98v

alle daghe een ey plach te legghen dat hi plach te vercopen en=
de vergaderden goet ghelt daer of. Mer want hi alte haestich
rijc woude wesen dacht dat hi in die henne veel meer eyer sou
de vinden ende om dat hi alt wyn teffen hebben soude sneet hy
der hennen horen buyc op Ende als hi dat ghedaen hadde vant
hi daer geen eyere in ende verloort alle te samen als men te seg
ghen pleech die henne ende oeck dat ey. Die coopluden sellen
hem oeck wachten dat si gheen goet mit onrechtuaerdighe of
quade comenscap en winnen : Want die rijcdommmen der on=
rechtuaerdigher menschen sellen ende pleghen haest tot niet te co
men Daer of seyt een philosooph Rijcdommen die haesteliken
verkreghen sijn en moghen niet langhe dueren Een wijnuerco
per plach sinen wijn dye hi vercopen soude half mit water te
menghen ende gaffen nochtans om soe veel ghelts of hi puer
hadde gheweest : Ende als hi op een tijt inden schepe sat tellen
de sijn ghelt ende stack die goude penningen die hi vanden wijn
ontfanghen had op een steede in een sack bant was daer oeck
int schip een schymynkel of [e]een aep die dit sach ende heymeli
ken quam ende nam dat sackelkijn mytten goude ende liep daer
mede buten opt dat schyp ende nam dye gouden penninghen
ende werpse se die een in dye zee ende die andere ghins ende we=
der alsoe dattie coopman niet en behielt van dat ghelt dat met
onrechtuaerdicheyt ghewonnen was
¶ Vanden leeu die een iagher was ¶Dyalogus C .
0190.8302 098v 1

iedere dag een ei voor hem legde. Hij was gewend die eieren te verkopen en hij verdiende daar goed geld mee. Maar omdat hij al te snel rijk wilde zijn en dacht dat hij in de kip veel meer eieren zou vinden, sneed hij de buik van de kip open om in één keer de winst op te strijken.
Toen hij dat gedaan had, bleken er geen eieren in te zitten. Zo verloor hij alles of zoals men zegt: de kip en het ei.
Kooplieden moeten zich ervan weerhouden om goederen door onrechtmatig of misdadig koopmanschap te verkrijgen, want rijkdom van oneerlijke mensen gedijt in de regel niet. Een filosoof zeg daarover: “Rijkdommen die overhaast verworven zijn, blijven niet lang bestaan.”
Een wijnhandelaar was gewend om de wijn die hij zou verkopen half met water te verdunnen. Hij vroeg er zoveel geld voor alsof het om pure wijn ging.
Op een keer zat hij op zijn schip het geld te tellen. Hij stopte de goudstukken die hij met de wijn verdiend had meteen in een zakje. Er was op het schip ook een scharminkel ofwel een aap die dat zag. Stiekem ging de aap erheen. Hij pakte het zakje met goud weg en liep ermee naar buiten het dek op. Hij nam de goudstukken en gooide ze her en der op het dek en in zee.
Zo behield de koopman niets van het geld dat hij met oneerlijke handel had verdiend.
De 100e dialoog. Over de leeuw die een jager was
0190.8302 098v 1