- 84r
- 84v
- 85r
- 85v
- 86r
- 86v
- 87r
- 87v
- 88r
- 88v
- 89r
- 89v
- 90r
- 90v
- 91r
- 91v
- 92r
- 92v
- 93r
- 93v
- 94r
- 94v
- 95r
- 95v
- 96r
- 96v
- 97r
- 97v
- 98r
- 98v
- 99r
- 99v
- 100r
- 100v
- 101r
- 101v
84r
sellen van dy trecken ende dan en salste gheen ghewyn meer van
ons hebben Hier nae gheuielt doe hi die honich winnen soude.
dat hem een bije seer stac also dat hi verwoet wort ende werp
alle die stocken om ende veriaghede also die bijen. Ende die bijen
toghen van daen ende lieten hem wesen Hier nae als hi van armoe
den ghedwonghen wort die te voren in weelden te leuen plach
van ghewin der bijen doe bekende hi die nutticheyt der bijen.
bescryende sijn eersten staet ende seyde HArde dinghen moet
hi liden.die vant soete wil verblijden Deser ghelijc vintmen veel
huden te daghe die in gode garen wel leuen wouden hem mit=
ter werlt te verblijden ende oec mit cristo regneren Veel menschen
soeken cristum in weelden daer sijs niet vinden en moghen Als
Job seyt God en wort niet gheuonden inden lande der gheenre
die leckerliken leuen Daer om seyt Jheronimus Die leuen wil na
dat heylighe ewangeli sijn leuen sal wesen een marteli Want die
heer en heeft den mensch niet wtten paradise gheworpen dathy
hem seluen hier een ander paradijs soude setten als bernardus seit
Jnt vader leuen leestmen dat een broeder den abt anchilles vraech
den ende seyde: Hoe coemt dat ic inder cellen sittende becoringe van
die traecheyt lide Die oude antwoorden wanttu nye ghesien en
hebste die ewighe ruste die wi hopende verbeyden ende die helsche
pinen die wi vresen Waert dattu dese dinghen naersteliken an
saechste al waer die celle tot dinen hals toe vol wormen du sou
deste daer blijdeliken sonder traecheyt in bliuen Noch leestmen daer
dattie broeders enen heylighen ouden vader baden dat hi wat rus
ten woude vanden swaren arbeyde Wien hi antwoorden Ghe=
looft mi kinderen want abraham sal rouwe hebben als hi die gro
te claer gauen godes sel sien om dat hi niet meer daer om ghestre=
den en heeft Oeck seyden sommighe broeders tot enen groten
ouden Hoe bistu hier te vreden ende hoe moghestu den groten ar
beyt liden Hi antwoorden Alle die tijt mijns arbeyts dien ick
hier liden is niet ghenoech te compareren tot enen dach der tor
menten die den sonders int toecomende leuen bereyt sijn .
¶ Van die leeu die teghen den aern vacht Dyalogus lxxxv
zullen wij bij je weggaan en dan heb je geen profijt meer van ons.”
Toen hij daarna de honing wilde pakken, stak een bij hem zo erg dat hij woedend werd. Hij gooide alle korven om en verjoeg zo de bijen, die daarna vertrokken en hem achterlieten. Hierna werd hij gedwongen om in armoede te leven terwijl hij vroeger gewend was aan de weelde die hij had door het profijt van de bijen. Toen erkende hij pas het nut van de bijen. Hij huilde om het verlies van zijn vroegere leven en zei: “Je komt pas bij het zoete aan nadat je eerst narigheid hebt ondergaan.”
Iets dergelijks vindt men nu vaak bij mensen die graag met God zouden willen leven, maar die genieten van alles wat de wereld te bieden heeft en ook met Christus willen heersen. Veel mensen zoeken Christus in weelde, maar vinden hem daar niet.
Job zei hierover: “God wordt niet gevonden in het land van degenen die een gemakkelijk leven hebben.” Hieronymus zegt: “Het leven zal een marteling zijn voor wie naar het heilige Evangelie wil leven.” Bernardus zegt daarover: “De mens is door de Heer niet uit het paradijs verdreven om hier voor zichzelf een ander paradijs te maken.”
In Het Leven van de Woestijnvaders kan men het verhaal lezen van een broeder die aan de abt Anchilles vroeg: “Hoe komt het dat ik, terwijl ik in mijn cel zit, in de verleiding kom om lui te zijn?” De oude abt antwoordde: “Omdat je de eeuwige rust waar wij hoopvol naar uitzien en de helse pijnen die wij vrezen nog niet hebt ondervonden. Wanneer je deze dingen ernstig zou nemen terwijl jouw cel tot aan je hals toe vol zat met wormen, dan zou je daar met vreugde en zonder luiheid in verblijven.”
Ook leest men dat broeders een heilige oude vader smeekten wat rust te nemen na het zware werk. Hij antwoordde hen: “Geloof mij kinderen, dat Abraham er verdriet van zou hebben wanneer hij de heerlijkheid van God zou mogen aanschouwen terwijl hij daar niet met meer ijver om gestreden heeft.”
Enkele broeders vroegen aan een belangrijke oude vader: “Hoe kan het dat u hier tevreden bent en hoe kunt u het zware werk volhouden?” Hij antwoordde: “Alle tijd die ik hier aan mijn arbeid besteed is niet te vergelijken met één dag van kwellingen die zondaars na dit leven te wachten staat.”
De 85e dialoog. Over de leeuw die tegen de arend vocht
84v
DJe leeu die coninc is van allen dieren vacht sterkeliken
teghen den aern dye conincynne is van dye voghelen
ende hadden by hem alle dieren staende opter aerden
Mer die aern mit horen voghelen sat bouen optie boemen ende
werpende scutte ende pijlen vacht si sterkeliken teghen die bees=
ten Dit sach een voghel grijp die daer voorbi lijden soude dient
wonderlike seer mishaghede. ende ghinc sitten op een houelkijn
daer by ende en vloech daer niet toeHier om wort die leeu seer
veruaert ende seyde in hem seluen Jst dat dese voghel grijp tegen
mi valt soe sal ic verwonnen wesen Des ghelijc docht die aern
ende seyde Dese voghel grijp heeft een start ende voeten als een dier
Jc sorghe ist dat hi mitten beesten toeualt teghen mi ic en sels
niet moghen houden. Hier om seynden si beyde totten voghel=
grijp hoor boden om hem te vraghen wie hi waer ende dat hi
hem ontbieden woude waer om hy daer sate Welken die vo=
ghel grijp antwoorden Jc ben een voghel ende oec een dier Mer
ic en ben niet inder pertijen h of k Ende dat ic hier sitte dat is om
vreede ende niet om die pertije te sterken Ende doe hi dat antwoort
ghegeuen had wort hi vriendeliken van hen allen ontfanghen.
De leeuw, die koning is van alle dieren, vocht krachtdadig tegen de arend, de koningin van de vogels. Hij had alle dieren op aarde om zich heen staan. De arend zat met haar vogels bovenin de bomen. Ze vocht vol overgave met pijl en boog tegen de dieren. Een griffioen, die daar toevallig langs kwam, zag dit en was zeer misnoegd over deze wonderlijke vertoning. Hij ging op een heuveltje vlakbij zitten, maar hij vloog niet naar hen toe. De leeuw werd daar heel bevreesd om. Hij zei bij zichzelf: als deze griffioen mij aanvalt dan zal hij het van me winnen. De arend dacht hetzelfde. Ze zei: “Deze griffioen heeft een staart en poten als een dier. Ik maak me zorgen dat hij me samen met de dieren aanvalt en ik hem niet kan verslaan.”
Daarom stuurden ze allebei boodschappers naar de griffioen om hem te vragen wie hij was en hun te komen vertellen waarom hij daar zat. De griffioen antwoordde daarop: “Ik ben een vogel en ook een dier, maar ik ben niet voor één van beide partijen. Ik zit hier om vrede te stichten en niet om de ene of de andere partij te versterken.”
Nadat hij dat antwoord gegeven had, werd hij door iedereen vriendelijk ontvangen.
85r
Ende hi ghinc spacieren waer dat hi woude mit den beesten ende
voghelen ende was des an beyden siden wel gheloeft Hieren bin
nen tracteerden die voghel grijp om paeys ende vrede te maken
ende want hi an gheenre side susspect en was soe gauen hem bey
de die partijen in sinen handen te doen dat hem belieuen soude
Doe gaf hi die sentenci ende gheboet dat si alle gader vandaen
souden trecken ende voortmeer niet vergaderen om te strijden
ende vechten mer in vreden bliuen ende seyde WJe in vreden
wil verbliden . en sal niet kiesen enighe side . Aldus sel oec een
yghelic goet mensche gaen tusschen die partijen op dat hi we=
sen mach een soen des gheens dye int heylighe ewangeli seyt .
Salich sijn si die vrede maken tusschen dye partijende menschen
want si ghehieten sellen wesen kinderen godes ysaias die hey
lighe propheet seytO hoe scoen sijn die voeten der gheenre die
vreden bootscappen ¶ Mer die voeten der gheenre die twist en=
de onurede brenghen warden vermaledijt . als die wise man
seyt Die onurede maect ende mit tween tonghen spreket is ver=
maledijt om dat hi veel menschen verstoort heeft die vrede had
den ¶ Men leset int vader leuen dattet op een tijt gheschiede
datter twist was tusschen enen heydenschen man . ende enen
kersten alsoe dat si teghen malkander quamen ghewapent elck
mit sinen vrienden om te vechtenDie heylighe vader appollo
nius dit vernemende sprac tusschen beyden om vrede te maken
Mer daer was een wreet hart man diet hooft vander onure=
den was die behinderdert daer hy mocht ende seyde dattet gheen
vrede wesen en soude also langhe als hi leefden Doe seyde die
heylighe man Het sal dan gheschieden alstu segste Want hier
nyemant huden gheslaghen en sal warden dan du Ende dijn
graft sal wesen inden buyck der beesten ende der voghelen .
Dat alsoe gheschieden Want hy wort ter stont inden strijt ver=
slaghen ende int sant ghegrauen : Ende doe sijn vrienden des
anderen daghes vroech quamen om hem te halen ende eerliken
te begrauen beuonden si dat hi vanden ghieren ende beesten op
ghegrauen was ende ghegheten:
Hij ging wandelen waar hij maar wilde, samen met de beesten en de vogels en hij werd daarvoor aan beide zijden zeer geprezen.
Intussen onderhandelde de griffioen om vrede te sluiten. Geen van beide partijen vond hem verdacht. Daarom vertrouwden ze hem toe om te doen wat hem zou goeddunken. Toen gaf hij zijn oordeel door te gebieden dat zij allemaal zouden vertrekken en voortaan niet meer bij elkaar moesten komen om te strijden maar de vrede zouden moeten bewaren.
Hij zei: “Wie zich in vrede wil verblijden, moet niet kiezen voor enige zijde.”
Zo moet ook elk goed mens tussen de partijen staan opdat hij een zoon mag zijn van degene die in het heilige Evangelie zegt: “Zalig zijn zij die vrede stichten tussen de strijdende partijen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.” De heilige profeet Jesaja zegt: “Hoe mooi zijn de voeten van degenen die de vredesboodschap brengen.”
Maar de voeten van degenen die ruzie en onvrede brengen worden vervloekt. De wijze man zegt: “Degene die onvrede brengt en met twee tongen spreekt, wordt vervloekt omdat hij onrust heeft gesticht onder veel mensen die in vrede leefden.”
Men kan lezen in Het Leven van de Woestijnvaders dat er eens een ongelovige man en een christen ruzie hadden. Ze stonden gewapend tegenover elkaar om te vechten, elk met zijn vrienden. De heilige vader Apollonius vernam dat en hij sprak met beiden om vrede te sluiten. Maar er was een wrede harteloze man, die de aanstichter van de onvrede was en ruzie maakte waar hij maar kon. Hij zei dat er geen vrede zou zijn zolang als hij leefde.
Toen zei de heilige man: “Het zal gebeuren zoals je zegt. Want vandaag zal hier niemand verslagen worden behalve jij en je graf zal in de buik van de beesten en vogels zijn.” Zo gebeurde het, want hij werd meteen in de strijd verslagen en in het zand begraven. Toen zijn vrienden de volgende dag vroeg kwamen om hem te halen en hem fatsoenlijk te begraven, ontdekten ze dat hij door gieren en wilde beesten was opgegraven en opgegeten.
85v
Van die leeu die sijn twe iongen elck een wijf gaf Dyalogus lxxxvi.
EEn leeu gaf sijn twe ionghen elck een wijf ende gaf hen el=
ken voer die mede gaue een bosch Mer eer hijse van hem
woude laten sceyden leerde hijse in drien dinghen ende
seyde. O mijn kinderen onthout ende bewaert dese drie dinghen
die ic v leer ende ghi selt dan wel staen Dat eerste is dat ghi vreede
houden salt mit vwen volckDat anderde den bosch dien ic v gheef
seldi also regieren ende bewaren dattie beesten ende die dieren daer in
vermenichfoudicht mogen warden Dat derde is dat ghi niet vech
ten en selt teghen den mensche Dese leeringhe hielt die oude wel
ende wort groet ende rijc van goede Mer die iongher verstoerden sijn
volck ende en had geen vrede binnens huys waer om hi mit toor=
nighen moede inden bosch liep ende dode alle dieren die daer wa
ren ende verderf den bosch ende quam tot groter armoeden: Op een
tijt quam hi visiteren sinen broeder ende siende dat hy rijc wort ende
groot seyde hi Jc onsalighe leue in armoeden ende groter onureden
ende du verblijdeste di in weelden ende vrede. Doe antwoorden
die oudeste Die gheboden ons vaders en hebste niet ghehouden
ende daer om comen alle dese quaden opti Mer ganc mit my in
den bosche ende sich hoe ic ons vaders goeden heb bewaert : Ende
doe si te samen inden bosch quamen was daer een iagher dye
sijn stricken settede op dat hi sommighe beesten soude mogen
vanghen Als dit die ionghe leeu sach seyde hi totten ouden.
