de prinsen en het volk tot op de grond laten vernietigen door Nebucadnesar, koning van Babilonië, die de roede van God genoemd werd. Jeruzalem is zeventig jaar verwoest geweest, zodat Sion als akker is gebruikt en Jeruzalem erbij gelegen heeft als een hoop stenen en de tempelruïne net zo hoog als de bomen. In die tijd zijn daar noch vogels overheen gevlogen, noch beesten doorheen gegaan, zoals Hieronymus zegt. Daarna is alleen de tempel ternauwernood weer opgebouwd en is de stad zonder poorten, torens en vesten weer bewoond geweest door de Joden die teruggekomen waren uit de 63-jarige gevangenschap in Babilonië. Maar daarna heeft Nehemia de stad binnen de tijd van 52 dagen, 33 stadiën in het rond met poorten,
20v
Pelgrinsche Reijse
[[1]] torens ende seer Geueldighe muren beslooten ende
daer nae vanden machhebben herodes ende meer anderen
seer rijckelicke met Gemine ende oock partekelieren
huijsen gebouwet ende versiert hebbende vele ende
enge straten mits de dichticheijt ende menichten
vande huijse ende alsoo weder ghebracht sijnde ijn
haren oude naem ende staet heeft 5 hondert en vier
twijntich jaren seer heerlijck ende rijck van volck
ende wel vermaert Geweest op welcke tijt
Jesus Crijstus heeft aldaer als op een Schoude
plaese onse salicheijt Ghewrocht van gelick
hebben de apostelen vercondicht ende vijt ge
sprijt over de gehele werelt de predecasie den
H evangeiumes
Maer int achtedertichste jaer naer Cristus
doot heeft de roomsche keiser tijtus om Cristus [[2]]
doot te vrecke op 3 dagen tijts dese stadt
om ringende met een Mur van negenendertich
staedien in ronden ende alsoo haer daer binnen
beslooten als in een Geuanckenisse allee de
joden die daer uijt allee Gheslachten het
hoocheijt van paesen waren houdende waer
door dat dese stadt die van allee de werelt
Seer groodt Geacht was gheworde ijs
Der rouers kuijl ende een graf daer dooden
want in haer sijn doot gebleuen of geslagen oft van
honger ende peste als metten swaerde elf
100 duijsent joden ende tijtus heeft de stadt tot
den gronde gesticht dat de ghene die daer soude
Gecomen hebben qualijck soude mogen geloven
dat die enichsijns soude moghen gelooven dat die
enichsijns soude gewoont gheweest hebben maer
de drie herodiaensche torens te weten
hippicum mariamne ende pheselum die soo wel
in groote als in schoonheijt allee andere
te booven Gijngen ende de mur vander stadt
die aende vest zijde dese torens omringe heeft
hij ongeschent gelaten ensdels tot een Castel
voor de rominsche soldaten die men daer in
garnisoen soude laten ende eensdels om de nach
ommers te kennen te geven hoedanighe ende
hoe geweldighen dat de macht der
[1] [1 macha / 12.13.14 / Joseph 6 b / vande joods / oorloog cap 6 / Jose 1 b / 13 c / pesam. 78 / esaie. 2 / mich. 4 / actor. 1 / marc. 16 / pesalm 18] in de marge
[2] [iosep 6 b / vande Jode oor / loge 13 en / 7 boec 14. / 17.18] in de marge
Pelgrimage
torens en enorme muren omsloten. Daarna hebben de machthebber Herodes en ook anderen de stad zeer rijkelijk met gemeenschapshuizen en ook particuliere huizen bebouwd en verfraaid. De vele en nauwe straten en grote aantallen huizen hebben Jeruzalem dus weer in de oude naam en staat hersteld en zij is 524 jaar zeer voornaam, dicht bevolkt en heel beroemd geweest. In die tijd heeft Jezus Christus daar door de schuld op zich te nemen voor onze zaligheid gezorgd. Zo hebben ook de apostelen de predicatie van het Heilig Evangelie verkondigd en dit over de hele wereld verspreid. Maar in het 38e jaar na Christus' dood heeft de roomse keizer Titus, om de dood van Christus te wreken in de tijd van drie dagen deze stad omringd met een muur van 39 stadiën in het rond. Zodoende werden alle Joden daarbinnen opgesloten als in een gevangenis; zij, van alle geslachten, waren de hoogheid van Pasen aan het vieren. Zodat deze stad, die door de hele wereld heel hoog geacht werd, verworden is tot een rovershol en een graf der doden, want in de stad zijn 1.100.000 Joden doodgebleven, ofwel ze zijn neergeslagen, ofwel door honger en de pest of door het zwaard. Titus heeft de stad met de grond gelijkgemaakt, zodat iemand die daar kwam, kwalijk zou kunnen geloven dat zij ooit enigszins bewoond was geweest. Maar de drie torens van Herodes, te weten Hippicum, Mariamne en Pheselum, die zowel in grootte als in schoonheid alle andere te boven gingen en de muur van de stad die aan de vestingzijde de torens omringde, heeft hij ongeschonden gelaten. Enerzijds als kasteel voor Romeinse soldaten die men daar in garnizoen zou laten verblijven en anderzijds om nakomelingen te kennen te geven hoedanig en geweldig de macht was die men van de
21r
Nae Jerusalem
der Rominen vercregen hebben maer vif en
sestich jaren daer nae doen de jooden wederom
op roerich werden tegen de rominen heeft de
keijser aeliues aerdrianus veel duijsent Joden ver
slaghen ende de voorseijden torens met de ouergeb
leuen muer geheel Geflisset ende dede de
stadt met sout bestroije twelck gedaen sijnde soo en is
[[1]] daer als Cristus Ghepropheteert heeft den eenen
steen op de anderen niet ghebleuen ende op een nieu
de stadt wederom op bouuende daer in besluiten
een deel vande bogertden heeft den ghelen berch van
Sijon tsamen metten paleijse van Salomon dat van
de koninginne als oock het huijs van tbosch op
liban ende de poorten vanden hoeck ende tCasteel
van den astijriaen ende den ghehelen noersche hoeck
tot aen de mestpoorte ende de poorte van ephraim
buijten besluit vander stadt gelaten maer den berch
van Caluarien ende het heijlich Graf ons heeren
twelck te vooren buijten de stadt was heeft hij
binnen de norderschen muer vander staet ingetrocken
ende[2] heeft boven de poort daer men nae betlehem gaet
een sach doen houwen int Marmersteen daer onder een
deel joden daer meden te kennen gevende dat sij
