57r

elken voghel een veer ofte pluym.ende vercierden hoor seluen
alsoe dat si seer scoon was niet van hoor natuer mer van gemaec
te scoonheyt Ende doe si in ghinck int werscap verwonderden al
le voghelen van hoor scoonheyden Ende als dit ghesciet was
quamen alle die voghelen die si hoor plumen ende veren of ge=
leent hadde ende ghestolen ende elck nam dye sijn weder al=
soe dat si swart bleef ende lelic als si te voren was . Te parijs
gesciedet op een tijt Dat een scemynkel eenre vrouwen die hoor
seer gheciert hadde dat hellem myt alle dye cyerheyt vanden
hoofde tooch also dattat wijf voor alle dat volck bescaemt stont
ghescernobt op hoor hooft ende lelick doe die cyeringhe wech
was die si selue ghemaect had Ende dat verhenghede god om
allen vrouwen te leren
¶ Vanden valck ende den haen ¶Dyalogus vijf ende vijftich.
0190.8302 057r 1
EEn ridder had een valck dien hi seer lief hadde ende dic=
wijl op sijn hant te dragen plach ende leckerlike voe
den Op een tijt als hy den valck van sijn hant in dye
lucht had laten vliegen ende hem weder woude hebben op sijn
hant te comen riep hi ende floeytede hem nae dat hy weder sou
de comen Mer die valck en woude niet neder comen als hi ge=
woenlick was waer om die ridder droeuich bleef Als dit dye
haen sach seyde hi in hem seluen Jck onsalighe wat gae ic ma
ken. Jck legghe altoes ende scrobbe int slijck ende vuylnisse en
de heb een arm leuen Jc ben ymmer so scoon ende groot als die valck

elke vogel een veer of pluim. Zij versierde zichzelf daarmee tot ze er heel mooi uitzag, niet door natuurlijke maar door gemaakte schoonheid. Toen ze naar het feest ging, werd ze vanwege haar schoonheid door alle vogels bewonderd.
Daarna kwamen alle vogels die pluimen en veren aan haar geleend hadden, of die van hen gestolen waren, naar haar toe en pakten alles van haar af zodat ze weer zo zwart en lelijk was als daarvoor.
In Parijs was er eens een aap die bij een vrouw die zich mooi gemaakt had de hoed met alle versiering van het hoofd trok. Beschaamd stond de vrouw voor het volk, met geschoren hoofd en lelijk, doordat de versiering die ze voor zichzelf gemaakt had verdwenen was.
God stond dit toe om alle vrouwen een lesje te leren.
De 55e dialoog. Over de valk en de haan
0190.8302 057r 1
Een ridder had een valk waar hij zeer op gesteld was. Hij droeg hem dikwijls op zijn hand en gaf hem lekkere hapjes te eten.
Op een keer liet hij de valk van zijn hand wegvliegen. Omdat hij hem weer op zijn hand wilde hebben, riep en floot hij naar de valk om hem terug te laten komen. De valk wilde echter niet naar beneden komen zoals hij anders wel deed. De ridder was hier erg bedroefd om.
Toen de haan dit zag, zei hij tegen zichzelf: wat zal ik, ongelukkige, gaan doen? Ik zit altijd maar te krabben in modder en vuilnis en heb een arm leven. Toch ben ik net zo mooi en groot als die valk.