61r
[61] [[1]] Betaelt aen een quartier Hout, ende
Turf, daer men vier mede maeckt, voor’t Stadt-Huijs
overmits ’t houwelijck van onsen genadigen Heer, ende
de Dochter van Vranckrijck etc.
[[2]] Anno 1516. de Gelderse nemende
Nieupoort, dat de Stadt-Houder na wederom
wint, etc
[[3]] Tot Antwerpen wert in delibera-
tie gestelt, oft mijn genadigen Heer de Koninck
bestant zoude maken, met Hartogh Carel van
Gelre.
[[4]] Gereijst tot Kalis, ende gemaeckt
een nieuwe Compositie, met de Stapelaers
vande Draperije, voor thien Jaren, ende waren uijt
14 Dagen.
[[5]] Gereijst inden Hage, omme Mr. Frans
van Leeuwen tot Pensionaris te hebben.
[[6]] Anno 1517. Met de Steden van
Delft gecommiteerd, van de Brouwerije, datmen op
de Dorpen in Hollant, niet en zoude eenige
Brouwerijen stellen.
[1] [Houwelijck van onsen genadigen Heer ende Dochter van Vranckrijck.] in de marge
[2] [gelderse nemende Nieupoort] in de marge
[3] [Bestant van Hartogh Carel van Gelder.] in de marge
[4] [Stapelaers vande Draperie.] in de marge
[5] [Mr. Frans van Leeuwen Pensionaris.] in de marge
[6] [Brouwerijen op Dorpen.] in de marge
[61] Betaald voor een kwartier hout en turf, om een vreugdevuur te maken vóór het stadhuis, ter gelegenheid van het huwelijk van onze Genadige Heer met de prinses van Frankrijk.
In 1516 nemen de Geldersen Nieuwpoort in, waarna de Stadhouder het herovert.
In Antwerpen werd overleg gevoerd of de Genadige Heer de Koning een bestand zou sluiten met hertog Karel van Gelre.
Naar Calais gereisd en daar een nieuwe overeenkomst gemaakt met de handelaren in draperieën voor tien jaar. Ze waren veertien dagen op reis.
Naar Den Haag gereisd om mr. Frans van Leeuwen tot pensionaris te laten benoemen.
In 1517 met de stad Delft overeengekomen inzake het brouwen, dat men op de dorpen in Holland geen brouwerijen zou mogen vestigen.
61v
[61 Verso.] [[1]] Gereijst Burgermeester van Utrecht,
ende hebben gepresenteert ses Goude Guldens, om Jan
Jansz. Bailliuw soude wesen, van ’t Lant van Steijn.
[[2]] Geschonken mijn Heer de Stadt-Hou-
wer, als de Dagh-vaert ter Goude was, 24 Stede
Kannen Wijns.
Af-snijden vande Hant / octroeij roerende de hant af te houwen.
[[3]] Octroij roerende datmen op de Yssel niet
en zal Brouwen.
[[4]] Anno 1518. Gereijst inden Hage op
Inbreecken van Spaerdam, om te hebben remedie
op de Rhijn dijck van Soeter water.
[[5]] Gereijst met Emmers ’t Schoon-hoven
inden Brant ende de Emmers weder te vergaren.
[[6]] Gereijst tot Utrecht, om te spreecken
met de Heeren tot Oude-Munster, aengaende de
Heerlijckheijt van ’t Lant van Steijn.
[1] [Jan Jansz. Bailliuw van ‘t lant van Steijn.] in de marge
[2] [Schenkagie aen de Stadt-Houder] in de marge
[3] [op de Yssel niet te brouwen] in de marge
[4] [ Inbreeck van Sparendam] in de marge
[5] [Brant tot Schoonhoven.] in de marge
[6] [’t Lant van Steijn.] in de marge
[61 verso] Naar de burgemeester van Utrecht gereisd; aan hem zijn 6 gouden guldens aangeboden om Jan Jansz. tot baljuw van het Land van Stein te benoemen.
Geschonken aan mijnheer de Stadhouder toen hij op een dagreis in Gouda was: 24 stadskannen wijn.
Afhakken van de hand / recht om een hand af te hakken.
Recht op het verbod om langs de IJssel een brouwerij te vestigen.
In 1518 naar Den Haag gereisd na de dijkdoorbraak te Spaarndam, om het zoete water te beschermen door de Rijndijk.
Met emmers naar de brand in Schoonhoven gereisd en de emmers weer verzameld.
Naar Utrecht gereisd, om te spreken met de heren van het Oudemunster kapittel aangaande de heerlijkheid van het Land van Stein.
62r
[62] [[1]] Gereijst inden Hage omme te spreecken
metten Drossaert van Diest[2], hoe datmen aensetten
zoude om te kiesen, dat nieuwe gerecht.
[[3]] Geschonken de Vrouwe van Wasse-
naer, d’ Excijns van Elf Vaten Biers, als zij hier
gevlucht waren.
[[4]] Anno 1519. Betaelt: De koste van
Luijen doen de Keijser gestorven was.
[[5]] Anno 1520. Gereijst tot Gent om
onsen genadige Heer welkom te heten, ende waren
met hen 4 uijt 47 dagen
[[6]] Anno 1521 Gereijst inden Hage
omme te verwerven, dat men ter Goude niet en zoude
dingen, dan bij monde, ende daer van te vercrijgen
Acte.
[[7]] Gechonken den nieuwen Caste-
leijn Floris van Kijfhoeck een Maeltijt metten
Wijn daer dat Gerechte ende Thresoriers bij
waren ten Eeten ende heeft gekost in alles 26 schel-
lingen 8 Grooten.
[1] [kiesen dat nieuwe gerecht.] in de marge
[2] [n] doorgehaald
[3] [Vrouw van Wassenaer gevlugt.] in de marge
[4] [Keijser gestorven.] in de marge
[5] [genadige Heere tot Gent welckom geheten] in de marge
[6] [ter Goude niet te dingen als bij monde] in de marge
[7] [Floris van Kijfhoeck Casteleijn.] in de marge
[62] Naar Den Haag gereisd om te spreken met de drossaard van dienst over de aanpak van de verkiezing van een nieuw gerechtshof.
Geschonken aan de vrouwe van Wassenaar toen zij hiernaartoe gevlucht was de accijns over elf vaten bier.
In 1519 de kosten betaald voor het luiden van de klok toen de Keizer gestorven was.
In 1520 naar Gent gereisd om onze Genadige Heer welkom te heten. Ze waren met z’n vieren 47 dagen op reis.
In 1521 naar Den Haag gereisd om het recht te verkrijgen dat men in Gouda alleen mondeling zal rechtspreken; en dat te laten vastleggen in een akte.
Geschonken aan de nieuwe slotvoogd Floris van Kijfhoeck toen het Gerechtshof en de thesauriers bij hem te eten waren: een maaltijd met wijn; dit heeft in totaal gekost: 26 schellingen, 8 groten.
62v
[62 Verso.] [[1]] Geschonken een Glas inde Kerck
tot Alckmaer, bij Consent vande Vroetschap,
ende heeft gekost 3 pont 14 schellingen 2 grooten
[[2]] Anno 1522. Gereijst Jacob Gerritsz.
Straetmaker vander Stede wegen tot Delft die
Galgh te meten ende de ordonnantie te zien.
[[3]] Gereijst Mr. Dirck Hendrickxz. inden
Hage den Raedt adverterende van Inbreucken van Leck
Dijck etc.
[[4]] Anno 1523. Jacob Mane, Witten
Goverts Burgermeesteren, ende Mr. Dirck
Hendrickxz, inden Hage ter daghvaert, omme Rap-
port te doen, ende advijs te geven vanden Informatie,
gedaen om den Rhijndick aende Ysseldijck, ende besij-
dijck te bedicken, mitsgaders de estinatie vande
hooghte ende breete vandien.
[[5]] Gereijst inden Hage te Dachvaert,
aen Commissarissen van 3000 Guldens, s’ Jaers
te bezegelen, te verclaren, dat de selve Stede naer
quartie, alleen voor een seste part, ’t zegel daer
voor ter Goude leenen souden, ende met de andere
Stede.
[1] [geschonken een glas tot Alckmaer.] in de marge
[2] [Galgh] in de marge
[3] [Inbreuck vanden Hage Leckdijck.] in de marge
[4] [Bedijckinge vanden Rhijn ende Ysseldijck.] in de marge
[5] [3000 gulden ’s Jaers te bezegelen] in de marge
[62 verso] Geschonken een glas aan de kerk van Alkmaar, met toestemming van de vroedschap. Dit heeft gekost: 3 pond, 14 schellingen, 2 groten.
In 1522 is Jacob Gerritsz., straatmaker van de stad, naar Delft gereisd om de galg op te meten en de verordening in te zien.
Mr. Dirck Hendrickxz. is naar Den Haag gereisd om de Raad te waarschuwen over de doorbraak van de Lekdijk.
In 1523 zijn de burgemeesters Jacob Mane en Witten Goverts, en mr. Dirck Hendrickxz. op dagreis naar Den Haag gegaan, om rapport uit te brengen en advies te geven over de verstrekte informatie om de Rijndijk met een zijdijk aan de IJsseldijk te verbinden, alsmede over de inschatting van de hoogte en de breedte daarvan.
Naar Den Haag gereisd op dagreis om vast te leggen dat aan de commissarissen 3.000 gulden per jaar wordt verstrekt. Die stad zal een kwart betalen, en Gouda en de andere steden van Holland verbinden zich om ieder een zesde deel te betalen.
63r
[63] [[1]] Anno 1524. Gereijst tot Uijtrecht
aende Heere van Oude-Munster, om te versoecke
der Erfpacht van’t Lant van Steijn.
[[2]] Betaelt, schepenen van dat zij
inden Hage geweest hebben, om de Commissarissen
te betalen, aengaende de misdadigen Man, die inde
Heijligen weecke verbrant worden, 19 schellingen
6 grooten.
[[3]] Anno 1525. Gereijst inden Hage,
op’t Schrijven vanden Raet, om den Rhijn Dijck
te heelen aen de Ysseldijck.
[[4]] Betaelt dijversche Bode tot Bode
broot, vande tijdinge te brengen van Victorie,
vande gevanckenisse vanden Coningh van Vranckrijk[5]
te zamen ix schellingen vj grooten
[[6]] Betaelt van Beijeren, ende Luije
van de Victorij, 16 schellingen 8 grooten.
Onse genadige Vrouwe is hier in
gekomen.
[1] [Erfpacht, van’t Lant van Steijn] in de marge
[2] [Misdadige inde heijlige weecke verbrant] in de marge
[3] [Rijndijck ende Ysseldijck.] in de marge
[4] [gevanckenisse vande Coninck van Vranckrijck] in de marge
[5] [n] interlineair
[6] [utsupra] in de marge
[63] In 1524 naar Utrecht gereisd om de heer van Oudemunster te verzoeken om de erfpacht van het Land van Stein.
Betaald aan de schepenen die naar Den Haag zijn geweest om de commissarissen te betalen voor de verbranding van een misdadiger in de heilige week: 19 schellingen, 6 groten.
In 1525 naar Den Haag gereisd op schriftelijk verzoek van de Raad, over het voorstel om de Rijndijk aan de IJsseldijk te verbinden.
Betaald voor fooien[1] verstrekt aan diverse boodschappers die het bericht brachten van de overwinning op en de gevangenneming van de koning van Frankrijk. Tezamen 9 schellingen, 6 groten.
Betaald voor het beieren en luiden van de klokken voor de victorie: 16 schellingen, 8 groten.
Onze genadige Vrouwe is hier aangekomen.
[1] bodebrood, gift voor de brenger van een goede boodschap
63v
[63 verso.] [[1]] Gereijst Cornelis Bosch tot
Antwerpen, om te koopen seeckeren Blaeuwe Steenen,
om ’t Stadt-huijs mede te plaveijen.
[[2]] Gereijst Mr. Dirck den vien September
tot Schoon-hoven, met besloten Brieven, daer bij den
Tollenaer aldaer bevolen wert, bij haer Vrijdom deser
Stede te laten, bij haer vanden Tol. Etc.
[[3]] Gereijst Mr. Dirck den xiiien September
in den Hage, om te verpachten dat School.
[[4]] Gegeven van Bode-broot vande Tijdinge
dat ons geboren was een Jonge Prins, de Keijsers-
Sone 3 schellingen 4 grooten.
[[5]] Geschoncken den Graef van Buijen
als hij ter Goude was, des daeghs na St. Jans-
Dagh, den grooten Brant was, een maeltijt van 4 pont,
12 schellingen.
[[6]] Betaelt 5 Gesellen die geluijt heb-
ben drie Poosen daegs, als de Jonge Keijsers Soon
was gebooren 4 schellingen 2 Grooten.
[[7]] Anno 1528. Uijtrecht wort ingenomen
ende getracht te brengen, onder de Jurisdictie vande
Keijserlijcke Majesteit te gekrijgen.
[1] [Anno 1527. Blauwe steenen, om ’t Stadt-huis mede te plaveijen.] in de marge
[2] [Tollenaer, tot Schoonhoven.] in de marge
[3] [verpachtinge van’t School.] in de marge
[4] [geboorte van Keijser sone.] in de marge
[5] [Schenckagie aenden graef van Buijren.] in de marge
[6] [Luijen over des Keijsers Zoon.] in de marge
[7] [Uijtrecht wort ingenomen.] in de marge
[63 verso] In 1527 is Cornelis Bosch naar Antwerpen gereisd om bepaalde blauwe stenen[1] om het stadhuis mee te plaveien.
Op 6 september is mr. Dirck naar Schoonhoven gereisd met vertrouwelijke brieven waarin de opdracht stond aan de plaatselijke tollenaar[2] om de stad te vrijwaren van tolheffing.
Mr. Dirck is op 13 september naar Den Haag gereisd om de school te verpachten.
Fooi gegeven aan de boodschappers van het bericht dat er een jonge prins, zoon van de Keizer, is geboren: 3 schellingen, 4 groten.
Geschonken aan de graaf van Buren toen hij in Gouda was daags na de grote brand tijdens Sint-Jansdag (24 juni): een maaltijd van 4 pond, 12 schellingen.