stonden onder de macht der romijnen den welcke hij
bij openbaer verbodt heeft verbooden dat sij niet
meer inde stadt souden comen noch oock van
[[3]] eenighe hoogher plaesen van vere souden
aen sijen ende heeft die daer nae hem doen
noemen Aelia Capitolia daer nae van den
Cristenen bewont zijnde ende een pateraerck
hen stoel zijnde heeft mettertijt den ouden
naem Jerusalem vercregen ende vijfhondert
jaer Lanck Gefloreert inde Cristenen
Reigoe maer inder jaeren seshondert
en dertich nae de Geboorte Cristi [[4]]
heeft Sij vanden Caricenen die in egepty
Regenerde ijn Genomen Gheweest ijn
die vier hondert drien sestiijch jaren
beseten ofte bewont daer nae heeft herthoghen
Goedefroij van buillon met een hijerkracht van
[1] [lucij 19 / eusebi. in / zijn croo / ende kerck / hist. int 6 / b.c. 15. hier / opt twerck / der apostele / b. h. in / cep h. 3 van / de kerck / histor. 24 / beschrij van / den wech / van het h / lant 6] in de marge
[2] [ende] interlineair
[3] [wol.tij?? / inde hist / vande heil. / orlog. 14 b / 12c iacob / vit. c.55] in de marge
[4] [omghr in / de cercke / groon] in de marge
Naar Jeruzalem
Romeinen had verkregen. Maar 65 jaar daarna, toen de Joden weer oproerig werden tegen de Romeinen, heeft keizer Aelius Hadrianus duizenden Joden verslagen en de voornoemde torens met de overgebleven muur geheel vernietigd en de stad met zout laten bestrooien. Toen dat klaar was, is daar zoals Christus voorspeld heeft, geen steen op de andere gebleven. Om de stad opnieuw op te bouwen, omsloot de keizer een deel van de boomgaard en heeft hij de hele berg van Sion samen met het paleis van Salomo buiten de muren van de stad gelaten. Zo ook het paleis van koningin Sheba alsmede het huis in het bos op Liban en de poorten van de hoek en het kasteel van de Burcht van Antonia en de hele noordhoek tot aan de Mestpoort en de poort van Ephraim. Maar de berg Golgotha en het Heilig Graf van onze Heer, dat voordien buiten de stad lag, heeft hij binnen de noordmuur van de stad getrokken. Hij heeft boven de poort waardoor men naar Bethlehem gaat, een zeug laten houwen in het marmer met daaronder een aantal Joden, waarmee hij te kennen gaf dat zij onder het gezag van de Romeinen stonden. Hij heeft hun openlijk verboden in de stad te komen en ook mochten zij niet vanaf enige hoogte uit de verte de stad bekijken. Hij heeft de stad Aelia Capitolina vernoemd naar hemzelf. De stad, die daarna door christenen werd bewoond en waar een patriarch een stoel had, verkreeg mettertijd de oude naam Jeruzalem. De stad floreerde vijfhonderd jaar lang onder de heerschappij van de christenen, maar in 630 na de geboorte van Christus werd de stad ingenomen door de Saracenen die in Egypte machtig waren. En die hebben de stad 463 jaar in bezit gehad oftewel bewoond. Daarna heeft hertog Godfried van Bouillon met een legermacht van
21v
Pelgrijmsche reijse
[[1]] van Chrijstenen inde Jare ons heere [[2]]
Duijsent ende negenentnegentich dese stadt ingenomen
Zijnde alder eerste die ouer de muren Clom van
der stadt op den achtsten dach Juli ende seer
Vromelijcke met een Groot gewelt ingenomen
in ghe op eenen vrijdach op den Negesten uren
vanden daghen te wete op sulcken dach ende
[afbeelding]
ende Uren als Crijstus Gestoruen ende gekruist
is waer in dat alle de weegen straten ende
zijt straten vander stadt oock inden tempel
Geschiet is soo groote moort van borgers als oock
vande Geene dije uijt de naest gheleegen steede
ende doorpe inde stadt ghevijlcht waren datmen
tot de enckelde tot int boet gijnck ende niet dan
Ouer de dooden lichamen Gaen mochten ija de ver
winners selve waren van het hol vanden bloede de
Welcke gheheel meesters zijnde vande stadt
of Gheleijt hebbende de besmuerde wapenen zijn
Gegaen nae de seer eerwaerdijge plaets dije door
Crustus tegenwordicheijt lijden verrijsenisse ende
hemel vaert heijlich zijn gemackt de welcke
henliede vande Christenen dije in Jerusalem
wonden getoont werden welcke begangenisse sij
bootsvoedts Seuendagen vervolchens met groot
devotien hebben onderhouden ende de h plaesen
[1] [b salicheijt / inden brief / aen Jan van / lotringe / card van] in de marge
[2] [willen eerst / b. van tijer / is inde hist / vande heili / ge oorloogh / 8. b.c.5. 18 / 19.20.21. en / 9. b cap. 1 / 2. euag 11e / 5. de vitre / cap 20] in de marge
Pelgrimage
christenen in 1099 de stad ingenomen. Hij was de allereerste die op 8 juli over de muren van de stad was geklommen en haar heel vroom maar met veel geweld had ingenomen en wel op een vrijdag op het negende uur van de dag, te weten, op zo'n dag
[afbeelding]
en zo'n tijd waarop Christus gekruisigd en gestorven is. Waarbij in alle wegen, straten en zijstraten en ook in de tempel zo'n groot aantal burgers is vermoord en daarbij ook degenen die uit de omliggende steden en dorpen naar de stad gevlucht waren, dat men tot de enkels in het bloed liep en niet kon vermijden over de dode lichamen te lopen. Ja, de overwinnaars zelf, die toen geheel meester waren van de stad, zaten onder het bloed. Ze hebben de besmeurde wapens neergelegd en zijn gegaan naar de zeer eerbiedwaardige plaats die vanwege het lijden van Christus en Zijn herrijzenis en hemelvaart heilig is gemaakt. De plaats werd hun door de christenen die in Jeruzalem woonden, getoond en vervolgens hebben zij blootsvoets zeven dagen de plechtige omgang met veel devotie volgehouden en de heilige plaatsen
22r
Nae Jerusalem
Gecusset op den achsten dach
hebben sij eendrachtichtelick Coninck van Jeru
salem Ghekooren ende Ghemackt den hert
oge Godefroij van buillon maer de seer godtvrughtigen
man en heeft wt ootmoedicheijt naer de ghewoonte
van andere koninghen niet wijllen met eenen
Gulden Croone ghecroont zij te vreede zijnde metde
doorne Ghecroont zijn te vreede zijnde metde
doorne croone de selfde eere bewijsende die de
