37r

den had ende riep hem tot hoor ende greep hem by den handen
ende seydeOch voerwaer dese scone vingheren sijn doch waer
dich te handelen dieheymelicheyden der conyncynnenDie wi
se eerbare man toech sijn wtgherecte handen na hem ende seyde
Neen lieue vrouwe dat en moet doch nyet gescieden dattu segste
Want waert dat mijn reyne vingheren uwe ontamelike lee=
den raecten soe souden mijn vingheren onreyn worden . daer
ic mede eten soude van dat roeren ende raecken van uwen lichaem
alsoe dat ick altoes daer nae my des ontsien ende veronwaerdi=
ghen soude dye tot mynen mont wt te steeken om daer mede
spisen ofte ander noodruftighe dinghen tot minen mont of tot
anderen leeden ofte dinghen te dienen.
Vanden roosboom ende dat velthoenDat tweendertichste dyalogus
0190.8302 037r 1
[D]En roosboem vol scoenre bloemen stont gheplant in
een scoen prieel Daer voer by ghinck een patrijs of een
velthoen ende aensach den roosboem ende vertrat van die
roosen onder sijn voeten ende ghinck totten roosboom ende seydeObloem
bouen allen bloemen ghif mi van dinen roosen op dat ick mi ver=
maecken mach in den soeten roeck van diDie rooseboem antwoor
den Coem tot mi mijn alre liefste suster ende neem van minen vruch
ten die alre scoonste ende ghebruke die tot dinen willeDoe vloech
die patrijs anden roosboem om roosen daer of te plocken ende die doornen
staken hoor in die been ende alt lyf ouer alsoe dat hi wech vloech
vanden boom sonder rosen ende seyde. AL sijn die rosen scoon

Ze riep hem bij zich, greep zijn handen vast en zei: “Deze mooie vingers zijn het werkelijk waard om de verborgen plekken van de koningin aan te raken.” De wijze, eerzame man trok zijn uitgestrekte handen terug en zei: “Nee, lieve vrouw, wat u zegt, mag echt niet gebeuren want mijn zuivere vingers zouden onrein worden als zij uw intieme lichaamsdelen zouden aanraken. Door de aanraking van uw lichaam zou ik in uw onreinheid delen. Dus zou ik mij altijd ongemakkelijk voelen als ik mijn vingers met tegenzin naar mijn mond moet brengen om te eten of wanneer ik ze moet gebruiken voor andere noodzakelijke dingen.”
De 32e dialoog. Over de rozenstruik en de patrijs
0190.8302 037r 1
Er stond een rozenstruik vol met mooie bloemen in een prieel. Een patrijs liep voorbij, keek naar de rozenstruik en vertrapte de rozen onder zijn poten. Hij liep op de rozenstruik af en zei: “O bloem boven alle bloemen, geef mij wat van jouw rozen opdat ik kan genieten van de zoete geur.” De rozenstruik antwoordde: “Kom bij me allerliefste zuster, neem de mooiste bloemen en gebruik ze naar believen.” Toen vloog de patrijs in de rozenstruik om er rozen af te plukken. Hij bezeerde zich zo erg aan de doornen die in zijn poot en oude lijf staken dat hij zonder rozen uit de struik wegvloog. Hij zei: “Ook al zijn de rozen mooi