Betaald aan de vijf gezellen die drie maal de klok geluid hebben op de dag van de geboorte van de zoon van de Keizer: 4 schellingen, 2 groten.
In 1528 is Utrecht ingenomen en er wordt getracht deze stad onder de jurisdictie van de Keizerlijke Majesteit te brengen.
[1] plavuizen van Belgisch hardsteen
[2] persoon belast met het innen van de tolgelden
64r
[64] [[1]] De Pais is gemaeckt tusschen de
Keijserlijcke Majesteit, ende den Heere van Geldere
[[2]] Anno 1529. Gereijst Thimphe-
riaen een Loope, omme te soecke, ende vragen de
remedien vande swetende sieckte.
[[3]] Geschonken mijn Heere de Vica-
rius van Utrecht, bij consent van de Camere,
om dier willen dat de Gemeente geconsenteert
was, Boter te Eeten, tot Palm toe, een salm
die gekost hadde 4 schellingen, 10 grooten.
[[4]] Anno 1530. Gereijst tot Oude-
water, de Daghvaert, op de Materie van de
verheelinge, vanden Rhijndijck aende Ysseldijck.
Vrouwe Margarita is Overleden.
[[5]] Anno 1531. Gereijst Mr. Dirck
aen Heemraet tot Rotterdam, om te defenderen
de Jurisdictie vanden Brouck, etc.
De Keijserlijcke Majesteit Ordonneert zijn Sus-
ter als Regentes.
[1] [pais tusschen den Keijser ende gelre.] in de marge
[2] [sweetende sieckte.] in de marge
[3] [geschenk aende vicarius van Utrecht.] in de marge
[4] [Rijndijck- Ysseldijck] in de marge
[5] [Jurisdictie van Brouck.] in de marge
[64] Er is vrede getekend tussen de Keizerlijke Majesteit en de heer van Gelre.
In 1529 is Thimpheriaan Loope op reis gegaan om een remedie te vinden tegen de zwetende ziekte [1].
Geschonken aan de vicaris van Utrecht – nadat door de Kamer aan de gemeente was toegestaan om tot aan Palmpasen toe boter te eten – een zalm, die 4 schellingen, 10 groten heeft gekost.
In 1530 dagtocht naar Oudewater voor de kwestie van de verbinding van de Rijndijk aan de IJsseldijk.
Vrouwe Margarita is overleden.
In 1531 is Mr. Dirck naar de heemraad in Rotterdam gereisd om de verdediging te voeren in de rechtszaak omtrent de Brouck[2]
De Keizerlijke Majesteit benoemt zijn zuster als regentes.
[1] een besmettelijke ziekte die veel slachtoffers eiste
[2] voormalige gemeente tussen Gouda en Waddinxveen, in 1870 opgeheven
64v
[64 Verso.] [[1]] Gereijst de Casteleijn in Meij
1531. Inden Hage omme het nieuwe Gerecht
te halen.
[[2]] De Brugh voor den Hoorn is gemaeckt,
ende de Steen gekost tot Aelst, ofte vijlvoorden
[[3]] Anno 1535. Gereijst tot Haerlem
aenden Heemraet van Rijnlant, versoecken datse een sluijs
zouden willen maecken inden Ysseldijck, achter ’t Slot,
om Water te beter te mogen lossen etc.
[[4]] Anno 1535. Gereijst, den xxviien
Januarij in den Hage aende Raet, ende oock om te
consuleren, op de inconvenenten vande gevangen Poorter,
die Herdoopt zijn ende van suspecte ende figitive.
[[5]] Anno 1536. Den Pals-Grave ver-
soeckt assistentie van xl Schepen Volckx
ende Victualie ende geschut omme denemarcken
te Conquesteren.
[[6]] Delftschen Brant, In dit selfde
Jaer Sterft Erasmus van Rotterdam,
tot Basel.
[[7]] Geschonken den Hertogh van Mec-
khelenburgh, doe hij passeerden, vier Steden kannen Wijns,
de Kanne 5 ½ Groot.
[1] [Nieuwe gerecht] in de marge
[2] [Brugh voor den Hoorn.] in de marge
[3] [sluijs achter’t Sloth.] in de marge
[4] [Poorters Herdoopt] in de marge
[5] [Assistentie Palsgrave] in de marge
[6] [Delfsen Brant.] in de marge
[7] [geschenck aenden hertog van Meckelenburgh.] in de marge
[64 verso] De slotvoogd is in mei 1531 naar Den Haag gereisd om het nieuwe gerechtshof te verwelkomen
De brug bij Den Hoorn is gemaakt en de kosten van de stenen zijn betaald aan Aalst en Vilvoorde.
In 1535 naar de heemraad van Rijnland in Haarlem gereisd met het verzoek een sluis achter het slot in de IJsseldijk te maken om het water beter te kunnen lozen.
Op 27 januari 1535 naar de Raad in Den Haag gereisd om advies in te winnen over de bezwaren van de gevangen genomen poorters die herdoopt zijn en verdacht worden vluchtgevaarlijk te zijn.
In 1536 verzoekt de Paltsgraaf assistentie van veertig schepen met bemanning, victualiën en geschut om Denemarken aan te vallen.
Brand in Delft. In datzelfde jaar sterft Erasmus van Rotterdam te Bazel.
Betaald voor de hertog van Meckelenburg toen hij hier op doorreis was, vier stadskannen wijn, elk 5 en een half groot.
65r
[65] [[1]] Anno 1537. Gereijst den 5en februarije
Inden Hage om achtervolgende des Vroetschaps
Conclusie te consulleren, op ten Eijsch ende questie,
gemoveerd bij den Casteleijn, ende Schout, Adriaen
van Crimpen, Contera deser Stede.
De Keiserlijcke Majesteit Wort een Jonge soon ge-
boren.
[[2]] Anno 1538. Gereijst in den Hage,
omme onder den Raet te brengen, de questie vanden
Casteleijn, navolgende de Conclusie van de Vroetschap
[[3]] Paijs tusschen de Keiserlijcke Majesteijt,
ende den Coninck van Vranckrijck.
[[4]] Anno 1539. Gereijst in den Hage
op den sesten Meije, beroerende dat de Scholaster
na de Schole niet en ziet, ende dat den Secretaris
die vanden Gerechte, negeert haer Vrijdomme
van ouden harkomen, ende die Schepenen, haer Regt
van’t Segelen niet en betaelt, vertoont die suspitie
ende murmuratie, die daer vallen onder de ge-
meente, overmits dat de Schout, ende Secretaris
twee swagers zijn, etc.
[[5]] Geschoncken den Pensionaris van
Gent, als hij ter Goude was, alsmen seijde
fugitijf 2 Stede Kannen.
[1] [Eijsch van Castelain contra deser Stede.] in de marge
[2] [utsupra] in de marge
[3] [Paijs tusschen den keijser, ende Vranckrijck.] in de marge
[4] [Scholasters vande Schole.] in de marge
[5] [geschenk Pensionaris van Gent.] in de marge
[65] Op 5 februari 1537 naar Den Haag gereisd om volgens het besluit van de vroedschap advies in te winnen over de eis en de zaak die de slotvoogd en schout Adriaen van Crimpen tegen deze stad hebben ingebracht.
De Keizerlijke Majesteit heeft een zoon gekregen.
In 1538 naar De Haag gereisd om het besluit van de vroedschap in de zaak van de slotvoogd bij de Raad aanhangig te maken.
Vrede tussen de Keizerlijke Majesteit en de koning van Frankrijk!
Op 6 mei 1539 naar Den Haag gereisd over de kwestie dat de schoolmeester en de secretaris van het gerecht niet naar de school omzien, de vrijheid om oude bronnen te onderzoeken negeren, en de vergunning voor het hebben van een school niet betalen aan de schepenen. Er is achterdocht en er zijn klachten over de gemeente, omdat de schout en de secretaris zwagers zijn.
Aan de pensionaris van Gent, toen hij zogezegd als vluchteling in Gouda was, geschonken twee stadskannen.
65v
[65 verso] [[1]] Betaelt: tot Dordrecht, voor een
toelast Rinse Wijn, die de Burgermeester
hebben doen kopen, omme ‘t schencken mijn genadigen
Vrouwe, indien zij ter Goude gekomen hadde, als
zij in hollandt was, ende stondt met den onkosten
voor 7 pont 13 schellingen 4 Grooten.
[[2]] Betaelt den Auditeur inde kamer
van Rekeninge in den Hage, voor drie besloten
Brieven, beroerende de schole, ’t Officie van den Secre-
taris, ende oock Schout Ambachten etc.
[[3]] Is tijdinge gebracht, als dat de Keijserlijcke Majesteit
was in Vranckrijck, op zijn Comste herwaers
over.
[[4]] Anno 1540. Gereijst tot Gent,
omme met d’ anderen groote Stede van Hollant, den
Keijser welckom te heeten.
[[5]] Gereijst tot Brussel, om afscheijt
te nemen
[[6]] Anno 1541. Gereijst tot Macchelen
op de xxi Martij, om aen te nemen (volgende de
Conclusie vande Vroetschape), Mr. Cornelis van
Hogelande tot een Pensionaris.
Gereijst inden Hage ter dachtvaert
[1] [utsupra genadige Vrouwe.] in de marge
[2] [Schole.] in de marge
[3] [Keijser in Vranckrijck.] in de marge
[4] [utsupra Welkom] in de marge
[5] [utsupra afscheijt] in de marge
[6] [Mr. Cornelis van hogelande Pensionaris.] in de marge
[65 verso] In Dordrecht is betaald voor een groot vat rijnwijn die de burgemeesters hebben laten kopen om aan mijn Genadige Vrouwe te schenken voor het geval zij Gouda zou aandoen als zij in Holland was. Het kwam ons, met de onkosten, te staan op 7 pond, 13 schelling en 4 groten.
Betaald aan de financiële ambtenaar van de Rekenkamer in Den Haag tijdens de rechtszitting voor drie verzegelde brieven over de school, het ambt van secretaris en ook over het ambt van de schout.
Er kwam een bericht binnen dat de Keizerlijke Majesteit in Frankrijk was, op weg hiernaartoe.
In 1540 naar Gent gereisd om met de andere grote steden van Holland de Keizer welkom te heten.
Naar Brussel gereisd om afscheid te nemen.
Op 21 maart 1541 naar Mechelen gereisd om in overeenstemming met het besluit van de vroedschap mr. Cornelis van Hogeland aan te stellen als pensionaris.
66r
[66] [[1]] beroerende den Prince van Orainge te sien accep-
teren het Stadt Houderschap van Hollant etc.
[[2]] Geschoncken den Heer Schorel
een zilvere Water-Pot wegende xxi Onsen
5 Engelse d’onse om 5 schellingen 8 Grooten.
[[3]] Anno 1542. Gereijst Huijgh Ger-
rits, Burgermeester, metten Pensionaris tot
Bruijssel, om te verwerven, renovatie op out octroij
van ’t quartier mijls, ende is geobtineert etc.
[[4]] Gereijst den xiiij Julij in den Hage,
omme aldaer te vernemen aen den Raet, naer de
genen dewelcke de geene Vrouwe onlanghs Ver-
brant gesubordineerd souden mogen hebben, tot der accu-
satie van veele diversche Poorters, deser Stede,
ende betaelt voor Copie autentijcq van de Senten-
tie, daer bij de verschreven Vrouwe, bij den Hoven
van Hollant gecommandeert is geweest, ten vierde
2 schellingen 4 Grooten.
[[5]] Anno 1543. Gereijst om te verne-
men tot Schoonhoven, ende Utrecht, waer de
Gelderse ’t Hooft hadden, oock te vernemen seeckere
tijdinge van Amersfoort.
[[6]] Gechonken Mr. Hippolitus als hij
quam in Commissie om den Rector te Vangen.
[1] [Prince van Orainjen Stadt-houder.] in de marge
[2] [geschenk aen de Heer Schorel] in de marge
[3] [Octroeij quartier mijls] in de marge
[4] [Vrouwe in den Hage verbrant] in de marge
[5] [Amersfoort] in de marge
[6] [Recktoor gevangen.] in de marge
[66] Gereisd naar Den Haag voor een vergadering om getuige te zijn van de aanstelling van de prins van Oranje als stadhouder van Holland, etc.
Aan de heer Schorel is een zilveren waterkan geschonken die 21 ons weegt, 5 engelsen per ons, voor 5 schelling en 8 groten.
In 1542 is burgemeester Huigh Gerrits met de pensionaris naar Brussel gereisd om het oude privilege van een kwart mijl te hernieuwen. Dat is verworven.
Op 14 juli naar Den Haag gereisd om daar bij de Raad te informeren naar diverse poorters van Gouda die, door de onlangs verbrande vrouw, belasterd zouden zijn waardoor ze in staat van beschuldiging waren gesteld. Voor een gewaarmerkt afschrift van het vonnis volgens welk de genoemde vrouw door het Hof van Holland veroordeeld is tot de brandstapel, zijn 2 schellingen en 4 groten betaald.
In 1543 naar Schoonhoven en Utrecht gereisd om te vernemen waar de Geldersen de sterkste troepenconcentratie hadden en ook om bepaalde berichten uit Amersfoort te horen.
Aan mr. Hippolitus geschonken toen hij met een volmacht kwam om de rector gevangen te nemen.
66v
[66verso] [[1]] Anno 1544. Gereijst in den Hage, om te
vervolgen aende Camer van Rekeninge, datmen den
Tollenaer van Uijtrecht, onse Poorters, komende
met off deur Uijtrecht, Tol vrij zullen laten passeren,
als zij vertoonen vertolt te hebben tot Amersfoort.
[[2]] Betaelt den 5en Julij bij den Pensiona-
ris, van Rapport ende sententij Gelt, inde saecken ge-
deudeert bij den Hove van Hollant, tusschen dese Stadt-
houder,’t Proces aengenomen hebbende, voor Mr. Cornelis
Jans Rectoor, Ccontra pastoor vicarien, ende Memorij
Heeren van St. Jans Kercke, beroerende de Vrachten
van de Vacerende Scholasterije, etc.