Coninck van het menschelijcken Gheslacht gedragen
heeft van de selfde plaese tot aen de Galge des
Cruijsens ende dat om onse salicheijt aldus heeft [[1]]
Jerusalem van den Cristenen wederom gewonnen
Gheweest ende achtentich jaren vande selfde
Beseten daer nae heeft saladin den soudaen van
Egipten inde jare elf hondert seuentachtentich
dese stadt belegert ende wert door ghebreck van
bijstant ouermis dat de Cristenen prinsen eijlaes
in Grooter tweedracht waren hem opgeuende met
Conditie dat den Cristenen soude Gheorloft zijn soo
veele daer uijt te dragen als een iegelijck op sijn scho
uderen mocht dragen hetwelcke ijs Gheschiet des
Vridaechs ten tweeden dach van october vanden selfen
jaren ons heren vijftien hondert seuentien
wort zij vanden turckschen keijser selim wederom
ingenomen ende wert met het selfde besluijt van
Muren tot op den dach van heden van de turcken
beseten de welcke haer noemen cuzumoborech of
Godsbarich dat is te seggen heijlige stadt aldus zij is
dan van haer eerste fonderinghe tot desen teghen
wordige jaren vijftijen hondert vijfentachtentich
ostreken drie duijsen vijf hondert tweeentwintich Jaren
desen godefridus de boulion Llijet begrauen in den
tempel vant heijlich Graft onses salickmaker
Jesu christi ende dat met dusdanighe opschrift
HIC iACIT INCLYTVS dvx Godferidus de boulion
qvi totam istam tarram gultui Christiano
acxvsivit cuius anima regnet gum Cristo
Amen
[1] [boschgerod. / vande / heijlige oor / loch b.1. 7 cap / 6.b.10 cap / mateh / pasalm in / zijn t grav / on??phe / ijn troon] in de marge
Naar Jeruzalem
gekust. Op de achtste dag hebben zij unaniem hertog Godfried van Bouillon tot koning van Jeruzalem gekozen en gemaakt. De zeer godvruchtige man heeft in zijn nederigheid niet naar de gewoonte van andere koningen met een gouden kroon gekroond willen worden, maar was tevreden met een doornen kroon. Om daarmee zelf eer te bewijzen aan de Koning van het menselijk geslacht die voor onze zaligheid er een gedragen heeft vanaf dezelfde plaats tot aan de galg van het kruis. Zo was Jeruzalem weer voor de christenen gewonnen en was tachtig jaar in hun bezit. Daarna heeft Saladin, de vorst van Egypte, in 1187 deze stad belegerd en zij werd door gebrek aan steun overmeesterd. De christelijke prinsen waren helaas in grote tweedracht en gaven haar op onder voorwaarde dat het de christenen werd toegestaan zoveel eruit mee te nemen als iedereen op zijn schouders kon dragen, hetgeen is gebeurd. Op vrijdag 2 oktober 1517 werd de stad door de Turkse sultan Suleiman weer ingenomen en met dezelfde omsluiting van muren tot op de dag van heden door de Turken in bezit gehouden. Zij noemden de stad Cuzumborech of Codsbarich dat wil zeggen Heilige Stad. Zo zijn dan 3522 jaar verstreken vanaf de eerste stichting van de stad tot dit huidige jaar 1585. Godfried van Bouillon ligt begraven in de tempel van het Heilig Graf van onze Zaligmaker Jezus Christus en met het volgende opschrift:
Hic iacet inclytus dux Godefridus de bouillon qui totam istam terram cultui Christiano acquisivit cuius anima regnet cum Cristo Amen
[Hier ligt de beroemde hertog Godfried van Bouillon die al dit land voor het christendom heeft verworven. Moge zijn geest regeren met Christus. Amen]
22v
Pelgrinsche Reijse
Aenghesien dat ick int kort een weijnich
verhaelt hebben van dese oude heijlige stadt Jerusalem
alsoo die was ten tijde ons salichmackers Jesus Ccristi soo
wil ick den leeser oock een weijnich voor ooghe stellen
van de Ghedaente Gelegentheijt van diijt tegenwordi
Nu Jerusalem twelck beschreuen is van den seer
Gheleerden heer Jeronimus scheijdt van erffert
die het heijlich lant ende vele andere Coninckrijcken
door Ghereust alles Ghesien Claerlijck
Beschreven heeft int jaer 1615
eer ick voortsgaen wil met mijn beschriuijnghe
van dese mijne voor ghenomen reijse soo sal ick mede den
leser een wijnigh te kennen gheuen van de gelegentheijt
alsoo de stadt Jerusalem nu ten teijt betimmert ende
bewoont wert voo soo veel mijn bekent is ende selfs
Ghesien hebben
Soo salmen weten dat nu ter tijt dese stadt niet eijge
ntlijcke staen op de oude plase alsoo die eerteijts ghe
weest is dan de oude stadt hadde in sijch begrepen
den berch sion het huijs caiphas met noch veel andere
Groote ende heerlicke ghestichte meer die in
Jerusalem plaesten te staen ende nu allee buijten
staen ontrent een musket schoot weechs daer buijten den
berch Calvarien met het heijlich Graf heeft
Eertijs buijten gestaen ende is nu binnen ghetrocken hoe
wel dat dese stadt verset ende verandert is soo zijnder
nochtans veel treffelicke ende ghedenckwaerdighe
plase binnen den Rinck mueren ghebleuen als nament
lick de berch moria op welcken den tempel salomon
op Ghestaen heeft als oock den berch acra ende
den berch bezetha daer die nuwe stadt als dan terteijt
Alsoo Ghenaemt Ghestaen heeft van ghelicken
het dal Cetroen dat voor desen een groote diepte
was soo datmen desen berch met veel trappen mosten
op gaen ende was Ghelegen tusschen dese twee
berghen moria ende acra twelck nu terteijt op veel
na Soo diep niet alst eertijts geweest is ten ijs
niet te verwonderen dat de dieppe valeijen van dese voorseide
hooge bergen vervult zijn door de menichvildighe
destructien die dese stadt beijegent zijn dese stadt
heeft 4 hoochten met 3 dallen ofte diepe
valeijen dat eerste staet tegen de sonne op
Ganck ende is Genaemt het
Dal
Pelgrimage
