58r

Vanden voghel astur ende die voghel caridius Dyalogus lvi.

0190.8302 058r 1
Astur die voghel veruolghede den kraen alsoe lange dat
hien ter aerden werp Mer die kraen verhaelden ende
vermanden hem seluen ende wondede astur myt sinen
nebbe totter doot . Ende als hy aldus swaerlick ghewondet
was seynde hi boden ende gauen tot een voghel die caridius hiet
ende dede hem segghen . O goede meyster van medicinen wel
groot ende vernaemt wilt comen mi ende mine wonden te ge
nesen Jck sal di gheuen dattu wilste Caridius als die meester
seyt is een wit vogel wes inghedoenten donckere oghen ghene=
sen Ende heeft inder natuer dat hi bi den mensche coemt die hi
weet dat leuen sal. Mer van die steruen sellen vliet hi Ende want
hi bekenden dattie voghel astur steruen most soe en woude hi
niet tot hem comen ende seyde DJe steruen sellen wil ic laten.
die leuen sellen coem ic te baten ¶ Veel menschen vintmen dyer
ghelijc die vrienden sijn inder voorspoedicheyt ende inder tijt
des blijschaps die niemant en willen kennen int lijden ende ver=
driet Daer om seyt seneca het is swaer in dye voorspoet vrien
den te proeuen Jn wederspoet ist licht Hier om seyt die wise man
Daer is een vrient die alleen inden naem vrient is . Ende ysi=
dorus Selden sijn daer vrienden die int eynde vrienden sijn.
Een man vraghede sinen soon of hy enighen trouwen vrient
hadde Hi anwoorden Ja ick hebber noch wel drieDie vader

De 56e dialoog. Over de havik en de plevier

0190.8302 058r 1
Een havik zat een kraanvogel zo lang achterna dat die ter aarde neerviel. Maar de kraanvogel kwam weer bij, vermande zich en pikte de havik met zijn snavel tot hij bijna dood was. Zwaar gewond als hij was, zond hij giften en een bode naar een plevier. Hij liet de bode zeggen: “O goede meester, beroemd en bekend om uw kennis van medicijnen, wilt u komen om mijn wonden te genezen? Ik zal u geven wat u maar wenst.”
Men zegt over de plevier dat het een witte vogel is die met zijn diepliggende donkere ogen kan genezen. Instinctief komt hij alleen bij mensen van wie hij weet dat ze blijven leven maar ontloopt hij hen die gaan sterven. Omdat hij wist dat de havik moest sterven, wilde hij niet naar hem toe.
Hij zei: “Zij die dood gaan zal ik mijden, die blijven leven zal ik genezen.”
Zo zijn er veel mensen die vrienden zijn in tijden van voorspoed en geluk maar ze willen niemand kennen die pijn heeft en verdriet. Daarom zegt Seneca: “Het is moeilijk je vrienden in voorspoed op de proef te stellen. In tegenspoed is dat makkelijk.” Hierover zei de wijze man: “Er zijn vrienden die alleen in naam je vriend zijn.” En Isidorus zei: “Weinig vrienden blijven tot het einde je vrienden.”
Een man vroeg zijn zoon of hij ook een trouwe vriend had. Hij antwoordde: “Ja, ik heb er wel drie.” De vader