18r

dat een ander gheestelick persoen . doen hi een oghe verloren
hadde hem daer of verblide . Mer doe andere luden hem daer
of bedroefden vraghede hi hem luden om wat oge dat si droe=
uich waren .Si antwoorden om dat oghe dat gy verloren hebt
Doe seyde hi weder .¶Een mensch die twee vianden hadde en
soude niet droeuich wesen van den enen dye storue mer van den
anderen die leuendich bleue . daer om screef Jheronimus tot
enen sinen vrient En wilt niet droeuich wesen van dat ver=
lies des lichtes der oghen dat die vlieghen ende serpenten oec
hebben Men vindet van veel philosophen die op dat si te bet
van binnen hoer ghedachten besluten mochten . hoer eyghen
oghen wt hebben ghesteken .

¶ Van den berch ende dal ¶ Dat twalefte dyalogus
0190.8302 018r 1
EEn dal lach seer laghe bedruct van enen hoghen ber=
ghe die op hem lach welck om dat si alsoe belast was
onuerduldich wort .¶ Ende began te kiuen teghen
den berch ende seyde Du bose ende onsalighe waer om en la=
teste niet of mi aldus langhe te belasten Jck wil dattu ophou
deste van mi te beswaren ende dattu dijn stede verwanderen
sels want du mi ghenoech onder die voet ghetreden hebste
Of ic wil mi wreken van dy. Die berch antwoerden. Dattu
seggheste en mach niet sijn . want dye schepper alre dinghen
heeft van beghin my aldus verheuen ende di onder mi gheset

ook over een andere geestelijke dat hij zich verheugde toen hij een oog verloren had. Maar toen anderen daarover bedroefd waren, vroeg hij hun om welk oog zij zo droevig waren. Zij antwoordden: “Om het oog dat u verloren hebt.” Toen zei hij weer: “Een mens die twee vijanden had, zou niet droevig moeten zijn om degene die gestorven was maar om de andere die in leven bleef.” Daarom schreef Hieronymus aan een van zijn vrienden: “Wees niet bedroefd over het verlies van het licht in de ogen dat vliegen en slangen ook hebben.”
Men vindt veel filosofen die, opdat zij zich beter kunnen concentreren op hun gedachten, hun eigen ogen uitgestoken hebben.

De twaalfde dialoog. Over berg en dal
0190.8302 018r 1
Een dal lag zeer laag, neergedrukt door een hoge berg die boven hem lag. Omdat die hem zo in de weg zat, werd het dal ongeduldig en begon te twisten tegen de berg. Hij zei: “Jij boze ellendeling, waarom laat je het niet om mij zo te belasten. Ik wil dat je ophoudt mij te hinderen en dat je je verplaatst want jij hebt mij genoeg onder de voet gelopen. Anders zal ik mij op je wreken.”
De berg antwoordde: “Wat je zegt, kan niet zo zijn want de Schepper van alle dingen heeft mij vanaf het begin zo hoog opgeheven en jou onder mij geplaatst.