Aangezien ik in het kort iets verteld heb over deze oude heilige stad Jeruzalem, zoals die was ten tijde van onze Zaligmaker Jezus Christus, wil ik dus de lezer ook iets voorschotelen van hoe de stand van zaken van dit huidige Jeruzalem er nu uitziet. Het is beschreven door de zeergeleerde heer Jeronimus Scheidt van Erfort die het Heilig Land en vele andere koninkrijken heeft bereisd en alles heeft gezien en helder beschreven in 1615. Voordat ik wil doorgaan met mijn beschrijving van deze door mij voorgenomen reis, zal ik dus ook de lezer iets laten weten van de toestand waarin Jeruzalem heden bebouwd en bewoond is, voor zover het mij bekend is en ik het zelf gezien heb. Zo moet men weten dat heden deze stad eigenlijk niet ligt op de oude plaats, zoals die vroeger was, want in de oude stad waren begrepen de berg Sion, het huis van Kajafas en nog veel andere grote en heerlijke gebouwen meer, die in Jeruzalem plachten te staan en die er nu alle buiten staan, ongeveer een musketschot ver. Bovendien, de Calvarieberg met het Heilig Graf heeft vroeger er buiten gestaan en is er nu binnen getrokken. Hoewel deze stad verplaatst en veranderd is, zijn er dus toch veel voorname en gedenkwaardige plaatsen binnen de ring muren gebleven, zoals met name de berg Moria, waarop de tempel van Salomon gestaan heeft, alsmede de berg Akra en de berg Bezetha, waarnaar de nieuwe stad in die tijd ook zo genoemd werd. Het dal Kidron dat vroeger heel diep was, zodat men deze berg met veel trappen op moest gaan, was gelegen tussen deze twee bergen Moria en Akra. Het dal is heden bij lange na niet zo diep als het vroeger is geweest en men hoeft zich niet te verwonderen dat deze diepe valleien van deze voordien hoge bergen opgevuld zijn door de resten van talloze vernielingen die deze stad overkomen zijn. Deze stad heeft vier hoge bergen en drie dalen of diepe valleien. De eerste, in het oosten, heet het dal
23r
Nae Jerusalem
Josaphat dat anderen staedt tegens der sonnen nederg
anck ende is Ghenaemt het dal helmon ende het 3
staedt tegens de middernacht ende is het diepste
Gheweest van allen daer heeft eertijts ghe
staen de piscine der coninghen de eerste hoochte is
Gheweest den berch sion daer op staende de
burcht van dauid ende leijdt tegens betlahem over de 2
hoochte is den berch moria daer op stonde de tempel
Salomon alsoo mede hier vooren verhaelt is de derde
hoochte is Geweest den berch acra de vierde
hoochte is geweest den berch bezetha ende desen begreep
in sijch de nieue stadt oock soo heeft Jerusalem eertijts
Gehaedt acht poorten ende die heeft zij noch alsoo men
lesen mach ijn nehemia int tweede Capittel de eerste
Poorte is Genaemt de poorte Judiciaria ofte anders
oock velus ende dese poorte placht men vijt te gaen
nae de berch van Caluarien de derde poorte worde
Eerteijts Ghemaemt de poorte epharim ende
tegenwoordich is de ghenaemt de poorte S stephani
die viede poorte wert ghenaemt de poorte angelij ende
staedt bij het dal cedron door dese poorten
Wandelden den H Cristijs als hij Ginck nae den
olijf berch ende vanden joden Ghevangen worden
de 5 poorte is ghenaemt de poorte Terquilini
ende staet in het onderste deel vander stadt dese
Seste poorte wort ghenaemt de poorte gregis ende daer
op heeft eertijts Gestaen eenen starcke tooren
Ende was Ghenaemt antonia van desen toren
deden sij groote wederstant tegens haren vijant
ten teijden als tijtus ende vespasianus Jerusalem
beleegert ende ouerwonnen hadden de seuenste poorte
is genaemt de poorte auria als men placht te
vanden tempel uijt te gaen nae den olijf berch door
het dal Josaphat de achte ende leste poorten is
Ghenaemt de Waterpoorte ende rontsomme
Jerusalem is het een seer schoon vruchtbaer
lansdoue uijt gesondert als men gaet nae Jericho
daer is het een steen achtich Geberchte ende
onvruchtbaer desen stadt Jerusalem hoe wel datse
dickwijls is Ghedisteruert geweest datter poorten
noch Muren zijn blijuen staen soo is sij nochtans
Altijt
Naar Jeruzalem
Josaphat, de tweede, in het westen, heet het dal Hinnom, de derde, in het noorden is de diepste van alle. Daar heeft vroeger de badvijver van de koningen gelegen. De eerste hoogte is de berg Sion, waarop de burcht van David staat aan de weg naar Bethlehem. De tweede hoogte is de berg Moria, waarop de tempel van Salomon stond. Zoals ook hiervoor verteld is, is de derde hoogte de berg Akra. De vierde hoogte is de berg Bezetha en deze stond ook binnen de nieuwe stad. Zo heeft Jeruzalem vroeger ook acht poorten gehad en die heeft zij nu nog zoals men lezen kan in Nehemia in het tweede hoofdstuk. De eerste poort heet Iudiciaria of ook wel Velus en deze poort placht men uit te gaan naar de Calvarieberg. De derde poort heette vroeger Ephraim maar heet tegenwoordig de poort St. Stephanus. De vierde poort heette de poort Angeli en stond bij het dal Kidron. Door deze poort wandelde de heilige Christus toen Hij naar de Olijfberg ging en door de Joden gevangen werd. De vijfde poort heet Sterquilini en staat in het onderste deel van de stad. De zesde poort heet de poort Gregis en daarop heeft vroeger een sterke toren gestaan die Antonia heette. Vanuit deze toren boden zij grote weerstand tegen hun vijand in de tijd dat Titus en Vespasianus Jeruzalem belegerden en overwonnen. De zevende poort heette Auria, waar men door placht te gaan vanuit de tempel naar de Olijfberg door het dal Josaphat. De achtste en laatste poort heette de Waterpoort. Rondom Jeruzalem is het landschap zeer fraai en vruchtbaar, behalve als men naar Jericho gaat. Daar is het een steenachtig en onvruchtbaar gebergte. Hoewel Jeruzalem dikwijls vernield is, zodat er poorten noch muren zijn blijven staan, is zij dus toch altijd
23v
Pelgrimsche Reijse
bewoont geweest tot der tijt des roomsche keijsers
teijt ende vespasiani ongeveerdelick veertich ijaren
nae de cruijcinge Cristi nae dese verdestruerende
en bleef den eenen steen op den aderen niet alsoo
dat onse salichmaker Jesu Christi vante vooren
gepropheteert hadde dat den eenen steen op den ander
niet blijven soude alsoo Wij lesen soo dat Jerusalem
woest ende beront lach ontrent twee hondert jaren
tot de tijt des roomsche keijsers aelij adriani dese behon
ste stadt weder om op te bouwen maer nergens nae als
