34r

der weldaet diestu ontfanghen hebste . Jtem dye selue Als dy
dijn arme vryent een cleyn ghifte gheeft . dat saltu mynliken
ontfanghen ende wesen daer of danckbaer Daer om selstu dy
nen weldoenres weder gheuen mit verbeterden ghiften oftu
moghes Anders en salstu dat staliken inder memori nyet heb=
ben die weldaet die dy vanden vrienden ghedaen wordet dat
du den gheuer daer of salste dancken. Want seneca seyt . Het
is een grote winninghe ghedenckenisse vander weldaet. Jtem
dye selue Ondanckbaer is hy dye weldaet nyet weder en be=
taelt mit verbeterheyt Men leset in scolastica historia Dat een
leeuynne hadde hoor hol bijder cellen des heylyghen vaders
macharius dese vant dat hoor ionghen die si gheworpen had
de blijnt waren dese brocht si voer des heylighen mans voeten
daer hy wt verstont dat si nae hoorre manyeren oetmoedeli=
ken badt voer die ionghen . Die heylighe man dede sijn ghe=
bet ende si worden siende Ende die leeuynne dat siende en wou
de niet ondancbaer gheuonden worden want die vellen van alle
die beesten ende dieren die si plach te vanghen plach si te bren=
ghen an dye door van sijnre cellen als te loen van dat goet dat
hoor io[n]ghen van hem ontfanghen hadden Des ghelijcks leest
men oeck int heyligher vader leuen . Dat een ander beest oeck
ghecomen is totter cellen des heylighen macharius . mit een
van hoor ionghe dat oeck blijnt gheworpen was doende een
teyken als si best const dat hi die ionghe siende woude maken
Dat die heylighe man verstaende bad gode voer den blijnden
ionghe. Ende ter stont wordet siende . Doe ghinck die oude
ende dat ionghe van daen mit groter danckbaerheyt Ende on
langhe daer nae quam si weder mit alle hoor ionghen ghela=
den mit schapen vellen gheuende die den heilighen man voor
sijn loon mit gheneychden hoefden hem danckbaerheyt bewi
sende
Van die wegebrede ende die scemynckel neghenendetwintichste dialogus

de weldaad die je ontvangen hebt.” Ook zegt hij: “Als je arme vriend je een kleine gift schenkt, moet je dat liefdevol aannemen en er dankbaar voor zijn. Daarom moet je, als je dat kunt, je weldoeners een grotere gift teruggeven en zo laten zien dat je je vrienden niet vergeten hebt te bedanken voor het goede dat ze voor je gedaan hebben.”
Want Seneca zegt: “Het is een grote verdienste om je een goede daad te blijven herinneren.” Ook zegt hij: “Ondankbaar is degene die een weldaad niet met een grotere weldaad terugbetaalt.”
In Historia Scholastica leest men over een leeuwin die een hol had bij de cel van de heilige vader Macharius. Ze zag dat de jongen die ze geworpen had, blind waren. Ze legde ze voor de voeten van de heilige man neer, waaruit hij begreep dat ze op haar manier nederig om genezing vroeg voor haar jongen. De heilige man deed zijn gebed en zij konden meteen zien. Toen de leeuwin dat zag, wilde ze niet ondankbaar gevonden worden en daarom legde ze de huiden van alle dieren die ze gevangen had voor de deur van zijn cel als beloning voor het goede dat hij voor haar jongen gedaan had.
Iets dergelijks leest men in Het Leven van de Woestijnvaders: ook een ander dier kwam naar de cel van de heilige Macharius met één van haar jongen dat blind geboren was en zij maakte zo goed als ze kon duidelijk dat ze wilde dat hij haar jong van zijn blindheid zou genezen.
De heilige man begreep het, bad tot God voor het blinde jong en meteen kon het zien. Toen ging de moeder met haar jong dankbaar weg.
Niet lang daarna kwam ze met al haar jongen terug, beladen met schapenvachten als beloning voor de heilige man, terwijl ze hem met gebogen hoofden bedankten.
De 29e dialoog. Over weegbree en de aap