Archief van (de scholarchie van) de Latijnse school, later (het college van curatoren van) het Coornhert Gymnasium te Gouda.
Het Resolutieboek van de Latijnse school, dat blijkens een stempel op de band aangelegd is in 1641, bevat tot 1666 alleen afschriften van het reglement van 1593, van arbeidsovereenkomsten (1607-1665) en van een advies van scholasters van 1664 betreffende een aanvulling van het reglement voor schoolhouders. Voorin lijsten van rectores en scholasters van 1521-1761. Enige bladen hiervan en voorts de folia 11, 12, 19, 35, 44, 47, 87, 88, 104, 105 en 113-einde zijn uitgescheurd.
Voor transcriptie en hertaling van het Resolutieboek Latijnse school is gebruik gemaakt van het exemplaar uit het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, 0183. 1). De ontbrekende tekst is te vinden in een kopie exemplaar, weliswaar in een andere foliering, dat eveneens in het bezit is van het Streekarchief (Gouda, SAMH, 0183. 6).
In het Resolutieboek staat een getuigschrift voor Stippius bij zijn afscheid als conrector in Gouda na zijn benoeming tot rector in Zaltbommel alsmede een bedankbrief van Stippius.
Testimonium
183.6-82r

[[1]] geen die gepromoveert sal worden,
te gratificeren met een vergulde
silvere penningh, gelijk sulx meer-
maalen is geschiet, of niet, en
sal hier van Copie gegeven worden
aan den Rector om te strekken
tot sijne narigtinge,
Vergadering van
de Heeren scholarchen
gehouden den 5e jannuary
1721, present de Heeren
van der Dussen, van
Abbesteeg, de Grande, en
van Brandwijk,
Js naar voorgaande deliberatie goed-
gevonden aan den gewesen Con-
rector Stippius te geven het Testi-
monium Luydende als volgt
Lectori Salutem
[[2]] Quam vis nec Nostra eucomio[3] nec
[1] [geven van een
promotie penningh] in de marge
[2] [Testimonium aan
den Con-rector Stip-
pius beroepen tot
Rector tot Bommel] in de marge
[3] [eucomio] lees [encomion]
Aan wie dit leest,
Hoewel hij noch onze lofzang noch aanbevelingen van anderen nodig heeft,
183.6-82v

nec aliorum testimonijs opus habeat
ornatissimus et doctissimus Vir Johan-
nis Reijnhardus Stippius magno suo
merito nuper ad moderamen Gijm-
nasij Bommeliani evocatus: Attamen
non sine honoris praefatione et hisce
commendatitijs illuc dimittendum
esse censuimus. Is enim ex quo ad
nos appulit Spartam, quam nactus
erat sedulo ornavit et sustinuit
strenuo quam de se concitaverat,
expectationem[.] audiverat admo-
dum adolescens humaniores
Litteras profitentem Marburgi
Cattorum Clarissimum Percelli inde Bremam
se conferens et Clarissimo Sagittario in
disciplinam traditus brevi tantos
in studijs elegantiorum Litterarum
fecit profectus, ut ea aetate qua
alij fere musarum alumni studijs
vacare incipiunt, ipse quae jam
tunc probe dedicerat alios docue-
toch willen wij de zeer erudiete en zeer geleerde heer Johan Reinhart Stippius, die vanwege zijn grote verdiensten onlangs is benoemd tot rector van het gymnasium in Zaltbommel, niet laten gaan zonder zijn verdiensten te bezingen in dit getuigschrift. Want vanaf het moment dat hij bij ons was beland, heeft hij het Sparta dat hij aantrof, ijverig verfraaid[1] en de verwachtingen die hij had gewekt, voortvarend waargemaakt.
Op zeer jonge leeftijd heeft hij in Marburg colleges gevolgd in de geesteswetenschappen bij professor Percelli[2]; vandaar is hij naar Bremen vertrokken waar hij zich heeft gewijd aan de studie bij professor Sagittarius. In korte tijd heeft hij zulke vorderingen gemaakt in de studie van de schone letteren dat hij - op een leeftijd waarop andere jongens na het eindexamen gymnasium aan hun studie beginnen - al onderwijs gaf aan anderen, in onderwerpen die hij zich grondig had eigengemaakt.
[1] Zinspeelt op adagium 2501 van Erasmus, ‘Spartam nactus es, hanc orna.’ Dat is: je hebt Sparta gekregen, maak er iets moois van. Ongetwijfeld ook een knipoog naar de gevelsteen van het Willem Vroesenhuis in Gouda (hierop staat: Spartam nacti). In de tijd van Stippius was de Latijnse School gevestigd in een pand tegenover het Willem Vroesenhuis.
[2] Maximilian Percelli (1648-1703), professor in de filosofie, retorica en geschiedenis aan de universiteit van Marburg.
183.6-83r

