28r

op ende ghinck singhen Om dat onse broeder die waerheyt heeft
gheseyt is hi ghedoot Doe ghinck oeck die quade knecht ende
dooden oeck dien haen terstont Die derde haen was vroet en
de dit siende began hi te singhen hoor sich ende swijch of du an
ders in vreden wilste leuen . Dese om dat hy sweech en wort
oeck niet ghedoot
¶ Van tin ende koper Dat tweentuintichste dyalogus
0190.8302 028r 1
DAt tijn ende coper stonden in hat ende nijt opt gout=
Daer om hebben si ghemaect een suuerlic watervat
blenckende als gout ende vercoften dat inden marct
voer goutDie coopman betaeldet wel ende dier ende brochtet
te huys ende was wel blijde Mer doe hijt te huys hadde ghe=
brocht ende wel besien beuant hi dattet koper was Ende al=
dus toornich gheworden daghede hi dat gout voer recht cla=
gende dat hy vant gout bedroghen was Dat gout voer recht
comende ontsculdichde hem dat hijt wateruat niet vercoft en
hadde noch oeck ghemaect ende dattet oeck van sine gheslacht
niet en was . Doe ghinck die rechter ende daghede voer hem
die vercopers te recht te comen Ende doe si int recht verwon
nen worden sette hise inden stock ende besochse alsoe mit pi=
nenDat si beleden dat si dat van hadt ende nijt hadden ghedaen
op dat si dat gout souden diffameren om dattet soe waert inden
werlt niet wesen en soude Aldus pinichden die rechter die twe
vercopers ende gaf dat gout den prijs ende seyde . WJe

en kraaide: “Omdat onze broeder de waarheid heeft gezegd, is hij gedood.” Toen kwam de slechte knecht en doodde meteen ook deze haan.
De derde haan was slim. Toen hij dit zag, begon hij te kraaien: “Hoor, zie en zwijg als je in vrede wil leven.” Daarom zweeg hij en werd niet gedood.
De 22e dialoog. Over tin en koper
0190.8302 028r 1
Het tin en het koper waren vreselijk jaloers op het goud. Daarom hadden ze een schoon watervat zo gepoetst dat het blonk als goud en ze verkochten het op de markt alsof het van goud was.
Een koopman betaalde er goed voor en nam het vat blij mee naar huis. Toen hij het thuis gebracht had en het eens goed bekeken had, ontdekte hij dat het van koper was. Hij was zo kwaad geworden dat hij het goud voor de rechter daagde en een aanklacht indiende dat hij door het goud bedrogen was.
Het goud verscheen voor de rechter en verklaarde dat hij het watervat niet verkocht had, het ook niet gemaakt had en dat het ook niet van zijn soort metaal was. Daarop daagde de rechter de verkopers voor de rechtbank. Nadat hij ze schuldig had verklaard, zette hij ze gevangen en legde ze op de pijnbank. Toen bekenden ze dat ze het uit afgunst hadden gedaan. Ze wilden het goud in een kwaad daglicht stellen zodat het zijn waarde in de wereld zou verliezen. Daarop strafte de rechter de twee verkopers en herstelde hij het goud in zijn waarde. Hij zei: “Wiens