Paijs tusschen de Keizerlijcke Majesteit ende de
Koninck van Vranckrijck.
[[3]] Gereijst den 24e Januarij. Des Pensio-
naris tot Leijden, Haerlem Delft om te commu-
niceeren, met de regeerders der zelver Steden, hoe
de Regeerders van dese Stede het souden mogen hebben,
ende dragen inde saeck van Cornelis Andriesz gevan-
gen, indien ’t Hof niet admitteert, de appellatien bij desen
Steden gedaen etc.
Nota: dit was een Poorter ende
Wilde ’t Hoff, dat hij te hove overzonden soude worden.
[1] [Tollenaer tot Uijtrecht] in de marge
[2] [Proces Rectoor] in de marge
[3] [Anno 1545. Reijse tot Leij-den, Haerlem, ende Delft, om een poorter die ’t hof wilde overgezonden hebben.] in de marge
[66 verso] In 1544 naar Den Haag gereisd om een proces te beginnen bij de Rekenkamer, opdat men de tolwachter van Utrecht opdroeg onze poorters, wanneer zij langs of door Utrecht reizen, vrij te laten passeren als zij laten zien dat ze tol betaald hebben in Amersfoort.
Op 5 juli 1544 heeft de pensionaris betaald voor het rapport en het vonnis in de zaak die beslist is door het Hof van Holland. De zaak ging tussen Gouda, dat optrad namens rector meester Cornelis Jansz, tegen de pastoor-vicaris en de memoriemeesters van de Sint-Janskerk over de opbrengsten van het ambt van toezichthouderschap dat vacant was.
Vrede tussen de Keizer en de koning van Frankrijk.
Op 24 januari 1545 is de pensionaris naar Leiden, Haarlem en Delft gereisd om met de bestuurders van die steden van gedachten te wisselen over hoe de gedragslijn van de bestuurders van Gouda zou moeten zijn in de zaak van de gevangen gehouden Cornelis Andriesz, indien het Hof het beroep door Gouda gedaan, niet toewijst.
Opmerking: hij was een poorter en het Hof van Holland wilde dat hij naar het Hof gestuurd zou worden.
67r
[67] [[1]] Gereijst tot Uijtrecht, om met de
Staten, Inspectie te nemen, van ’t Diepen
van de Yssel.
Den xvijen Augustus, gereijst Huijg
Gerritsz hopcooper tot Bruijssel, op ter
Dacht-vaert.
[[2]] Anno 1546. Gereijst inden Hage
omme te vernemen van ’t Secretaris ampt hoe
Mr. Cornelisz van Hollant zijn devoor in't
verpachten van ’t zelve Secretarissschap indirec-
telijcken gedaen hadde.
[[3]] Gereijst in de Hage omme te con-
suleelen met Raet van Hollant inde saeck
van twee geapprendeerde Vrouwe dien zeijde
't overneren te wesen.
Hollant verdachvaert de Stadt.
[[4]] Gereijst een Burgermeester met eenige
van de Vroetschap op honinge, bij den Heere
van Assendelft, volgende de Conclusie van de
Vroetschap. In desen Jaers werde de Gouwe[5] gediept
[[6]] Gewonnen Sententie tegen die van Schoonhove.
[1] [Diepen vande Yssel.] in de marge
[2] [Secretaris Ampt] in de marge
[3] [Tovernessen] in de marge
[4] [Reijse op hooninge Diepen vande gouwe.] in de marge
[5] [d] vervangen door [w]
[6] [sententie tegens Schoonhoven gewonnen.] in de marge
[67] Naar Utrecht gereisd om met de Staten het uitbaggeren van de IJssel te inspecteren.
Op 17 augustus is Huijg Gerritsz Hopcooper naar Brussel gereisd voor een vergadering.
In 1546 naar Den Haag gereisd om iets over het secretariaatsambt te horen, namelijk hoe mr. Cornelis van Holland bij het verpachten van dat secretariaatsambt indirect zijn plicht had gedaan.
Naar Den Haag gereisd om met de Raad van Holland te overleggen over de kwestie van twee gevangengenomen vrouwen van wie men zei dat het tovenaressen waren.
Cornelis van Holland daagt de stad voor het gerecht.
Een burgemeester is met enige leden van de vroedschap naar slot Honingen gereisd, naar de heer van Assendelft, zoals besloten was door de vroedschap. In dit jaar is de Gouwe uitgebaggerd.
Het proces tegen Schoonhoven is gewonnen.
67v
[67verso] [[1]] Anno 1547. Geschoncken den Stadt-
houder, mijn heer van Beveren, een Paert, daer voor
betaelt met Wijnkoop, ende haster Gelt, 12 ponden
Vlaems.
[[2]] Victorije vande Keijserlijcke Majesteijt
Contra die van Saxen.
[[3]] Anno 1548. Gereijst ter Dachvaert
tot Dordrecht, op de saeck van de Koningen, ende
de Neringe te platte Lande, etc.
[[4]] Den vj October gereijst tot Brussel,
om te Congratuleeren, de Keijserlijcke Majesteit van zijn weder-
komste uijt Duijslant.
[[5]] Anno 1550. Gereijst tot Dordrecht
den xxviij September ende hebben met ten anderen
Staten van Hollant, ontfangen, ende gesworen, ofte
gehult, den Jongen Prins, achtervolgende de oude
herkomen, broederlijck ende bij de Acte daer van
wesende. etc.
[[6]] Den 1en October, achtervolgende ’t Schrij-
ven van de Majesteijt, van de Coninginne te com-
pareren aengesiens Briefs in Notabele Dingen,
met proccuratie tot Amsterdam, omme aldaer
[1] [geschenck, den heere van Beveren Stadthouder] in de marge
[2] [victorije contra Saxen] in de marge
[3] [Neringe te platte lande] in de marge
[4] [Congratulatie aende Keijserl. Majt.] in de marge
[5] [Huldinge van Coning Philips 2 van Spaenjen.] in de marge
[6] [Huldinge uts tot Amsterdam.] in de marge
[67 verso] In 1547 is aan de stadhouder, de heer Van Beveren een paard geschonken. Daarvoor is betaald met drank- en halstergeld voor 12 pond Vlaams.
Overwinning van de Keizer op de Saksen.
In 1548 gereisd naar Dordrecht om te vergaderen over de kwestie van de Koningin en de handel op het platteland, etc.
Op 6 oktober naar Brussel gereisd om de Keizer met zijn terugkeer uit Duitsland te feliciteren.
Op 28 september 1550 naar Dordrecht gereisd. Daar hebben we naar oud gebruik samen met de andere staten van Holland vriendelijk de jonge Prins ontvangen en hem trouw gezworen en eer bewezen. Dit is uitvoeriger beschreven in de betreffende akte, etc.
Naar aanleiding van het schrijven van Hare Majesteit de Koningin op 1 oktober naar Amsterdam gereisd om, zoals in de brief staat, te verschijnen met een volmacht.
68r
[68] Te ontfangen, ende besweeren, ende te Hullen, als
ons Erf-Heere, na ’t overlijden vande Keiserlijcke Majesteit zijn
soone Philips Prince van Spaenge, blijckende bij
de Acte daer van zijnde, ende is zoo geschiet, ten
huisen vande Weduwe Dirck Cornelis Burgermeester,
van Claes Jeroens, ende zijn gereijst Jan Dirckxz.,
Hoensen, Ghijsbert Thijnmans, Jan Heije als Vroet-
schap. Witte vander Houf, ende Job Frans, met twee
Bode.
[[1]] Geschoncken, als den Hertogh
van Bruijnswijck inden Hooren was, den xij Julij
1550. Acht Cannen Wijns, de Kanne 5 ½ groot.
[[2]] Betaelt: Bode-broot van ’t Pro-
ces jegens Hogelant, gewonnen etc.
[[3]] Anno 1551. Gereijst in den Hage,
omme consultatie, in den saecken van Cornelis
Anthonisse, ende Gerrit den Brootschrapper,
die in crimenesi saecken, gevangen, alhier geaccu-
seert waren, etc.
[[4]] Den xxvijen Januarij. Gereijst tot
Delft om een Knape, die het Verbrande
horologie rechten konden.
[1] [geschenk aenden Hartogh van Bruijnswijck.] in de marge
[2] [Proces tegen Hogelanden.] in de marge
[3] [Criminele gevangen in de marge
[4] [Verbrande Horologie] in de marge
[68] Daar zullen we beloven dat wij na het overlijden van de Keizer zijn zoon Philips, prins van Spanje, zullen ontvangen en aan hem trouw beloven en eer bewijzen als onze wettige vorst. Zie de akte die daarvan is opgemaakt. Dit heeft plaatsgevonden in het huis van de weduwe van Dirck Cornelis burgemeester, van Claes Jeroens. Afgereisd zijn Jan Dirckxz, Hoensen en namens de vroedschap Ghijsbert Thijnmansz en Jan Heije en verder Witte vander Houff en Job Frans, met twee bodes.
Op 12 juli 1550 acht kannen wijn geschonken toen de hertog van Brunswijk in Den Hoorn was, elke kan 5½ groot.
Loon betaald in verband met het gewonnen proces tegen Van Hoogelandt.
In 1551 naar Den Haag gereisd om advies in te winnen in de zaak van Cornelis Anthonisse en Gerrit de Kruimeldief die hier beschuldigd waren wegens criminele zaken.
Op 27 januari naar Delft gereisd vanwege een jongeman die het verbrande torenuurwerk kon repareren.
68v
[68 verso] [[1]] Betaelt Claes Dirckxz, ende
Jan Ghijsen, de welcke deur bevel van Tresoriers,
gereijst zijn tot Amersfoort, om in specite aldaer
te nemen vande Thooren, dit was nae dat de Kerck ende
Thooren ter Goude afgebrant was, Anno 1552. Den xij
Januarij.
[[2]] Betaelt Dirck Cornelis van Ou-
dewater, ende dat overmits dat hij succedeerde
als Burgermeesteren, in de plaets van Huijgh Gerrits
Hopkooper, die als Burgermeester deser Werelt over-
leden was, de Wedden van zijn Tabbaert, komt een pont vijf
schellingen groot.
[[3]] Geschonken Mr. Boudewijn Docter
inde Medecinen als hij aengenomen hadde tot St.
Catharine aen Wijn ses Kanne.
[[4]] Geschonck den viijen November een Bruij-
loft Maeltijt mijn Heere Gouderiaen, sijnen nieuwe
gehouden Soon ende Dochter met Heurlieden staet
Komt xv pont, eenen Schellingh 3 grooten.
[[5]] Tapijt om in die Vroetschap-Kamer te
hangen wert gemaeckt bij Willem Andriesz de Raet
Tapitsier etc. bevinde dat hij daer voren gehadt heeft
20 ponden 6 schellingen 8 grooten, noch 2 ponden 6 schellingen 3 grooten.
[1] [Amersfoort, Thooren tot Amersfoort] in de marge
[2] [wedden vanden Tab- baert, van Dirck Cornelis van Oudewater] in de marge
[3] [Mr. Boudewijn van Ronse D.M.] in de marge
[4] [Geschenck aende Heere van Gou(d)riaen] in de marge
[5] [Tapijten op de Vroetschapkamer.] in de marge
[68 verso] Betaald aan Claes Dirckxz en Jan Ghijssen, die in opdracht van de penningmeesters naar Amersfoort zijn gereisd om aldaar de toren te bekijken. Dit was nadat de kerk en de toren van Gouda afgebrand waren op 12 januari 1552.
Betaald aan Dirck Cornelis van Oudewater een vergoeding voor zijn ambtsgewaad, omdat hij burgemeester Huijgh Gerrits Hopkooper opvolgde die was overleden. Dit komt neer op 1 pond en 5 schellingen groot.
Geschonken zes kannen wijn aan mr. Boudewijn, dokter in de geneeskunde, toen hij aangenomen werd bij het Sint-Catherinagasthuis.
Geschonken op 8 november een bruiloftsmaaltijd aan de heer Goudriaan, ter ere van zijn pasgetrouwde zoon en dochter met hun genodigden. Dit kostte 15 pond en 1 schelling, 3 groten.
Er werd een tapijt gemaakt voor de vroedschapskamer door tapijtwever Willem Andriesz de Raet. Ik zie dat hij van tevoren heeft ontvangen 20 pond, 6 schellingen en 8 groten en later nog 2 pond, 6 schellingen en 3 groten.
69r
[69] [[1]] De Kist vande Previlegien wert
uijt de Kercke Camer gebracht alst Brant
was, in St. Jans Kerck.
[[2]] Dirck Pietersz Crepel, (Nota:
of dit niet Crabet moet wesen:) treckt
de Patronen vande voornoemde Tapiten.
[[3]] Betaelt alst Brant was in St.
Jans Kerck om ’t Kruijt te bergen van ’t Stadt-
huijs, ende aende Vesten te brengen, des Nachts
diversche Persoonen, die daer mede besich waren
om te brengen, ende te bewaren etc.
Hoge Vloet ontrent de tijden vande
voorschreven Brant.
[[4]] Anno 1552. Mr. Dirck Willems
Reijst ’s Hartogen Bos, om ’t Gieten van de
Klocken te benaerstigen, etc. Nota: Dit was
de Slagh-Clocken.
[[5]] Anno 1560. De Prins van Oraen-
gien Stadthouder van Hollant etc.
[[6]] Wert gedelibereert om de Spaengaer-
den te versenden, ende anderen Knechten van desen Landen te
surrogeren, nademael de generaele Staten seer gesoleert
hadde, over de groote Molestatie, ende petulantie
vande selve Spanjaers.
[1] [Previlegien uijt St. Janskerck gehaelt] in de marge
[2] [Patronen vande voornoemde Tapijten.] in de marge
[3] [Brant in St. Jans-Kerck ende ’t bergen van ’t kruijt.] in de marge
[4] [gieten vande Klocken.] in de marge, ander handschrift
[5] [Prins van Orain- jen Stadthouder] in de marge
[6] [versenden vande Spaenjaers.] in de marge
[69] Toen er brand was in de Sint-Janskerk werd de privilegekist uit de sacristie weggehaald.
Glasgraveur Dirck Pietersz Crepel tekent de patronen van de voornoemde tapijten.