rit duplicem inde laudem referens,
ut et doctoribus placeret discipulus
ingenuus, et doctos simul et bene
moratos ees formaret discipulos,
Litteris Humanioribus adjunxit
Philologiam praecipue sacram
ducibus Clarissimo Keslero et Mejero magno
cum applausu Bremae docentibus,
donec tandem Theologiae se totum
traderet sub auspicijs Clarissimi Hasaei et
praecipue doctissimi Schumacheri:
quam adeo caste et indefesso labore
excoluit ut summis in hac
disciplina Viris carus admodum
fuerit, et ad ministerium publicum
candidatus admissus conciones ad
plebem christianam habuerit
cum laude. Hisce ornatus dotibus
Bremae valedexit[1] nostras oras et
praecipue academiam Lugduno
Batavam invisurus, ubi Clarissimo Perizonio
[1] [valedexit] lees [valedixit]
En daarmee kreeg hij van twee kanten lof toegezwaaid, namelijk dat hij èn als uitmuntend student zijn leraren behaagde, èn tegelijkertijd zijn leerlingen kennis en goede zeden bijbracht.
Naast de studie van de klassieke letteren heeft hij zich vooral toegelegd op de filologische studie van de Heilige Schrift, onder leiding van professor Kesler en Meier, hooggeroemde docenten in Bremen. Vervolgens heeft hij zich uiteindelijk helemaal gewijd aan de theologie, onder de auspiciën van professor Hase[1] en vooral onder die van de zeergeleerde heer Schumacher[2]. Die studie heeft hij zo vroom en niet aflatend beoefend dat deze beide heren, de meest vooraanstaanden op dit gebied, hem zeer genegen waren. En wel zodanig dat hij als kandidaat werd toegelaten tot openbare diensten waar hij voor de christelijke gemeente heeft gepreekt en waarvoor hij veel waardering kreeg. Met deze verworvenheden in zijn bagage heeft hij Bremen vaarwelgezegd om ons land te bezoeken, met name de Leidse Universiteit, waar hij kennis maakte met de onvergelijkelijke professor Perizonius[3],
[1] Theodor Hase (1682-1731)
[2] Misschien Albert Schumacher (1660-1743)
[3] Jacob Perizonius (1651-1715), hoogleraar geschiedenis en klassieke letteren aan de universiteiten van Franeker en Leiden.
183.6-83v

Viro incomparabili innotuit, qui non
destitit hunc doctissimum virum
Juvenem amore singulari prosequi,
et consilijs suis Juvare. Donec
Regimini scholarum nostrarum
prorector admodium præcipue id sibi
operæ datum credidit, ut et voce et
exemplo doceret, in Deum pius,
Jnformandis rudibus Juvenum ani-
mis facilis et assiduous, sedet in
castigandis protervæ Jnventutis vitijs
severus, quo majori eam ad virtutem
Jmpelleret ardore, His moribus
tantam sibi apud omnes famam
et apud bonos conciliavit amorem
ut facile curæ et Jnstitutioni ipsius
committerent Liberos, qui nec pari-
tendos inde retuleriunt fructus
sic vixit apud nos ultra septennium,
nemini gravis omnibus utilis, et
magnum sui desiderium relinquens
die deze zeergeleerde jongeman voortdurend met bijzondere genegenheid behandelde en met zijn raadgevingen terzijde stond.
Tenslotte was hij, als conrector en medebestuurder van onze school, de overtuiging toegedaan dat het bovenal zijn opdracht was om zowel door zijn woorden als door zijn voorbeeld te onderwijzen. Hij is vroom ten opzichte van God, zachtmoedig en volhardend in de vorming van de ongepolijste jonge geesten[1] en hij treedt streng op bij de bestraffing van ondeugden van de bandeloze jeugd, om hen daardoor nog ferventer tot deugdzaamheid te brengen. Met deze instelling verwierf hij bij allen zo’n goede reputatie en bij rechtschapen lieden zo veel waardering dat zij zonder aarzelen aan zijn zorg en onderwijs hun kinderen toevertrouwden, die daar waardevolle vruchten van plukten. Zo heeft hij bij ons meer dan zeven jaar doorgebracht, die voor niemand onaangenaam, voor allen nuttig waren. Bij degenen die het genoegen smaakten vertrouwelijk met hem om te gaan, liet hij bij zijn vertrek een groot gevoel van gemis achter.
[1] Boven het poortje van de school in het voormalige Cellenbroeders klooster stond deze spreuk van rector Traudenius: Praesidium atque decus quae sunt et gaudia vitae - Formant hic animos Graeca Latina rudes. Vrij vertaald: Om eens tot steun, sieraad en bron van vreugde in het leven te zijn, vormen Grieks en Latijn hier de nog ruwe geest. De woorden in het testimonium ‘in formandis rudibus juvenum animis’ (bij de vorming van de nog ruwe geest van de jeugd) zijn hier zeker een echo van.
183.1-45r

