39v

hielden elck een van moyses handen op ter tijt toe dat amalech hoor
viant verwonnen wort ende hi van hen luden veriaghet wort ende vloet
Daer om seyt een leerre dat goeden menschen ghebet oec inden strij
de victori crijghet Men leest in die storie van gouert van belyoen
dat op een tijt doe hi mit sinen heren ende volcke die grote stat van
anthiochien beleghen had Dat carbara maersscalc des conyncs
van persen hem luden beleghen had mit groter macht van volc=
ke van turken ende saracijnen Also dat hi ende sijn volck seer benau
wet waren van hongher ende dorste want si niet en hadden daer
si langher of mochten leuen . Ende dat hoer paerden eten mosten
basten ende scillen van bomen Dat si doe ynnichliken wtstor=
tende an god den heer ende ghinghen also te strijde tegen dye
saracinen daer si horen doet voer oghen saghen Dat god doe
van bouen seynden op hem luden ende op dye paerden een hemel
schen douwe van wes soeticheyt si ende dye paerden alsoe ghe=
uoet ende ghesterket worden dat si daer of drye daghen lanc sterck
ghemaect alle die saracinen verwonnen versloghen ende ver=
iagheden ende namen hem alle hoor grote goeden
¶Van den cederboem ¶ Dat vijf ende dertichste dyalogus
0190.8302 039v 1
EEn cederboom hoech stont inden berch lybano bouen
allen anderen bomen also scoon dat veel luden opten
berch te clymmen pleghen om die te sien mit groter ge
noechten ende plegense seer te prisen Daer of began hem dye
cederboem te verheffen seggende in hem seluen Van veel menschen wor

elk van hen ondersteunde een hand van Mozes net zolang totdat Amalek verslagen was, door zijn volk verjaagd werd en vluchtte. Daarom zegt een leraar dat het gebed van goede mensen ook in de strijd de overwinning zal brengen.
Zo leest men in de geschiedenis van Godfried van Bouillon dat hij met zijn ridders en volk de grote stad Antiochië belegerde. Carbara, de maarschalk van de koning van de Perzen, sloot toen met een groot leger van Turken en Saracenen het leger van Godfried van Bouillon in. Hij en zijn volk verkeerden in benarde omstandigheden door honger en dorst want ze hadden niets meer en zouden niet lang meer te leven hebben. Hun paarden moesten de schillen en de bast van de bomen eten. Zij baden vurig tot God de Heer en trokken daarna ten strijde tegen de Saracenen waarbij zij de dood voor ogen hadden. God zond toen van boven een hemelse zoete dauw naar het volk en hun paarden zodat mens en paard gevoed en aangesterkt werden. Na drie dagen waren ze zo aangesterkt dat alle Saracenen verslagen en verjaagd werden en al hun bezittingen in beslag genomen konden worden.
De 35e dialoog. Over de cederboom
0190.8302 039v 1
Een cederboom stond hoog op de berg Libanon boven alle andere bomen. Hij was zo mooi dat veel mensen de berg beklommen om hem met groot genoegen te bekijken en hun bewondering uit te spreken. Daardoor werd de cederboom zeer hoogmoedig en zei tegen zichzelf: door veel mensen word