de eerste stadt was gheweest ende de dese noemen
nae zijnen naem aelij ende hier naer ijs sij noch tot
verschijde reijse verstoort ende wederom opgemaeckt
ende ten lesten Int Jaer 1517 soo heef den turckschen
keijser soliman de teghenwoordighe stadts mueren
ende poorte wederom op een nieu laeten oprechten
Ende werdt nu tertijt noch redelijcke bewoont soo
van Moren aerabiers armeniers griecken ende turcken
Ende gheneren haer met bomwolle vijgen aman
delen ende olien want om dese stadt Jerusalem staen
veel olij boomen haer woonhuijsen sijn gemenelick
maer een vijercant hooch ende dat van Marmersteen
opghemaeckt want haren steen ijs meestendeel
Marmer om Jerusalem ende in wendich zij de
huijsen behangen met turcksche zijden tapijtserijen
sonder enige andere schilderie de huijsen hebben
boven geen dack maer effen plat met estericken
steen beleijt
beminde leser hier meden neem ijck mijn afscheijt
van out Jerusalem niet teghenstaende datter
Materie genoech ende vele is ende wijtloopich conde
beschreuen werden dan alsoo het selfde mijn voornemen
te boven gaen soude van dijt mijn hantdoecxken
soo wijl ijck het hijer bij laten ende tot mijnen voor
genomen reijse weder keeren die breder
beschriuinge vande H. stadt beegeert ende lust
heeft te leesen die wijse ijck tot de H Schrifturen
selve ende den Jootschen schrivers josephus met
meer andere hijer vooren op de margine aengewesen
die hier vol van zijn wijtloopich alles verhalen
Een groote duijsche mijle van Jerusalem
daer hebben wij een wijle tijts gerust onder de Schadu
we vande olijf bomen ende die watten eeten hadden
Pelgrimage
bewoond geweest tot de tijd van de Romeinse keizers. Vespasianus vernietigde Jeruzalem ongeveer veertig jaar na de kruisiging van Christus, zodat niet een steen op de andere bleef zoals onze Zaligmaker Jezus Christus van tevoren had voorspeld dat er geen steen op de andere zou blijven. Zo lezen wij ook dat Jeruzalem er woest en berooid bij lag, gedurende ongeveer tweehonderd jaar, tot de tijd van de Romeinse keizer Aelius Hadrianus, die de stad wederom begon op te bouwen, maar in het geheel niet zoals de eerste stad geweest was en hij noemde haar naar hemzelf Aelia. Hierna is Jeruzalem nog door verscheidene vijandige invallen verstoord en is daarna weer opgebouwd. Ten slotte, in 1517, heeft dus de Turkse sultan Suleiman de huidige stadsmuren en poorten weer opnieuw laten oprichten. De stad wordt heden dus nog redelijk bewoond door Arabieren, Grieken en Turken. Er werd gehandeld in katoen, vijgen, amandelen en oliën, want om Jeruzalem heen staan veel olijfbomen. Hun huizen zijn in het algemeen maar een vierkant hoog en zijn van marmer gebouwd, want het gesteente rondom Jeruzalem is voor het grootste deel marmer. Van binnen zijn de huizen behangen met Turks zijden tapijtwerk zonder enig ander schilderwerk. De huizen hebben van boven geen hellend dak maar een glad plat dak dat met gebakken tegels is belegd. Beminde lezer, hiermee neem ik afscheid van het oude Jeruzalem, ondanks het feit dat er stof genoeg is en er veel is dat uitgebreid zou kunnen worden beschreven maar dat dus het voornemen van mijzelf te boven zou gaan voor dit handboekje van mij. Dus wil ik het hierbij laten en tot mijn voorgenomen reis terugkeren. Wie een uitvoeriger beschrijving van de stad wenst en zin heeft die te lezen, die wijs ik op de Heilige Geschriften zelf en de Joodse schrijver Josephus en vele anderen, hierboven in de kantlijn genoemd, die er vol van zijn alles uitgebreid te vertellen.
1 grote Duitse mijl buiten Jeruzalem hebben wij een tijdje gerust in de schaduw van de olijfbomen en wie wat te eten had
24r
Nae jerusalem
die mochten eeten ende water drincken als men daer is
Soo sietmen van veren een kercke aende Slijncker
hant daer den proopheet dauid den Goliam met een
Slijnger vervonnen ende verslagen heeft ijn het
terebintische dal daer loopt noch hedensdachs debecken
daer hij dech vijf vijsen vijt nam om sijnen viant te bevechten
den 14 augusti ten drieden uren soo sijn wij met grooten
blijschap Ghecomen tot jerusalem als wij
nae bij de stadt waeren soo zijn ons te moet gecomen
vijer of vijf te paert seer Costelicke behangen
bedriuende veele fraijicheijt tot eenen teeckenen dat
Wij wellcom waren ende dat om ons gelt dat ouer
al was waer wij quamen seer aengenaem ende begeert
Nu bijnnen de poorten van jerusalem comende daer
sadt den sabasteijan ofte provoost van Jurusalem met
noch Meer met hem te paerde welcke paerde mede seer
Costelijcken versiert ende behangen waren met sijlveren
vergulde spangen ende van vooren met sijlveren kettin
kens ende al het Ghereetschap vande paerden was
beslagen met siluer ende wij worden van haer getelt
Ende inde stadt ghebrocht in een huijs dat de minnebroeden
toe behooreden ende daer in woonden een Italiaen ende
Hier in waeren wij allee gelogert ende deden ons eijge costen
ende ons worden genoech gebrocht vande turcken van als te
Coop binnen jerusalem lagen veel leeghe plaesen onbeti
mmert bijsonder bij de poorte daer wij in zijn gecomen
ende aen de stadt zijn 6 poorte ende alde poorten waeren
met eijsere plaeten beslagen ende men kan daer altijts
Wel van buijten in comen ende bij de poorten daer
Wij in quamen daer stont een Casteel ofte stercke
daer de turcken hare wacht op houden ende daer stont
eenen hoogen tooren op die genaemt wert dauidts tooren
dese tooren wert aldereerst van buijten gesijen die nae Jeru
salem reijsen dese stadt is rontsomme bemuert met
graue aerduijn steen ende van buijten rontsom begraven
den 15 augusto sijn wij pelgrims des morgens ghegaen inde
minnebroeders cloosters dat binnen Jerusalem staet om missen
te hooren dat binnen Jerusalem staet om misse te hooren ende
dat gedaen wesende zijn wederom gekeert in ons losement ende hebben
voorts den dach gerustet.