animis facilis et assiduus, sedet in castigandis protervae
juventutis vitijs severus, quo majori eam ad virtutem
impelleret ardore. His moribus tantam sibi apud
omnes famam, et apud bonos conciliavit amorem
ut facile curae et institutioni ipsius committerent liberos,
qui nec paenitendos inde retulerunt fructus. Sic
vixit apud nos ultra septennium, nemini gravis,
omnibus utilis, et magnum sui desiderium relinquens
quibuscum familiariter versari ipsi contigit, quapropter
eum omnibus bonis largissimi commendatum volumus,
etque[1] et studiis ipsius omnia fausta apprecamur.
Dabamus Goudae Nonis Januarij MDCCXXI,
id est quinto die Januarij
Vergadering van den Heeren scholarchen
gehouden den 2e maart 1721 present
de Heeren van Abbesteech, de grande
van der dussen.
js ontfangen een missive van den gewesen Conrector
Stippius betuygende syn danckbaarheyd, en luydende
als volgt
Nobilissimis Amplissimis gravissimis
Schola[e] goudanae constituendae IV-Viris
Salutem plurimam dicit
J. R. Stippius
[[2]] Ea. qua par est observantia et reverentia
Amplissimi Viri, liceat mihi, quae a pietate
et animo gratissimo beneficiorumque a vobis
in me collatorum haud immemori proveniant
commemorare et exponere[.] alibi alii querantur
Literis non constare pret[i]um nec Literatis
haberi honorem: ego vero generosa Vestra
munificentia longe diversa plus simplici vice
expertus sum, quae numquam mihi satis
predicari poterunt, Ex eo enim tempore quo
mihi pubis Scholasticae demandastis curam
benigne mihi prosperistis, abeuntem
liberali donastis congiario. denique ad
benevolentiam accessit Vestram cumulus
quod opellam qualemcumque meam publico
[1] [missive van dankbaarheyd van de geweesen conrector Stippius.] in de marge
[2] [etque] lees [eique]
Daarom willen wij hem in de breedst mogelijke zin royaal aanbevelen en wij wensen hem alle goeds bij zijn verdere carrière.
Gegeven te Gouda, op de nonen van januari 1721, dat is de 5e dag van januari.
Bedankbrief
183.1-45r

animis facilis et assiduus, sedet in castigandis protervae
Juventutis vitys severus, quo majori eam ad virtutem
jmpelleret ardore. His moribus tantam sibi apud
omnes famam, et apud bonos conciliavit amorem
ut facile curae et institutioni ipsius committerent Liberos
qui nec paenritendos inde retulerunt fructus. Sic
vixit apud nos ultra Septennium, nemini gravis,
omnibus utilis et magnium Sui desiderium relinquens
quibusorum familiariter versari ipsi contigit quaproplie
eum omnibus bonis Largissime commendatum, volunius,
etque et Studys ipsius omnia fausta apprecamur
Dabirmus Goudae Nonis January CIƆIƆCCXXI.
id est quinto die January
Vergadering van den Heeren scholarchen
gehouden den 2e maart 1721 present
de Heeren van Abbesteech, de grande
van der dussen.
js ontfangen een missive van den gewesen Conrector
Stippius betuygende syn danckbaarheyd, en luydende
als volgt
Nobilissimis Amplissimis gravissimis
Schola[e] goudanae constituendae IV-Viris
Salutem plurimam dicit
J. R. Stippius
[[1]] Ea. qua par est observantia et reverentia
Amplissimi Viri, liceat mihi, quae a pietate
et animo gratissimo beneficiorumque a vobis
in me collatorum haud immemori proveniant
commemorare et exponere[.] alibi alii querantur
Literis non constare pret[i]um nec Literatis
haberi honorem: ego vero generosa Vestra
munificentia longe diversa plus simplici vice
expertus sum, quae numquam mihi satis
predicari poterunt, Ex eo enim tempore quo
mihi pubis Scholasticae demandastis curam
benigne mihi prosperistis, abeuntem
liberali donastis congiario. denique ad
benevolentiam accessit Vestram cumulus
quod opellam qualemcumque meam publico
[1] [missive van dankbaarheyd van de geweesen conrector Stippius.] in de marge
Aan de weledele, zeer achtbare, gestrenge Heren Vier, bestuurders van de Goudse School
zendt J.R. Stippius[1] een allerhartelijkste groet.
Het zij mij vergund, weledele heren, om met gepaste eerbied en hoogachting die zaken in herinnering te roepen en uiteen te zetten die voortkomen uit respect en de dankbaarheid in mijn hart. Dat hart herinnert zich zeer goed de weldaden die u mij heeft bewezen. Laat anderen elders maar klagen dat de letteren geen waardering krijgen en dat geletterden niet geëerd worden: door uw genereuze welwillendheid heb ik meer dan eens heel andere dingen mogen ervaren, die ik nooit voldoende zal kunnen verkondigen. Immers sinds het moment dat u mij de zorg voor de schoolgaande jongemannen heeft toevertrouwd, heeft u mij welwillend bejegend, en toen ik vertrok heeft u mij een ruimhartige beloning gegeven. Ten slotte heeft uw goedgunstigheid zijn bekroning gekregen doordat u mijn prestaties (als ze die naam mogen hebben)
[1] Johan Reinhart Stippius (1681-1753), geboren in Kassel (Neder-Hessen), conrector van de Latijnse School in Gouda.
183.1-45v

