De bewoners van het pand Oosthaven 56, een monumentaal pand uit het midden van de 18e eeuw, dat zich uitstrekt tussen de Oosthaven en de Spieringstraat, hebben via boekwinkeltjes een brief te pakken gekregen.
Deze brief was op 6 januari 1750 geschreven aan Jan Hugo van Strijen, de zoon van Willem van Strijen, burgemeester van Gouda, die in 1728 het stadspaleis Westhaven 52 had laten bouwen. Dit was het adres waar de brief destijds is bezorgd. De reden waarom de brief interessant was voor de eigenaren van Oosthaven 56 is de volgende: in dit pand was destijds het kantoor van de postmeester van Gouda gevestigd. In een van de siervazen aan hun gevel bevindt zich nog steeds de gleuf waardoor de brieven via een goot in de postkamer in de kelder van het pand belandden. Dus de brief is vanuit Oosthaven 56 aan de overkant bezorgd.
De afzender is Johan Andries Hultman, een vriend en advocaat uit Zutphen. De brief maakt duidelijk dat geschoolde lieden in die tijd elkaar (voor de aardigheid?) brieven in het Latijn schreven. De inhoud is niet schokkend, excuus voor deze laat gestuurde brief (Hultman had examen Nederlands recht gedaan), een nieuwjaarswens, het verzoek om een kopie van het gedicht dat Jan Hugo voor Hultman had geschreven op te sturen en een verwijzing naar het aanstaande huwelijk van de zus van Jan Hugo.
envelop
Den Weledelen Heere
Mijnen Heere Mr. Joan Hugo van Strijen
Advocaet voor den Edelen Hove van
Holland, ten huijze van de Weledel
Gestrenge Heer Mr Willem van Strijen
Burgemeester en Raed etc etc etc te
Gouda
De Weledele Heer
Mijn heer mr. Joan Hugo van Strijen,[1]
advocaat voor het edele Hof van Holland,
ten huize van de weledelgestrenge heer mr. Willem van Strijen
Burgemeester en Raad etc etc etc te
Gouda
[1] Joan Hugo van Strijen (ca 1690-1760), zoon van Willem van Strijen, burgemeester van Gouda en bouwer van het Huis Van Strijen, Westhaven 52. Joan Hugo was baljuw van Oudewater en dichter
1
Consultissimo atque amicissimo viro
Jano Hugoni van Strijen[1]
IurisConsulto
Plurimam dicit salutem
Joh. Andr. Hultman
Excusabis, credo, facile, amicissime Strijeni, meam in scribendo
moram qui resciveris, me quatuor ab hinc diebus, proxime
praeterito scilicet Saturni Die, legum factum esse candidatum
debuisseque adeo me tota praeterita hebdomada examini solito,
ediscendisque juris nostri principiis vacare, neque adeo superfuisse
mihi tempus serio de aliis rebus cogitandi pulcre possis
tecum ipse perpendere, quibus tandem evolutus atque ut ita
dicam, eluctatus negotiis ad tua redeo, tibique, qua possum animi
candidi, atque infucati fide novum hunc annum feliciter ut
spero inchoatum gratulor, Deum Optimum Maximum ardentibus precibus
enixe orans ut te in gentis illustrissimae decus, patriae salu-
tem, bonorumque omnium commodum atque gaudium quam
diutissime servet incolumem.
Quod vero promiseram, cum Hagae comitum essemus doleo, Jane
dulcissime, me non posse exsequi, nempe frustra omnes
meas schedas investigari, perquirendoque lassatus sum, ut car-
men tuum aedepol elegantissimum, quo diu est quod qua-
lemcumque meam operam condecorare statueras invenirem,
ut adeo a te quem non dubito ejus tibi ut ajunt copiam
aliquam reservasse, petam, ut illud iterum mihi sed aliquam
tum contractam, nonnullisque in locis pro arbitrio mutatum/describas ac
mittas quam poteris etiam citissime: Quod si forte tibi
ejus exemplar non sit ad manum, quod quaeso mihi
significas iterum omnes bibliothecae loculos, omnia scrinia
excutiam ut videam num possim reperire.
