42v

niet durich wesenGheen dinck en is soe groot dat niet vergaen
en mach Doe hi dit gheseyt had ghinc dat volck tegen malkander
te strijde: Ende dat dye philosooph voorseyt hadde dat ghe=
sciede want dat grote volck dat sonder vreese was ende nyet
gheordineert . wort van weynich volcks verslaghen dye wel
gheordineert ende voersichtich waren
Van die meermin ende dat onreyne ionghelinc Dyalogus xxxviij
0190.8302 042v 1
MEermin is een monster der naturen in die zee dye van
den nauel nederwerts een visch is. ende dat ouerlijf is
een scoon maghet. Dese meermyn singhet also s coon
dattie scipluy op dye zee den soeten sanck horende van groter
melodyen ontslaep worden ende alle dinck laten staen datter veel
daer om dicwijl in die zee bederuen Een onreyn ende onsuuer man
varende op die zee sach die scoonheyt der meermynnen ende wt
hoorre scoonheyt wort hi ontsteken tot onreynicheyt op hoer
ende riepse tot hem Die meermyn dat horende riep hem weder
toe ende sanck alsoe veel meer in groter soeticheyt Ende si scicke
de hoer daer toe datse hem soude bedrieghen moghen ende seyde
Als ic sie goede man so hebste mi lief. Mer wilstu bi mi wesen
soe keert di int water so mogheste mi dan hebben tot dinen wil
Ende want dese sotte also onsteken was in hoerre lieften dat hy
van hem seluen niet en wiste so ghinc hy int water onder dye
goluen swemmen op dat hi bi hoor comen soude Doe dat die
meermyn sach sloech si wech van hem ende liet hem in groten

niet lang bestaan. Al is iets nog zo groot, op den duur zal het vergaan.” Toen hij dit gezegd had, gingen de legers met elkaar in gevecht.
Wat de filosoof voorspeld had, werd waarheid. Het grote leger dat geen angst voelde en niet goed uitgerust was, werd door een klein leger, dat wel goed uitgerust en ook voorzichtig was, verslagen.
De 38e dialoog. Over de zeemeermin en de wellustige jongeman
0190.8302 042v 1
De zeemeermin is een monsterlijk natuurverschijnsel. Vanaf haar navel naar beneden is zij een vis terwijl haar bovenlijf een mooie vrouw is. Deze zeemeermin zingt zo prachtig dat de zeelui door haar lieflijke en melodieuze klanken in slaap vallen en alles uit hun handen laten vallen. Daardoor komen veel zeelui op zee om het leven.
Een onzedelijke man die op zee voer, zag de mooie zeemeermin. Door haar schoonheid bevangen werd hij gedreven tot onbehoorlijk gedrag en riep hij haar bij zich. De zeemeermin hoorde dat en antwoordde met nog mooier gezang. Zij overlegde bij zichzelf of zij hem zou kunnen bedriegen en zei: “Goede man, ik merk dat je mij liefhebt. Als je bij me wilt zijn, kom dan het water in, dan kun je met me doen wat je wilt.”
De dwaze man was zo verliefd op haar dat hij zelf niet meer wist wat hij deed. Hij ging het water in en zwom onder de golven om bij haar te kunnen komen. Toen de zeemeermin dat zag, zwom zij van hem weg en liet hem achter