113r

mere last ende scade dan die wuwe want hi alle daghe een van
den vetsten ionghen duuen nam ende atse op Doe dit die duuen
saghen beghonden si te claghen ouer horen coninc ende te seg=
ghen dat si bet souden hebben moghen lijden den strijt des wu
wes dan si alsoe wredeliken souden warden ghedodet sonder
bescerminghe : ¶ Hier wt moghen wi merken ende oeck leren
dat veel beter is te liden een swaer ende bitter werck mit rus=
ten ende myt sekerheyt . dan dat ghenoechlick is myt perikel
ende sorghe. Des ghelijck leestmen een fabel dattie statmuys
wtter stat quam in een dorp ende wort seer vriendeliken ont=
fanghen vander veltmuys . Ende die statmuys prijsden seer
den cost die si inder stat hadde ende nam mit hoer dye veltmuys
ende brochtse in dye spijscamer in des biscops hof daer si dye
alre beste ende leckerste spijsen aten ende waren vrolic Hieren
binnen hoorden si die slotelen rijstelen ende clincken want die
portyer dat slot op dede ende quam in die spinde . dat doe die
statmuys hoer ghewoenlick ghat haest gheuonden had daer si
doer liep Mer die veltmuys om dat si die ghaten daer niet en
kenden vloech teghen dye muyer ende was in groter anxt en=
de en mochte nau leuendich ontghaen Ten lesten quam si we
der by die statmuys ende seyde Jck heb lieuer te knaghen dye
bomen dan aldus te staen in haestighen last ende sorghe Vaert
wel mit die koken der rijcker luyden myt dier groter sorghen
Jck ben wel te vreden mit mijn arme leuen: dat ick lieuer aldus
armeliken leue in sekerheit ende rusten dan dijn leuen mit gro
ter wellusticheyt te hebben

¶ Van den bock ende den weder ¶ Dyalogus C xiij

meer last en schade dan de wouw omdat hij elke dag een van de dikste jonge duiven pakte om op te eten.
Toen de duiven dit zagen begonnen ze te klagen over hun koning. Ze zeiden dat ze beter konden lijden onder de strijd met de wouw dan dat ze zo wreed gedood werden zonder beschermd te worden.
Hiervan kunnen we leren dat het veel beter is om in rust en zekerheid te lijden onder zwaar en bitter werk dan aangenaam werk te doen dat gepaard gaat met gevaar en zorgen.
Iets dergelijks kan men lezen in een fabel over een stadsmuis die naar een dorp ging. Zij werd daar vriendelijk ontvangen door een veldmuis. De stadsmuis schepte op over het voedsel dat ze in de stad had. Ze nam de veldmuis mee naar de voorraadkamer in het paleis van de bisschop. Daar aten ze de allerbeste en lekkerste spijzen en ze waren vrolijk.
Terwijl ze binnen waren hoorden ze sleutels rinkelen: de portier maakte het slot open en kwam de voorraadkamer in. De stadsmuis verdween haastig door een gat zoals ze gewoon was te doen. De veldmuis echter vloog tegen de muur op omdat ze geen gat kon vinden. Ze was doodsbang en kon maar nauwelijks ontsnappen.
Ten slotte kwam ze weer bij de stadsmuis terecht. Ze zei: “Ik knaag liever aan bomen dan dat ik op deze manier plotseling in de problemen kom. Het ga je goed in de keuken van de rijke mensen die alleen maar gevaar oplevert. Ik ben tevreden met mijn arme leven: ik leid liever mijn armelijk bestaan in rust en zekerheid dan me te wentelen in grote weelde.”

De 113e dialoog. Over de bok en de ram