[1] [296] in de marge
Aan de weledelzeergeleerde en grote vriend
Joan Hugo van Strijen
advocaat
Een welgemeende groet
van Joh. Andr. Hultman[1]
Je zult denk ik eenvoudigweg, beste Van Strijen, mij mijn late schriftelijke reactie vergeven, omdat je weet dat ik vier dagen geleden, om precies te zijn afgelopen donderdag, kandidaat in het recht ben geworden en dat ik genoodzaakt was de hele vorige week voor het gebruikelijke examen te besteden aan het van buiten leren van onze juridische beginselen. Daardoor was er voor mij weinig tijd over om serieus over andere dingen na te denken, dat kun je zelf wel bedenken.
Nu ik dit achter de rug heb en mij door deze zaken heen geworsteld heb, kom ik weer bij jouw zaken. Met oprechte geest en vol vertrouwen wens ik jou dat dit nieuwe jaar gelukkig is begonnen en bid God Almachtig met vurige gebeden dat Hij jou als sieraad voor onze illustere natie, tot heil van je vaderstad, en tot nut en vreugde van alle goede burgers tot in lengte van jaren ongedeerd zal bewaren.
Maar wat ik had beloofd toen we in ’s-Gravenhage waren, kan ik, beste Joan, tot mijn spijt niet uitvoeren: ik heb werkelijk al mijn papieren doorzocht en me afgemat met alles door te spitten om dat werkelijk prachtige gedicht te vinden dat jij had geschreven om een of andere bezigheid van mij op sierlijke wijze te herdenken. Daarom wilde ik je vragen – want je hebt vast en zeker, zoals ze zeggen een kopietje achter de hand gehouden – om dat opnieuw voor mij, maar dan wat ingekort en op een paar plaatsen naar jouw mening aangepast, over te schrijven en dat zo snel mogelijk aan mij op te sturen. Maar als je daarvan geen exemplaar meer voor handen hebt, maak me dan alsjeblieft duidelijk dat ik in alle hoeken van mijn bibliotheek moet zoeken en alle mappen nog eens uit moet schudden om te zien of ik het kan vinden.
[1] Misschien: Jan Andries Hultman, de advocaat-fiscaal van de financiën van het graafschap Zutphen. Was gehuwd met Anna Helena Schomaker. Zij draagt als weduwe in 1770 een paar obligaties met een waarde van 3000 gulden over aan Herman Schomaker.
In een notariële akte uit 1751, 1752 vinden we een testament van Jan Andries Hultman bij notaris Nicolaas Wolff te Leiden.
2
Lectissimae virginis, sororis tuae carissimae cujus sponsalia
celebrari heri a quodam ex amicis, qui Goudae nudius
tertius fuit accepi tibi ex animo gratulor nuptias, quibus
ut adesse suo numine Supremus rerum Arbiter velit votis
ardentibus voveo.
Amplissimo parenti, amicisque apud vos omnibus multam
meo nomine impertire salutem ne dedigneris, meque
inter tui studiosissimos habe, atque, quod facis, amare pergas
Vale mi Strijeni, et memor tui Hultmanni vive.
Dabam raptim in museo
Ante Diem VI Januarii
Anno MDCCL
Kortgeleden werd het verlovingsfeest van een bijzondere vrouw, jouw lieve zus, gevierd, zoals ik hoorde van een van de vrienden die drie dagen geleden in Gouda was. Ik feliciteer jou van harte met haar aanstaande huwelijk, ik spreek de vurige wens uit dat de Hoogste Gebieder der dingen het met Zijn goddelijke macht wil steunen.
Wees zo goed uw doorluchtige vader, en alle vrienden daar bij u, uit mijn naam veel heil en zegen te wensen en beschouw mij als een van uw trouwste aanhangers, blijf met waardering aan mij denken.
Het ga u goed beste Van Strijen en leef met mij, uw Hultman, in gedachten.
Dit schreef ik snel in het museum op 6 januari 1750