het dal van Josaphat
den 16 augusti wesende op onser liever vroue hemeluaerts
dach so zijn vij voor den opganck der sonnen nae het del van
Josaphat gegaen ende is gelegen buijten de stadt Jerusalem
aldaer staet een kercke de
Naar Jeruzalem
die mocht eten en water drinken. Als men daar is dan ziet men aan de linkervoorkant een kerk waar de profeet David Goliath met een slinger overwonnen heeft. In het Terebintische dal daar loopt tegenwoordig nog de beek waar hij de vijf keien uit nam om zijn vijand te bevechten. Op 14 augustus om drie uur zijn wij dus met grote blijdschap bij Jeruzalem aangekomen. Toen wij dicht bij de stad waren, zijn ons aldus vier of vijf ruiters te paard tegemoetgekomen rijk behangen en zij spreidden veel fraais ten toon als een teken dat wij welkom waren vanwege ons geld, dat overal waar wij kwamen zeer gretig begeerd werd. Toen wij binnen de poort van Jeruzalem kwamen, zat daar de subaschi of provoost van Jeruzalem met nog anderen bij hem te paard. Die paarden waren ook zeer kostbaar versierd en behangen met zilveren vergulde spangen en van voren met zilveren kettinkjes en al het gerei van de paarden was beslagen met zilver. Zij telden ons en brachten ons in de stad in een huis dat aan de minderbroeders toebehoorde en waarin een Italiaan woonde. Hier logeerden wij allen, betaalden wij onze eigen kost en de Turken brachten ons genoeg om van alles te kopen. Binnen Jeruzalem lagen veel lege onbebouwde plaatsen, in het bijzonder bij de poort waardoor wij binnen waren gekomen. De stad heeft zes poorten en alle poorten waren met ijzeren platen beslagen en men kan daardoor altijd wel van buiten naar binnen komen. Bij de poort waardoor wij binnenkwamen stond een kasteel of sterkte waar de Turken de wacht hielden. Er stond een hoge toren op die Davids toren werd genoemd. Wie naar Jeruzalem reisde, zag van buiten allereerst deze toren. Deze stad is rondom bemuurd met grauwe arduinsteen en van buiten is er rondom een gracht gegraven. In de morgen van 15 augustus zijn wij, pelgrims, naar het klooster van de minderbroeders, dat binnen Jeruzalem staat, gegaan om de mis te horen en toen dat gedaan was, zijn wij teruggekeerd in ons logement en hebben de verdere dag gerust.
Het dal van Josaphat.
Op 16 augustus, dat was op Onze-Lieve-Vrouwe Hemelvaartsdag, zijn wij voor zonsopgang naar het dal van Josaphat gegaan, dat buiten Jeruzalem ligt. Aldaar staat een kerk
24v
Pelgrimsche reijse
A. den Inganck d plaese daer het orata geschiet
b venster D het gat daer lucht geeft
c den Inganck van het orato E paets ofte plin voor de kerck
rum Jesus Cristij dat is de F een afgescheijden plaets
De welcke de Griecken in hebben ende om
in de kercke te comen mosten wij negenenvertich
trappen onder de aerde gaen ende hebben gesien int afgaen
Aende rechterhant inde muer het Graft van de
heijlige Moeder S anna ende van S Jochim van
de [[1]] lincker hant Saghen wij het
graff vanden heijlighen Man S Jacob
ende int midden vande kercke worden ons ver
toont het graft vande heilighe Moeder
Godts Maria ende aldaer is sij ten hemel
op Geresen ende dat graft is viercant
Ghemesselt met een open daermen op ende
rontsoen dit graft can gaen ende staen hooch uijterhan
[1] [Sag?] doorgehaald
Pelgrimage
[afbeelding met letters]
A de ingang
B venster
C de ingang van het oratorium van Jezus Christus dat is de plaats waar het oratorium plaatsvindt
D het gat dat daar lucht geeft
E plaats of plein voor de kerk
F een afgescheiden plaats
die van de Grieken is. Om in de kerk te komen, moesten wij 49 treden onder de grond afgaan en bij het afdalen hebben wij gezien: aan de rechterkant in de muur het graf van de heilige moeder St. Anna en van St. Joachim. Aan de linkerkant zagen wij het graf van de heilige man St. Jacob en in het midden van de kerk toonde men ons het graf van de heilige moeder van God, Maria en daar is Zij ten hemel gevaren. Dat graf is vierkant gemetseld op een open plek, zodat men op en rondom dit graf kan gaan en hoog kan staan boven
25r
Nae Jerusalem
Aerden verheven oft een Autaer waer
op de minnebroeders de hooge misse singhen ter eeren de
Moeder Godts maria ende ouer dijt Graf hangen
dertijch brandende lampen in dese kercken stonden
noch drie ofte vier autaren daer de griecken haren
dijenst doen op haren Manieren in dese kercke stonden
twee waters putten die seer Goede smaeck van Water
hadden ontrent 6 roe weechs van dese kercken hebben
wij Ghesien de plaetsen seuen trappen nedergaende
daer onsen Salichmacker Jesus Cristus ende sijnen
hemelschen vader was ontbiedende seggende vader ijst
Mogelijck wijlt desen kelke van Mijn nemen
niet de mijnen maer uwen wijllen gheschiede maten
26 v 39 ende heeft gesweet water ende bloet
ende dese plaese is uijt Geberchte gehouwen
oft een Speloncke gheweest waren Dijt nu
alles Gesien hebbende soo zijn wij Wederom ghe
keert nae de heijlighe stadt Jerusalem uijt het
dal van Josaphat ende sagen onder wegen noch
een plaetse daer sinte Steven desen Woorden
Sprack heer vergeeft het haer want sij en
Weten niet wat se doen
onse woorden oock mede vertoont de gulden poort
ofte plaesen daer de heere Cristus soo ootmoe
delijcke op den palm Sondach in Jerusalem
ghecomen is ende dese plaetse en wert nu niet
ghebruijckt om uijt ofte in te gaen ende is toegemesselt
Naar Jeruzalem
de aarde verheven, alsof het een altaar was waar de minderbroeders de hoogmis zingen ter ere van de Moeder van God, Maria. Boven dit graf hangen dertig brandende lampen. In deze kerk stonden nog drie of vier altaren waar de Grieken hun dienst deden op hun manier. In deze kerk zijn twee waterputten die zeer goed smakend water hebben. Op ongeveer 6 roeden afstand van deze kerk, hebben wij, na zeven treden te zijn afgedaald, de plaats gezien waar onze Zaligmaker Jezus Christus Zijn Hemelse Vader liet weten, zeggende: Vader, is het mogelijk deze kelk van mij weg te willen nemen, maar niet Mijn, maar Uw wil geschiede, Mattheüs 26:39. Hij heeft water en bloed gezweet en deze plaats was uit een berg gehouwen of het een spelonk geweest was. Toen wij dit alles gezien hadden, zijn wij teruggekeerd naar de heilige stad Jeruzalem uit het dal van Josaphat. Wij zagen onderweg nog een plaats waar St. Steven deze woorden sprak: 'Heer vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen'. Men toonde ons ook de Gouden Poort of de plaats waar de Here Christus zo nederig op Palm-Zondag in Jeruzalem gekomen is. Deze plaats wordt nu niet gebruikt om uit of in te gaan en is dichtgemetseld.
