88r

voorspraken ende aduocaten hadden gheweest seide hi tot dien
coemt ghi o gheslachte der menschen die veyl of te coop wart ende
badet v mit mi want ick v dat beste bad nae ghehouden heb
Van leopardus ende den eenhoorn die mitten draec vochten Dyalogus lxxxviij
0190.8302 088r 1
Solinus die meester scrijft dat leopardus is een dier dat
ghewonnen is van een leeu ende pardus dat een dyer is
van menigherhande verwe Die wijfgens van desen sijn
koenre dan die mannekijns Plinius dye meester scrijft Als ye
mant den toornighen leoparden wederstaen wil dat hi dan in sinen
handen vyen of loeck wriuen ende breken sal.ende om dat hi den roock
des vyens niet ruken en mach sal hi vlien ende wech lopen ende niet
mogen wederstaen. leopardus is rootachtich van verwen hebbende
swarte vlacken ouer sijn lijf ghestroeijt ende si sijn veel minre dan
leeuwen Ende als hi enich venijnt etet soeket hy menschen drec ende
dat etet hi ende wordet dan daer of genesen Ambrosius die heyli
ge leeraer scrijft dat dese beesten alsoe natuerlike wreetende wilt
sijn datmense also niet temmen en mach dat si hoer wreetheit vergeten
Si worden nochtant wel ghetemmet datmender andere beesten
mede vanget Ende wanneer datmense ontbindet ende ontlaet ende hy
ten vierden often vijften spronc gheen ander beest en vanget so blijft hy
staen in grote felheyt ende toornicheyt Ende ten si dattie iager den
rasende beest gheen ander beest en gheeft van wes bloet sijn toor
ne besaft mach warden hy sel den iagher of wie dat hem te ge
moet coemt opt lyf varen ende aen sticken scoren want hi niet te vreden
ghemaect mach warden dan mit bloet Dese leopardus hadde

verdedigers en advocaten waren geweest, zei hij: “Kom hier, mensensoort die te koop was, baad met mij want ik heb het beste bad voor u bewaard.”
De 88e dialoog. Over het luipaard en de eenhoorn die met de draak vochten
0190.8302 088r 1
Meester Solinus schrijft dat het luipaard een dier is dat voortgekomen is uit een leeuw en een panter, een veelkleurig dier. De wijfjes van deze dieren zijn moediger dan de mannetjes.
Meester Plinius schrijft: “Als iemand weerstand wil bieden aan een kwaad luipaard, moet hij in zijn handen uien of knoflook fijnwrijven of breken. Omdat het dier niet tegen de geur van uien kan, zal hij niet kunnen aanvallen en vlucht hij.” Het luipaard is roodachtig van kleur, met zwarte vlekken verspreid over zijn lijf. Ze zijn veel kleiner dan leeuwen. Als hij iets giftigs eet, gaat hij op zoek naar uitwerpselen van mensen. Hij eet die op en wordt daardoor genezen.
De heilige leraar Ambrosius schrijft dat deze beesten van nature wreed en wild zijn. Mensen kunnen hen daarom niet temmen en er ook niet voor zorgen dat ze hun wreedheid kwijtraken. Toch worden ze wel getemd om er andere dieren mee te vangen. Wanneer men het luipaard losmaakt en laat gaan en hij bij de vierde of vijfde sprong geen ander dier vangt, blijft hij trillend van woede stilstaan. De jager moet het razende beest dan een ander dier geven zodat door diens bloed de woede van het luipaard kan zakken. Anders zal hij de jager, of wie hem dan ook tegemoet komt, te lijf gaan en aan stukken scheuren. Hij kan namelijk alleen tevreden gesteld worden met bloed. Dit luipaard had