Opmerking: moet dit niet Crabeth zijn?
Betaald toen er brand was in de Sint-Janskerk om het kruit van het stadhuis in veiligheid te brengen in de vesten. Het in veiligheid brengen gebeurde 's nachts door diverse personen.
Hoge vloed ten tijde van de voornoemde brand.
In 1552 is meester Dirck Willems naar 's-Hertogenbosch gereisd om het gieten van de klok te bespoedigen.
Opmerking: dit was de Slagklok.
In 1560 werd de prins van Oranje stadhouder van Holland, etc.
Er wordt overlegd om de Spanjaarden weg te sturen en andere soldaten in hun plaats aan te stellen, omdat de Staten Generaal zich ten zeerste beklaagd hadden over ernstige vernielingen en overlast door diezelfde Spanjaarden.
69v
[69 verso] [[1]] Gereijst ter daghvaert, omme Stadts
Antwoorde inne te brengen, ofte de Stede de questie
contreert de Edelen beroerende de neringe te platten Landen,
souden willen submitteren aen zijn Excilentie, gemerckt vande
voorgaende Daghvaert, ijeder daer op rapport nae, etca
[[2]] Adriaen Vergoes, Advocaet van ’t ge-
meen Landen van Hollant sterft.
[[3]] Mr. Christiaen de Beka, Pastoor
vander Goude, heeft binnen Loeven Vier Beursen ge-
fondeert.
[[4]] Anno 1565. Gereijst in den Hage
op de Swarigheijt van de Interductie bij mijn Heer
den Stadt-Houder den Advocaet van ’t gemeene Landt
gedaen vande Staten te doen beschrijven
[[5]] Den Grave ende Gravinne van
Lnignes In ’t Hert-huijs, bij mijn heer vander
Goude gedefroijeert, van alle kosten, soo wel binnen
als buijten Logijs gedaen.
[[6]] Anno 1566. Gereijst ter daghvaert
tot Brussel om de Regent te remonstreren de
beroert die sij in Hollandt begost te rijsen uijt saeck
van Inquisitie.
[1] [Neringe ten plattelande in de marge
[2] [Advocaet Adriaen Vergoes sterft.] in de marge
[3] [Fondatie van vier Beursen tot Loeven.] in de marge
[4] [Interductie van de Staten te beschrijven] in de marge
[5] [geschenkt de grave ende gravinne van Lingnes.] in de marge
[6] [Beroerte vande Inquisitie.] in de marge
[69 verso] Naar een vergadering gereisd om het antwoord van de stad in te brengen op de vraag of de steden hun conflict met de edelen over de handel op het platteland zouden willen voorleggen aan Zijne Excellentie. In de vorige vergadering was besloten dat elke stad verslag zou uitbrengen.
De landsadvocaat van Holland, Adriaan Vergoes, sterft.
Mr. Christaan de Beka, pastoor van Gouda, heeft in Leuven vier studiebeurzen gesticht.
In 1565 naar Den Haag gereisd om het probleem te bespreken over het verbod door de Stadhouder, opgelegd aan de landsadvocaat, om de Staten bijeen te roepen.
De graaf en gravin van Lignes zijn in het Herthuis door de heer van Gouda vrijgehouden van alle kosten die zowel binnen als buiten het logement zijn gemaakt.
In 1566 voor een vergadering naar Brussel gereisd om bij de regent te klagen over het oproer dat in Holland begon te ontstaan vanwege de Inquisitie.
70r
[70] [[1]] Dirck Jansz Lonck, schrijft over
nieuwe Mare vande Invasie vande Kerck van
Antwerpen daer van Jan Heije inde Hage ter dagh-
vaert zijnde bij missive vande Stadt geadverteert
wert.
[[2]] Gereijst den ije September tot Antwerpen
omme mijn Heer den Prins van Oraingien te hebben
in hollant, ten eijnde aldaer souden mogen cesseren, de
beroerte, opcomen ter Cause vande Religie.
[[3]] De Burgermeesters, Schrijven
den Hartoge van Bruijnswijck tot Woerden,
zijnde bedancken zijn F.G. van ’t Glas, bij hem
alhier inden Parochij Kerck geschoncken.
[[4]] Anno 1570. Gereijst den 6en Augustus
Mr. Jan Jacobs, ende Gerrit Huijgense Hop-
kooper Burgermeester tot Nimwegen, omme aldaer
de toekomende Coninginne van Spaengien, mette
ander Staten te congratuleeren ende welkom heten,
Ende Present hondert Duijsent Goude Kroonen,
over alle de Patruncialen Landen, van Herwaerts
over, etc.
[[5]] Den ixen December Gereijst ter dagh
vaert inden Hage omme met die van Delft Rotter-
dam, die van Schiedam, ende die van Oudewater, te
helpen resolveren, op de kosten die gevallen waeren in ‘t
repareren vande Rijndijck.
[1] [Invasie van Kerck van Antwerpen] in de marge
[2] [Prins van Oraengjen, ontboden in Hollant.] in de marge
[3] [Hartogh van Bruijnswijck glas inde kerck.] in de marge
[4] [Congratulatie vande vande Coningen van Spaenjen.] in de marge
[5] [Repareren van den Rijndijck.] in de marge
[70] Dirck Jansz Lonck schrijft over nieuwe berichten van plunderingen in de kerk van Antwerpen. Hierover is door Jan Heije, ter vergadering in Den Haag, een brief van de stad ingebracht.
Op 2 september naar Antwerpen gereisd om mijn heer, de prins van Oranje, naar Holland te halen, opdat daar de opschudding over de godsdienst zou kunnen ophouden.
De burgemeesters schrijven aan de hertog van Brunswijk die in Woerden is en bedanken Zijne Vorstelijke Genade voor het raam dat hij alhier aan de parochiekerk heeft geschonken.
Op 6 augustus 1570 zijn de burgemeesters mr. Jan Jacobs en Gerrit Huijgense Hopkooper naar Nijmegen gereisd om daar samen met de andere steden de toekomstige koningin van Spanje geluk te wensen en welkom te heten en 100.000 gouden kronen aan te bieden namens alle Nederlandse erflanden.
Op 9 december ter vergadering naar Den Haag gereisd om met Delft, Rotterdam, Schiedam en Oudewater een oplossing te vinden voor de kosten die gemaakt zijn voor het herstellen van de Rijndijk.
70v
[70 verso] [[1]] Groote desolatie ’t Landt van Hol-
lant overkomen, deur de Hooge Vloet op Alderheij-
ligen Dagh, doen lest Leden.
[[2]] De Diemerdijck was door gebroocken,
ende ’t Verlaet aende Goutssluijs tot Alphen wort
gemaeckt.
[[3]] De Zeedick bij Naerden is ingebroken.
[[4]] Den ijen Januarij 1571. Gereijst aende
Hooge Heem-Raden van Schiedam, omme met
henluijden te communiceeren de Ordonnantie ende Con-
cepten vandien vander Goude dienende tot conservatien.
Ende beleten van alle inconvenienten ende schade die
dese Stede soude mogen overkomen bij overstorten van
eenige Hooge Vloet ten Dijckagie, soo verre als de
Jurisdictie streckende is, vande Stede
[[5]] Vereert 200 Guldens aen ette-
lijcke Heeren, ende goede Vrienden, om reden niet
gementioneert, om goede dienst de Stadt gedaen,
ende dat zij geweert hebben, dat hier geen Spaens
krijghs Volck en quam.
[1] [Alderheiligen Vloet] in de marge
[2] [Diemerdijck doorgebroken.] in de marge
[3] [Zeedick tot Naerden uts] in de marge
[4] [Jsseldijck.] in de marge
[5] [Weeren van t Spaens krijgsvolck.] in de marge
[70 verso] Holland is getroffen door een grote ontreddering vanwege de hoge vloed die onlangs plaatsvond op Allerheiligen.
De Diemerdijk was doorgebroken en het verlaat aan de Gouwesluis bij Alphen wordt hersteld.
De zeedijk bij Naarden is doorgebroken.
Op 2 januari 1571 gereisd naar de hoogheemraden van Schieland om met hen te overleggen over de voorschriften en de plannen van Gouda om alle overlast en schade te beperken die deze stad zouden kunnen treffen door overstroming bij een hoge vloed over de dijken, voor zover die binnen het rechtsgebied van Gouda liggen.
200 gulden ten geschenke gegeven aan verscheidene heren en goede vrienden om niet genoemde redenen, wegens goede diensten aan de stad bewezen en ook omdat zij verhinderd hebben dat hier Spaanse troepen kwamen.
71r
[71] Raet Huijs,
Uijt de Rekeninge, Ontfang,
ende Uijtgeeff, den Timmermeester der
Steden vander Goude als Hendrick
Albertz., Laurens Gerrebrantz.,
als Hendrick Albertz., ende Claes
Huijgen, roerende vande Timmeraesje
vande Raet-huijs, als vande Jare
xiiij C. ende Vijftigh, etcetera.Ende
gerekent is in de schare Rekenin-
ge, in Ontfangh, ende Uijtgeeff,
vijftien nieuwe placken, voor
elck pont gerekent, een nieuwe
plack, voor twee grooten schel-
linge, ende penningen daer naer etc.
Somma sommarum van alle
den Ontfangh, zoo uijt de Excijns,
als andersins, tot de voorschreven Tim-
meragie in als 8321 ponden 5 schellingen
[71] Stadhuis
Uit de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de meester-timmerlieden van Gouda: Hendrick Albertsz, Laurens Gerrebrantz en Claas Huijgen. Het betreft het timmerwerk aan het stadhuis vanaf 1450. In deze rekeningen van inkomsten en uitgaven wordt elk pond gelijkgesteld aan 15 nieuwe plakken en 1 nieuwe plak aan 2 groten. Daarbij komen schellingen en penningen.
Alles bij elkaar opgeteld, bedragen alle inkomsten, zowel uit de accijnzen als anderszins, voor het genoemde timmerwerk 8.321 pond en 5 schellingen.
71v
[71 verso] Den Uitgeeff daertegen bedraegt
8324 ponden, 5 schellingen, eene groot.
Sulckx dat voorschreven Raet-Huijs,
naer mijn Rekeninge gekost heeft, ses Duijsent, twee
hondert, drie en veertigh Gulden, drie stuijvers, twaelf
penningen, xl Grooten Vlaems, den Gulden gerekent.
[71 verso] Daartegenover staan aan uitgaven 8.324 pond, 5 schellingen en 1 groot.
Dat betekent dat het stadhuis volgens mijn berekening 6.243 gulden, 3 stuivers en 12 penningen gekost heeft, waarbij 1 gulden gelijkgesteld wordt aan 40 Vlaamse groten.
72r
[72] Beroerende den
Dijckgraeff ende
Heemraden van
Schielant.
De Schout, Burgermeesteren, ende
Schepenen, in deliberatie geleijt hebben,
nademael die van der Goude gecludeert zijn,
het Collegie vande Hooge-Heemraden van Schiedam,
niet tegenstaende haerluijder intercessie, ende goede
presentie. Ende dat men verstaet den Dijckgraeff, ende
Heemraden op Morgen zullen komen schouwen. Is over
sulckx met goede deliberatie, geresolveert, ende
verstaen, dat men deselve deliberatie, Schouwen, niet en zal
admitteren noch gedoogen, dat zijluijden, met heurluijden
wagens, ofte te Voet binnen der Stadt zullen
mogen komen, om redenen, ende Consideratie, die mijn
Heere ter gelegender tijt, meene te verandeworden.
Ende is den Secretaris gelast hem op Morgen goets
tijts aen dijckx-poorte te laten vinden, ende op d’aenkom-
sten vanden voorschreven Dijckgrave, ende Heemraden,
de poorte te doen sluijten, ende henluijden de resolutie,
voorschreven aen te legen, maer ingevallen zij-luijden
versochte binnen te mogen komen teeren, dat hij hen-luijden
als dan zal seggen, indien zij de potterspoorte begeren
inne te komen, niet als Heemraden, maer in heur Prive
vilegien (doorgehaald) namen, dat mijn Heeren, sulcx wel lijden mogen
maer den Dijckgrave versoecken off hij de rechte poorte
[72] Betreffende de dijkgraaf en de heemraden van Schieland.
De schout, burgemeesters en schepenen hebben in overweging genomen dat de inwoners van Gouda uitgesloten zijn van het college van de hoogheemraden van Schieland, ondanks hun tussenkomst en aanspraak. Men begrijpt dat de dijkgraaf en de heemraden morgen zullen komen schouwen. Ze hebben in goed overleg besloten dat men deze schouw niet zal toestaan, en ook niet toelaten dat ze met wagens of te voet de stad zullen inkomen. Over de redenen daarvan zullen de heren op een geschikt moment verantwoording afleggen. De secretaris is bevolen om ’s morgens tijdig bij de Dijkspoort aanwezig te zijn en die te doen sluiten bij aankomst van de dijkgraaf en de heemraden en hun de hiervoor beschreven besluiten aan te zeggen. In het geval echter dat zij zouden verzoeken om binnen de stad te mogen komen om iets te verteren, dan zal hij hun zeggen, dat de magistraat het wel zou toestaan als ze niet als heemraad maar als privépersoon door de Potterspoort willen binnenkomen.
72v
[72 verso] mochte in komen, datmen hem ’t zelve zal toelaten, actum ter
Kamer den xvien Januarij vijftien hondert ende t negentigh. Present
Schout, Gerrit Huijgensz Hopkooper, Dirck Jansz. Lonck,
Gerrit Fransen Kegelingh Burgermeester, Harmen Dirckx, Gerrit
de Langen, Pieter Pietersz., ende Adriaen Jansz. Schepenen.
