12v

Doe seyde die vader . Trecket een vanden roedekijns wt den
bosse ende breket alle die ander die noch tesamen ghebonden wa
ren Dat en mochten si oec niet doen: Ten laetsten seyde die vader
Neemt een vanden roedekijns ende breectse . Ende doe si dat deden
wortse terstont ghebroken an twee stucken Aldus seyde doe die
vader selt oeck wesen onder v Also langhe als ghij tesamen in
eendrachticheyt bliuet so en sal v niemant krenken mogen noch
deren. Mer als ghi mit twidracht van malkander versceyden
wort dan seldi elck bi sonder van allen menschen onder die voe=
ten ghetreden worden ende verdoruen
¶ Van den hemel ende die aerde Dat seste dyalogus :
0190.8302 012v 1
ARistotiles seyt dat die aerde is dat middel inder we=
relt:bewaerre der vruchten:een decsel der hellen. een
voedster der leuendigher dinghen . een moeder alder
dinghen dye gheboren worden .een verslinster alre dinghen:
een onthoudster des leuens. ¶ Op een tijt liet die hemel opter
aerden ghescieden veel tempeesten ende onweder donre ende blixem alsoe
dattie aerde seer daer of belast wart Ende wort seer toornich
opten hemel ende riep die lucht tot haer ende seyde En wilt dy niet
o broeder onderwinden tusschen my ende den hemel:of ic sal di alheel
onder die voeten werpen want dye hemel heeft mi so groot last ende
verdriet an ghedaen dat ick mi daer of craftelike wreken wil
le . Die lucht antwoorden : En wilt dat niet doen o lieue sus=
ter . Mer gheeft der toornicheyt een steede . Al isset dat dye

Toen zei de vader: “Trek een van de takjes uit de bos en breek alle andere die nog samengebonden zijn.” Dat konden ze ook niet doen. Ten slotte zei de vader: “Neem een van de takjes en breek het.” Toen ze een takje namen, werd het onmiddellijk in twee stukken gebroken.
De vader sprak toen: “Zo zal dit ook met jullie gebeuren. Zolang jullie eendrachtig blijven, zal niemand jullie kunnen krenken of deren. Maar als jullie door tweedracht van elkaar gescheiden worden dan zullen jullie elk afzonderlijk door alle mensen onder de voet gelopen worden en in het verderf gestort worden.”
De zesde dialoog. Over de hemel en de aarde
0190.8302 012v 1
Aristoteles zegt dat de aarde het middelpunt van de wereld is. Ze voorziet ons van de vruchten die ze voortbrengt, ze is het dak van de onderwereld, een voedster van alles wat leeft, een moeder van alle levende wezens, ze verslindt alle dingen en neemt ons het leven af.
Op een keer liet de hemel op aarde veel stormwinden, onweer, donder en bliksem neerkomen, zodat de aarde daardoor zeer geteisterd werd. Ze werd erg boos op de hemel, riep de lucht bij zich en zei: “O broeder, plaats je niet tussen mij en de hemel, anders zal ik je helemaal onder de voet lopen, want de hemel heeft mij zoveel last berokkend en verdriet aangedaan dat ik mij krachtig op hem wil wreken.” De lucht antwoordde: “Dat moet je niet doen, lieve zuster. Geef je boosheid een plek. Ook al heeft de