In onderstaande tekst, van de hand van Yvonne Bos-Rops, wordt beschreven wat rond 1572 in Holland, met name in Gouda, speelde.

HOLLAND IN 1572   [mei 2023/ybr]

Centraal bestuur Holland was onderdeel van het Habsburgse Rijk. Het hoogste gezag was in handen van koning Philips II van Spanje. Hij regeerde met een landvoogd die in Brussel zetelde. Tussen 1567 en 1573 was dat de hertog van Alva, die na de beeldenstorm van 1566 naar de Nederlanden werd gestuurd om de orde te herstellen. Voor het uitoefenen van het bestuur waren er in Brussel verschillende adviesraden.

Bestuur in Holland In de gewesten lag het gezag bij de stadhouder. In Holland was dat tot 1567 Willem van Oranje. In dat jaar werd hij vervangen door Maximiliaan van Henin, graaf van Bossu, die tot 1573 in functie bleef. In Den Haag zetelden het Hof van Holland (voor bestuurlijke en juridische zaken), de Leen- en Registerkamer (voor de administratie van de leengoederen) en de Rekenkamer (voor het beheer van de domeinen van de grafelijkheid en het controleren van de domeinrekeningen).
Overleg met de onderdanen vond plaats in de Statenvergadering. Die vergadering werd namens de landsheer bijeengeroepen door de stadhouder. Lid van de Staten waren de ridderschap (vertegenwoordiger van de adel, de kleine steden en het platteland) en de steden van Holland en West-Friesland. In de praktijk kwamen niet altijd alle steden naar een vergadering, maar waren het de zes grote steden (Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Gouda en Amsterdam) die de zaken regelden. Een landsadvocaat hield de notulen bij, onderhield de contacten met Brussel en was de woordvoerder van de Staten. Vanuit de Statenvergadering werden vertegenwoordigers gestuurd naar de Staten-Generaal als die door de landsheer bijeengeroepen werd.

Opstand Door de godsdienstige conflicten en de plannen van Alva om het belastingstelsel te hervormen was het onrustig in de Nederlanden. Vanaf 1568 begon Willem van Oranje vanuit Duitsland met gewapende overvallen in het noorden en oosten van de Nederlanden en vanaf 1572 begonnen de watergeuzen, sympathisanten van Willem van Oranje die al enkele jaren de kusten onveilig maakten, met invallen in Holland. Bij toeval veroverden zij op 1 april de stad Brielle. Daarna openden enkele Zeeuwse en Hollandse steden hun poorten voor de opstandelingen. Holland werd het centrum van de opstand tegen het Habsburgse gezag, groepjes geuzen maakten het gebied onveilig. Willem van Oranje werd gezien als de natuurlijke leider van de opstand en bij proclamatie van 22 april 1572 aanvaardde hij die rol. In juni was Gouda de eerste van de grote Hollandse steden die partij koos voor Oranje.

Vrije Statenvergadering Op 19 juli 1572 kwamen de Staten van Holland op eigen initiatief bijeen in Dordrecht. Deze bijeenkomst was illegaal, want niet bijeengeroepen door de landsheer, en staat nu bekend als de ‘eerste vrije Statenvergadering’.
Er waren twaalf steden aanwezig bij deze vergadering. Naast Gouda waren dat Dordrecht, Haarlem, Alkmaar, Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Monnickendam, Edam, Leiden, Oudewater en Gorinchem. Van de ontbrekende grotere steden sloten Rotterdam (25 juli) en Delft (26 juli) zich later bij de opstand aan, Amsterdam bleef tot 1578 Spaansgezind. Schoonhoven werd vanaf juli belegerd door de geuzen en gaf zich op 20 oktober 1572 over.

Bestuur van Holland Willem van Oranje liet via zijn afgezant Marnix van Sint Aldegonde weten dat hij bereid was weer stadhouder te worden van Holland en op 20 juli erkenden de Staten Willem van Oranje als stadhouder. Willem van der Mark, graaf van Lumey, werd zijn plaatsvervanger en gouverneur voor het Zuiderkwartier, geuzenleider Diederik Sonoy voor het Noorderkwartier. De regering in Brussel, en dus ook stadhouder Bossu, erkende men niet meer. Het Hof van Holland, de Leen- en Registerkamer en de Rekenkamer waren in juni al vanuit het niet ommuurde Den Haag uitgeweken naar Rotterdam en vertrokken op 20-21 juli onder de hoede van troepen van Bossu via Haarlem en Amsterdam naar Utrecht.
Op de Statenvergadering, die tot 23 juli duurde, werden verder afspraken gemaakt over geld om de opstand te financieren en werd gesproken (maar niets besloten) over godsdienstvrijheid.
In Holland werden de zaken sindsdien geregeld door stadhouder (met naast zich een nieuwgevormde raad) en Staten. In het westen van Holland werden voor de gebieden in handen van de opstandelingen door Willem van Oranje twee commissarissen-generaal belast met het toezicht op alle ontvangers, het afhoren en sluiten van de rekeningen en het verpachten van de ambten. Zij werden in 1573 ondergebracht in een nieuwe rekenkamer met als zetel Delft.

Verloop van de strijd Willem van Oranje zelf kwam op 20 oktober naar Holland – hij landde in Enkhuizen. Een Spaanse tegenaanval in Holland en Zeeland verliep niet succesvol. Alleen Middelburg en Amsterdam waren nog pro-Spaans. De stad Haarlem werd tussen 30 oktober 1572 en 3 oktober 1573 door de Spanjaarden belegerd – toen gaf de stad zich over. De Spaanse troepen bleven er tot 1577. Het beleg van Alkmaar werd op 8 oktober 1573 door de Spaanse troepen opgegeven (‘in Alkmaar begint de victorie’). Daarna sloegen de Spaanse troepen het beleg voor Leiden, dat na een beleg van meer dan drie maanden op 3 oktober 1574 werd ontzet.