Siestu niet dit menskijn dat di begheert te verderuen Die ou
De 86e dialoog. Over de leeuw die zijn twee jongen elk een wijfje gaf
Een leeuw gaf zijn twee jongen elk een wijfje en gaf hun als huwelijksgift een stuk bos. Voordat hij hen alleen achterliet, leerde hij hun drie dingen. Hij zei: “O mijn kinderen, onthoud en bewaar deze drie dingen die ik jullie leer opdat jullie je behoorlijk zullen gedragen. Leef ten eerste in vrede met jullie volk, ten tweede moeten jullie het bos dat ik jullie geef zo beheren en bewaken dat de dieren zich daarin kunnen vermenigvuldigen en ten derde moeten jullie niet vechten tegen de mensen.”
De oudste hield zich goed aan deze nuttige les. Hij werd machtig en hij kreeg veel bezit. Maar de jongste stichtte onrust onder zijn volk. Hij liep in een boze stemming door het bos omdat hij geen vrede met zijn leefgebied had. Hij doodde alle dieren die er waren en hij vernielde het bos. Hij verviel in grote armoede.
Op een keer zocht hij zijn broer op en hij zag dat deze rijk en machtig was geworden. Hij zei: “Ik, ongelukkige, leef in armoede en grote onvrede en jij koestert je in weelde en vrede.” Toen antwoordde de oudste: “Je hebt je niet aan de geboden van onze vader gehouden. Daarom komt al dit kwaad op je af. Ga met mij het bos in en zie hoe goed ik het bezit van onze vader heb beheerd.”
Toen ze samen in het bos kwamen, was daar een jager die zijn strikken zette om enkele beesten te kunnen vangen. Toen de jongste leeuw dit zag, zei hij tegen de oudste: “Zie je dit mensje niet dat jou zou willen vernietigen?” De oudste
86r
de antwoorden En weetstu niet dat wi ons vaders gebot heb
ben dat wij teghen den mensche niet vechten en sellen Die ion=
gher antwoorden O hoe sot bistu:wilstu dijn edelheyt des leeu
wen alsoe verliesen om alsulke woorden die niet en sijn te ach
ten Jc sal hem an sticken scoerenEnde als hi aldus totten mensch
liep ende die stricken niet en wachten wort hi gheuanghen in
die netten Ende die oude ghinck te huys ende seyde WJe
sijn vaders ghebot volbrenct . en wort van nyemants quaet
ghekrenct. Hier wt machmen merken hoe seker ende goet dat
tet is dye gheboden onser ouders te houden ende dattet recht
is te obedieren horen gheboden . Paulus scrijft ad colocenses
kinderkijns obediert uwen ouders inden here want dat is recht
Men seyt een fabel dat een leeu van ouderdom in een kuyl lach
ende tot hem quam sijn ionghe dye seer sterck was . wien dye
vader seyde Verblide di wantti alle dieren ontsien . Mer een
dinck leer ic dy als dattu nymmermeer en wilste vechten tegen
den mensche want hi die alre sterckste is bouen al Die ionghe
wort hier wt becoort ende socht den mensch om teghen hem
te vechten ende vant twe ossen in een coppel tesamen ghebon=
den ende vraechden hem ende seyde Sijdi menschen . Si sey
den neen[wij] mer wij sijn vanden menschen aldus ghedwon=
ghen Daer nae vant hi een tellenaer mit hoef ysers beslaghen
ende een sadel op sijn rugghe desen vraghede hi ende seyde .
Bistu die mensch dien ick soeck Hi antwoorden neen mer ick
ben vanden mensche aldus bereytDie leeu verwonderde hem
van desen ende voortgaende vandt hi een lantman die een gro
ten boem doer saghede Tot desen seyde die leeu Maect die haes
teliken bereyt want ic teghen di vechten wil Die man antwoor
den laet ons eerst dit hout sniden. Dan sellen wi nae strijden
Ende hi leerden den leeu dat hy sijn poten steeken soude in die
sneede vanden hout .op dat sijt soe veel te eer dat hout souden
moghen sniden Die leeu stac sijn poten in.ende die man toech
dye saghe wt ende clemmede des leeuwen poten int hout alsoe
dat hi grote hulpe riep vanden boeren die daer bi woenden Ende tot=
ten geroep des lewen quam alle dat volck vanden dorp mit stocken ende
antwoordde: “Weet je niet dat onze vader verboden heeft om tegen de mens te vechten?” De jongere leeuw antwoordde: “O wat ben jij dom, wil je de grootheid van de leeuw soms verliezen om zulke woorden? Wij hoeven die niet te eerbiedigen. Ik zal hem aan stukken scheuren.”
Toen hij op de man afliep, had hij de strikken niet in de gaten en werd hij gevangen in de netten. De oudste ging naar huis en zei: “Neem je vaders gebod nu maar aan, dan word je door niemand kwaad gedaan.”
Hieruit kunnen wij leren hoe veilig en goed het is als we ons aan de geboden van onze ouders houden en dat het juist is om hen te gehoorzamen. Paulus schrijft in zijn brief aan de Kolossenzen: “Kinderen, gehoorzaam je ouders want dat is de wil van de Heer.”
Er is een fabel over een leeuw die vanwege zijn hoge leeftijd in een kuil lag. Zijn jong, dat erg sterk was, kwam naar hem toe. De vader zei: “Wees blij, want alle dieren hebben ontzag voor je. Maar één ding wil ik je zeggen: vecht nooit tegen de mens want hij is het sterkst van allemaal.”
Het jong werd hierdoor juist in verleiding gebracht en ging op zoek naar een mens om tegen te vechten. Hij kwam twee ossen tegen die in een koppel samengebonden waren. Hij vroeg aan hen: “Zijn jullie mensen?” Zij zeiden: “Nee, maar de mensen doen ons dit aan.” Daarna vond hij een paard, met hoefijzers beslagen en met een zadel op zijn rug. Aan hem vroeg hij: “Ben jij de mens die ik zoek?” Het paard antwoordde: “Nee, maar de mens heeft mij in deze toestand gebracht.”
De leeuw verwonderde zich hierover en terwijl hij verder ging kwam hij een boer tegen die bezig was een grote boom om te zagen. De leeuw zei tegen hem: “Zorg snel dat je klaar bent want ik wil tegen je vechten.” De man antwoordde: “Laten we eerst dit hout zagen, daarna gaan we vechten.” Hij vertelde de leeuw dat hij zijn poten in de inkeping van het hout moest steken zodat ze veel sneller het hout zouden kunnen zagen. De leeuw stak zijn poten erin. De man trok de zaag eruit en klemde zo de leeuwenpoten vast in het hout.
Hij riep daarna luid om hulp naar de boeren die daar in de buurt woonden. Alle mensen van het dorp kwamen met stokken en zwaarden op het gebrul van de leeuw af
86v
swaerden om den leeu doot te slaen Als die leeu dit sach ende hi int
gat was liet hi sijn clauwen int hout steken ende also mit bloedigen
voeten wech lopende mocht hi nauwe ontgaen. Ende keerde weder
tot sijn vader ende bekenden doe mit onderuinden dat sijns va=
ders leeringhe goet ende profitelick was.
¶ Van den voghel grijp den tyran ¶ Dyalogus lxxxvij.
VOghel grijp als ysidorus scrijft is een voghel die vier
voeten heeft.ende is int hooft ende den vloeghelen ghelijc den
aern ende voort int ander deel sijns lijf ghelijc den leeu Ende
is den mensch ende den paerden seer haetich Hi leit in sijn nest een
smaragd teghen die venijnde dieren. Hi is so sterck ende wreet dat
hi leuendighe menschen verscoert Dese had[d]de ontfanghen een
prouincie te regieren Daer hi om sijn wreetheyt ende ghiericheyt
ten eersten een ghebot ghegeuen had datmen daer gheen coepluden van
buten en soude laten comen te copen of te vercopen Ten anderen
dat niemant van anderen landen daer en soude moeten comen in
sijn lant Ten dorden dat nyemant van sinen volck reysen en sou
de tot anderen landen Als hi aldus dese drie dinghen strenghe
liken bewaerden ende in groter weel[d]icheyt leuende was verga
derde hi voor hem seluen grote goeden ende en deelde daer nye=
mant anders of Daer nae ghesciede wt die verhenghenisse go
des dat die donre ende blixem alle die prouincie verbernden ende ver
doruen Alsoe dat sijn volck tot hem quam biddende oorlof van
hem mit screyenden oghen dat si tot andere landen mochten rey
om de leeuw dood te slaan. Toen de leeuw dit zag, terwijl hij vast zat in het gat, liet hij zijn nagels in het hout zitten. Hij liep met bloederige poten weg en hij kon ternauwernood ontsnappen. Hij keerde terug naar zijn vader, aan wie hij bekende dat hij had ondervonden dat zijn vaders lessen goed en nuttig waren.
De 87e dialoog. Over de griffioen, de tiran
Isidorus schrijft dat de griffioen een vogel is die vier poten heeft en dezelfde kop en vleugels als de arend heeft terwijl de rest van zijn lijf gelijk is aan een leeuw. Hij haat mensen en paarden. Hij legt in zijn nest een smaragd tegen de giftige dieren en is zo sterk en wreed dat hij mensen levend verscheurt.
Deze griffioen had een landstreek gekregen om over te regeren. Vanwege zijn wreedheid en hebzucht had hij ten eerste een gebod uitgevaardigd dat men geen kooplieden van buiten mocht laten komen om te kopen of om te verkopen, vervolgens dat niemand uit andere landen zijn land in mocht komen en ten derde dat niemand van zijn volk naar andere landen mocht reizen.
Terwijl hij streng toezicht hield op deze drie geboden en in grote weelde leefde, verzamelde hij voor zichzelf kostbare goederen en deelde die met niemand anders.
Daarna beschikte God dat het ging donderen en bliksemen. De gehele landstreek verbrandde en werd vernietigd. Zijn volk kwam bij hem en smeekte hem huilend hun toe te staan om naar andere landen te reizen
87r
sen op dat si niet van hongher en souden vergaen Doe sende hy sine bo
den in vremden landen dat si daer copen souden dat sinen volck noot
turftich waer ende si weder ontfanghen souden ghelt ende goet ge=
noech Mer die luden van anderen landen antwoorden Segt uwen
heer du en hebtste nye vercopen willen tot onser behoef Daer om en
willen wi di oec nu niet vercopen Anderwerf seynde hi ande=
re boden ontbiedende desen vreemden luyden dat si vrilic comen wou=
den tot sijn lant om hoor goeden te vercopen Si antwoorden Du en
woudeste ons nye ontfangen daer om en selstu oec nu niet krighen
Derdewerf ontboet hi hen dat si hem mitten sinen wilden ontfan
gen op dat si van hongher ende kommer niet en souden vergaen.
Doe antwoorden si du en woudeste nie tot ons comen Daer om
en sellen wi di oec niet ontfangen Ende waert dattu oec tot ons co=
men woudeste wi souden di van ons verdriuen Aldus is hi in sijn
re noot van allen menschen gelaten ende is vergaen mit alle die sinen van
groot kommer ende ghebrec ende seyde D Je niemant en dient en
wort niet ghedient. in sijnre noot en heeft hi niet enen vrientDaer
om ist profitelic dattie comenscap gaet ende keert onder die ghe
meen[cs]scap der coopluden ende datmen in allen lantscappen waer
ende goet brenghet ende haelt om dye nootturfte ende ghebreck der
menschen te verhoeden Hier of seyt onse heer int heylighe ewan
geli Alle dat ghi wilt dat v die menschen souden doen dat doet hen
oec in alre wijs dit is die wet ende dattie propheten gescreuen heb
ben Ende basilius die heylighe man seyt Alsodanich wese den an
deren als [b]u wilste dattie anderen teghen di sijnMen leest dat doe
die grote alexander mit sinen volck wanderden inden weghe ende
van groten dorste ghepinicht worden quam daer een goet man die
hem voer een grote gaue een nap mit water gaf dien hi danc=
baerliken ontfinc ende gheboet sinen dienres datmen dat water wt
soude gieten want hi en woude niet alleen drincken ende laten sijn
ridders versmachten van dorst Hier contrari seyt die ghierighe
inden boec der wijsheyt Jc heb mijn rust gheuonden ende sel alleen
van minen goeden eten Daer om en sel men alsulke ghierige men
schen niet ordineren tot prelaten ofte regieres vanden volckGhe
opdat zij niet door honger zouden sterven. Hij zond zijn boden naar vreemde landen om daar handel te drijven omdat zijn volk gebrek had. Dan zouden zij weer genoeg geld en goederen ontvangen. Maar de bewoners van de andere landen antwoordden: “Zeg tegen uw heer dat jullie niets hebben willen verkopen toen wij daar behoefte aan hadden. Daarom willen wij nu ook niets aan jullie verkopen.”
Een andere keer zond hij andere boden om deze vreemdelingen te laten weten dat zij in vrijheid naar zijn land mochten komen om hun goederen te verkopen. Zij antwoordden: “Jij wilde ons nooit ontvangen, daarom zal je ook nu onze goederen niet krijgen.”
Voor de derde keer verzocht hij hen dringend hem met zijn volk te willen ontvangen opdat zij niet door honger en gebrek zouden sterven. Daarop antwoordden zij: “Jij wilde nooit naar ons toe komen, daarom zullen wij jou ook niet ontvangen. Mocht je toch naar ons toekomen, dan zullen wij je wegjagen.”