Alsoo inde Jare 1600. Zijne excellentie nomi-
natie van de Hooge-Heemraden, belieft heeft gehadt Amilius
van Roosendal te verkiesen, tot de staet van Hooge Heemraden,
voorschreven, van Schiedam, Soo is dit misverstant, tusschen
de Stede van der Goude, ende de Heeren Hooge Heemraden,
terneder geleijt, ende geassopnieert, ten welcke eijnde de
Burgermeesters Meul, ende de Lange, hem tot Rotterdam
bij de Hoge-Heemrade voorschreven. In den Jare 1601. hebben
laten vinden, begerende datmen ’t gene gepasseert was in gele-
gentheijt souden willen stellen, ’t welcke oock bij de Hooge
Heemraden voorschreven, aengenomen ende geaccepteert is, ende
dienvolgen zijn Jare daer nae alsoo’t de Hooge-Heemrade
voorschreven, met haer wagens binne gereden, tot aen de Herber-
ge, alwaer sij oock bij den Bailliuw, ende de Heeren Burgermeesteren
verwelkomt, ende metten Wijn sedert dien tijdt, altoos vereert
zijn geworden.
Den xviii September 1593. Is bij
de Heeren Staten van Hollant geresolveert, dat de
Staten de goede Handt, daer aen houden ende Helpen be-
roerende sullen, dat zulcken infractie vande voorschreven
Privilegie, zal worden gerepareert, ofte dat andersins
ter begeerte, vande Regierders der Stede vander Goude,
tot hare contentemente, voor dese Reijse, ende sonder
dat sulcx zal tot eenige prejudicie, ofte consequente
ord're gestelt sal worden, dat een bequaem ende gequalifi-
ceert Persoon, uijt de voorschreven Stede als Super
nu nierarie Hooge Heemraden, uit voorschreven Col-
legie sal worden gestelt, ende Gecommitteert, etcetera Vide
het zelve Stadts Register folio 104, verso daer die
oock geregistreert staet.
[72 verso] Mocht de dijkgraaf in functie vragen of hij direct de stad binnen mag komen, dan zal men hem toelaten.
Akte opgemaakt in de raadkamer op 16 juni 1590.
Aanwezig waren de schout, Gerrit Huijgensz Hopkooper. Dirck Jansz Lonck, Gerrit Fransen Kegeling, burgemeesters. Harmen Dirkx, Gerrit de Langen, Pieter Pietersz en Adriaen Jansz, schepenen.
Ook in 1600 heeft het Zijne Excellentie behaagd, op voordracht van de hoogheemraden, de heer Amilius van Roosendal te kiezen als hoogheemraad van Schieland. Zo is dit misverstand tussen Gouda en de voornoemde hoogheemraden in der minne geschikt. Daarom hebben de burgemeesters Moel en De Lange zich in 1601 in Rotterdam aan de hoogheemraden voorgesteld en verzocht om het gebeurde te vergeten. Dit is door de genoemde hoogheemraden geaccepteerd en daarna zijn de hoogheemraden steeds in voorkomende gevallen met hun wagens naar de herberg in Gouda gereden. Daar zijn ze met wijn verwelkomd door de baljuw en de burgemeesters.
Op 18 september 1593 is door de heren Staten van Holland besloten dat de Staten er goed de hand aan houden en zullen helpen bevorderen dat deze inbreuk op de hiervoor beschreven privileges, in orde zal worden gebracht. Ook dat er naargelang de wens en tot tevredenheid van de bestuurders van Gouda voor deze keer, zonder dat het zal leiden tot enige schade of gevolg, opdracht gegeven zal worden om een geschikt en gekwalificeerd persoon uit de voorschreven stad als boventallige hoogheemraad in het voornoemde college aan te stellen en toe te voegen; dit staat geregistreerd in hetzelfde Stadsregister folio 104 verso.
73r
[73] Octroeij, van ‘t
Verlaet inde
Cortacken.
Caerle, bij der Gratie Godts,
Roomsch Keijser altijt vermeerdert ’s Rijckx, Co-
ninck van Germanien, van Castilien, van Leon, van Gra-
nade, van Aragon, van Navarre, ende van Napels, van
Secille, van Maillorque, van Sardeijnen, vande Eijlanden
van Indien, ende vaste Landen der zee, Oceanen, Eertshar-
toge van Oostenrijck, van Lottrijck, van Brabant, van
Lemburgh, van Luxenburgh, van Bourgundien, ende van
Gelre, Grave van Vlaenderen, van Arthois, van Bour-
gondien, Palsgrave, ende van Henegouwen, Hollant, van
Zeelant,van Ferrette, van Hagenault, van Namen, ende
van Zutphen, Prince van Swaven, Marck-Grave des
Heijligen Rijckx, Heere van Vrieslant, van Salines, van
Mecchelen, van de Stadt-Stede, ende Landen van Utrecht,
over-ijssel, ende Groeningen, ende Dominateur in
Asie, ende Africa, allen den geenen die desen onsen Brief
sullen zien Saluijt. Wij hebben ontfangen de ootmoedige
supplicatie, van onsen wel beminden, de Burgermeesteren, Sche-
penen, ende gemeen raden onser Stede vander Goude,
in Hollant, soo voor hem zelven, als inden namen vande
gemeene inwoonders, der voorschreven Stede, hoe
dat ontrent die voorschreven Stede, gelegen is veel
snoots ende uijtgedolven Lants, dat tot geender
[73] Exploitatierecht van het verlaat in de Korte Akkeren.
Wij Karel, bij de gratie Gods, Rooms Keizer, altijd vermeerderaar van het Rijk, koning van de Duitse landen, van Castilië, van León, van Granada, van Aragón, van Navarra en van Napels, van Sicilië, van Mallorca, van Sardinië, van de West-Indische eilanden en de kustgebieden aan de grote oceaan; aartshertog van Oostenrijk, van Lotharingen, van Brabant, van Limburg, van Luxemburg, van Bourgondië en van Gelre; graaf van Vlaanderen, van Artesië, van Bourgogne (paltsgraaf), Henegouwen, Holland, van Zeeland, van Ferrette, van Haguenau, van Namen en van Zutphen, prins van Zwaben, markgraaf van het Heilige Rijk, heer van Friesland, van Salins, van Mechelen, van de stad en de landen rond Utrecht, Overijssel en Groningen, en heerser in Azië en Afrika, aan allen die onze brief zullen zien, gegroet.
Wij hebben het nederig verzoekschrift ontvangen van onze geliefde burgemeesters, schepenen en vroedschap van Gouda in Holland, voor hun eigen belang maar ook namens de gezamenlijke inwoners. Rond Gouda ligt veel nutteloos en afgegraven land dat niet veel waard is.
73v
[73 verso] Waerden en staet. ’t Welck nochtans de Supplianten
dunckt datmen soude mogen helpen, ende beteren, mits maeckende
een verlaet inde Goutcade, ontrent de Tiendeweghsmolen,
leggende niet verre buijten der voorschreven Stede, onder het
Dijck-Graefschap, ende Hooge-Heemraderschap van Schielant,
omme deur ’t zelve Verlaet, met Schepen, ende Schouwen te
mogen Varen, na der Riviere van d’ Yssele, ende aldaer Cleij-Slijck,
ende andere Aerde te laden, ende ’t zelve deur ’t voorschreven Ver-
laet op ’t voorschreven Lant te brengen, ende mitsdien niet alleen
het voorschreven quade Lant te beteren, maer oock de voorschreven
Rivieren, vanden Yssel te diepen tot groot gerijff onser voorschreven
Stede, ende allen anderen, deselve Riviere gebruijckende. Ende
dat d’ voorschreven Verlaet, gemaeckt, ende onderhouden souden
mogen worden, met een kleijne koste, vanden geenen die ’t zelve
Verlaet souden willen gebruijcken, als de Supplianten genoecht
geadverteert zijn, de voorschreven kosten willige zullen zijn
te betalen, dat ’t voorschreven Verlaet, gemaeckt zal worden,
sonder eenige merckelijcke schade, ofte Interesse van ijemant
daer ontrent gelant, alsoo de Supplianten tot maeckinge van
die Luttel Lant, sullen behoeven[1] , ’t Welck de Supplianten
[[2]] offeren de Ingeteresseerde te betalen, tot seggens vande voorschreven
Dijck-Grave, ende Hooge-Heemraden van Schielant. Dat
oock de Supplianten deur ’t voorschreven verlaet, zullen te ge-
rijffelijcker, ende tot minder kosten mogen gekrijgen, heurlieden
noodruft van Turff, ende Hout, uijter Vlecke daer ontrent
gelegen, nemaer want de Supplianten niet gerechtight zijn,
’t voorschreven verlaet te stellen sonder onsen oorloff, ende con-
sente, zoo hebben zij ons ootmoedelijck gebeden hem te au-
thoriseeren, ende octroijeren, tot maeckinge, ende stellinge
van ’t voorschreven Verlaet, met zijn toebehooren, mitsga-
ders tot de settinge van een graevlijcke Impost, op die Schepen
ende Schouwen, die daer deur zoude gelieren, ofte willen
varen, ’t emploijeren, den voorschreven Imposte, tot maeckinge,
ende onderhoudinge van ’t voorschreven Verlaete. Doen te
weten, Dat wij de saecke voorschreven, overgemerckt
ende hier op gehadt ’t Advijs, eerst vande Dijckgrave,
ende Heemrade van Schielant. Ende daer naer van onse
[1] [houden] vervangen door [hoeven]
[2] [(b) (a)] in de marge
[73 verso] De indieners denken dat het zou kunnen helpen en verbeteren als er een verlaat komt in de Goudkade bij de tiendwegmolen, niet ver buiten Gouda. Dit valt onder het dijkgraafschap en het hoogheemraadschap van Schieland. De indieners willen door dit verlaat met schepen en schouwen varen naar de IJssel en daar kleislib en andere grond ophalen en weer teruggaan door hetzelfde verlaat om het op het genoemde land te brengen. En zodoende niet alleen om dat slechte land te verbeteren, maar ook om de IJssel uit te diepen tot groot gemak van Gouda en alle anderen die deze rivier gebruiken. Het genoemde verlaat zal goedkoop gemaakt en onderhouden moeten worden door degenen die het willen gebruiken. Als de indieners van het verzoek voldoende in kennis zijn gesteld en de hiervoor genoemde kosten bereid zijn te betalen dan zal het verlaat aangelegd worden zonder grote schade aan te richten of het belang van aanwonenden te schenden. Wel zullen de aanvragers een klein stukje land nodig hebben. Zij bieden aan hiervoor de prijs te betalen die de dijkgraaf en de hoogheemraden van Schieland daarvoor zullen vaststellen.
De indieners van het verzoek, die ook door het hiervoor genoemde verlaat willen, moeten makkelijker en met minder moeite hun benodigde turf en hout verkrijgen uit de in deze buurt gelegen plek. Want de indieners zijn niet gerechtigd dit verlaat te realiseren zonder onze toestemming en overleg. Dus hebben ze ons beleefd gevraagd hun een volmacht en het exploitatierecht te geven tot het maken en timmeren van het genoemde verlaat met wat daarbij hoort.
Bovendien wordt er een grafelijke belasting geheven op de schepen en schouwen die er doorheen zouden willen varen. De hiervoor genoemde belasting is voor het maken en onderhouden van het verlaat. U moet weten dat wij de zaak die hiervoor beschreven is, in overweging hebben genomen en advies gevraagd, eerst van de dijkgraaf en de heemraad van Schieland en daarna van onze .....
74r
[74] Lieven, ende getrouwen die de Luijden van onser
reeckeninge in Hollant, den Advijsen, ende deliberatie,
van onse zeer lieve ende Beminde Suster, de Ko-
ninginne Doragiere[1] van Hongarien, ende Bohemien etcetera
voor ons Regente, ende Gouvernante in onsen Lande,
van Herwaerts over. Ende van onsen Lieven, ende getrou-
wen die Hoofden, President, ende Luijden van onsen Rade
van State, Secrete ende Finantien, neffens haer wesende
geoctroijeert, ende geaccordeert, octroijeren, ende accorderen,
hem gevende oorloff, ende consent, uijt sonderlinge gratie
bij desen, dat zij ten kosten onser voorschreven Stede, sullen
mogen doen maecken, leggen ende onderhouden, ’t Verlaet hier
boven gementioneert, ende dat ontrent die grachten onser
voorschreven Stede, achter dat Laserus-Huijs daer zij
die plaetse bequaemste sullen vinden, mits Conditie,
dat zulcke Landt, ofte anders als zij hier toe behou-
ven sullen zij gehouden worden, dat te betalen ten prijse
ende ordonnantie, vande voorschreven Dijck graven, enden
Heemraden van Schielant. Ende waert oock dat ijemant
met redenen, eenigh Intrest allegeerde, bij ’t stellen vanden
voorschreven Verlaet, dat zij Supplianten dat beteren
zullen, tot seggen ende ordonnantie vande voorschreven
Dijckgraeff, ende Hooge-Heemraden, Behoudelijck oock
dat alle de Schepen, als ponten, allemans, Schouwen,
off dier gelijcke Schepen die geladen sullen varen, deur
’t voorschreven Verlaet, ’t elcke Reijse gaende, ofte
komende, sullen gehouden wesen te betalen eene groote
Vlaems, daer af die voorschreven Supplianten, over
onse voorschreven Stede, hebben ende profiteren sullen,
tot hulpe den kosten van maken, ende onderhouden van
des voorschreven Verlaten, de twee deelen, ende uijt
het derde, welck derde zij Supplianten gehouden zullen
zijn, met heurluijden voorschreven twee deelen te doen,
……………………. ende Jaerlijcx ’t zelve derdendeel te
leveren, in handen van onse Rentemeester van den
[1] [Doragiere] lees [Duwagiere]
[74] geliefde en trouwe leden van onze Rekenkamer in Holland, het advies en overleg van onze zeer geliefde zuster, de koningin-weduwe van Hongarije en Bohemen etc., de regentes en bewindvoerster in onze Nederlanden.
En van onze geliefde en trouwe Raadslieden: de voorzitter en de leden van onze Raad van State, de Geheimraad en de Raad van Financiën.
Zij zijn naast hen gemachtigd en zij machtigen en geven hun bij dezen toestemming, als een bijzondere gunst, dat zij ten laste van onze genoemde stad, zullen kunnen maken, installeren en onderhouden het hiervoor genoemde Verlaat. Dit is bij de grachten van onze genoemde stad, achter het Lazarushuis, waar zij de plaats het meest geschikt zullen vinden.