25v
Pelgrimsche reijse
De Kercke vant Heijlich graft
onses Salichmakers Jesu Cristus
Den 17 augusti ontrent 5 vrren nae de Middach
soo zijn wij gegaen besoeken het heijliche graft
onsen salichmakers Jesus Crijsti ende voor den
tempel vant heijliche Graft comende soo saten
daer vijf turcken die allee onse naemen op schre
ven ende sij ontfijngen van ons pelgrims neghen
gulden sekijnen oft veneetsche decaten ende desen
ducaten Mosten vanden lesten hertoghen Geslagen
Wesen oft sij en wijldese niet ontfangen de een
Weechse de ander siet toe ende elck pelgrim moste
betalen eer hij inden tempel mochten comen
ende als dan wort daer bij een teffens in gelaten
ende elck geeft noch een madijn de drie doen
seuen Groot hollandts Gelt
Pelgrimage
De Kerk van het Heilig Graf van onze Zaligmaker Jezus Christus.
[afbeelding]
Op 17 augustus ongeveer 5 uur na de middag zijn wij het Heilig Graf van onze Zaligmaker Jezus Christus gaan bezoeken. Toen wij voor de tempel van het Heilig Graf kwamen, zaten daar vijf Turken die al onze namen opschreven en zij ontvingen van ons, pelgrims, 9 gouden sekijnen of Venetiaanse ducaten. Deze ducaten moesten in opdracht van de laatste hertog geslagen zijn, anders wilden zij ze niet ontvangen. De een woog ze en de ander zag toe en elke pelgrim moest betalen voor hij in de tempel mocht komen. Daarna werd er één tegelijk binnen gelaten en iedereen gaf nog een madijn, waarvan 3 evenveel waard zijn als 7 groten Hollands geld.
26r
Nae Jerusalem
Nu allee inden tempel wesende soo gijngen Wij
in een Capellen staende aende noort sijde van dese tempel
aldaer de minnebroeders haer compleet houden ofte singen
aen dese Capelle staet noch de maniere van een clooster
ken daer ijn woonen altijt twee minrebroeders de welcke ijn haer
Clooster des middachs het eeten ghebracht wert ende dat
Wort haer gerickt door gaten die inde kercke deur staen
ende den turck bewaert hier van de slutelen soo dat hier
niemant uijt noch in can Comen sonder haren wijllen in
dit Clooster hadden wij onse nacht ruste.
als dese compleet uijt was soo hebben de minnebroeders
ende vij pelgrims mede een brandende Waskaers ijn
onse handen ghehadt ende tot elck waskers gaf elck
pelgrim dertijch madijnen ende hebben alsoo net de proc
essie gegaen ende de vicarius is met ons ghegaen en
ghetoont alle de heijlighe plaetsen eerst int latijn
vertaelt ende daernae in het Italians ons alles
beduidet ende Watter gheschiet waren voor
Wonderen ten eersten is ons vertoont de plaes
sen daer onse salichmacker sijnen lieve Moeder
Maria op de heijlighen paesdach verstroosten
ten tweeden is ons vertoont boven opt autaer
het een stuck dat aent heijlich kruijs Ghestaen
hadden ende was niet langhe wechgenomen gheweest
ten derden is ons vertoont aen de rechter handt
van de Cappelle een grodt stuck van de Calomme
daer de heer Christus aen gebonden en gegeeselt
is geweest in pilatus huijs ende dese Calomme
is Geslooten ijn een open Iser tralij daer men die
door sijen can ende is rootsachtich van Coluren
met naturelijcke bloet vlecken het welcke
soo men seijt wesen souden vant bespringhet
bloet Onses Salichmakers Jesus Cruijstus
int Midden van desen kapelle leijt eenen ronden
wijtten steen de betekent de plaese daer de
Coninckinne helena het heijlich cruijs Onse
Heere gevoden hadden ende bekent vorde door
het off leggen van het heijlige Cruijs
Naar Jeruzalem
Toen wij allen in de tempel waren, gingen wij een kapel binnen die aan de noordzijde van deze tempel stond, waar de minderbroeders hun completen konden houden of zingen. In deze kapel wordt nog op de manier van een klooster geleefd; daarin wonen altijd twee minderbroeders, die kregen in hun klooster ’s middags het eten gebracht en dat werd hun aangereikt door gaten die in de kerkdeur zitten. De Turken bewaren hiervan de sleutel zodat niemand er uit of in kan komen zonder dat zij het willen. In dit klooster hadden wij onze nachtrust. Toen deze completen uit waren, hebben de minderbroeders en ook wij, de pelgrims, een waskaars in onze handen gekregen en voor elke waskaars gaf elke pelgrim 30 madijnen en zo hebben wij ook met de processie meegedaan. De vicaris is met ons meegegaan en heeft ons alle heilige plaatsen getoond en eerst in het Latijn vertaald en daarna in het Italiaans uitgelegd, welke wonderen er waren gebeurd. Ten eerste werd ons de plaats getoond waar onze Zaligmaker zijn lieve moeder Maria op de heilige Paasdag troostte. Ten tweede werd ons een stuk boven op een altaar getoond dat aan het Heilig Kruis gezeten had en dat niet lang geleden meegenomen was. Ten derde werd ons aan de rechterkant van de kapel een groot stuk getoond van de zuil waaraan de Heer Christus werd gebonden en gegeseld in het huis van Pilatus en deze zuil is ingesloten achter een open ijzeren traliehek, waardoor men het kan zien. Het is roodachtig van kleur met natuurlijke bloedvlekken die, zo men zegt, zouden zijn van het weg spattende bloed van onze Zaligmaker Jezus Christus. In het midden van deze kapel ligt een ronde witte steen die de plaats markeert waar koningin Helena het Heilig Kruis van onze Heer gevonden had en bekend werd door het opleggen van het Heilig Kruis
26v
Pelgrimsche Reijse
Cruijs op een doot Mensche licham twek
terstont op rees ende Wandelde
uijt dese Capellee Gaende soo leggen daer
twee wijtte ronde steenen beduijden dat op de eenen
plaetsen de heere Cristus gestaen heeft ende
op de andere maria Machdelena naer den tijt dat
vijt haer geworpen waren de 7 duijuelen olsoo ghesch
reven staedt Marc. 16 v 9 de Heere Cristus
Ghestaen heeft ende op de andere maria
Openbaerde haer Mede aldier op dese
plaes nae zijn verrisenisse uijt het heijlig
Graff inde gedaente van een hoouenier
ende sprack dese woorden teghens haer
vrou wederom sijt bedroeft waerom scherit
ghij sij antwoorde heere hebt ghij onsen Sali
chmaker vijt de grave ghenomen segget mijn
Waer dat ghij hem ghelaten hebt Ick sal
Hem halen ende hier hangen altijt vier
brande Lampen
daer nae is ons vertoont den hollen steen
daer de Joden Cristum op hebben gheset ter
tijt toe dat sij het Cruijs ghereet macken het Cruijs
Ghereet wesende soo hebben sij sijnen klederen
vijtghetrocken ende dese plaes Wort genaemt de
kercker Cristi ende is boven over Wulft daer
in hanghen twee brandende lampen ende
twee daer voor
Ock worden ons hier vertoont de plaes daer
de Joden de Clederen van onsen heere Crustus
hebben gedeijlt en het lot daer ouer gheworpen
alsoo ghechreven stadt matth. 27.35 ende daer
hangen op twee brandende lampen wat voorts
Gaende soo worden soo worden wij ghebracht onder
de aerde negenentwintich trappen diep daer sagen
wij de plats daer de koninginne helena stont
ter tijt dat het Cruijs ons heere jesus Cristi
worden ghevonden ende hinghen oock twee brander
Lampen.