Zo is hij in zijn benarde omstandigheid door alle mensen verlaten en is hij met zijn volk door groot gebrek bezweken. Hij zei: “Wie niemand dient, wordt niet gediend. In nood heeft hij geen enkele vriend.”
Daarom is het nuttig als er een handelsgeest heerst onder de gemeenschap der kooplieden en men overal koopwaar en goederen brengt en haalt om gebrek onder de mensen te voorkomen.
Hierover zei onze Heer in het heilige Evangelie: “Alle dingen dan die u wilt dat u de mensen zouden doen, doet u hun evenzo; want dat is de Wet en de Profeten.” De heilige Basilius zegt: “Behandel anderen zoals jezelf behandeld wilt worden.”
Men kan lezen dat de grote Alexander eens met zijn volk ten strijde trok en door grote dorst gekweld werd. Hij ontmoette een goede man, die hem als een groot geschenk een nap met water gaf. Alexander nam deze dankbaar aan en beval zijn dienaren het water er uit te gieten want hij wilde niet alleen drinken en zijn ridders laten versmachten van dorst.
In tegenstelling hiermee zei de hebzuchtige in de Wijsheid van Jezus Sirach: “Ik heb mijn rust gevonden en ik zal alleen van mijn bezit genieten.” Daarom moet men zulke hebzuchtige mensen niet in hoge geestelijke ambten of tot bestuurders van het volk aanstellen,
87v
lijc als die oude philosophen ende heren nie en wouden enigen setten
dat volck te regieren die mit giericheyt bekommert was als vale
rius bescrijft dat op een tijt doe die romeynen twe raetsheren seyn
den wouden om hispanien te regieren seide die wijse man scipio geen
van beyden en duncket mi te dienen of nutte te wesen om dat lant
te regieren. want die een arm is ende niet en heeft ende die ander nim=
mermeer genoech en heeft ¶ Aldus rekendet hy al euen quaet te
wesen inden bosen tyrannen armoede ende giericheyt Noch scrijft die
selue valerius ende seyt dat tiberius die keyser die rechters ende dien
res der lantscappen selden plach te vernuwen om dattie niewe altoes
gheneicht waren om ghelt ende giften te nemen. Hier om vindet men
een exempel van enen ghewonden man dien die vlieghen sijn bloet
sugende bedect hadden daer een ander voerbi leet ende dye vliegen
wt medeliden van hem veriagede dattoe die gewonde man tot hem
seyde O goede vrient du hebste mi quaet gedaen om dat dese vol
waren ende sat ende daer nu ander hongerige weder sellen comen ende mi
meerder pijn an doen. Des gelijc sijn alle officiers als si arm sijn
altoes gierich ende bereyt om ghelt te hebben Men leset in die fabu
len dat een coninc bat sinen afgod appollo dattet al gout mochte
wesen dat hi hantierden ende het wort hem ghegeuen na sinen wil Hier
na gesciedet als hi spise of dranc in sinen mont soude nemen dat=
tet verwandelt wort in gout ende most van honger steruen. Aldus
doet oec die rijcdom die den rijken gierighen meer gierich maect ende
hen brenget in die ewighe verdoemnissen Men vindet in die croni=
ken gescreuen dattie conincynne tharis doe si den coninc van parsen
hadde geuangen datsi hem sijn hoeft of deede slaen ende dat setten in een
becken vol bloets ende seyde du hebste dorst ghehadt nae bloet
drincke nu so veel alstu wilste Aldus selt den ghierighen ende on
genadighen rechters ende officiers ghescieden na desen leuen dye
hier dorst hebben ghehat int bloet dat is dat goet ende den
arbeyt der armer menschen want dye gierighe menschen sellen
inder hellen drincken ghesmouten gout Een philosooph scrijft
dattie keyser nero ghesien was inder hellen hem seluen te waschen
ende baden in ghesmouten gout Ende doe hi sach een scaer volcks die
zoals de oude wijsgeren en machthebbers nooit een hebzuchtige wilden aanstellen om het volk te regeren.
Valerius schrijft dat de Romeinen eens twee consuls naar Spanje wilden sturen om het land te regeren. De wijze man Scipio zei toen: “Ik denk dat geen van beiden dienstbaar of nuttig kan zijn om het land te regeren, want de een is arm en heeft niets en de ander heeft nooit genoeg.” Zo rekende hij armoede en hebzucht bij boosaardige tirannen tot hetzelfde kwaad.
Dezelfde Valerius schrijft dat keizer Tiberius de rechters en bestuurders van de landstreken zelden placht te vervangen, omdat de nieuw benoemden altijd geneigd waren om geld en giften aan te nemen.
Een leerzaam verhaal gaat over een gewonde man die met bloedzuigende vliegen overdekt was. Er kwam iemand aan die de vliegen uit medelijden verjoeg. De gewonde man zei toen tegen hem: “Goede vriend, je hebt me kwaad gedaan omdat de vliegen zich volgezogen hebben. Nu zullen andere hongerige vliegen op me afkomen en mij nog meer pijn doen.”
Zo zijn alle beambten als ze arm zijn altijd hebzuchtig en begerig om geld te verkrijgen.
In een fabel is te lezen dat een koning zijn god Apollo bad of alles waarvan hij gebruik maakte van goud mocht zijn. Het werd hem overeenkomstig zijn wens gegeven. Daarna gebeurde het, toen hij spijs en drank in zijn mond wilde nemen, dat die in goud veranderd werden en hij van honger moest sterven.
Zo doet ook de rijkdom, die de rijke hebzuchtigen hebzuchtiger maakt en hen naar de eeuwige verdoemenis voert.
In de kronieken staat geschreven dat koningin Tomyris de koning van Perzië gevangen genomen had. Ze liet hem onthoofden en zette het hoofd in een kom vol met bloed. Ze zei: “Je was dorstig naar bloed, drink nu zo veel als je wilt.”
Zo zal het de hebzuchtige en genadeloze rechters en beambten vergaan na dit leven, die hier op aarde op bloeddorstige wijze het bezit en het arbeidsloon van arme mensen afhandig maakten. Want hebzuchtige mensen moeten in de hel gesmolten goud drinken.
Een filosoof schrijft dat keizer Nero in de hel was gezien, zich wassend en badend in gesmolten goud. Toen hij een groep mensen zag die
88r
voorspraken ende aduocaten hadden gheweest seide hi tot dien
coemt ghi o gheslachte der menschen die veyl of te coop wart ende
badet v mit mi want ick v dat beste bad nae ghehouden heb
Van leopardus ende den eenhoorn die mitten draec vochten Dyalogus lxxxviij
Solinus die meester scrijft dat leopardus is een dier dat
ghewonnen is van een leeu ende pardus dat een dyer is
van menigherhande verwe Die wijfgens van desen sijn
koenre dan die mannekijns Plinius dye meester scrijft Als ye
mant den toornighen leoparden wederstaen wil dat hi dan in sinen
handen vyen of loeck wriuen ende breken sal.ende om dat hi den roock
des vyens niet ruken en mach sal hi vlien ende wech lopen ende niet
mogen wederstaen. leopardus is rootachtich van verwen hebbende
swarte vlacken ouer sijn lijf ghestroeijt ende si sijn veel minre dan
leeuwen Ende als hi enich venijnt etet soeket hy menschen drec ende
dat etet hi ende wordet dan daer of genesen Ambrosius die heyli
ge leeraer scrijft dat dese beesten alsoe natuerlike wreetende wilt
sijn datmense also niet temmen en mach dat si hoer wreetheit vergeten
Si worden nochtant wel ghetemmet datmender andere beesten
mede vanget Ende wanneer datmense ontbindet ende ontlaet ende hy
ten vierden often vijften spronc gheen ander beest en vanget so blijft hy
staen in grote felheyt ende toornicheyt Ende ten si dattie iager den
rasende beest gheen ander beest en gheeft van wes bloet sijn toor
ne besaft mach warden hy sel den iagher of wie dat hem te ge
moet coemt opt lyf varen ende aen sticken scoren want hi niet te vreden
ghemaect mach warden dan mit bloet Dese leopardus hadde
verdedigers en advocaten waren geweest, zei hij: “Kom hier, mensensoort die te koop was, baad met mij want ik heb het beste bad voor u bewaard.”
De 88e dialoog. Over het luipaard en de eenhoorn die met de draak vochten
Meester Solinus schrijft dat het luipaard een dier is dat voortgekomen is uit een leeuw en een panter, een veelkleurig dier. De wijfjes van deze dieren zijn moediger dan de mannetjes.
Meester Plinius schrijft: “Als iemand weerstand wil bieden aan een kwaad luipaard, moet hij in zijn handen uien of knoflook fijnwrijven of breken. Omdat het dier niet tegen de geur van uien kan, zal hij niet kunnen aanvallen en vlucht hij.” Het luipaard is roodachtig van kleur, met zwarte vlekken verspreid over zijn lijf. Ze zijn veel kleiner dan leeuwen. Als hij iets giftigs eet, gaat hij op zoek naar uitwerpselen van mensen. Hij eet die op en wordt daardoor genezen.
De heilige leraar Ambrosius schrijft dat deze beesten van nature wreed en wild zijn. Mensen kunnen hen daarom niet temmen en er ook niet voor zorgen dat ze hun wreedheid kwijtraken. Toch worden ze wel getemd om er andere dieren mee te vangen. Wanneer men het luipaard losmaakt en laat gaan en hij bij de vierde of vijfde sprong geen ander dier vangt, blijft hij trillend van woede stilstaan. De jager moet het razende beest dan een ander dier geven zodat door diens bloed de woede van het luipaard kan zakken. Anders zal hij de jager, of wie hem dan ook tegemoet komt, te lijf gaan en aan stukken scheuren. Hij kan namelijk alleen tevreden gesteld worden met bloed. Dit luipaard had
88v
strijt toghen den draec dien hi niet verwinnen en mocht waer
om hi ghinc tot den eenhoorn ende bad hem oetmoedeliken ende seyde.
Du biste groot ende sterck ende gheleert int strijden ende vechten . Jck
bids di seer dattu mi bescermen ende helpen wilt vander verwoet
heyt des drakes Die eenhoorn als hi hoorde dat hi also gepre
sen wort ende alsulke grote dingen van hem gheseyt worden began
hi hem seluen te verheffen ende seyde Du seggheste waer dat ick in
vechten ende strijden wel gheleert ben waer om du blijde selt sijn want
ic di wel helpen ende bescermen sal en wilt daer om niet ontsien:want
als die drake sinen mont opdoen sal wil ic hem mit minen scerpen
hoorne doer steken ende also verwinnen Ende doe si te samen tot den
draec quamen began die leopardus den strijt hopende van die hulpe
des eenhoorns Mer die draec sette hem tegen hen beyden te vechten
ende blies vuer ende stanc wt sinen mont Ende doe hi den mont op ghe
daen had liep die eenhoorn haesteliken an ende woude hem doer sijn
keel steecken Mer die draec scuddede sijn hoeft gins ende weer dat
die eenhoorn dat hoeft des drakes missende sijn hoorn in dye
aerde stac also dat hi daer om starf ende seyde Soe wie wil vechten
voer een ander:die settet hem seluen in des doots handen .¶ Daer om
ist grote sotheyt van sijn eyghen starcheyt te betrouwen daert hem
niet en behoort te vechtenHier om seyt die wijse man van dat dinc
datti niet moyt of lettet en wilt niet kiuen ofte vechtenDaer om
o mensche ondersoec in dinen moet wie du biste:ende wattu doen wil
ste ende of oec die sake totdi behoert Ten minsten en selstu di niet
van eens anders saec onderwindenEn wilt niet voor een ander vechten of
kiuen noch oec onder die twidrachtige die twidracht vermeerderen
Mer doet als seneca leert Altoes sal twidracht beginnen van enen
anderen. van di die vreeden ende versoenige Het gesciede op een tijt
dat sommige menschen kiuende waren tegen horen viant datter een ander
was die toe liep om die van malkanderen te sceyden ende den enen
te bescermen dat hi doe ghinc ende wapenden hem tegen des mans
vyanden dat die vianden seyden tot hemVrient wi en doen di geen
onrecht weset te vreden ende ganc wech want wi wraec soeken
van onsen viant Mer hi en achtede hoer woorden niet ende bereyden
een gevecht met de draak, die hij niet kon verslaan. Daarom ging hij naar de eenhoorn en deed hem nederig een verzoek. Hij zei: “Jij bent groot en sterk en een ervaren strijder. Ik vraag je mij te beschermen tegen de woestheid van de draak.”
Toen de eenhoorn hoorde hoezeer hij werd geprezen en dat er ook allemaal grote dingen over hem gezegd werden, voelde hij zich groter worden. Hij zei: “Je hebt gelijk dat ik een ervaren vechter ben. Daar mag je wel blij om zijn. Want ik wil je helpen en beschermen, dus wees maar niet bang. Als de draak zijn bek open doet, zal ik hem met mijn scherpe hoorn doorboren en hem zo verslaan.”
Toen ze samen bij de draak aankwamen zette het luipaard, vertrouwend op de hulp van de eenhoorn, de aanval in. Maar de draak richtte zijn aanval op beiden en spuwde vuur en stank uit zijn bek. Zodra hij zijn bek had geopend, rende de eenhoorn erheen en wilde hij zijn keel doorboren. Maar de draak schudde zijn kop zo heen en weer dat de eenhoorn de kop van de draak miste. Hij stak zijn hoorn zo diep in de aarde dat hij stierf. Hij zei nog: “Wie voor een ander in de plaats wil vechten levert zichzelf over aan de dood.”
