85v

Van die leeu die sijn twe iongen elck een wijf gaf Dyalogus lxxxvi.
0190.8302 085v 1
EEn leeu gaf sijn twe ionghen elck een wijf ende gaf hen el=
ken voer die mede gaue een bosch Mer eer hijse van hem
woude laten sceyden leerde hijse in drien dinghen ende
seyde. O mijn kinderen onthout ende bewaert dese drie dinghen
die ic v leer ende ghi selt dan wel staen Dat eerste is dat ghi vreede
houden salt mit vwen volckDat anderde den bosch dien ic v gheef
seldi also regieren ende bewaren dattie beesten ende die dieren daer in
vermenichfoudicht mogen warden Dat derde is dat ghi niet vech
ten en selt teghen den mensche Dese leeringhe hielt die oude wel
ende wort groet ende rijc van goede Mer die iongher verstoerden sijn
volck ende en had geen vrede binnens huys waer om hi mit toor=
nighen moede inden bosch liep ende dode alle dieren die daer wa
ren ende verderf den bosch ende quam tot groter armoeden: Op een
tijt quam hi visiteren sinen broeder ende siende dat hy rijc wort ende
groot seyde hi Jc onsalighe leue in armoeden ende groter onureden
ende du verblijdeste di in weelden ende vrede. Doe antwoorden
die oudeste Die gheboden ons vaders en hebste niet ghehouden
ende daer om comen alle dese quaden opti Mer ganc mit my in
den bosche ende sich hoe ic ons vaders goeden heb bewaert : Ende
doe si te samen inden bosch quamen was daer een iagher dye
sijn stricken settede op dat hi sommighe beesten soude mogen
vanghen Als dit die ionghe leeu sach seyde hi totten ouden.
Siestu niet dit menskijn dat di begheert te verderuen Die ou

De 86e dialoog. Over de leeuw die zijn twee jongen elk een wijfje gaf
0190.8302 085v 1
Een leeuw gaf zijn twee jongen elk een wijfje en gaf hun als huwelijksgift een stuk bos. Voordat hij hen alleen achterliet, leerde hij hun drie dingen. Hij zei: “O mijn kinderen, onthoud en bewaar deze drie dingen die ik jullie leer opdat jullie je behoorlijk zullen gedragen. Leef ten eerste in vrede met jullie volk, ten tweede moeten jullie het bos dat ik jullie geef zo beheren en bewaken dat de dieren zich daarin kunnen vermenigvuldigen en ten derde moeten jullie niet vechten tegen de mensen.”
De oudste hield zich goed aan deze nuttige les. Hij werd machtig en hij kreeg veel bezit. Maar de jongste stichtte onrust onder zijn volk. Hij liep in een boze stemming door het bos omdat hij geen vrede met zijn leefgebied had. Hij doodde alle dieren die er waren en hij vernielde het bos. Hij verviel in grote armoede.
Op een keer zocht hij zijn broer op en hij zag dat deze rijk en machtig was geworden. Hij zei: “Ik, ongelukkige, leef in armoede en grote onvrede en jij koestert je in weelde en vrede.” Toen antwoordde de oudste: “Je hebt je niet aan de geboden van onze vader gehouden. Daarom komt al dit kwaad op je af. Ga met mij het bos in en zie hoe goed ik het bezit van onze vader heb beheerd.”
Toen ze samen in het bos kwamen, was daar een jager die zijn strikken zette om enkele beesten te kunnen vangen. Toen de jongste leeuw dit zag, zei hij tegen de oudste: “Zie je dit mensje niet dat jou zou willen vernietigen?” De oudste