13v

dat hi toornich waer dat hy dan eerst in hem seluen ouerlesen
soude sonder haesticheyt die drie ende twintich letteren die in
die a b c staen eer hi sentencie ofte vonnisse gaue ouer enich dinc
op dat hi alsoe verkoelt vander hetten der toornicheyt mit rij
pen berade wel doersien soude watmen setten ofte oordelen soude.

¶ Van die lucht ende die wint Dat seuende dialogus .
0190.8302 013v 1
DJe lucht als aristotiles seyt is een adomtoch alre leuen=
der dinghen sonder welcke si niet leuen en mogen ende
smoren of sticken moeten alle die onder hoer leuen: Ende
die wint is droecheyt der aerden. beroeringhe der wateren ende ver=
stoerringe der luchtEnde want si die lucht verstoert so ginc die lucht
ende daghedese voer recht anden rechter ende scepper alre dingen Ende
seyde O scepper ende maker alre dinghen sich in mi ende ontfer
me di mijns Du hebste mi hoech ende eerlick ghenoech geset daer
ic oeck of dancbaer ben wanttu dat leuen alre creaturen in mi gheset
tet hebste Mer daer ben ic in vercort Als dat die wint mi al=
toes vercoelt ende mi onghetempert houdetDaer om segge ic hem
Jsset dat hi mi voortmeer vercoelen wil so sel ic hem doch te niet
maken Doe antwoorde die scepper Du sprekeste harde qua=
liken o lucht want al isset datti die wint vercoelt ende slaet si doet
nochtant dicwijl dattu ghetempert ende ghereynicht wordeste
Ende waert daer om datti die wint niet blasende en roerden du soudeste
seer cranc ende verdrietelic ende gebreclic wesen ende hatelic alle creaturen

dat als hij boos was, hij eerst in gedachten rustig de drieëntwintig letters van het alfabet moest opnoemen voordat hij over iets zijn oordeel of vonnis gaf. Op die manier zou hij, afgekoeld van zijn woede, met rijp beraad doorzien wat men moet verordenen of oordelen.

De zevende dialoog. Over de lucht en de wind
0190.8302 013v 1
De lucht is, zoals Aristoteles zegt, de adem van alle levende dingen. Zonder lucht kunnen ze niet leven en zullen ze stikken. De wind maakt de aarde droog, zet de wateren in beweging en verstoort de lucht.
Omdat de wind in de lucht onrust veroorzaakte, ging de lucht naar de Rechter en Schepper van alle dingen, daagde de wind voor het gerecht en zei: “O Schepper en maker van alle dingen, kijk naar mij en ontferm u over mij. U hebt mij hoog en eervol genoeg geplaatst, waarvoor ik u ook dankbaar ben want u hebt het leven van alle schepselen in mij gevestigd. Maar daarin ben ik tekortgedaan omdat de wind mij altijd afkoelt en onrustig houdt. Daarom zeg ik tegen hem, dat ik hem zal vernietigen als hij mij blijft afkoelen.”
Toen antwoordde de Schepper: “Je spreekt harde woorden, o lucht, want weliswaar verkoelt de wind je en treft hij jou maar hij zorgt er toch vaak voor dat je getemperd en gezuiverd wordt. Als het zo zou zijn dat de wind niet zou blazen of zich niet zou roeren, dan zou je zeer ellendig, verdrietig en zwak zijn en de haat opwekken van alle schepselen.