Het is heel dom om te vertrouwen op je eigen kracht, omdat je nu eenmaal niet hoort te vechten. De wijze man zegt hierover dat je iemand geen last moet bezorgen en ook niet moet schelden of vechten. Onderzoek daarom bij jezelf wie je bent, wat je wilt en of de zaak jou wel aangaat. Je moet je zeker niet met andermans zaken bemoeien. Maak geen ruzie, vecht niet voor een ander en maak de verdeeldheid van de tweedrachtzaaiers niet groter. Doe zo als Seneca ons leert: altijd begint de tweedracht bij een ander. Laat van jouzelf vrede en verzoening uitgaan.
Het gebeurde eens dat, toen een paar mensen tegen hun vijand aan het vechten waren, er een ander op hen toeliep om ze uit elkaar te halen teneinde de man die alleen was te beschermen. Toen hij zich wapende tegen de vijanden van die man zeiden ze: “Vriend, we doen jou geen kwaad, dus wees gerust en ga weg, want wij willen ons wreken op onze vijand.” Maar hij sloeg geen acht op hun woorden en maakte zich klaar
89r
hem teghen hem luden te vechten Ende als si dat saghen wor=
den si toornich ende sloeghen hem ende horen viant beyde doot
Vanden eliphant die sijn knijen niet en bughet Dyalogus lxxxix
Brito die meester seyt dat elephant ghenoemt is na die
griexe tael om dat hi groot is als een berch Dese bees
ten plachmen in die strijden te besighen want die men
schen van persen ende van meden maecten grote castelen van hout
optie elephanten daer si of vochten recht of si op een muer ghe
staen hadden Dese beesten sijn sonder verstant ende memori ende
gaen mit malcander ende ontsien die muys.twe iaer draghen si
hoer iongen ende en voeden niet meer dan eens in hoer leuen ende en
winnen niet meer dan een ionghe ende leuen tot driehondert iaren
toe Jn den historien vintmen bescreuen dat die elephant gheuan=
ghen wort in dustaniger manieren. twe reine maechden die hoer
borsten ende scouderen bloet gemaect hebben comen daer die elephant
sijn ende een van hem beyden draghet een vat die ander een swaert
Ende als si lude ende soeteliken singhen ende die elephant dat hoort
loopt hi daer toe Ende wt natuerliker ingeuen bekennenden die on
beulectheyt des maechdeliken lichaems eert hi in haer die rey=
nicheyt Ende lickende hoer borsten wort hi wt groter genoechten
ontslaep Ende dan soe neemt een van die maechden dat swaert
ende wondet hem in dat dun van sinen buyc sijn bloet alsoe wt=
stortende ende dan is die ander bereyt mit dat vat ende ontfanghet
dat bloet daer men die purpuer des keysers mede verwet Ele=
phant is die alre meeste ende vernoomste onder dye wilde beest
om tegen deze mensen te vechten. Toen zij dat zagen werden ze kwaad. Ze sloegen hem en hun vijand beiden dood.
De 89e dialoog. Over de olifant die zijn knieën niet boog
Meester Brito zegt dat de olifant zijn naam ontleent aan de Griekse taal omdat hij zo groot is als een berg.
Deze dieren gebruikte men gewoonlijk in de strijd, want de Perzen en Meden maakten grote kastelen van hout op de olifanten zodat het leek alsof ze op een muur stonden wanneer zij daarin vochten.
Ze trekken met elkaar op, zijn zonder verstand en geheugen en ze ontzien de muizen. Ze dragen hun jongen twee jaar. Ze voeden hen niet meer dan eens in hun leven, want ze brengen maar één jong voort. Ze kunnen tot driehonderd jaar oud worden.
In de geschiedenisverhalen staat geschreven dat de olifant als volgt gevangen wordt: twee reine maagden ontbloten hun borsten en schouders en gaan naar de olifant. Een van beiden draagt een vat en de andere een zwaard. Als de olifant ze luid en lieflijk hoort zingen, gaat hij naar hen toe. Door zijn natuurlijk inzicht onderkent hij de onbevlektheid van de maagdelijke lichamen. Hij eert hun reinheid. Terwijl hij hun borsten likt, valt hij tevreden in slaap.
Dan neemt een van de maagden het zwaard. Ze steekt het in het dunne gedeelte van zijn buik totdat het bloed naar buiten stroomt. De andere maagd staat klaar met het vat en vangt het bloed op. Hiermee wordt de mantel van de keizer purper geverfd.
De olifant is de grootste en voornaamste onder de wilde dieren.
89v
ende en mach sine knien niet bugen want hi geen knien en heeft :Op een
tijt ginc die leeu die coninc is van allen dieren doer den bossche ende
alle die beesten bogen horen knien voer hem als voer horen conincMer
die elephant en dede dat niet want hijs niet doen en mochte Hier
om waren sommigen beesten wt nijt die si op hem hadden toornich
ende gingen totten leeu beclappende hem daer ofDoe ginc die leeu tot
ten elephant ende seyde Hoe bistu also hart ende oneerbaer dattu dijn
knien voer mi niet en buges Die elephant antwoorden Weet goe=
de heer dat ic di na minen vermogen lief heb ende ere bewise Mer ic
en buge mijn knien niet want ic dat niet doen en mach om dat ic geen
knien en heb Doe seyde die leeu Jst dattu mitter herten my eer
bewiseste so groetestu mi al eerlic genoech want hi sinen heer eren
ghenoech bewijst dye mit alle sijnre macht voer hem arbeydet
Doe versprac die leeu die geen die den elephant onrechteliken bedragen
hadden ende gaf hem prijs ende seyde Niemant en sel mit valscheit
worden bedroeft .eer dat sijn werken sijn gheproeft Dit sellen aen
merken die rechters die nyemant en sellen veroordelen na dat die qua=
de clappers hem [t]onrecht anbrengen mer na die rechte waerheyt.
Want hi altoes niet sculdich en is die besculdicht wort.mer die
verwonnen wort Daer om seit ysidorus proeft ende ondersoect eerst ende oor
delt naValerius scrijft van den senatoer ma[u]lius torquatus wies soen
doe hi voer hem besculdicht wort ende verwonnen gaf hi sentencie van hem
ende seide want mijn soen dye raetheer is verwonnen is dat hi ghelt
van sinen gesellen genomen heeft.oordele ic hem sculdich te wesen dat
men hem pinigen sal ende van minen huse wesen verdreuen Hier om wort hy
doe onthoeft na sijns vaders vonnisse Aldus soude oec doen een goet
rechter die rechtuaerdicheit niet te verkeren om liefte ofte hat want
bernardus seyt liefte ende haet en kent niet dat oordeel der waerheyt.
Daer om scrijft valerius dattie coninck calericus in die stat die hy
selue getymmert hadde ende myt goeden rechtuaerdighen hantuesten
wel bewaert was Onder allen was daer een recht ende hantuest geset
dattie gheen die beuonden worden in ouerspul dat hi beroeft soude
warden van beyde sijn ogen Het is gesciet dat sijn eygen soen daer in
beuonden wort ende alle de stat den vader biddende was voer sinen soen
dathi langhe tijt teghen stont niet willende horen Ende hi nochtant ten
Hij kan zijn knieën niet buigen omdat hij geen knieën heeft. Op een dag liep de leeuw, die koning is van alle dieren, door het bos en alle dieren bogen hun knieën voor hem als voor hun koning. Maar de olifant boog niet omdat hij dat niet kon. Sommige dieren waren hier boos over. Zij gingen naar de leeuw en spraken kwaad over de olifant. De leeuw ging naar de olifant toe en vroeg hem: “Ben je zo hard en onfatsoenlijk dat je jouw knieën niet voor mij buigt?” De olifant antwoordde: “Weet goede heer, dat ik u naar mijn beste vermogen liefheb en eer bewijs. Ik buig niet voor u omdat ik geen knieën heb en daardoor niet kan buigen.” Daarop zei de leeuw: “Je bewijst mij een grote eer door mij met heel je hart te groeten. Dat is voor mij al eervol genoeg. Want hij die zijn heer van harte eer bewijst, zal met al wat hij kan voor hem werken.” Toen berispte de leeuw degenen die de olifant onterecht beschuldigd hadden. Hij herstelde de olifant in zijn eer en zei: “Niemand zal valselijk worden beschuldigd voordat zijn daden zijn bewezen.”
De rechters moeten erop letten dat iemand niet veroordeeld wordt als boze kwaadsprekers hem ten onrechte aangeven. Zij moeten zoeken naar waarheid. Want degene die beschuldigd wordt, is niet altijd schuldig, maar wel degene wiens schuld bewezen is. Daarom zegt Isidorus: “Onderzoek en bewijs eerst en oordeel daarna.”
Valerius schrijft over de senator Titus Manlius Torquatus dat, toen diens zoon beschuldigd werd en schuldig verklaard werd, hij hem straf gaf. Hij zei: “Mijn zoon de consul is schuldig bevonden omdat hij geld van zijn metgezellen afgenomen heeft. Daarom veroordeel ik hem en als straf moet men hem martelen en moet hij uit mijn huis verdreven worden.” Na zijn vaders vonnis werd hij onthoofd.
Zo moet een goede rechter de rechtspraak niet omwille van liefde of haat verdraaien. Bernardus zegt: “Liefde en haat kennen niet het oordeel van de waarheid.”
Valerius schrijft dat rechter Zaleucus de stad die hij zelf had gesticht, goed had beschermd door rechtvaardige handvesten. Onder deze handvesten bevond zich een wet waarin was vastgelegd dat bij degene die overspel pleegde beide ogen uitgestoken zouden worden. Eens gebeurde het dat zijn eigen zoon overspel pleegde. Alle mensen uit de stad smeekten de vader zijn zoon niet te straffen. Dit stond hem lange tijd tegen en hij wilde er niet over horen. Hij werd echter
90r
lesten vanden beden sijns volcks verwo[o]nen wart Ende dede ius
tici als hem seluen sijn een oge eerst wt dede steken daer na oeck sijn
soon des ghelijck een oghe Also dat si beyde siende bleuen.ende dye
wet ghehouden wort ende gaf der rechtuaerdicheyt een wonderlic
temperament ende machticheyt hem seluen deylende ende splitten=
de in enen goedertieren vader ende strenghen rechter Noch scrijft
hi vanden heer cariundius tirius dat hi een wet hadde gheset .
waert dat yemant onder dat volck quaem hebbende een swaert an hem
dat die ter stont mit den swaerde ofte yser ghedoet soude war
den Het gheuiel langhe tijt daer nae dat hi selue van buten in quam
om te huys te gaen hebbende een swaert an sijn side Ende doe hi ver=
maent wort dat hi een ouertreder was van dye wet die hi ghegeuen
had.toech hi dat swaert ter stont wt ende viel daer op ende dode hem
seluen want hi en woude hem seluen nyet ontschuldigen noch quaet
exempel achter laten Ende had lieuer te steruen dan die wet te breken.
Oec scriuet hi dat doe een rechter quaet vonnisse ghegeuen had
dattie coninc cambises dien rechter dede villen ende dat vel dede spi
keren op die rechters stoel ende dede den soen na sinen vader daer in te
recht sitten op sijns vaders vel dat alsoe myt nuwer pinen te be=
scicken dat na dier tijt gheen rechter meer en soude tot onrecht
worden gebrocht want also gebiet die godlike wet int oude tes=
tament daer die heer tot moyses sprac ende seyde Rechters ende re
girers selstu setten in alle dijn steeden die dat volck oordelen sellen
myt rechtuaerdigen oordel ende hen niet keren en sellen in contrari te doen
¶ Van satirus die een wijf ghenomen had ¶ Dyalogus xc
uiteindelijk door de smeekbeden van zijn volk overtuigd en sprak het vonnis uit dat eerst bij hem zelf een oog moest worden uitgestoken en vervolgens ook een oog bij zijn zoon. Zo konden ze beiden blijven zien en hield hij zich aan de wet. Rechtvaardigheid kreeg bij hem een buitengewone betekenis en krachtige uitwerking door zichzelf te splitsen in een barmhartige vader en een strenge rechter.
Valerius schrijft over Heer Cariundius Tirius dat deze in een wet had vastgelegd, dat iemand die met een zwaard onder het volk kwam terstond met het zwaard of een speer moest worden gedood. Het gebeurde lange tijd daarna dat hij zelf met een zwaard aan zijn zijde de stad in kwam om naar huis te gaan. Toen hij werd vermaand dat hij de wet overtrad die hij zelf gemaakt had, trok hij terstond zijn zwaard, liet zich erin vallen en doodde zichzelf, want hij wilde zich niet verontschuldigen noch een slecht voorbeeld nalaten. Hij wilde liever sterven dan de wet breken.
Valerius schreef ook dat, toen een rechter een slecht vonnis had uitgesproken, koning Cambyses deze rechter liet villen. Hij liet diens vel op de stoel van de rechter spijkeren en liet vervolgens de zoon van de rechter - die ook rechter was - op de huid van zijn vader rechtspreken. Met deze zonderlinge straf wilde hij bewerkstelligen dat voortaan geen rechter meer tot onterechte uitspraken zou worden gebracht.
Want zo gebiedt de goddelijke wet in het Oude Testament. De Heer sprak tot Mozes: “Stel in alle steden rechters en opzieners aan die het volk moeten berechten met een rechtvaardig oordeel en die niet in de verleiding komen het omgekeerde te doen.”