Op voorwaarde dat zij voor dat land of een ander dat zij hiervoor nodig hebben, de prijs moeten betalen volgens de taxatie en de verordening van de genoemde Dijkgraven en Heemraden van Schieland. En als iemand met recht enige schade meldde bij het aanleggen van het genoemde Verlaat, zouden de verzoekers die moeten vergoeden, in opdracht van de genoemde Dijkgraaf en Hoogheemraden.
Ook op voorwaarde dat alle schepen (platbodems, turfscheepjes, schouwen en dergelijke) die geladen door het genoemde Verlaat zullen varen, iedere keer als zij heen of terug gaan, daarvoor 1 Vlaamse groot zullen moeten betalen, waarvan de genoemde verzoekers van onze genoemde stad zullen kunnen profiteren als bijdrage in de kosten van het aanleggen en onderhouden van het genoemde Verlaat, in twee delen: met twee derde moeten de verzoekers laten ……….. en ieder jaar moeten zij een derde deel ter hand stellen aan onze Rentmeester van
74v
[74 verso] zelven quartiers inder tijt zijnde, die daer af gehouden wort,
ontfangh te maken, reeckeninge, bewijs, ende Reliqua te doene,
’t onsen profijte, met den anderen penningen van zijnen ontfangh,
Welverstaende indien men hier namaels, bevonden dat ’t voorschreven
Verlaet, der gemeijner welvaert schadelijck ware, dat wij off
onse nakomelinge, ’t zelve sullen mogen ordonneren weder af te
doene, ende alle dingen te stellen in Staten gelijck die nu zijn.
Ende voorts dat de voornoemden Supplianten gehouden worden, desen
onsen Brief te seijnden, in onse Reeckenkamer in Hollant, omme
al daer tot conservatie van ons Recht geregistreert te worden,
Ontbieden daer omme, ende bevelen onsen lieven ende getrouwen die
Stadt-Houder, die eerste, ende andere luijden van onsen Rade, ende
van onser Rekeninge in Hollant, den voornoemden van onsen finan-
cien, ende alles anderen onsen rechteren, ende officieren, ende ondersaten,
die dit aengaen zal, zal zij den voornoemden Suppliant doen laten,
ende gedoogen, van dese onse Gratie, Octroij, ende consent
inder vougen, ende op de Conditien voorschreven, rustelijcken, ende
vredelijcke genieten, ende gebruijcken, sonder hen te doene, ofte
te laten geschien, eenigh hinder, letsel, ofte moeijenisse ter contra-
rie, want ons alsoo gelieft, T’ orconden hebben wij onsen zegel
hier aen doen hangen. Gegeven in onse Stadt van Utrecht,
den xxiiijsten dagh Van julio. In ’t Jaer ons Heeren Duijsent
vijf hondert, vijf en veertigh, van onse Keijserrijcke ’t xxvjste
ende van onse Rijcke van Castilien, ende andere ’t xxxste
Op de plijcke stont geschreven, bij den Keijser die Grave van
Lalaingh-hooft[1], Mr. Vincent Cornelis, Rasarius, Claissone,
Gecommitteerde vande financien, ende andere jegenwoordigh
onderteijckent. Vereijcken op de Plijcke stont geschreven. Op
huijden den vierden Novembris xv hondert seven-en-veertigh, naer
dat dese opene Brieven gelesen waren, ten bureele vande Kamer
van Rekeninge inden Hage, zoo sijn dezelve ter ordonnantie
vande Luijden, vande selve Kamer geregistreert, In ’t Bresillie
Roode Register, beginnende Kersmisse xv hondert veertigh folio 134.
Actum ut supra. In kennisse van mij A: Van Loon,
hebbende uythangende een Zegel in Rooden Wassche, aen dobbel-
staerte, ende staet geregistreert in ’t tweede Stadts
register, der Stadt Goude, folio 142, ut ultra.
[1] [hooft] lees [heeft]
[74 verso] het gebied die dan in functie is; hij is verplicht die in ontvangst te nemen en daarvan rekeningen, bewijsstukken e.a. bij te houden, tot ons voordeel, met de andere muntstukken die hij ontvangt.
Met dien verstande, als men hierna zou menen dat het genoemde Verlaat schadelijk zou zijn voor het algemeen welzijn, dat wij of onze nakomelingen zullen kunnen gebieden dat weer af te breken en alles terug te brengen in de toestand zoals deze nu is.
En verder dat de genoemde verzoekers verplicht zijn deze akte van ons te sturen naar onze Rekenkamer in Holland, om daar geregistreerd te worden tot instandhouding van ons recht.
Wij bevelen daarom onze geliefde en trouwe Stadhouder, de voorzitter en de andere leden van onze Raad, en van onze Rekenkamer in Holland, de genoemde Raad van Financiën en al onze andere rechters, ambtenaren en onderdanen die dit zal betreffen, dat zij de genoemde verzoeker zullen laten begaan en zullen toestaan dat zij van onze gunst, toestemming en vergunning (op de genoemde voorwaarden) in rust en vrede kunnen genieten, zonder hun enige hinderpaal, beletsel of vijandigheid in de weg te leggen. Want zo willen wij dat.
Als bewijs hebben wij ons zegel hieraan laten bevestigen. Uitgevaardigd in onze stad Utrecht, op 24 juli, in het jaar van onze Heer 1545, het 26ste in ons keizerrijk, en in ons rijk van Castilië en andere het 30ste.
Op de achterkant stond: in naam van de Keizer heeft de graaf van Lalaingh, mr. Vincent Cornelius, Rasarius, Claessoon, gecommitteerde van de[1] Financiën en anderen die aanwezig waren getekend: Vereijck. Op de achterkant stond:
Vandaag 4 november 1547, nadat deze openbare aktes gelezen waren op het bureau van de Rekenkamer in Den Haag, zijn deze op bevel van de leden van deze Kamer geregistreerd in het brazielhouten rode register, dat begint op Kerstmis 1540, fol. 134.
Uitgevaardigd zoals boven, ten getuige van mij, A. van Loon.
Er hangt een zegel aan van rode was, met een dubbele staart, en het staat geregistreerd in het tweede stadsregister van Gouda, fol. 142, zoals boven.
[1] Raad van
75r
[75] Ordonnantie gemaeckt
op het deurvaren van het
Verlaet inde Corte-Ackeren.
No 1.
Inden eersten dat niemant, wie
hij oock zoude mogen wesen, voor zijn Beurt
sal mogen in ’t Verlaet halen, op den Boete
van eene Gulden, thien stuijvers.
2.
Gelijck mede niemant vermogen
zal tegens wille ende danck vande Pachter, ofte op-
siender gewaerschout zijnde, de Slacke van ’t voorschreven
Verlaet op te winden, op eene gelijcke Boete.
3.
Omme de uijthalende Schepen niet
te Verletten en zal niemant vermogen te leggen met
zijn Schip Schuijt ofte Schouwe tusschen de Brug-
ge vande Corte Ackeren ende ’t voorschreven Verlaet
ofte in te schieten voor ende aleer de Kolck ledigh is
op een Boete als vooren.
4.
Niemant en zal oock vermogen
met eenige Schepen, Schuijten, ofte Schouwen,
tegens de slagh-deuren van ’t voorschreven Verlaet
te varen, Horten, ofte Stooten, op een Boete als
vooren, ende daer boven repareren de schade die daer aen zal
wesen gedaen.
[75] Verordening over het varen door het Verlaat van Kort Akkeren
1.
Ten eerste mag niemand, wie hij ook is, voor zijn beurt ’t Verlaat in varen, tegen een boete van 1 gulden en 10 stuivers.
2.
Ook zal niemand tegen de wil van de pachter of toezichthouder, nadat hij gewaarschuwd is, het sluispoortje van ’t genoemde Verlaat op mogen hijsen, tegen een gelijke boete.
3.
Om de uitvarende schepen niets in de weg te leggen zal niemand met zijn schip, schuit of schouw mogen liggen tussen de brug van Kort Akkeren en ’t genoemde Verlaat of ertussen te schieten voordat de sluis leeg is, tegen een boete als hiervoor.
4.
Niemand zal ook met schepen, schuiten of schouwen tegen de sluisdeuren van ’t genoemde Verlaat aan mogen varen of stoten, tegen een boete als hiervoor, en bovendien zal hij die schade die daaraan zal zijn toegebracht, moeten herstellen.
75v
[75 verso]
5.
Men zal niet vermogen met eenige
Haken, ofte andere Instrumenten te steken, aen ’t Verlaet,
ofte de slaghdeuren, op de Boete als voren.
6.
Indien ijemant met eenigh geladen Schip,
Schuijt ofte Schouwe in ’t voorschreven Verlaet
quame te haperen den zelven sal vanden voorschreven Pachter
ende op siender gewaerschout wesende gehouden wesen datelijck
te Rugge te halen op een Boete van drie Gulden.
7.
Ende ingevalle ijemant met gewelt
tegens wille ende danck vande Pachter ofte toezien-
der in ’t Verlaet wilde halen dat de zelve verbeuren sal een
Boete van ses Gulden ende daer en boven gecorrigeert
naer exigentie van saecken.
8.
Wie den voorschreven Pachter, ofte
Opsiender komt te Injureren, schimpigh, ofte Vileijn toe
te spreecken, die zal verbeuren gelijcke Boete van ses
Gulden, ende daer en boven Arbitralijck gecorrigeert, naer
Exigentie van saecken, als voren.
9.
Ende wie den Pachter, ofte opzien-
der zal komen te dreijgen, om te smijten, schoppen, ofte
Slaen, die zal verbeuren een Boete als vooren.
[75 verso]
5.
Men zal zich niet met haken of andere werktuigen mogen vastmaken aan ’t Verlaat of de sluisdeuren, tegen een boete als hiervoor.
6.
Als iemand met een beladen schip, schuit of schouw in ’t genoemde Verlaat zou blijven steken, dan zal hij – wanneer hij door de genoemde pachter en toezichthouder gewaarschuwd is – het schip dadelijk terug moeten halen, tegen een boete van 3 gulden.
7.
En als iemand met geweld tegen de wil van de pachter of toezichthouder ’t Verlaat in wilde varen, dan zou hij daarvoor een boete van 6 gulden moeten betalen en bovendien een proces moeten ondergaan, naar de eis van de omstandigheden.
8.
Wie de genoemde pachter of toezichthouder zal beledigen, bespotten of uitschelden, zal ook een boete van 6 gulden moeten betalen, en bovendien een proces moeten ondergaan, ter beslissing van de overheid, naar de eis van de omstandigheden, zoals hiervoor.
9.
En wie de pachter of toezichthouder zal bedreigen, een klap geven, schoppen of neerslaan, zal een boete moeten betalen als hiervoor.
76r
[76]
10.
Wie den voorschreven Pachter
ofte opziender zal komen te smijten, slaen, ofte
Stooten, zal arbitralijcke gecorrigeert worden, gelijck
de Heeren Magistraten, uijt de Merite vande saecken,
bevinden zullen te behooren.
11.
Alle welcke Boeten, geappli-
ceert zullen worden, de eene helft ten profijte vande
Heer Bailliuw, ende de weder helft ten behoeven
vande voor schreven Pachter, ende opziender.
12.
Ordonneeren allen, ende eenen ije-
gelijcken die desen, aengaen magh dese voorschreven Arti-
culen, punctuelijcken te observeren, ende ingevallen ijemant
de voorschreven Articulen, quame te contrarieren, zal
daer over bij den Heer Bailliuw, ’s Heeren Dienaers,
den Pachter, ofte Opziender bekeurt, ende gearresteert
worden, die op haren Eet gelooft hebben, ende meriteren
zullen.
13.
Welck voorschreven arrest van
sodanige Valeur, ende kracht zal wesen, als oft ’t zelve
bij een Stadts-Bode gedaen waren, ende wie ’t zelve
komt te violeren, gaende wegh zonder borgh te stellen,
zal verbeuren tegens den Heer Tachtigh Gulden, ende
daer en boven gecorrigeert, tot discretie van Schepenen.
[76]
10.
Wie de genoemde pachter of toezichthouder een klap zal geven, neerslaan of duwen, zal bestraft worden en een proces moeten ondergaan, zoals de heren stadsbestuurders, naar de ernst van de zaak, gepast zullen vinden.
11.
Al deze boetes moeten voor de ene helft bestemd worden voor de heer baljuw, en voor de andere helft voor de genoemde pachter en toezichthouder.
12.
Wij gebieden allen en iedereen die dit kan betreffen, dat zij deze bovenstaande bepalingen nauwgezet naleven. En als iemand de bovenstaande bepalingen zou overtreden, en straf zou verdienen, zal hij daarvoor door de heer baljuw, de overheidsdienaren, de pachter of toezichthouder – die dit onder ede beloofd hebben – beboet worden, met verbeurdverklaring van zijn goederen.
13.
Dit bovenstaande beslag zal hetzelfde gewicht hebben als wanneer het door een gerechtsbode was overgebracht. En wie dit zal schenden en weggaat zonder een borg aan te wijzen, zal de heer een boete van 80 gulden moeten betalen en bovendien bestraft worden, ter beslissing van de schepenen.
76v
[76 verso]
14.
Ende om dese Ordonnantie te
beter te doen observeren, zal den Pachter, ende opziender
tot hem mogen assumeeren, den Poortier vande Potters
Poort, die geauthoriseert wert de executie te helpen
mogen doen, daer voren zij genieten zullen een darde part,
van ijder Executie die hij zal komen te doen.
15.
Des zoo reserveren de Heeren
Magistraten, aen haer de macht, om dese ordonnantie,
ingevalle van duijsterheijt, te interpreteren, veranderen,
verminderen, ofte vermeerderen, gelijck zij-lieden nae gelegent-
heijt van zaecken, bevinden zullen te behooren.
Aldus gedaen, ende gearresteert,
des xjden Decembris 1646. bij ’t Collegie vanden
Magistraten, ende gepubliceert den xvijden Januarij.
Anno 1647.
Ter ordonnantie Van Zelve.
P. Cincq.
[76 verso]
14.
En om deze verordening des te beter te laten naleven, zullen de pachter en toezichthouder zich kunnen laten bijstaan door de poortwachter van de Potterspoort, die gemachtigd wordt het vonnis te helpen voltrekken. Daarvoor zullen zij een derde deel ontvangen van ieder vonnis dat hij zal voltrekken.