ornare testimonio eamque fuisse vobis
gratam perbenigne declarere[1] volueritis
Tot tantaque merita et beneficia
gratissimo recolens animo non possum,
quin Vobis Illustres Viri maximas agam
gratias quas quum referre non liceat
semper habebo vos prae ceteris et colam
et diligam et observabo dum vivam[.]
porro autem propitia in me sitis voluntate
et pristino complecti favore pergatis etiam
atque etiam rogo. Id sedulo operam dabo
ut nulli in Vos, Viri Nobilissimi secundus
obsequio et pietate exsistam[.] quod superest
Deum optimum maximum supplex veneror, ut vobis
vitae usum et fructum proroget in tempus
quam longissimum ut vigiatis[2] ac floreatis
cum omnibus Vestris. Valete, Vire[3] Summi,
et Rebus Publicis diu salvi et felices
consilio curaque Vestra adeste. Bommeliae
in geldris ante diem IV Kalendas martias MDCCXXI
id est die vigisimo[4] sexto februarij
vergadering gehouden by de
Heeren Scholarchen, den 24 maart
1721 present de Heeren van
Abbesteech, de Grande van der
dussen, en van Brandwyck
[[5]] Jn agting genomen synde de lange vacature
van de Conrectors plaatsen, en dat den rector
de discipulen in de Conrectors School, gedurende
die tyd had geinstrueert, js goedgevonden en
verstaan, aan den voornoemde rector te geven een
liberaale gifte ter somma van hondert gulden, sonder dat
het selve in toecomende voor een exempel gealle-
geert, of in consequentie getrocken sal worden.
[1] [declarer] lees [declarare]
[2] [vigiatis] lees [vigeatis]
[3] [Vire] lees [viri]
[4] [vigisimo] lees [vigesimo]
[5] [hondert gulden aan den rector tot een liberaale gifte voor het waarnemen van des Conrectors plaatse] in de marge
met een openbaar getuigschrift luister heeft willen bijzetten. Bovendien heeft u over mijn prestaties goedgunstig willen verklaren dat ze u welgevallig waren.
Wanneer ik mij zo vele en zo grote gunsten en weldaden in diepe dankbaarheid herinner, kan ik niet anders dan u, illustere heren, de hoogst mogelijke dank brengen. Ook als mij dat niet zou worden toegestaan, zal ik u altijd beschouwen als boven alle anderen verheven, en ik zal u eren en hoogachten en eerbiedigen zolang ik leef.
Verder vraag ik dringend dat u mij goedgunstig gezind wilt blijven en dat u de vertrouwde goede verstandhouding wilt blijven koesteren. Hiervoor zal ik mij ijverig inspannen, en wel zo dat ik voor niemand onderdoe in gehoorzaamheid en eerbied jegens u, weledele heren. Verder richt ik eerbiedig mijn smeekbede tot God almachtig en bid hem om u zo lang mogelijk genot en gebruik van het leven te verlenen, opdat u in goede gezondheid en voorspoed met al de uwen zult leven. Vaarwel, hooggeachte heren, en moge u de publieke zaak nog lange tijd gezond en gelukkig met raad en daad dienen.
Te Zaltbommel in Gelderland, op de 4e dag voor de kalender van maart, 1721.
Dat is de 26e dag van februari.