De 90e dialoog. Over de sater die een vrouw had genomen
90v
SAtirus is een mensch die hoornen voer sijn hoeft heuet ende
is een monster of wonderlick dinc die bouen int opperste
vant lijf een mensch is ende dat nederste heeft gelikenisse
van een geyt welc die heyden eren voer een afgod Ende is alsulken
dier als die heylighe vader anthonius inder woestinen sach dien hem
vragede wat hi was Ende hem dit beest antwoorden dat hi een sterf=
lic mensche was een vanden inwoenres der woestinen Dese sati
rus nam een wijf die sympocentaurus dochter was die bouen een
mensch is ende beneden een paert. Dese eer hi sijn wijf beslapen
soude beuorwaerde mit hoer dat si drie dinghen soude moeten
houden Dat eerste was dat si niet en soude lieghen Dat ander=
de dat si hem niet en soude blasfemeren of vermaledien Dat der
de datse sijn bedde niet ouertreden en soude Ende hi seyde ist dat
tu dese drie houdes so mogeste mit mi vredelike vernachten Hier
na een corte tijt woude hise beproeuen of si oec geoersaem waer ende
seyde Seg mi o wijf hoe dat dijn ouders hieten Si antwoorden nye
en heb ick ouders gehad Doe seyde hi Och laci du hebste mijn
voerwaerde gebroken Doe began si hem te vermaledien om dat si hoer
verliet op die stercheyt ende koenheyt hoorre ouderen Hier om ver
iaghede hijse van hem ende sceydese van sinen beddeEnde niet
langhe daer nae bedreef si oneerbaerheyt mitten ezelEnde doe
dat satirus vernam gaf hi die sentenci van hoer dat si steruen
moste Ende doe si steruen soude seyde si. O Bedieren moet
si horen man : dat wijf ende dienen als si kan. Veeltijt sijn die
vrouwen onghehoorsaem ende nochtant en hoort dat r[eg]i[e]ment hoer
niet toe Die wijse man seyt Jst dattet wijf die heerscappie heeft
si sal den man contrari wesen : Jtem Beter ist te wonen in dye
woestinen dan te wesen mit enen toornigen kiuachtigen wiue
Men vint dat een man sijn wijf castiede om hoer ongehoersaemheit ende
seyde hoer dat hi van huys soude reysen ende bleef nochtant heyme
lic in die stede tot eens vrients huys dat wijf vragede den man wat
si doen soude als hi van huys waer hi seide Jc beueel di dattu dijn
vinger geens sins en steket in dit gat dat hier staet Ende doe dye
man wt was began si te dencken ende murmureren waer om heeft
De sater is een mens met hoorns op zijn hoofd. Hij is een monster met een wonderlijk uiterlijk: van boven is hij een mens en van onderen een bok. De heidenen vereren hem als een afgod.
De heilige vader Antonius zag in de woestijn een dergelijk dier. Hij vroeg hem wat hij was. Het beest antwoordde hem dat hij een sterfelijk mens was en een woestijnbewoner. Deze sater nam een vrouw, die een dochter was van de hippocentaur. Zij is van boven een mens en van onderen een paard. Voordat de sater met zijn vrouw sliep, stelde hij drie voorwaarden. De eerste was dat zij niet zou liegen, de tweede dat zij hem niet zou uitschelden of vervloeken en de derde dat zij geen overspel zou plegen. Hij zei: “Wanneer jij je aan deze drie dingen houdt, mag je in vrede met mij de nacht doorbrengen.” Na een poosje wilde hij haar op de proef stellen of ze wel gehoorzaam was. Hij vroeg: “Vrouw, vertel me eens hoe je ouders heten?” Ze antwoordde: “Ik heb nooit ouders gehad.” Hierop zei hij: “Ach, helaas heb jij je niet aan mijn voorwaarde gehouden.” Toen begon ze hem te vervloeken omdat ze vertrouwde op de kracht en de moed van haar soortgenoten. Hierop verjoeg hij haar. Hij wilde haar niet meer in zijn bed hebben. Niet lang daarna bedreef ze ontucht met een ezel. Toen de sater dat te weten kwam, besloot hij dat ze de doodstraf verdiende. Toen ze ging sterven zei ze: “De vrouw moet gehoorzamen aan haar man en hem dienen zo goed als ze kan.”
Vrouwen zijn vaak ongehoorzaam, maar toch hoort de heerschappij hun niet toe. De wijze man zegt: “Het is tegennatuurlijk wanneer de vrouw de baas is over de man.” Ook zegt hij: “Het is beter om in de woestijn te wonen dan samen te zijn met een kwade, ruzieachtige vrouw.”
Er was eens een man die zijn vrouw strafte vanwege haar ongehoorzaamheid. Hij vertelde haar dat hij op reis moest. Heimelijk bleef hij echter in de stad, in het huis van een vriend. De vrouw vroeg aan haar man wat zij moest doen als hij van huis was. Hij zei: “Je mag in geen geval je vinger in dat gat hier steken.” Toen de man weg was begon ze na te denken en te mopperen: “Waarom heeft
91r
hi mi dit verboden.Doch en sal ic hem hier in niet obedieren ende
stac mit groter drusticheyt horen vinger in dat gat Die man had
det te voren bescicket datter veel scerper yseren int gat stonden.
daer dat wijf als si hoer vinger in gesteken had ende si gepijnt wart
van die scarpe spikeren began seer lude te roepen also dat die man
die niet veer vandaen en was dat hoorden ende quam toe loepen ende
seyde waer om en hebstu niet obediert minen gheboden Ende al=
soe wort si gecorrigeert dat si namaels gehoorsaem was Het ge
sciede op een tijt inder zee datter grote tempeest ende onweder was
ende dat volc in groten perikel was dattie sciper riep dat een y=
ghelic sijn last wten sceep soude werpen dat doe daer een man
was die een qauet ongheraect wijf inden tonghen bi hem hadde
dat hijt wijf ouer boert woude werpen ende seyde datter gheen
swarre dinc int scip en was dan hoer tonghe Hier om seyt sene
ca Ghelijc alster niet beters en is dan een goedertieren wijf also
en isser niet wreder dan een onuredighe vrouwe. Daer om seyt
een philosooph dat dat wijf is een stadige vroechde of een e wi
ghe druc ende pijn Js si quaet so isse pijn Jssi goet so isse genoech
lic goet want goede vrouwen sijn gehoorsaem horen man ende hebben
die lief bouen allen menschen Jheronimus inden boec dat hi scrijft
tegen iouinianus seyt van drie goede vrouwen van romen die na dat
si hore mannen verloren hadden geen ander nemen en wouden Die eerste
van desen was ghenoemt marchia katoens Dese wort gheura=
ghet waer om dat si gheen ander man nemen en woude: Ende si
antwoorden dat si gheen man soude vinden die hoer nemen sou=
de om hoer persoen mer om dat hoer dat is al waer si niet scoen om
haer goet. Die anderde hiet valeria Als dese geuraget wort waer
om si gheen ander man en nam Antwoorden dat si dat niet doen en mocht
om dat hoor man nyet doot en was mer also lange soude leuen
als si Die darde hiet anna die van horen ouders ghedwonghen
wart een ander man te nemen omdat si ionc ende rijc was Dese antwoor=
den dat si dat niet doen en mochte omdat si een goet man gehat hadde. Ende
waert dat si een ander naem dat si niet en wiste of hi goet soude sijn of
quaet Ende om waer dat hi goet waer dat si altoes in vreese
hij me dit verboden? Ik zal hem hier in niet gehoorzamen.”
Ze stak met grote kracht haar vinger in het gat. Haar man had tevoren al geregeld dat er veel scherpe ijzeren punten in het gat staken. Toen de vrouw haar vinger erin had gestopt, bezeerde ze zich erg aan de scherpe spijkers. Ze begon te gillen. Haar man was in de buurt, hoorde het en kwam er aan lopen. Hij vroeg haar waarom ze niet deed wat hij zei. Zo werd ze dus gestraft opdat ze daarna wel gehoorzaam zou zijn.
Eens woedde er op zee een zware storm en het onweerde hevig. Op een schip was de bemanning in groot gevaar. De schipper riep dat iedereen zijn last in zee moest gooien. Er was een man aan boord die een kwaadaardige vrouw bij zich had, die grof in de mond was. Hij wilde haar overboord gooien. Hij zei dat er geen zwaardere last op het schip was dan haar tong.
Seneca zei: “Zoals er niets beter is dan een goedhartige vrouw, zo is er niets erger dan een twistzieke vrouw.” Volgens een andere filosoof is een vrouw een blijvende vreugde of een eeuwige pijnlijke last. Is zij narrig dan is zij een kwelling, maar is zij zachtaardig dan is zij een zegen. Want een goede vrouw gehoorzaamt haar man en heeft hem lief boven alle andere.
Hieronymus schrijft in zijn boek Tegen Jovinianus over drie goede vrouwen in Rome. Nadat zij hun man verloren hadden wilden ze geen andere. De eerste heette Marcia Catonis. Toen haar gevraagd werd waarom ze geen andere man wilde, zei ze dat ze geen man zou vinden die haar zou nemen om wie ze was. Hij zou haar nemen om haar bezit, al was ze niet mooi. De tweede heette Valeria. Toen haar gevraagd werd waarom ze geen andere man nam, zei ze dat ze dat niet kon doen omdat haar man niet gestorven was maar net zolang zou leven als zij. De derde heette Anna. Zij werd door haar ouders gedwongen een andere man te nemen, omdat ze jong en rijk was. Maar ze zei dat ze dat niet zou kunnen omdat ze een goede man gehad had. Als ze een andere nam zou ze niet weten of hij goed zou zijn of slecht. En als hij al goed was dan zou ze altijd bang
91v
wesen soude dien te verliesen Ende waer hi quaet soe soude si
altoes in druc ende liden wesen om dat si naden goeden man
den quaden hadden gheuonden
:
¶ Van den dromedarius ende sijn loop Dyalogus xci.
Dromedarius als iheronimus scrijft is een dier dat soe
veel loopt in een dach als een paert in drieTot desen
seyde die leeu. Onder allen dieren bistu mi ghepresen
om daetu seer lopen ende springhen konste Hier om wil ic dat
tu haestelike lopes in orienten om aldaer te vernemen van dye
persoen ende ghedaente ende gheselscap ofte hulpe des vogel
grijps die teghen mi strijden wil ende vechtenDaer om op dat
ic mi daer teghen bereyden mach wilt mi dat haesteliken boot=
scappen:op dattu dan daer of van mi ontfangen moecht loen ende
eer. Die dromedarius was seer blijde om dat hi hem hoorden
prijsen ende nam dye wech an ende liep bouen sijn macht om
dat hi te meer prijs soude hebben Ende liep ende spranck soe
haesteliken ende soe seer dat hi hem seluen doden ende seyde.
DAt wi konnen sellen wi soe doen . dat wi ons niet en
verderuen om prijs of loen Alsoe sellen wij arbeiden bi onder=
scheyt ende maeticheyt dat wi onse lijf ende leden niet en ver=
deruen Augustinus seyt in sijn reghel . Die sijn vleysch bouen
maten castijt die dodet sijn ghesel want dan doot die mensche
sinen ghesel dat is sijn lichaem wanneer hy dat beswaert ende
zijn hem te verliezen. Als hij een slechte man was dan zou ze altijd bedroefd zijn omdat zij na de goede man de slechte had gevonden.
De 91e dialoog. Over de dromedaris en zijn loop
Hieronymus schrijft dat de dromedaris een dier is dat in één dag net zoveel loopt als een paard in drie dagen.
De leeuw zei tegen de dromedaris: “Ik prijs je omdat je van alle dieren het beste kunt lopen en springen. Daarom wil ik dat je zo snel mogelijk naar het oosten loopt om daar iets te weten te komen over de griffioen die tegen mij wil vechten, over zijn persoon en zijn uiterlijk, over zijn gezelschap en de hulp die hij krijgt. Wil je mij dat spoedig laten weten opdat ik mij daarop kan voorbereiden? Je zal hiervoor door mij geëerd en beloond worden.”
De dromedaris was heel blij omdat hij geprezen zou worden. Hij ging op weg en liep boven zijn kunnen om nog meer geprezen te worden. Hij liep en sprong zo snel dat hij zichzelf doodde. Hij zei nog: “We moeten doen wat we kunnen en niet meer, zodat we ons niet te gronde richten voor beloning of eer.”
We moeten met verstand en met mate ons werk doen opdat we lijf en leden niet te gronde richten.
Augustinus zegt in zijn leefregels: “Wie zichzelf bovenmatig pijnigt, die doodt zijn vriend. Dan doodt de mens zijn metgezel en dat is zijn lichaam, wanneer hij dat meer belast en
92r
[beswaert ende] vermoyt meer dant verdragen mach Daer om seit
ysidorus Jn allen werck moetmen houden maet ende saticheyt.want
watmen mit maeten ende saticheyt doet dat is profitelicEnde wat
men te veel of sonder maet doet dat is hinderlicMen seyt een fa
bel dat een philosooph mit sinen soen op een toorn was die al
leen stont midden in die wilde zee. daer die soen groot verdriet
hadde te bliuen ende badt sinen vader dat hi hem helpen woude wt
die vanghenisse Doe ginc die vader ende nam veel veren van vogelen
ende maecte die vast mit lijm ende pick alle sijn lijf ouer ende oec des
soens lijf ende maecten also vloeghelen hem beyden om te vliegen
ende van daen te comen ¶Ende doe si aldus vlieghen souden leerden
die vader sinen soen ende seyde Wachte dy o soen dattu niet alte
hoghe en vliegest opt dattu niet alte seer int dijep en valleste .