15.
Daarom behouden de heren bestuurders zich het recht voor om deze verordening, in geval van onduidelijkheid, te interpreteren, te veranderen, te verzachten of te verzwaren, zoals zij afhankelijk van de stand van zaken vinden zullen nodig te zijn.
Aldus gegeven en vastgelegd op 16 december 1646 door het college van stadsbestuurders, en gepubliceerd op 17 januari 1647. In opdracht van hen,
P. Cinq.
77r
[77] Specificatie Van ’t
Oude-gelt, hoemen ’t Zel-
Ve tegenwoordigh opleg-
gen, ende betalen moet,
met de waerde van dien,
ende Staet geregistreert
in ‘t 7de Stadts Register,
folio 254.
Extract uijt seecker
Kercken-Bouck, der
Stadt Gouda.
Dese na beschreven Renten
worden betaelt, als hier nae volght.
Een pondt Hollants Beursegelt,
betaelt men met veertien stuijvers, gewilligh,
maer bij Executie, ende met recht, vijftien stuijvers.
[77] Nadere uitleg van de oude munten, hoe men die tegenwoordig moet laten betalen en zelf betalen, met hun waarde.
Dit is vastgelegd in het zevende stadsregister, folio 254.
Uittreksel uit een bepaald kerkboek van Gouda.
Deze nader omschreven bedragen worden betaald zoals hieronder volgt.
Voor 1 pond Hollands kleingeld betaalt men 14 stuivers, indien vrijwillig betaald, maar na een vonnis, en terecht, 15 stuivers.
77v
[77 verso] Een schellingh Hollants Beur-
se gelt, doet een Blanck.
Een Schellinck Hollants goet Gelt,
doet een stuijver.
Thien Schellingen Hollants Beur-
se-Gelt doen seven stuijvers bij Executie 7½ stuijver.
Een Nobel doet acht-en-veertigh
stuijvers bij Executie zijn waerde.
Een Engelschen Nobel xlviij stuijvers
bij Executie zijn waerde.
Een Penningh Hollants doen de
xvj eene stuijver.
Een halve Wilhelmus Schildt doet
10½ stuijver.
Een halve Beijersche Gulden doet
xiiij stuijvers bij Executie zijn waerden.
Een Grootje Beurse-Gelt ma-
ken twee oortjens.
[77 verso] 1 schelling Hollands kleingeld kost 1 zilveren blank.
1schelling Hollands niet-besnoeid geld kost 1 stuiver.
10 schellingen Hollands kleingeld kosten 7 stuivers, na een vonnis 7½ stuiver.
1 gouden Nobel kost 48 stuivers, na een vonnis wat het opbrengt.
1 gouden Engelse Nobel kost 48 stuivers, na een vonnis wat het opbrengt.
1 penning Hollands kost 1 stuiver per 16.
½ gouden Willemsmunt kost 10½ stuiver.
½ Beierse goudgulden kost 14 stuivers, na een vonnis wat het opbrengt.
¼ stuiver kleingeld kost ½ stuiver.
78r
[78] Raeckende seeckere
Ordonnantien, inde bedieninge
Vande Heeren xxviij Persoo-
nen, inde Vroetschap, Mitsgaders
de Magistraten, ende Regierders
der Stadt Gouda.
Extracten uijt ’t Vroetschap-
Boeck der Stadt Gouda.
Is geresolveert, ende verstaen op
het doen vande reeckeninge, van Adriaen Ver-
Eijck Burgermeester. Ende Aelbert Zas Threso-
riers van den Jare 1649. Dat de Vroetschappen
voorts aen gehouden zullen wesen, op dese ende alle
naervolgende Rekeninge te Compareren, op het
hooren van de Rekeningen, voor de leste slagh vanden
Klocke van ’t Uijr, op de welcke de Vroetschap is
geleijt, op versteck van de acht stuijvers, die
ijder Vroetschap is genietende. Actum ter Vroet-
schap den 27 Novembris Anno 1651.
[78] Handelend over bepaalde verordeningen over de ambtsvervulling van de achttien personen in de vroedschap, benevens de bestuurders van Gouda.
Uittreksels uit het vroedschapboek van Gouda.
Er is besloten bij het afleggen van verantwoording door Adriaen Vereijck, burgemeester, en Aelbert Zas, thesaurier, in 1649, dat de leden van de vroedschap voortaan verplicht zullen zijn bij deze en alle volgende verantwoordingen te verschijnen om de verantwoordingen te beluisteren, vóór de laatste slag van de klok op het tijdstip waarop de vroedschap is bijeengeroepen. Bij afwezigheid verbeurt men de 8 stuivers die ieder lid van de vroedschap geniet. Uitgevaardigd in de vroedschapvergadering van 27 november 1651.
78v
[78 verso] In deliberatie gebracht wesende,
met hoe veel Persoonen van nu voorts aen, men
sal besoingneren in ’s Lants, ende Stadts saecken.
is naer genomen deliberatie, geresolveert, ende verstaen,
datmen voortaen zal besoingneren met achtien Persoonen.
Is mede in deliberatie gebracht, hoe
veel stemmen daer moeten wesen in ’t vergeven van
Remissien, quijt scheldingen, atterminatien van Stadts
pachten, Tractementen, ende anderen saecke, is geresol-
veert ende verstaen, datmen met twee derde paerten
van de eenpaerige stemme zal concluderen. Actum
ter Vroetschap, den xxsten Julij 1654.
Is Naer genomen deliberatie, gere-
solveert, ende verstaen, dat de Heeren die in toe-
komende in de Magistratuijre, tot Burgermeesteren,
ende Schepenen zullen worden ge-eligeert, de Jongste
ge-eligeerde Magistraets Persoonen, sullen suppleren,
den tijt der bedieninge vande Heeren, de welcke in plaetse
vanden overleden, ofte in een ander Ampt gepromoveerde,
gesurrogeert zijn.
Actum ter Vroetschap den eerste Januarij
xvj hondert ses ende Vijftich.
[78 verso] Nadat in discussie gebracht was, met hoeveel personen men vanaf nu voortaan zal beraadslagen over de zaken van het land en de stad, is na discussie besloten dat men voortaan zal beraadslagen met achttien personen.
Ook is in discussie gebracht hoeveel stemmen er moeten zijn bij het verlenen van verminderingen, kwijtscheldingen, uitstel van betaling van stedelijke pachten, bezoldigingen en andere zaken. Er is besloten dat men met twee derde deel van de unanieme stemmen zal besluiten. Uitgevaardigd in de vroedschapvergadering van 22 juli 1654.
Na gevoerde discussie is besloten dat de heren die in de toekomst in de magistratuur tot burgemeesters en schepenen zullen worden gekozen, door de jongste gekozen ambtsdragers zullen worden vervangen in de resterende ambtstermijn van de heren die overleden of naar een ander ambt gepromoveerd zijn.
Uitgevaardigd in de vergadering van de vroedschap op 1 januari 1656.
79r
[79] Beroerende ’t Ver-
bodt Vande Neringen,
buijten de Stadt Gouda.
Alsoo de Keure van geen Neringe
te mogen doen, buijten dese Stadt, ’t eenemael
in disobservantie ende vergetenheijt is geraeckt,
ende van dage te dage de Winckels, ende neringe van
alle Cleijne Coopmanschappen, ende eetwaren meer ende
meer zijn toenemende, tot groote prejudicie vande Ne-
ringen binnen deser Stede, die van tijt, tot tijt zijn de-
clinerende, ende afnemende, niet tegenstaende de verscheijde
Publicatien, daer tegens zijn gedaen, ende noch laeste-
lijcken, op den xxijsten October 1650. Soo ist: Dat de
Heeren Vroetschappen deser Stede, daer in willende
voorsien, goet gevonden hebben door mijn Heeren vanden
Gerechte, de voor schreven Keure te renoveren, gelijck
zij-luijden deselve zijn renoverende bij desen.
1.
Eerstelijcken: dat alle Stadts
Excijnsen gegeven zullen worden, van al het genen
gelegen is, binnen een quartier Mijls ronsom de
Stadts Muijren, ende dat dienvolgende op alle
wegen, een Merckpael van de voorschreven quartier
Mijls gestelt zal worden.
[79] Over het verbod op bedrijven buiten de stad Gouda.
• Het verbod om een bedrijf te mogen uitoefenen buiten deze stad wordt ten enenmale overtreden en vergeten; van dag tot dag nemen de winkels en bedrijven met alle kleine koop- en etenswaren meer en meer toe.
• Dit is zeer nadelig voor de bedrijven binnen deze stad, die voortdurend achteruitgaan, ondanks de verscheidene verordeningen die daartegen zijn uitgevaardigd, laatst nog op 22 oktober 1650.
• Daarom hebben de heren vroedschapleden van deze stad, die daarin willen voorzien, besloten om door de heren van het gerecht het genoemde verbod te hernieuwen, zoals zij bij dezen doen.
1.
Ten eerste zullen alle stedelijke belastingen geheven worden over alles wat gelegen is binnen een kwart mijl rondom de stadsmuren, en er zal dus bij alle wegen een grenspaal met de genoemde kwart mijl worden neergezet.
79v
[79 verso]
2.
Verbieden dienvolgende alle ne-
ringen, hoe die genaemt zijn ofte genaemt soude
konnen worden, dewelcke gedaen worden binnen het voor-
schreven district, van een quartier Mijls, alleenlijck
toelatende alle Pannebackers, Tegelbackers, Hout-
koopers, in ’t Gros ende Scheepmakers die jegenwoor-
digh zijn, ofte te naemaels souden mogen komen, mitsgaders:
de Lontspinders, Groff, ende kleijn-Garen spinders,
Pottebackers, Etcetera dewelcke mede daer jegenwoordigh
zijn, ende haer buijten de Stadts-Vesten met dit werck
zijn generende, sonder dat zij daer mede vermogen zullen,
eenige Winckel-neringe te houden, ofte deselve namaels
aenstellen.
3.
Ende op dat niemant anders, als de
boven gespecificeerde, hier namaels de voorschreven
hanteringe, buijten de Stadts-vesten souden overwinden
te exerceren, ofte daer eenmael uijt gescheijden zijnde:
dezelve ’t allen tijden wederom vermogen te aenvaerden, soo
zullen alle de boven verhaelde, binnen veertien dagen naer de
Publicatien deses, haer namen ter Secretarie laten aen-
teijckenen, op pene van de voorschreven Concessie, sonder
eenige Gratie te zullen verliesen.
4.
Ende op dat alle ’t zelve te beter zou-
de worden achter volght, zoo zullen geenderleij Huij-
sen binnen het voorschreven district, getimmert mogen wor-
den. Doch de geene dewelcke alreede met Consent
vande Heeren Regenten, (daer van bij resolutie blijcken moet)
getimmert zijn, zullen alleen getollereert worden, om daer in
te woonen: sonder eenige Neringe te mogen exerceren, ende
zullen gehouden zijn uijt hare Neringe te moeten scheijden,
voor Meije aen komende.
[79 verso]
2.
Zij verbieden dus alle bedrijven, hoe ze heten of genoemd zouden kunnen worden, die uitgeoefend worden binnen de genoemde zone van een kwart mijl. Zij laten alleen toe alle dakpannenbakkers, tegelbakkers, houtkopers in grote partijen en scheepsbouwers die er nu zijn of in de toekomst zouden kunnen komen, alsmede: de lontmakers, spinners van grof en fijn garen, pottenbakkers etc. die daar ook zijn en die zich buiten de stadswallen met dit werk bezighouden, zonder dat zij daarmee een winkel mogen hebben of die later openen.
3.
En opdat niemand anders dan de bovengenoemden hierna het genoemde bedrijf buiten de stadswallen zou mogen uitoefenen of, wanneer ze daarmee opgehouden zijn, het te allen tijde weer mogen beginnen, daartoe moeten alle bovengenoemden binnen veertien dagen na de bekendmaking hiervan hun namen op de secretarie laten registreren, op straffe van de genoemde vergunning zonder enig pardon te moeten verliezen.
4.
En opdat dit alles des te beter in acht genomen zou worden, zullen geen huizen binnen het genoemde gebied gebouwd mogen worden. Maar de huizen die al met toestemming van de heren regenten (wat uit een schriftelijk besluit moet blijken) gebouwd zijn, zullen alleen toegestaan worden om daarin te wonen, zonder enig bedrijf te mogen uitoefenen, en zij zullen verplicht zijn hun bedrijf te staken voor de aanstaande meimaand.
80r
[80]
5.
Ende omme onse ernstige meij-
ninge te doen achtervolgen, ende naerkomen, zoo zullen
alle die geene dewelcke in eenigh Gilde vande Stadt
zijn, ofte eenige beneficie vande Stadt genieten, ’t zij
Metselaers, Timmerluijden, Schippers, Schuijten-Voerders,
ofte hare Knechts, Voorluijden, Slepers, Foijers, ofte
hoe de zelvige souden genaemt zijn, voor den eersten Meije
eerst komende binnen de Stadts Muijren gehouden zijn
te komen woonen, op pæne van ’t voorschreven Gilde ofte bene-
ficie niet alleenlijck te verliesen, maer oock op verbodt van
hare Neringe.
6.
Worden insgelijckx verboden alle
Tapneringen, ende Herbergen, dewelcke buijten de Stadt,
nochtans binnen het district van een quartier Mijls zijn,
gelegen, alleenlijcke toelatende de Stadts-Herbergen
aenkomende de Leprosen. Item: De Herberge aende
Stadts-Cingel, over de verraders Tooren, alleenlijck
tot gerijf vande Turf kooperie, sonder daer eenighe
andere gelaegen te mogen houden, op een Boeten van 25
Gulden, daer over voor de eerste Reijse te verbeuren,
voor de tweede Reijse een Boete van 50 Guldens,
ende voor de derde Reijse een Boete van 100 Guldens,
boven de privatie van hunne Neringe, t’ appliceren alle de
voorschreven Boeten, een darde ten behouve vanden Officier,
een darde voor den aenbrenger, ende een darde voor den armen.
