67v

te kroesen. Waer om dye aern hem gheboot te doden ende sey
de Dwaesheyt isset te singhen aldaer . daert nyemant ho
ren en wil voor waer . Aldus isset oeck dwaesheyt te spreken
daert den ghenen diet horen verdriet Daer om vermaent ons
die wise man Daer gheen horen en is en wilt niet wtstorten dijn
sermoen Jtem. Jnt middel der groter luden en wilt di niet ver=
meten te spreken ende daer oude menschen sijn en wilt niet veel
spreken Ghelijck als die rauen qualiken sanck alsoe dede oeck
een ambaciaet der stat van athenen voor den coninc philippus.
Als seneca scrijft int derde boeck vanden toorn Dat als die bo
den der stat van athenen voor den coninck quamen ende hi hoor
boetscap minliken hadde ghehoort seyde hi Segt mi wat sou
de ick doen moghen dat der stat van athenen ghenaem waer.
Doe antwoorden democritus een vanden legaten. dattu ghe
hanghen waerste dat soude dyen van athenen seer ghenaem
wesen : Ende doe die daer by stonden toornich worden ende
hem dootslaen wouden gheboet den coninck datmen hem on=
ghepijnt soude laten . Ende seyde den andere ambaciatoren:
Bootscapt die van athenen dat si veel houaerdigher sijn die dit
ontbieden ende segghen dan diet verduldeliken horen
¶ Van den ouvaer ende die swaluwe Dyalogus lxvij.
0190.8302 067v 1
HOghe op enen toorn had dye ouvaer een nest ghe=
maect ende die swaluwen nestelden oec daer bin=
nen: Mer die swaluwe riep dicwijl ende maecten seer

te krassen, waarop de arend gebood hem te doden. Hij zei: “Het is dwaasheid om daar te zingen waar niemand echt wil luisteren.
Dus is het ook dwaasheid om te spreken wanneer dat de luisteraars verdriet doet.
Daarom roept de wijze man ons op om geen rede te gaan houden op een plek waar niet geluisterd wordt. Verder zegt hij: “Je moet je niet aanmatigen om te spreken in het gezelschap van belangrijke mensen. Praat ook niet teveel waar oude mensen zijn.”
Zo lelijk als de raaf zong, zo lelijk sprak een afgezant van de stad Athene die bij koning Philippus kwam. Seneca schrijft in het derde deel van zijn boek Over de woede hierover het volgende: ‘“Toen de afgevaardigden van de stad Athene bij de koning kwamen en hij hun boodschap minzaam aangehoord had, zei hij: ‘Zeg me wat ik voor goeds zou kunnen doen voor de stad Athene.’ Een van de afgevaardigden, Democritus, antwoordde: ‘De mensen van Athene zouden graag zien dat u opgehangen werd.’ Degenen die erbij stonden werden woedend en wilden hem doodslaan, maar de koning gebood dat men hem ongedeerd zou laten. Hij zei tegen de andere gezanten: ‘Zeg de Atheners dat zij die mij deze boodschap brengen veel hooghartiger zijn dan degenen die haar geduldig aanhoren.’”
De 67e dialoog. Over de ooievaar en de zwaluw
0190.8302 067v 1
De ooievaar had een nest gemaakt hoog op een toren waarin ook zwaluwen nestelden.
De zwaluwen kwetterden echter dikwijls en ze maakten zeer