Mer hout dat middel so selstu wel staen Ghelijc alst een ghe=
meen segghen is dattie salighe altoes dat middel hebben ghe=
houden Die vader vloe[l]ch so int middel ende quam also behouden
wtter gheuan[n]isse ouer die zee Mer die soon doe hi sach dat hy
oeck vloech was hi seer blide ende clam altoes hoger in die lucht
ende vloech alsoe hoghe dat die hetten van der son sijn veeren
ende vloeghelen verbarnden ende verteerden dat hy nederwert
moste vallen ende alsoe steruen ¶Daer om seyt seneca houdet
dat middel op dattu die maet niet en verlieseste :
¶Van die leeu die een cl[o]oester tymmerden ¶Dyalogus xcij.
vermoeit dan het verdragen kan. Daarom zegt Isidorus dat je bij al je werk maat moet houden en kalmte moet bewaren. Want wat je met mate en kalmte doet, zal in je voordeel zijn. Wat je teveel of zonder maat te houden doet, is schadelijk. Er is een fabel waarin men kan lezen dat er eens een filosoof met zijn zoon op een toren was, die alleen midden in de wilde zee stond. De zoon had groot verdriet omdat hij daar moest blijven. Hij smeekte zijn vader of deze hem wilde helpen om uit deze gevangenis te vluchten. De vader ging naar zijn zoon toe en nam veel vogelveren mee. Hij plakte overal op zijn lichaam de veren met lijm en pek vast. Dit deed hij ook bij het lichaam van zijn zoon. Hij maakte voor hen beiden ook vleugels om te kunnen vliegen, zodat zij weg konden komen. Voordat zij gingen vliegen drukte de vader de zoon op het hart: “O zoon, let erop dat je niet al te hoog vliegt opdat je niet in de diepte zal vallen. Houd het midden, dan zal het goed gaan.” Zoals een gezegde luidt: behoud altijd de gulden middenweg. De vader vloog op gemiddelde hoogte en kwam zo veilig over zee uit de gevangenis. Maar toen de zoon zag dat hij ook vloog, werd hij erg blij en klom steeds hoger de lucht in. Hij vloog zo hoog dat zijn veren en vleugels door de hitte van de zon in brand vlogen en verteerden. Hierdoor viel hij naar beneden en stierf. Daarom zegt Seneca: “Behoud het midden opdat u maat kunt houden.”
De 92e dialoog. Over de leeuw die een klooster bouwde
92v
DJe leeu om salicheyt sijnre zielen ende sijnre ouderen tymmer
den een alten scoenen cloester daer hi onder die regel in
settede veel ende menigerhande dieren om na die regel
te leuen Ende ordineerde daer prior te wesen dat rekalf dat als
papias scrijft een soon of ionghe is van dat hart ende menigherhan
de is van verwen.om dat hi meenden dat hi een gheestelick mo=
nic waer Mer dat rekalf ghelijck alst van menigherhande ver
wen is also was hi oec int leuen ende int gheloef Ende began dat
conuent in partijen ende in onureden te stellen ende die officiers van
den clooster of ende an te setten sonder besceyt Ende die ofgheset wa
ren murmureerden dan teghen hem ende dye daer dienden verscoenden
hem teghen die ander die hem versmaden Dese verwandelinghe
vanden officiers dede hi dicwijl wt boosheit op dattie broeders
een opstal teghens hem maken souden ende eendrachteliken te
ghen hem staen Ten lasten worden die broeders onderlinghe ki
uende ende wouden malkander verslaen. Als dit sach een oude
wijse beleeft broeder een out henxst die seyde Laet of broeders
laet of Het en is gheen wijsheyt aldus te doen Het is beter den
bosen prior of te setten ende enen anderen vreedsamighen ende be=
teren weder an te setten Desen raet behaechden hem allen wel
ende settede hem of ende seyden EEndrachtich horen die broe
ders te wesen:als wi in die boecken lesen. Hier in ist opebaer dat
eendrachticheyt is een nootturftighe doecht onder dye broeders
Die wise man seyt Jn drien dinghen heeft mijn gheest gheno=
ghen die gheproeft sijn ende approbeert voer god ende den men
schen : eendrachticheyt der broederen.liefte der euen menschen.
man ende wijf in goede ouerdraghen Augustinus Hi en mach
niet hebben eendrachticheyt in cristo of oeck in hem seluen die
twijdracht hebben wil mit enen kersten mensche . Mer sommi
ghe menschen vintmen dye als si in vreden sijn daer niet in en
konnen leuen Een vischer wort berispet van sommighe waer
om dat hijt water verstoerde Hi antwoorden. En worde dit
water niet verstoort ick en soude nyet moghen leuen . Gheen
dinck en is beter in enighe stat dan eendrachticheyt als een le
De leeuw bouwde voor de zaligheid van zijn ziel en van zijn voorvaderen een zeer fraai klooster. Daar plaatste hij een groot aantal dieren van vele soorten in, die volgens de kloosterregel moesten leven. Hij stelde daar als prior het reekalf aan omdat hij geloofde dat het een vrome monnik was. Zoals Papias schrijft, is het een veelkleurig jong van het hert. Zo veelkleurig als het reekalf was, zo veelkleurig was het ook in zijn leven en geloof. Het begon verdeeldheid te zaaien onder de kloostergemeenschap en liet hen in onvrede leven. Het zette de geestelijk leiders van het klooster af of stelde hen aan zonder gefundeerd oordeel. Zij die afgezet waren morden dan tegen hem. Degenen die hun ambt vervulden, verontschuldigden zich tegenover de anderen, die hen minachtten. Deze vervanging van leiders deed het reekalf dikwijls uit boosheid opdat de broeders tegen hen in opstand zouden komen en eendrachtig tegenover hen kwamen te staan. Uiteindelijk begonnen de broeders tegen elkaar te vechten en wilden zij elkaar verslaan. Een oude, wijze broeder met veel ondervinding, een oude hengst, zag dit en zei: “Hou op broeders, hou op. Het is niet wijs zo te handelen. Het is beter de boze prior af te zetten en een andere, die vreedzaam en beter is, aan te stellen.” Dit advies beviel hun allemaal goed. Ze zetten de prior af en zeiden: “Eendrachtig horen de broeders te wezen, zoals we in de boeken lezen.”
Hierin wordt voor ieder duidelijk dat eendracht een noodzakelijke deugd onder de broeders moet zijn. De wijze man zegt: “Mijn geest schept behagen in drie dingen die beproefd en bekrachtigd zijn voor God en de mensen: eendracht onder de broeders, liefde voor de naaste en een goede verstandhouding tussen man en vrouw.” Augustinus schreef: “Een mens die in tweedracht leeft met een christen kan noch in Christus noch in zichzelf vrede vinden.”
Er zijn echter mensen die, als ze in vrede verkeren, niet met die vrede kunnen leven. Een visser werd door enkele mensen berispend gevraagd waarom hij het water in beweging bracht. Hij antwoordde: “Ik zou niet kunnen leven als dit water niet werd verstoord.”
Een leermeester zei: “Niets is beter in een stad dan eendracht.
93r
raer seyt Daer om ist goet te arbeyden om vrienscap ende een
drachti[c]heyt te hebben Van onocentaurus die
een pallaes tymmerden ¶ Dyalogus drie ende tneghentich.
ONocentaurus is een ezel int onderste vant lijf ende een
mensch bouen Dese dede een costelic pallaes tot sijnre
behoef tymmerenMer hi was seer wijs in syns selfs sin
ne alle dinc te ordineren ende te maken:niet willende horen na den
tymmermeester hoe dattet oorbaerlicste soude worden ghemaect
want als dye meester hem raet gaf wtter consten hoe dattet beste
werck soude wesen.sprac hi mit houaerdighen moede ende seyde
Jc ben selue wijs ende verstandel ghenoech Jck en wil van v niet
gheleert wesen mer dat ghi alle dinc maken selt nae minen wille
want ic v lonen moet Ende doe dat pallaes ghemaect was om
dattet niet wel ghefundeert en was noch besorcht soe begant
te sigen ouer die een side ende ten lesten ist alheel neder gheual
len ende ghebroken ¶ Aldus wort dat onocentaurus in sijnre
wijsheyt bedroghen ende confuys ende hebbende grote scade ende
verlies sijns goets seyde hi WJe dat niet en wil ghelouen
besochte gheleerde wort bedroeghen. Aldus varen si die den raet
der wijser luden niet en willen volgen mer alle dinc doen na horen
sin. Daer om kint en wilt altoes nyet te seer ghelouen dijnre
eyghenre wijsheyt Mer selste alle dinc doen mitten raet der wij
ser vroeder besochter mannen die besceyden sijn ende volghen
hoer gheuoelen op dattu niet en selste dwalen van den weghe
Daarom is het goed om te werken aan vriendschap en eendracht.”
De 93e dialoog. Over de onocentaur die een paleis bouwde
De onocentaur is van onderen een ezel en van boven een mens. Deze onocentaur liet voor zichzelf een prachtig paleis bouwen. Hij was echter zo eigenwijs om zelf alles te regelen en te maken, zonder te luisteren naar de bouwmeester hoe het paleis op de beste manier gebouwd kon worden. Toen de bouwmeester hem vanuit zijn vakmanschap raad gaf over de beste manier van werken, antwoordde hij uit de hoogte: “Ik ben zelf verstandig en wijs genoeg en ik wil niet door u onderwezen worden. U maakt alles maar zoals ik het wil, want u wordt door mij betaald.”
Toen het paleis klaar was, begon het naar één kant over te hellen en stortte het uiteindelijk helemaal in. Dat kwam omdat het geen fundering had en de bouw niet goed was voorbereid.
Zo kwam de eigenwijze onocentaur tot zijn verwarring bedrogen uit. Hij leed grote schade en verloor zijn bezit. Hij zei: “Je komt bedrogen uit als je niet wilt geloven in de ervaring van een deskundig persoon.”
Zo vergaat het hun die de raad niet willen aannemen van wijzere mensen, maar alles naar hun eigen zin willen doen. Kind, geloof daarom niet teveel in je eigen wijsheid. Neem in alles de raad aan van wijze, ervaren en bescheiden mannen. Volg hun adviezen op zodat je niet afdwaalt van de weg
93v
der waerheyt want salomon seyt Sonder raet en wilt niet doen
ende het en sel di niet rouwen alst ghesciet is Jtem noch seyt hi
die vroede cloeke man doet alle dinc mit rijpen rade ende dye
alle dinc mit rade doen warden gheregiert vander wijsheyt:
Een goet ondersceyt is tusschen den wijsen raets man ende den
onwijsen want die onwijse merct alleen opt beghin des wer=
kes Mer die wijse merct die dinghen die ten eynde brenghen.
Men leest van enen philosooph die opten merct quam ende sei
de dat hi wijsheyt hadde te coop ¶ Ende als daer coopluyden
quamen om wijsheyt te copen screef hi hem in een briefgen .
Jn alle dattu selste doen . voerdenck ende voersie wat dy daer
of comen mach Ende als dit veel ionghe luden bespotteden en=
de worpen dat briefgen wech ende achtedent voor niet seyde
hi Neemtet vrilicken met v ende brenghettet tot uwen meester
want het is sijn ghelt wel waert Daer was doe een prince van
den lande dye dese woorden der wijsheyt scriuen dede bouen
de doer sijns palaes mit ghulden letterenEnde het gheboerde
langhe daer nae dat sine vianden een compact maecten myt si
nen barbier om een somme van penninghen dat hi hem dye keel
of soude snijden Ende als hi dit an ghenomen hadde ende int
palaes soude gaen ende bouen die doer dat scrift las began hy
te scudden ende te beuen doe hi den prince soude scheeren also
dattie prince dit merkende hem dede vanghen ende mit pinen
van hem vernam die waerheyt van dye saec ende gaf hem sijn
lijf mer die andere diet wt hadden gheset dede hy wredeliken
doden als verraders . Waer wt men merken mach hoe nutte
dattet is dat eynde van allen dinghen voor ouer te dencken
¶ Vanden eenhoorn die den ouden versmaden Dialogus xciiij
der waarheid. Want Salomo zegt: “Doe niets zonder advies. Je zult daar geen spijt van hebben als je dat gedaan hebt.” Ook zei hij: “Een wijze en verstandige man doet alle dingen na rijp beraad. Wie alles met overleg doet, laat zich leiden door wijsheid.”
Er is een groot verschil tussen een wijze en een dwaze raadsman. De dwaze raadsman heeft alleen aandacht voor het begin van het werk. De wijze let erop dat dingen tot een goed einde gebracht worden.
Er was eens een filosoof die op de markt riep dat hij wijsheid te koop had. Toen er kopers kwamen voor die wijsheid, schreef hij voor hen op een briefje: “Denk bij alles wat je moet doen van tevoren na en voorzie wat er op je af kan komen.” Toen veel jonge mensen hem erom uitlachten, het advies waardeloos vonden en het briefje weggooiden, zei hij: “Neem het gerust mee en geef het aan uw meester, want het is zijn geld wel waard.”
Er was in het land een prins die deze wijze woorden in gouden letters boven de deur van zijn paleis liet schrijven. Lang daarna maakten vijanden van de prins met diens barbier de afspraak dat hij hem voor veel geld zijn keel zou doorsnijden. Toen hij na deze overeenkomst naar het paleis ging, las hij de spreuk boven de deur. Op het moment dat hij de prins zou gaan scheren begon hij zo hevig te schudden en te beven dat de prins het merkte en hem gevangen liet nemen. Door hem te laten martelen kreeg hij de waarheid eruit. Hij liet de barbier leven. De anderen, die het plan hadden beraamd, liet hij als verraders op een wrede manier ombrengen.
Uit dit verhaal kan men opmaken hoe nuttig het is om te voorzien hoe iets zal eindigen.
