109v

houden ende om profijt van dat gemeen goet ende dat te bescermen
dat si dan altoes victorie hadden Mer nae dien dattie romeynen hem
totter ghiericheyt setten worden si altoes inden strijde verwonnen
Van dat eenkorentgen ende squillatus Dyalogus C x.
0190.8302 109v 1
EEnkoren is een cleyn beestgen een weynich meerre dan
een weselken dat onder op sijn buyck wit is. ende op
sinen rugghe bouen rootachtich : ende wat doncker
graeu is seer schoon ende woent op dye bomen . Van schoon=
heit der vellen van desen beestgens verheffen hem die menschen
van dat hoor clederen mit desen vellegis gheuoedert worden
ende nochtant en glorieren die beestgens hem seluen van hoer
schoonheyt niet : Al is dyt beestgen cleyn het is nochtant om
sijn velletgis wil seer eedel ende groot gherekent Des ghelijck
is oeck een ander cleyn beestgen squillatus gehieten oeck edel
ende groot gherekent om die edelheyt sijnre vellen Dese twe
maecte[t]n te samen gheselschap ende seyden Wy sijn verheuen
ende seer waerdich voor den menschen om waerdicheyt onser
vellen: Ende want wij soe edel sijn willen wi veruolghen an=
dere oneedele ende lelike beesten .¶Sy vonden doe een padde
dye si beghonden te moyen ende verdriet an te doen om dat si
leelijck was waer om die padde tot hem seyde : God die heer
heeft ons ghemaeckt ende wij ons seluen niet Jn dien dan dat
ghy aldus schoon sijt dancket god daer of . ende laet my blij=
uen lelick die ick ben . Om dese woorden worden dye andere

behouden, om te profiteren van het gemeengoed en dat te beschermen. De strijders behaalden dan altijd de overwinning. Nadat de Romeinen hebzuchtig waren geworden, werden zij altijd in de strijd overwonnen.
De 110e dialoog. Over het eekhoorntje en de squillatus
0190.8302 109v 1
De eekhoorn is een klein diertje, niet veel groter dan een wezel. Zijn buik is wit en zijn rug is roodachtig en wat donkergrijs. Hij is heel mooi en woont in bomen.
De mensen ontlenen hun aanzien aan de mooie vachten van deze diertjes. Zij voeren hun kleding ermee. De diertjes zelf echter beroemen zich niet op hun schoonheid. Al is dit diertje klein, toch wordt het om zijn vacht zeer waardevol en belangrijk gevonden.
Evenzo wordt een ander klein diertje, squillatus genoemd, als belangrijk en waardevol beschouwd vanwege zijn vacht.
Deze twee dieren hielden elkaar gezelschap. Ze zeiden: “Wij staan in hoog aanzien bij de mensen en zijn zeer waardevol om de kostbaarheid van onze vachten. Omdat wij zo belangrijk zijn, willen wij onaanzienlijke en lelijke dieren gaan vervolgen.”
Zij vonden toen een pad. Ze begonnen het haar lastig te maken en ze kwelden haar omdat zij lelijk was. De pad zei daarop: “God de Heer heeft ons zo geschapen, wij hebben dat niet zelf gedaan. Als jullie jezelf mooi vinden, dank God dan daarvoor. Laat mij zo lelijk blijven als ik ben.”
Om deze woorden werden de andere