7.
Van gelijcke zullen in toekomende
strictelijcke geweert worden, alle Herbergen, ende andere Ne-
ringe hier vooren niet gespecificeert, dewelcke gedaen worden
van den Dijck af, beoosten de Waddincxveensche Weteringe
ende soo voorts over de Runnemolen incluijs toe. Voorts van
het Heck van Blommedal, binnen de uijterste Weteringe
henen, tot de Heul toe, buijten Cleijweghs-Poort Voorbij de
Oude-Gouwe gelegen. Item: Vanden voorschreven Heul af,
langhs de oude Gouwe, tot aen ende over de blauwe Steen leggende aende
Carnemelckx-sloot, ende vanden voorschreven Blaeuwe Steen af, tot den Dijck toe.
[80]
5.
En om ons ernstige voornemen te laten gehoorzamen, zullen al degenen die lid van de gilde van de stad zijn of een voorrecht van de stad genieten, hetzij metselaars, timmerlieden, schippers, schuitvaarders of hun knechten, voorlieden, slepers, foijers[1] of hoe ze ook mogen heten, voor 1 mei a.s. verplicht zijn binnen de stadsmuren te komen wonen, niet alleen op straffe van het genoemde gilde of het voorrecht te verliezen maar ook op het verbod van hun bedrijf.
6.
Ook worden alle kroegen verboden en de herbergen die buiten de stad maar binnen de zone van een kwart mijl zijn gelegen; alleen toegestaan zijn de stadsherbergen ten behoeve van de leprozen. Ook is toegestaan de herberg aan de stadssingel tegenover het Verraders[2]poortje, maar alleen ten gunste van de turfkopers, zonder dat zij daar andere drinkgelagen mogen houden. En wel tegen een boete van 25 gulden die zij daar de eerste keer voor moeten betalen, de tweede keer een boete van 50 gulden en de derde keer een boete van 100 gulden; dit komt nog bovenop het verlies van hun handel. Alle genoemde boetes zijn bestemd voor een derde voor de officier, een derde voor de aanbrenger en een derde voor de armen.
7.
Ook zullen in de komende tijd strikt verboden worden alle herbergen en andere hiervoor niet gespecificeerde bedrijven die uitgeoefend worden vanaf de dijk ten oosten van de Waddinxveense Wetering en zo verder tot en met de runmolen. Verder van de afrastering van Bloemendaal binnen de uiterste wetering tot aan de brug die buiten de Kleiwegpoort voorbij de Oude Gouwe ligt. Evenzo: van de genoemde brug af langs de Oude Gouwe tot aan en tegenover de Blauwe Steen die aan de Karnemelksloot ligt, en van de genoemde Blauwe Steen af tot de dijk.
[1] Foijers: niet in de woordenboeken. Misschien een verschrijving van ‘Loijers’: de (leer)looiers vormden in elk geval een gilde.
[2] Vlamings
80v
[80 verso]
8.
Doch wat aengaet de Herbergen
gelegen binnen het quartier Mijls nochtans buijten
de voorschreven Limiten, sullen bij provisie worden getollereert
ende toegestaen, mits betalende de Stadts-excijns als voorschreven
is, sonder eenige andere in toe komende verder te zullen gedoo-
gen, alsser jegenwoordigh zijn, om het zelve punctelijcke ende
presiselijcke te doen achtervolgen –, ende nakomen zoo zal den eij-
genaer van ijeder Herberge, zijn Naem mitsgaders den Naem
van zijn Buijrman, binnen den tijt van veerthien dagen na de Publi-
catie deses, ter Secretarie deser Stadt doen aenteijckenen, op
Pæne van de Concessie te verliesen. Ende indien dies niet jegen-
staende, ijemant met het Tappen voortgingh, zal verbeuren voor
de eerste Reijse een Boete van Hondert Gulden, voor de
tweede Reijse een Boete van twee hondert Gulden, ende de derde
Reijs op gelijcke Boete, met de Molitie vande Herberge.
9.
Ende indien in eenige vande voorschreven
aengeteijckende, Herbergen, de Tapneringe, den tijt van een
geheel Jaer stille stondt, ende niet en wierde gedaen, sal de
facto. Ofte in der daet vande Concessie vervallen, sonder
datter in de zelve Huijsingen, daer naer wederom eenige Tap-
neringe sal mogen worden gehouden.
10.
Soo wert derhalven mits desen, wel
expresselijcke gelast, ende geboden, dat van nu voor-
taen, niemant sigh zal hebben te vervorderen binnen het district
van ’t voorschreven quartier Mijls, eenige Huijsen te Timmeren,
op pæne van datelijcken gedemolieerdt te zullen worden, nochte
eenige Tap, ofte andere Neringen aen te stellen, op de Boete
van Hondert Gulden, t’ appliceren d’ eene helft ten behoeve vanden
Officier, die de Colangie, zal doen d’ ander helft ten behouve
vanden aenbrenger, boven het verbodt ende weringe vande Neringe.
Aldus gearresteert, ende gepubliceert, Den 3den Januarij
1656. Bij ’t Collesie Vanden Magistraten.
J: D: Vrije. 1656.
[80 verso]
8.
Maar wat betreft de herbergen die liggen binnen de kwart mijl maar buiten de genoemde zones, die zullen voorlopig toegestaan worden, op voorwaarde dat ze de stedelijke belasting betalen die voorgeschreven is; maar in de toekomst zullen er geen andere worden toegestaan dan er tegenwoordig zijn. En om dit nauwkeurig te laten uitvoeren, moet de eigenaar van iedere herberg zijn naam en de naam van zijn buurman binnen veertien dagen na de publicatie hiervan op de secretarie van de stad laten registreren, op straffe van het verlies van zijn vergunning. En als iemand niettemin met het tappen door zou gaan, zal hij de eerste keer een boete van 100 gulden moeten betalen, de tweede keer een boete van 200 gulden, en de derde keer dezelfde boete plus de sloop van de herberg.
9.
En als in een van de genoemde gesignaleerde herbergen gedurende een vol jaar niet getapt zou worden, zal de facto de vergunning vervallen, zonder dat er in hetzelfde gebouw daarna weer een tapperij mag worden gevestigd.
10.
Dus wordt hier bij dezen zeer uitdrukkelijk bevolen dat vanaf nu niemand zal moeten proberen om binnen de zone van de genoemde kwart mijl huizen te bouwen, op straffe van dat ze meteen gesloopt worden. Ook mogen ze geen tapperij of ander bedrijf beginnen, tegen een boete van 100 gulden, die voor de ene helft bestemd is voor de officier die de beschuldiging[1] zal uitbrengen, en voor de andere helft voor de aanbrenger; dit komt nog bovenop het verbod van het bedrijf.
Aldus vastgesteld en gepubliceerd op 2 januari 1656 door het college van magistraten.
J.D. Vrije. 1656.
[1] Colangie: niet in de woordenboeken. Wellicht een verschrijving van ‘Calange’; zie MNW 3, 1115-1117; WNT III [2-3], 1957.
81r
[81] Eet op het Weeren
Vande Neringen
buijten dese Stadt.
Wij Schout, Burgermeesteren,
ende Schepenen der Stadt Goude, beloven,
ende Sweeren dat wij alle de Articulen,
vande Keure tot weringe vande Neringe,
buijten dese Stadt, op den darden Januarij xvj hondert ses
ende Vijftigh ge-emaneert, presijsselijcke sullen doen
onderhouden, ende presteren. Mits gaders de Breucken
ende contraventien van dien, strictelijcken doen executeren,
sonder eenige termijnen te vergunnen, ofte in eeniger ma-
nieren te composeren, ofte conniveren, ofte te gedoogen,
dat zulcx door ijemant anders wierden gedaen.
Soo Waerlijck moet ons Godt
Almachtigh helpen.
[81] Eed op het verwijderen van de bedrijven buiten deze stad.
Wij, schout, burgemeesters en schepenen van Gouda, beloven en zweren dat wij alle artikelen van de verordening om de handel buiten deze stad te verwijderen, uitgevaardigd op 3 januari 1656, nauwkeurig zullen laten handhaven en nakomen. Ook zullen wij de overtredingen hiervan streng laten bestraffen, zonder enig uitstel toe te staan, of op de een of andere manier te schikken of door de vingers te zien, of toe te laten dat zoiets door iemand anders wordt gedaan.
Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
81v
[81 verso] Eedt Vande Acht-
en-twintigh persoonen,
ende wort gedaen aen
Burger-Meesteren.
Dat Sweeren wij de Staten
van Hollant, ende West-Vrieslant,
zijnde onse Hooge ende Souveraine
overicheijt deser Lande, ende Stadt vander Goude,
gehouw, ende getrouw te wesen, de rechten hoocheden ende
Heerlijckheden, ende des Stadts Privilegien, Rechten, ende
Hantvesten te bewaren, ende t’ onderhouden, getrouwelijcke
te Raden, ende vorderen, den Ooirbaer ende ‘t proffijt vanden
voorschreven Landen, ende de voorschreven Stadt, ende
voorts alles te doen, dat goede getrouwe Ondersaten, Raden,
ende de Vroetschappen mogen, ende schuldigh zijn te
doen.
Soo Waerlijck moet ons God
Almachtigh helpen.
[81 verso] Eed van de achtentwintig personen, die wordt afgelegd tegenover de burgemeesters.
Wij zweren dat wij de Staten van Holland en West-Friesland, de hoge en over ons gestelde overheid van dit land en de stad Gouda, onder alle omstandigheden trouw zullen zijn, dat wij hun rechten en de privileges en rechten van de stad zullen bewaren en nakomen, dat wij trouw raad zullen geven en het belang en de voorspoed van de genoemde landen en de genoemde stad zullen bevorderen, en verder alles zullen doen wat goede, trouwe onderdanen, raden en vroedschappen kunnen en moeten doen.
Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
82r
[82] Eedt Vande
Burger-Meesteren.
Desen Eedt neemt den Burgermeester.
Vide. ’t Previlegie Boeck, folio 25.
Dat Sweeren wij dat wij om
dit Burgermeesterschap, geen gelt, noch
te Heusheijt gegeven, noch geleent en hebben,
noch doen geven, ofte leenen in geender manieren.
Soo moet ons Godt Almachtigh helpen.
Desen Eedt neemt den
Bailliuw.
Dat Sweeren wij Burgermeeste-
ren vander Goude, te wesen ten naesten darthienden
dagh toe, de Staten van Hollant, ende West-Vrieslant,
zijnde onse Hooge, ende Souveraine Overigheijt, gehouw
ende getrouw te wesen, de rechten Hoogheden, ende Heerlijck-
heijden, vande selve Staten ende der Stede Privilegien,
rechten, ende Hantvesten te bewaren, ende t’ onderhouden,
getrouwelijcke te raden ende te vorderen, den Ooirbaer, ende
Profijt vande voorschreven Landen, ende der Voorschreven
Stadt, alle Poorteren, Wedue, ende Weesen te helpen raden,
te vorderen, deselve voor te staen, te beschermen, ende alles te doen
dat goede ende getrouwe Burgermeesteren, mogen ende schul-
digh zijn te doen. Soo moet ons Godt almachtigh helpen.
[82] Eed van de burgemeesters.
Deze eed neemt de burgemeester af. Zie ’t Privilegeboek, folio 25.
Wij zweren dat wij voor dit burgemeesterschap geen geld of een fooi gegeven of geleend hebben, en ook op geen enkele manier hebben doen geven of lenen. Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
Deze eed neemt de baljuw af.
Wij, burgemeesters van Gouda, zweren dat wij tot de volgende Driekoningendag de Staten van Holland en West-Friesland, de hoge en over ons gestelde overheid, onder alle omstandigheden trouw zullen zijn, dat wij de rechten van de staten en de privileges en rechten van de stad zullen bewaren en nakomen, dat wij trouw raad zullen geven en het belang en de voorspoed van de genoemde landen en de genoemde stad zullen bevorderen. Verder zullen wij alle poorters weduwen en wezen helpen, raad geven, steunen, verdedigen en beschermen, en alles doen wat goede en trouwe burgemeesters kunnen en moeten doen. Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
82v
[82 verso] Eedt Vanden Schepenen.
Desen Eedt neemt den Burgermeester
Dat Sweeren wij, dat wij om dit
Schependom, geen Gelt, noch Heusheijt gegeven
noch geleent en hebben, noch doen geven, ofte leenen in geender
manieren. Soo waerlijck moet ons Godt Almachtig
helpen.
Desen eedt neemt den
Bailliuw.
Dat Sweeren wy Schepenen
vander Goude, te wesen ten naesten darthienden
dagh toe, Den Bailliuw, ende Schout der voorschreven
Stadt, uijtten Naem ende van wegen de Staten van
Hollant, ende West-Vrieslant, zijnde onse Hooge
ende Souveraine Overigheijt deser Lande, recht
ende te helpen doen, ende Vonnisse te wijsen, tusschen
twee mans Dinghtalen, als wij des vermaent zullen
worden, naer onse beste vijf sinnen, dat en zullen wij
niet laten om giften, om Mije, om Nuttschap ofte
Profijt noch om geender handen saecken.
Soo waerlijck moet ons Godt Almach-
tich helpen.
[82 verso] Eed van de schepenen.
Deze eed neemt de burgemeester af.
Wij zweren dat wij voor dit schependom geen geld of een fooi gegeven of geleend hebben, en ook op geen enkele manier hebben doen geven of lenen. Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
Deze eed neemt de baljuw af.
Wij, schepenen van Gouda, zweren dat wij tot de volgende Driekoningendag de baljuw en de schout van de genoemde stad, in naam van de Staten van Holland en West-Friesland, de hoge en over ons gestelde overheid van dit land, zullen helpen recht te spreken en vonnis te wijzen, in processen tussen twee mannen, als wij daartoe aangespoord zullen worden, naar ons beste vermogen. Dat zullen wij niet nalaten voor giften, voor een steekpenning[1], voor een belang of voordeel, noch voor welke zaak dan ook.
Zo waarlijk helpe ons God Almachtig.
[1] Mije: niet in de woordenboeken. Wellicht een verschrijving van ‘Mijt’, een gering bedrag, een cent.