De 94e dialoog. Over de eenhoorn die ouderen minacht
94r
EEnhoorn is een dyer dat een hoorn in sijn voerhoeft
heeft dat vier voeten lanck is also scerp ende sterc dat hi
daer mede doer grauet alle dat hi wil ende heeft stryt
mit die elephanten die hi in hoer buyc doer steket ende werptse al
so ter aerden Hi is also sterck datter gheen iagers en moghen van
ghenMer als si segghen die vanden natueren der dieren ende bees
ten scriuen So wort daer een scoen maghet ghebrocht die hem
als hi coemt in horen schoet laet rusten daer hi alle sijn wreetheyt
of leyt ende wort aldaer ontslaep dat also onwetende sonder
wederstoot gheuanghen wort als ysidorus seyt Sommighe
andere segghen dattet een hoorn in dye noese heeft ende is al=
soe van onghetemmed[r]r natuer al waert oec gheuanghen dat=
mens niet en soude moghen houden Dit beest ende dier om syn
re sterckheyt ende ioeghet en mocht gheen ouden man sien Ende
alsoe dicke alst enen ouden mensche sach . plach hy hem den
ghuych nae te slaen Ende om dat die oude menschen van ouder
dom krom ghinghen wees hise mitten vingher ende bespotte
dese voer andere luden Die tijt heeft sinen loop ghehat also dat
hi oec out gheworden is waer om die hem an saghen hem oec ver
smaden dat hi verduldeliken verdroech ende seyde. DJe out
wil wesen ende langhe leuen.die sal den ouden prijs en reuerenci
gheuen.Hier wt machmen merken dattie ouden vanden iongen niet
en sellen warden versmaet mer dat sise hebben sellen in reuerencien
Dit heeft god die heer int oude testament geboden daer hi seyt
De eenhoorn is een dier dat een hoorn op zijn voorhoofd heeft die vier voet lang is en die zo scherp en sterk is dat hij daarmee steekt in alles wat hij wil. Hij strijdt met de olifanten die hij in hun buik steekt en op de grond gooit. Zoals degenen zeggen die over de dierenwereld schrijven, is hij zo sterk dat geen jager hem kan vangen.
Isidorus schreef dat eens een mooie maagd naar de eenhoorn werd gebracht. Hij liet zijn kop in haar schoot rusten zodat hij al zijn wreedheid liet varen. Hij viel daar in slaap. Zo kon het dat hij zonder iets te beseffen en zonder verzet gevangen kon worden. Anderen zeggen dat hij een hoorn op zijn neus heeft. Hij is zo woest van aard dat men hem niet in bedwang kan houden, ook al is hij gevangen. Dit dier kan vanwege zijn kracht en levenslust geen ouderen aanzien. Iedere keer als hij een oude man zag, stak hij de gek met hem. Als mensen van ouderdom krom gingen lopen, wees hij hen met de vinger na en bespotte hij hen ten overstaan van andere mensen. De tijd ging voorbij. Hij werd ook oud zodat degenen die hem zagen hem eveneens met minachting bejegenden. Dit verdroeg hij geduldig.
Hij zei: “Wie oud wil worden en lang wil leven, moet ouderen prijzen en eerbied geven.”
Hieruit kan men opmaken dat ouderen niet door jongeren geminacht moeten worden maar dat zij hen hebben te respecteren. Dit heeft God de Heer in het Oude Testament geboden waar Hij zegt:
94v
voer den ouden grauwen man van hoofden selstu opstaen ende
eren die persoen des ouden Dit leert oec die apostel petrus in
sijn epistel ende seyt Ghi ionghen selt onderdanich wesen den
ouden Oec seyt die wise catho wijck ende ghif den ouden stee=
de Aldus scrijft valerius dattie grote alexander sonderlinghe
eer ende liefte verdienden an sijn ondersaten mit goedertieren
heyt want op een tijt doe hi mit sinen heren ende ridderen in
groten perikel was in die zee ende hy sat op enen groten stoel
bi dat vuer:sach hy enen ouden ridder die van groter kouden
ghepinicht wort dat hi wt sinen stoel ghinck ende settede den
verkouden ridder mit sijn eyghen handen in sinen stoel bi dat
vuer daer hi gheseten had. Jtem noch seyt valerius wanneer
die ouvaers oudt warden soe setten die ionghen hoer ouders
int nest by hoor borst ende makense warm : ende gheuen hem
voetsel des si behoeuen. Dit souden die menschen die redelike
creaturen sijn merken ende doen horen ouders oeck al[s]ulck ges
mack ende hulp als si dicwijl in hoor ouderdom behoeuenDaer
om seit noch valerius dat op een tijt een edel welgheboren wijf
om hoer misdaet gheuanghen was. ende inden karker gheset
op dat si daer van hongher vergaen soude ende steruen . ende
hoor dochter oorlof hadde vanden rechter dat si alle dage eens
hoer moeder mochte visiteren daer si besloten sat ende si altoes
narnstelic besocht wort of si enich broot of spijse tot hoer moe
der brochte dat si niet doen en mochte mer si tooch wt hoer bors
ten ende gaf hoer moeder alle daghe dye te suyghen ende voe=
de hoer moeder alsoe mit dat melck hoorre borsten . Ende ten
lesten doe die rechter dat vernam wort hi wt goedertierenheyt
beweghen ende gaf der dochter hoer moeder weder Des [ghe]
ghelijck lesetmen oec van enen ouden vader die alsoe oeck ghe=
voedet wort van sijn dochter . Onder alle dieren vindetmen
dattie ghieren alleen hoer ouders van hongher ende kommer
laten steruen
¶ Van een dier orix ghenoemt dat nymmermeer sieck en wort.
Dyalogus vijf ende tneghentich
“Voor een grijsaard moet je opstaan, oude mensen moet je eren.” Dit leert ook de apostel Petrus in zijn brief: “Jongeren, wees onderdanig tegenover ouderen.” De wijze Cato zei: “Maak plaats voor ouderen.”
Valerius schreef dat Alexander de Grote vanwege zijn barmhartigheid buitengewone eer en liefde verwierf van zijn onderdanen. Op een dag, toen hij met zijn heren en ridders op zee in groot gevaar verkeerde, zat hij op een grote stoel bij het vuur. Hij zag een oude ridder die door grote kou gepijnigd werd. Hij stond op en zette de door kou bevangen ridder eigenhandig in zijn stoel bij het vuur.
Valerius zei ook dat wanneer ooievaars oud werden, de jongen hun ouders in het nest tegen de borst drukten om ze te verwarmen. Ze gaven hun het voedsel dat ze nodig hadden. Dit zouden mensen die verstandige schepselen zijn ter harte moeten nemen. Zij zouden hun ouders ook eten en hulp moeten geven waar zij in hun ouderdom vaak behoefte aan hebben.
Valerius zei dat er eens een vrouw van edele afkomst om haar misdaad gevangen genomen en in de kerker gezet was, zodat zij daar honger zou lijden en zou sterven. Haar dochter had van de rechter toestemming om één keer per dag haar moeder te bezoeken, die daar opgesloten zat. Zij mocht geen brood of ander voedsel meenemen en ze werd altijd nauwkeurig onderzocht of zij wat brood of voedsel voor haar moeder bij zich had. Maar zij haalde haar borsten tevoorschijn en liet haar moeder daar elke dag uit drinken. Zo voedde zij haar moeder met de melk uit haar borsten.
Toen de rechter dit ten slotte vernam, werd hij door zachtmoedigheid bewogen. Hij gaf de dochter haar moeder terug. Van gelijke betekenis is het verhaal van een oude vader die op dezelfde wijze gevoed werd door zijn dochter.
Onder de dieren laten alleen gieren hun ouders door honger en ellende doodgaan.
De 95e dialoog. Over een dier, antilope genoemd, dat nooit ziek wordt
95r
Orix als brito seyt is een dier dat inder woestinen is gelijc
een geyt wes hoer ommeghecromt is contrari van allen die
ren Dit dier leefden in groter ghesontheyt also dattet nym
mermeer siec en wort waer om het alle sieken bespottede ende sey
de Dese luden veynsden hem sieck te wesen op dat si van arbeyden ont
losset sellen warden ende also rusten mogen Ende hi en woude oec den sie
ken niet dienen Doe ghesciedet op een tijt dat hi dye coorts krege
ende began te screyen ende te wenen ende seyde We mi onsalige Jc en heb
nye den sieken willen dienen mer hebse na mijnen vermoghen bespottet
ende belastert Nu beloue ic gode van hemelrijc ist dat hi mi verlosset
van dese siecten dat ic altoes den sieken dienen sal ende alle den genen
die in lasten sijn. Hi wort daer nae ghesont ende verbetert van sijn
oude boesheyt ende dienden den siecken altoes nae sinen vermogen ende
seyde . Om der menschen salicheyt.verleent hem god dye
cranckheyt:Hier wt moghen wi opeliken bekennen dat ons dye
siecte van gode ghegheuen wort om salicheyt ende sterckheyt
der zielen . Daer om seyt die apostel paulus wannee[n] ic sieck
ben inden lichaem soe ben ic sterker ende machtich inder zielen want
de doecht ende craft der zielen wort in crancheyt des lichaems
volbrocht . Gregorius : Bewaerster der doechden is die cranc=
heyt des lichaems .¶ Men leest int vader leuen dat op een tijt
doe een broeder den abt Johan badt dat hi hem verlossen wou=
de van dye coorts ofte saghe : Dat hy hem antwoorden Dat
gheen datti notruftich is begheerste van dy te werpen Want
Zoals meester Brito zegt is de antilope een dier dat in de woestijn leeft. Hij lijkt op een geit maar dan met gekruld haar in tegenstelling tot alle andere dieren. Dit dier leefde in grote gezondheid, werd nooit ziek, maar bespotte alle dieren die wel ziek waren. De antilope zei: “Deze lieden doen alsof ze ziek zijn, opdat ze niet hoeven te werken en ze dus kunnen rusten.” Hij wilde ook niet voor de zieken zorgen. Op een keer kreeg hij koorts. Hij begon te huilen en zei: “Wee mij ellendeling, ik heb nooit voor de zieken willen zorgen maar ik heb ze met alle macht bespot en belasterd. Nu beloof ik de hemelse God dat, als Hij mij van deze ziekte verlost, ik altijd voor de zieken en al degenen die het moeilijk hebben zal zorgen.” Daarna werd hij gezond en van zijn slechte eigenschappen bevrijd. Hij zorgde altijd naar vermogen voor de zieken en zei: “God maakt de mens ziek ter wille van zijn zaligheid.”
Hieruit kunnen we duidelijk verstaan dat de ziekte ons door God wordt gegeven ter wille van onze zaligheid en de kracht van onze ziel. Daarom zei de apostel Paulus: “Wanneer ik een zwak lichaam heb, ben ik sterker en krachtig in de geest, want de deugd en kracht van de geest worden in zwakheid van het lichaam volbracht.” Gregorius schreef: “Het zieke lichaam is de bewaarder van de deugden.”
In Het Leven van de Woestijnvaders kan men lezen dat een broeder eens de abt Johan smeekte of hij hem wilde verlossen van de koorts. Hij antwoordde hem: “Wat noodzakelijk voor je is, wil je van je afwerpen. Want
95v
als die lichamen vanden meesteren van medicinen ghenesen warden
also worden oec die qualen der zielen gepurgeert mitten siecten ende
becoringen Jtem doe een ridder enen heylighen man badt dat hi
hem woude verlossen van sijnre siecten mit sinen heylighen ghebe
den Ende als die heylige man verstont ende mercten dat hi beter ende
deuoter was in der siecten dan inder ghesontheyt seyde hi Jck
bidde gode dat hy dy houde inden staet daer du meest veroet=
moedicht mogheste warden .
¶ Van den ackerman ¶ Dyalogus ses ende tneghentich
EEn ackerman eerden sijn lant dat hi woude besayen
Mer die ossen en wouden den ploech niet trecken als
si plagen. Mer si waren al dat si mochten weerstrubich
waer om si seer vanden man geslagen worden Also dat ten lesten
die ossen tegen hem murmureerden ende seyden Du vermaledide waer
om slaestu ons aldus ende wi di altoes wel ghedient hebben Die
ackerman antwoorden om dat ic dit lant soude eren om mi ende
v voetsel daer of te besorgen ende ghi niet arbeyden en wilt Si an
twoorden dit lant en willen wi niet om eren want het ons goe
de wey ende voetsel gheuet Ende daer om sellen wi dy daer in we
derstaen al dat wi moghenMer om dat si inden ploech gespan
nen ende int iuck ghebonden waren ende dye lantman s[e]e vast seer
sloech om datsi niet ontgaen en mochten sijn si ten lesten ghe=
hoorsaem gheworden ende seyden Het is beter te dienen wt
ter mynnen . dan weerspannich te sijn mit harden synnen :
zoals het lichaam door heelmeesters met medicijnen genezen wordt, zo worden de kwalen van de ziel gezuiverd door middel van ziekten en verleidingen.”
Zo was er een ridder die een heilige man smeekte om hem met zijn heilige gebeden te verlossen van zijn ziekten. Toen de heilige man echter begreep dat de ridder er beter en vromer aan toe zou zijn in ziekte dan in gezondheid zei hij: “Ik bid God dat Hij je in de staat houdt waarin je het meest nederig kunt zijn.”
De 96e dialoog. Over de boer
Een boer ploegde zijn land omdat hij wilde gaan zaaien, maar de ossen weigerden de ploeg te trekken zoals ze gewoon waren te doen. Ze stribbelden zoveel mogelijk tegen, waarvoor ze veel slaag kregen van de man. Op het laatst morden de ossen tegen hem: “Jij ellendige man, waarom sla je ons zo terwijl wij je altijd goed gediend hebben?” De boer antwoordde: “Omdat ik dit land moet ploegen om mijzelf en jullie van voedsel te voorzien, wat niet lukt als jullie niet willen werken.”
Ze antwoordden: “Wij willen dit land niet omploegen omdat het ons goede weidegrond en voedsel geeft. Daarom bieden we zoveel mogelijk weerstand.”
De ossen gehoorzaamden op het laatst omdat ze al in de ploeg gespannen en in het juk gebonden waren. Ook bleef de boer ze hard slaan om ze in het gareel te houden. Ze zeiden: “Uit liefde te dienen is fijn, beter dan met een harde kop weerspannig te zijn.”
