54v

toe waer om verstoerste ende makes onreyn dat water dat ic
drinc Dat scaep antwoorden mit hoemoedicheyt Jc en doe di heer
gheen onrecht ende ick en verstoer dijn water niet . Die wolf
seide Ja wilstu mi oec dreygen toe En weetstu niet wat ic dinen
ouders ghedaen heb des noch gheen ses maenden gheleden sijn
Dat scaep antwoorde Noch ben ic ymmer leuendich al ist di leet
Die wolf seyde sprekes du noch groue beest Ende mittien voer
hy toe ende dode dat scaep ende attet op Aldus doen oeck dye
machtighe vander werlt dye sonder scult die onnoselen on=
dersaten verdriuen ende bederuen daer si konnen ende mogen.
Waer om het een ghemeen segghen is datten heer gheen oer=
saeck en ontbreket op sijn ondersaten :

Van die kraen die inder sonnen vlieghen woude : Dyalogus lij.
0190.8302 054v 1
DJe kraen in hoer seluen verhouaerdicht doe hi sach
dat dye aern in dye sonne vloech ende daer sonder
ghebreck in mochte sien seyde in hem seluen Jck ben
schoon ende groot als dye aern . Daer om wil ick
oeck alsoe wel in dye sonne vlieghen ende sonder weyncken myt
minen oghen daer in sien als dye aern . Ende dan sal ick oeck
groot ende moghende gherekent worden als die aern Aldus
began dye kraen hoor seluen optwarts te verheffen ende nae
dye sonne te vlieghen ende bouen sijn macht te arbeyden ende

toe: “Waarom bederf je het water dat ik drink?” Het schaap antwoordde hoogmoedig: “Heer, ik doe u geen onrecht aan; ik bederf uw water niet.” De wolf zei: “Ja, ga je nu ook nog dreigen. Weet je niet wat ik nog geen zes maanden geleden met je ouders heb gedaan?” Het schaap antwoordde: “Ik ben nog steeds in leven, ook al spijt het je.” De wolf zei: “Durf je nog wat te zeggen, lomp beest.” Meteen sloeg hij toe, doodde het schaap en at het op.
Zo doen ook de machtigen op de wereld die de onschuldige onderdanen kleineren en in het ongeluk storten waar zij maar kunnen. Daarom zegt men gewoonlijk dat een heer elke aanleiding zal aangrijpen om zijn onderdanen te kwellen.

De 52e dialoog. Over de kraanvogel die naar de zon wilde vliegen
0190.8302 054v 1
De kraanvogel werd hoogmoedig toen hij zag dat de arend naar de zon vloog en daar zonder moeite in kon kijken. Hij zei tegen zichzelf: ik ben net zo mooi en groot als de arend. Daarom wil ik ook naar de zon vliegen en zonder met mijn ogen te knipperen er in kijken zoals de arend. Dan zal ik net als de arend ook tot de groten en sterken gerekend worden.
Dus sloeg de kraanvogel zijn vleugels uit om naar de zon te vliegen. Hij werkte boven zijn macht, maar