70v

opt paert sitten ende reet mit alle dat ghelt in die stat ende ghinc
in een herberghe ende at ende dranck costeliken ende was een
goet ghesel Doe die waert van den huyse sijn grote ghelt sach
gaf hi hem sijn dochter ten wiue ende woende mit hem inden
huse : Daer nae openbaerde hem die bose viant den waert in
ghedaente eens mans end seyde : wat hebstu ghedaen wyen
hebstu dijn dochter ghegheuenBesiet hem wel het is een clerc
een verlopen monick Van rechts weghen en mach si sijn huys
vrou niet wesen Als hi dit ghehoort had besach hi subtiliken
sijn hooft ende sloech hem heymeliken dootEnde doe hi dat pac
ontbonden ende opghedaen had en vant hi daer anders niet in
dan water ende koemist . Hier om seyt die wijse man Die men
sche en weet sijn eynde nyet: Mer als dye vissche gheuanghen
wort mitten anghel . ende die voghel bedroghen wort inden
strick alsoe wort gheuanghen die sonder leuende inden sonden
Dye welke in veel periculen is Jn dye grote zee van marsilien van
vier scepen die daer in varen ontgaeter nau een van veel En=
de van die deser teghenwoodigher werlt periculen hantieren
ontgaender weynichDaer om int vader leuen seyde die abt theodorus e
nen broeder die hem seydeOch vader daer is een vanden broe
deren weder ter werlt ghegaen En wilt daer in niet verwon
deren Mer ist dattu hoorste datter een ontgaen is vander hant
des bosen viants dat salstu meest verwonderen
¶ Van die swan ende die rauen ¶ Dyalogus lxx.
0190.8302 070v 1

op het paard zitten, reed met al het geld naar de stad en ging naar een herberg. Hij at en dronk overvloedig en hij was een goede gast. Toen de waard van het huis het vele geld zag, gaf hij hem zijn dochter tot vrouw en hij liet de man bij hen inwonen.
Daarna openbaarde de duivel zich aan de waard in de gedaante van een man. Hij zei: “Wat heeft u gedaan? Aan wie hebt u uw dochter weggegeven? Kijk eens goed naar hem: hij is een verlopen monnik. Van rechtswege kan zij zijn vrouw niet zijn.” Na dit aangehoord te hebben, keek hij sluw naar het hoofd van de monnik. Hij sloeg hem, niet door anderen opgemerkt, dood. Daarna maakte hij de pakken open. Hij vond daarin niets anders meer dan water en koemest.
Hierover zegt de wijze man: “De mens kent zijn einde niet. Zoals de vis gevangen wordt aan de haak en de vogel bedrogen wordt in een strik, zo wordt ook de mens verstrikt door de zonden. Hij wordt aan veel verleidingen blootgesteld.”
In de Middellandse Zee bij Marseille ontsnapt maar een op de vier schepen aan het gevaar. Van degenen die in de tegenwoordige wereld met gevaar omgaan, ontkomen er maar weinig.
Daarover zei een broeder tegen abt Theodorus in Het Leven van de Woestijnvaders: “Och vader, een van de broeders is weer naar de wereld teruggegaan. Dat zal u niet verbazen. Maar als u hoort dat er iemand ontsnapt is aan de greep van de duivel, dan zal u zich het meest verwonderen.”
De 70e dialoog. Over de zwaan en de raaf
0190.8302 070v 1