op een ander pladts elf trappen ofgaende daer ijs
ons vertoont de plaets daer het heijlighe cruijs
ons heeren Jesuij Cristij met de twee
Pelgrimage
op een dood mensenlichaam, dat meteen opstond en wandelend de kapel uitging. Ook liggen daar twee witte ronde stenen die aangeven dat op de ene plaats de Heer Christus gestaan heeft en op de andere Maria Magdalena, nadat er bij haar zeven duivels waren uitgedreven. Zoals geschreven staat in Marcus 16:9 stond op de ene de Heer Jezus Christus en op de andere Maria. Hij openbaarde haar ook hier op deze plaats Zijn herrijzenis uit het Heilig Graf in de gedaante van een hovenier en Hij sprak deze woorden tegen haar: 'Vrouw, waarom zijt gij bedroefd en waarom schreit gij?' Zij antwoordde: 'Heer, hebt Gij onze Zaligmaker uit het graf genomen? Zeg mij waar gij Hem gelaten hebt, ik zal Hem halen.' Hier hangen altijd vier brandende lampen. Daarna toonde men ons de holle steen waarop de Joden Christus hadden neergezet tot de tijd dat zij het kruis klaargemaakt hadden. Toen het kruis klaar was, hebben zij Hem zijn kleren uitgetrokken. Deze plaats heet de kerker van Christus en er is een gewelf boven waarin twee brandende lampen hangen en twee hangen er voor de kerker. Ook toonde men ons hier de plaats waar de Joden de kleren van onze Heer Christus hebben verdeeld en ervoor hebben gedobbeld, zoals geschreven staat in Mattheüs 27:35. Daar hangen twee brandende lampen. Zo voortgaande bracht men ons 29 treden diep onder de aarde. Daar zagen wij de plaats waar koningin Helena stond toen het kruis van onze Heer Jezus Christus gevonden werd en daar hangen ook twee brandende lampen. Op een andere plaats, elf treden naar beneden, toonde men ons de plaatsen waar het Heilig Kruis van onze Heer Jezus Christus met de twee
27r
Nae jerusalem
Moordenaers Cruijsen Ghevonden waren
Ende Sagen noch de gaten daer desen cruijsen door op
gebrocht waren ende daer hingen vijf brandende lampen
ende hijer noch wat vorder gaende bevonden wij veel
trappen de welcke uijt den berch van calvareijen gheho
owen waren want dese berch comter recht boven
ende men can sijen allee de hollen van desen berch
siet men een lange vide schuier daer bi nae een mensch
Inde soude staen soo het schint vant bouvensten
Des berchs te sijen alsoo hij zijn beginsel heeft
welcke scheurde als onsen Salichmacer den
betteren doot aende Galghe des Chruijs smac
te voor het Menschelicke geslacht
daer nae zijn wij alle weder op gegaen ende zijn
ghecomen bij een Capelle onder het autaer stont
noch een stuck van een Calomme wesende
de plaese daer sij de heere Crustus de dorene croon
Op Sijn gebenedide hooft hebben in gedruckt
bespoot bespoogen ende voorts soo gingen wij
besichtigen de porta spiritosa genaemt twelck
is een portael van Salomoens tempel
voor dit portael heeft geseten een Crupelen men
sche biddende om een aelmoese inden naem van
S Jan aen S Peter waer ouer sinte
peter Sprack tot dese Crupelen
Mensche Goudt noch silver en
en hebbe ick niet dan het ghene
ick hebbe dat gheve ick u staet
op en Wandelt.
Naar Jeruzalem
kruisen van de moordenaars gevonden waren. Wij zagen ook de gaten waarin deze kruisen opgericht waren en daar hingen vijf brandende lampen. Hier nog wat verder gaand, vonden wij veel treden die uit de Calvarie gehouwen waren, want deze berg komt er recht boven. Men kan alle holtes van deze berg zien. Men ziet een lange wijde scheur waar bijna een mens in zou kunnen staan en zo schijnt het van boven op de berg te zien te zijn. Zo begon het te scheuren toen onze Zaligmaker de bittere dood aan het dwarshout van het kruis smaakte ten behoeve van het menselijk geslacht. Daarna zijn wij allen weer naar boven gegaan en zijn bij een kapel aangekomen. Onder het altaar stond nog een stuk van een pilaar en dat was de plaats waar zij de Here Christus de doornen kroon op Zijn gezegende hoofd hebben gedrukt en Hem hebben bespot en bespuugd. Daarna gingen wij de poort bezichtigen die Spiritosa heet en dat is een poort van Salomons tempel. Voor die poort heeft een kreupel mens gezeten die in de naam van St. Jan om een aalmoes vroeg aan St. Petrus, waarna St. Petrus tot deze kreupele mens sprak: 'Ik heb noch goud noch zilver dan hetgeen ik bij mij heb en dat geef ik u. Sta op en wandel.'