117r

[dat] een den anderen niet verwinnen en konde [e]en seyden Tot
sinen huyse so wie hem keert.hi en wort verwonnen of verteert Al=
dus sellen wi ons oeck bescermen Ende als wij angeuochten warden
van den helsschen vianden mitten vuer der onreynicheyt ende der onsuuer
heyt so sellen wi ons werpen int water der kuysheyt ende der reynich
heyt Ende wanneer wi angheuochten worden van dat water der
begheerlicheyt ende der giericheyt sellen wij ons werpen int vuer
der minnen ende der mildicheyt na den exempel der duuen Also als
men leset inden boec der natueren van die voghelen vintmen som
mighe cleyn voghelen die die vogelen grijpen ende vangen alleen
inder lucht ende sommighe vangense alleen opt die aerde Dit ver
stant heeft die duue in hoer natuer ende daer om als si gheiaget
wort van die clein vogel diese in die locht uanghen wil so valt
si op die aerde Ende als si beureest wort van die andere diese op
die aerde soude vangen so houtse hoer in die lucht Aldustanich
verstant soude wi oec hebben tegen onsen helsschen viant die een
meester is van duysent konstenHier of scrijft een leraer Men sal
den menschen viant veriaghen mit also veel scutten als hi den
mensche mit veel ende menigerhande scutten anuecht want hi duy
sent ende menigerhande manieren ende konsten heeft van anuech=
ten . Men leest dat een man mitten bosen viant beseten gebrocht
wart tot enen heyligen man Wien die heylige man geboet dat hi
wt den mensche soude gaen ende seggen sinen naem hoe dat hi hie
tede Die duuel antwoorden Wi sijn hier drie in desen mensche
wonende Jc hiet slute dat hert die ander hiet sluyte den mont ende on
se derde gesel hiet slutende die buerse Mijn offici is dat hert des
sonders te verherden ende te sluiten dat hi geen berouwe en heb
be Ende isset dat hi bi auentuer tot beken koemt soe arbeyt onse
anderde gesel dat hi hem hindert dat hi sijn biecht niet en spre
ket Ende gheualtet somtijden dat hi biecht soe isser die derde diet
hem beneemt dat sine penitencie niet en doet noch oec voer sine son
den voldoet Ende bi desen manieren krijgen w ibi na alle menschen tot
ons
¶ Van die scemynckel ende taxus Dyalogus C xvij

de een de ander niet kon overwinnen. Zij zeiden: “Wie zich tegen iemand in zijn woning keert, wordt overwonnen of verteerd.”
Dus moeten ook wij ons beschermen. Als wij door de helse duivel met het vuur der onreinheid en onzuiverheid verleid worden, moeten wij ons in het water der kuisheid en reinheid werpen. Wanneer wij verleid worden door het water van verlangen en hebzucht, dan moeten wij ons in het vuur van de liefde en mildheid werpen. We moeten hierin het voorbeeld van de duiven volgen.
Zo leest men in het Boek der Natuur over de vogels, dat sommige kleine vogels alleen in de lucht vogels vangen en dat andere vogels ze alleen op de grond vangen. Als er in de lucht door een kleine vogel op de duif gejaagd wordt, zal zij zich van nature op de grond laten vallen. En als ze bang wordt van de vogels die haar op de grond zouden kunnen vangen, blijft ze in de lucht.
Dit vermogen zouden wij ook moeten hebben tegen de helse duivel, die een meester is in wel duizend verleidingskunsten.
Een leraar schrijft hierover: “Men moet de vijand van de mens met net zoveel pijlen verjagen als hij de mens met velerlei geschut verleidt, want hij heeft duizend en een manieren om te verleiden.”
Er was eens een door de duivel bezeten man die naar een heilige man gebracht werd. De heilige man beval de duivel dat hij uit de man zou gaan en hem zou zeggen hoe hij heette.
De duivel antwoordde: “Wij wonen als een drietal in deze man. Ik heet ‘Sluit het hart’, de ander heet ‘Sluit de mond’ en onze derde metgezel heet ‘Sluit de beurs’. Mijn taak is het om het hart van de zondaar te verharden en te sluiten zodat hij geen berouw zal krijgen. Als hij bij toeval toch tot berouw komt, dan zorgt onze andere metgezel ervoor dat hij hem belemmert te biechten.
Gebeurt het misschien toch dat hij biecht, dan belet de derde metgezel dat hij zijn straf aanvaardt en boete doet voor zijn zonden. Op deze manier krijgen wij bijna alle mensen te pakken.”
De 117e dialoog. Over de aap en de das