96r
Aldus sellen wy oec do[en] alswi dienen sellen dat wt minnen doen ende
wil[li]lichlike sonder bedwanc want ghedwonghen diensten gode
niet ontfanclic en sijn Augustinus Niemant en mach onwillens
wel doen al isset oec goet dat hi doet Crisostomus die wille doet
dattet werck gheloent wort ende niet dat werck . ysidorus Al
sodanich sal dijn werc wesen als dijn meninge isMen leset van
enen gokelaer die blasen konde in die besuyn diemen namaels
vant alsoe in die trompette blasen inder cellen doe hy monick
gheworden was dat hi te doen plach ter eren godes daer ghe
sien worden vier engelen omtrent hem staende hebbende elck
een bernende waskaers in hoer hant als hi die trompet sloech
Bernardus Niet en barnt in die helle dan eyghen wille doet
daer om wech van di dijn eyghen wille daer en sal gheen helle
wesen die di soude pinigen Een ander seyt also veel sijn wi heylich
als wiwillen bernardus laet dinen wil nymmer ontbreken inder goetheit
¶ Van die scymynckel dye boecken screef Dyalogus xcvij.
DJe aep ofte scymynckel plach veel boecken te scrij=
uen Mer nymmermeer en gaf si hoer hart ende sy[u]
daer toe Ende ter wijl dat si screef plach si te clap=
pen mitten anderen die by haer stonden of nae horen woorden
te luysteren Alsoe dat si die boeken incorrect makede scriuen.
de daer in dicwijl datter vercalt wortEnde want si hoer daer
in nyet beteren en woude soe bleuen hoer boecken onuerkoft.
ende si most in armoeden steruen ende seyde: NJet en sal
Zo moeten ook wij uit liefde en bereidwilligheid dienen, want gedwongen dienstbaarheid is God niet welgevallig. Augustinus zegt hierover: “Niemand kan wel doen tegen zijn zin, ook al doet hij goed werk.” Chrysostomus zegt dat je bereidwilligheid maakt dat werk loont, niet het werk zelf. En Isidorus zegt: “De gezindheid van je hart bepaalt hoe je werk zal zijn.”
Over een zekere tovenaar die op een bazuin kon blazen, is te lezen dat hij later, toen hij monnik was geworden, gewoon was in zijn cel ter ere van God trompet te spelen. Als hij zijn trompet liet schallen zag men ook vier engelen om hem heen staan, ieder met een brandende waskaars in de hand.
Bernardus zegt: “Niets brandt zo goed in de hel als je eigen wil. Doe daarom afstand van je eigen wil en er zal geen hellepijn zijn.” Een ander zegt dat we net zo volmaakt kunnen zijn als we zelf begeren. Ten slotte zegt Bernardus ook nog: “Als je goed doet, moet dat altijd uit gehoorzaamheid zijn.”
De 97e dialoog. Over de aap die boeken schreef
Een aap ofwel een scharminkel was gewend veel boeken te schrijven. Maar hij deed het nooit met hart en ziel. Terwijl hij aan het schrijven was stond hij gewoonlijk te kletsen met omstanders, of hij luisterde naar wat zij zeiden. Daardoor maakte hij fouten in de boeken. Hij schreef er dikwijls in wat er verteld werd. Omdat hij zijn leven niet beterde, werden zijn boeken niet verkocht. Hij moest in armoe sterven. Hij zei nog:
96v
die scriuer bedriuen.die sonder acht ende hert wil scriuen. Al
soe sellen wi oeck doen als wi bidden of singhen willen myt=
ter herten dat bedencken wanttet niet swaert en is mitter stem
men alleen te singhen ofte bidden sonder andacht des herten.
Ende doen als die apostel paulus seyt Singhet den heer in v
wen herten : dat is niet alle[e]n mitter stemmen mer mitter her=
ten.op dat wi mit hem moghen segghen Singhen sal ic mit=
ten gheest ende mitten ghedachten Seneca Jck merck waer ic
ben Also deden die philosophen die mit naernsticheyt andach
tich waren te ondersoecken ende te vinden die wijsheyt dye si
myt horen leringhen bewesen hebben . ¶ Valerius scrijft dat
[dat] carnafides die philosooph een vlitich ridder was der wijs
heyt mit groten arbeyt die te ondersoeken also dat doe hi [t]ne
ghe[n]tich iaer out was alsoe seer hem tottie tijt der leringhe gaf
als wanneer hy hem ghesettet had om spijs ende dranc op syn
maeltijt te nemen dat hi alsoe stadich ende vast den ghedachten
der wijsheyt anhenck dat hy vergat sijn hant tot sijn mont te
reyken . ¶ Des ghelijck vertelt hi oec van archimedes den phi
losooph dat doe sijn stat siracusana ghewonnen wart ende mar
cellus dye keyser een ghebot van hem ghegheuen had. dat hy
niet doot en soude warden gheslaghen . dat hi doe sat mit si=
nen oghen starende in dye aerde op dye figuren ende circulen
daer in te scriuen dat doe tot hem quam een vanden ridders
houdende ouer sijn hooft een wtghetoghen blanck swaert dye
hem vraghede wie hi was. dat hi om sijn grote vliticheyt der
waerheyt ende der konsten in dye fighuren te vinden sinen naem
niet segghen en mochte mer dat hi sitten bleef sonder antwoort
te gheuen teickende die fighuren ende circulen mit sinen han=
den ende seyde Jck bids di en wilt dese cirkel die ic trecke nyet
verderuen dat hi also verghetende dat ghebot des ridders die
sinen naem vraghede mitt[t]n swaerde verslaghen wort
¶ Van cameleopardus ¶ Dyalogus xcviij.
“De schrijver moet zijn schrijfkunst niet bedrijven als hij zonder aandacht en liefde wil schrijven.”
Zo moeten wij ook doen als we vanuit het hart willen bidden of zingen. We moeten bedenken dat het geen waarde heeft om alleen met de stem te zingen of te bidden zonder hart. We moeten doen zoals de apostel Paulus zei: “Zing met heel je hart voor de Heer.” Dat wil zeggen: zing niet alleen met je stem maar ook met je hart, opdat we met hem kunnen zeggen: “Zing de liederen die de Geest je ingeeft.” Seneca zei: “Ik heb aandacht voor waar ik ben.” Zo deden ook de filosofen die met volhardende aandacht onderzoek deden om de wijsheid te vinden waar zij in hun onderwijs op gewezen hadden.
Valerius schrijft dat de filosoof Carneades ijverig streefde naar wijsheid. Hij deed er met grote toewijding onderzoek naar. Toen hij negentig jaar oud was besteedde hij nog zijn tijd aan studie. Zelfs wanneer hij aan tafel ging om te eten en te drinken, was hij zo diep aan het filosoferen dat hij vergat zijn hand naar de mond te brengen.
Iets dergelijks vertelt Valerius ook over de filosoof Archimedes. Diens stad Syracuse was ingenomen door generaal Marcellus. Hij beval dat Archimedes niet doodgeslagen mocht worden. Deze zat naar de grond te staren waar hij figuren en cirkels in tekende. Een van de soldaten, die een blank zwaard boven zijn hoofd hield, kwam naar hem toe. Hij vroeg hem wie hij was. Archimedes kon echter zijn naam niet zeggen omdat hij met grote inspanning bezig was waarheid en kennis in de figuren te ontdekken. Hij bleef zitten zonder antwoord te geven. Hij tekende figuren en cirkels met zijn handen en zei: “Ik smeek je om deze cirkels die ik trek niet te beschadigen.”
Hij vergat daarbij het bevel van de soldaat om zijn naam te noemen. De soldaat doodde hem met zijn zwaard.
De 98e dialoog. Over de giraf
97r
CAmeleopardus is een dier dat een hoeft heeft als een
cameel een hals als een paert voeten ende benen als een
buffel ende veel vlacken als dat dyer pardus heeft in
sijn lijfEnde is een beest mit witten blenckenden vlacken wtmu
tende op sijn vel wijde ghestroeyt ende is meer veruaerlic van
ghesicht dan van natuerliker wreetheyt ende is also goederhan
de recht oft een lam waer als plinius bescrijft Dese cameleo=
pardus was een groot maelre ofte schilder gheworden . ende
maecten altoes dat beelt cristi in leliker ghedaente ende formen
willende hem seluen an god wreken Alsoe dattie menschen god
beghonden te versmaden om dat hi lelic van ghedaenten was
ende seyden hoe soude ons dese moghen helpen die hem seluen
niet helpen en kan dat hi soe lelic niet en si Hier nae gheschie=
det dat cameleopardus dese schilder dat beelt cristi soude ma
ken als hi konde . ¶ Waer om cristus god onse heer toornich
wort ende openbaerde hem ende seyde Wat is die saeck dat=
tu my aldus lelick makeste ende ick nochtant dye scoonste ben
bouen allen kinderen der menschen . ende dat in my begheren
die enghelen te scouwen Ende du verminders mine eer . ende
wilste my mijnre scoenheyt berouen : Cameleopardus an=
twoorden En meendi oeck dattet mi niet en dencket dattu mi
alsulken mismaecten leliken beest ghemaect hebste ende mi niet
schoon en woudeste maken Nu wil ic mi an di wreken ende en sal
De giraf is een dier wiens kop op een kameel lijkt. Hij heeft een nek als een paard en poten en hoeven als een buffel. Hij heeft net zoveel vlekken op zijn lijf als een panter. De giraf is een dier met opvallende wit glanzende vlekken, verspreid over zijn vel. Hij is angstaanjagender om te zien dan dat hij van nature gevaarlijk is. Hij is zo goedaardig als een lam, zoals Plinius beschrijft.
Deze giraf was een groot kunstschilder geworden. Hij schilderde altijd de figuur van Christus met een lelijk uiterlijk en lelijke lichaamsvormen om zich op God te wreken, zodat de mensen
God begonnen te minachten omdat Hij lelijk van uiterlijk was. Zij zeiden: “Hoe zou Hij, die zelf niet kan verhelpen dat Hij zo lelijk is, ons kunnen helpen?”
Later gebeurde het weer dat de giraf Christus afbeeldde zoals hij zelf wilde. Hierop werd Christus onze Heer kwaad. Hij openbaarde zich en zei: “Wat is de reden dat je mij zo lelijk maakt terwijl ik de mooiste ben van alle mensenkinderen en de engelen verlangend hun ogen op mij richten? Je vernedert me en je wilt mij van mijn schoonheid beroven.” De giraf antwoordde: “Begrijpt U niet dat ik er steeds aan denk dat U van mij zo’n mismaakt lelijk beest gemaakt hebt en dat U mij niet mooi wilde maken? Nu wil ik mij op U wreken en ik zal
97v
di oeck voort meer niet sparen Doe wort cristus seer toornich
ende want hy hem lelick woude maken werp hy hem van bo=
uen neder ende brack hem den hals ende seyde Qualiken
heeft hi wraeck ghedaen.die daer om den doot moet ontfaen
¶ Des ghelijck sijn veel menschen alsoe hart ende wreet dat si
nymmermeer vergheuen en willen dat hem misdaen is : mer
dat altoes willen wreken Hier of seyt die wise man Soe wie
wraeck hebben wil die sal van gode wraeck an hem seluen vin
den . Seneca Dat onrecht sellen wi vergheten. want teghen
dat onrecht gheschiet isset een medicijn ende baet datment ver
gheten wil Die oude heren ende princen waren altoes goeder
tieren int gheuen den onwaerdighen ghenade ende horen vy=
anden te vergheuen : Aldus vertelt valerius van camillus den
raetheer van romen die op een tijt een stat beleghen hadde mit
groter macht Dat doe aldaer die scoel meester vanden kinderen
alle die edele kinderen mit valscheyt brocht in dat heer der ro
meynen die die stat beleghen hadden. om welker kinder van=
ghenisse hem dat volck vander stat gharen ouer souden heb=
ben ghegheuen in des keysers handen. Ende doe dit camillus
sach was hi toornich van die ontrouwe des meesters ende liet
die kinderen vrij ende los ende gheboet den kinderen dat si den
meester handen ende voeten souden binden . ende castien hem
wel ende bet mit roeden ende brenghen hem alsoe tot horen ou
ders Ende [w]it desen werck der goedertierenheyt worden die
herten der gheenre die beleghen waren verwonnen ende dee=
den hoer poorten open ende lieten die romeynen in . :
¶ Van laurus scipman ¶Dyalogus neghen ende tneghentich
U in het vervolg niet meer sparen. Toen werd Christus erg boos omdat de giraf hem lelijk wilde afbeelden. Vanuit de hemel liet Hij hem vallen en zijn nek breken. Hij zei: “Het is verkeerd om wraak te nemen, daarom moet hij gedood worden.”
Zo zijn er veel mensen zo hard en wreed dat zij nooit willen vergeven wat hun is aangedaan maar altijd wraak willen nemen. Hierover zei de wijze man: “God zal wraak nemen op degene die zich wil wreken.” Seneca schreef: “Het onrecht moeten we vergeten. Willen vergeten is een medicijn tegen aangedaan onrecht.”
De oude machthebbers waren altijd welwillend om de onwaardige mens genade te geven en hun vijanden te vergeven.
Zo vertelt Valerius over Camillus, een Romeins bevelhebber, die eens met grote overmacht een stad had belegerd. De schoolmeester bracht toen alle voorname kinderen onder valse voorwendselen in het Romeinse leger dat de stad had ingesloten. De stadsbevolking zou dan vanwege deze gevangenschap van de kinderen graag in handen van de keizer vallen. Toen Camillus dit merkte was hij verbolgen over de ontrouw van de meester. Hij liet de kinderen vrij en hij droeg de kinderen op dat zij de handen en voeten van de meester moesten vastbinden. Ze moesten hem hard met stokken slaan. Daarna moesten ze hem naar hun ouders brengen.
Met deze edelmoedige daad werden de harten van degenen die belegerd waren gewonnen. Zij deden hun poorten open om de Romeinen binnen te laten.
De 99e dialoog. Over Laurus de schipper
98r
LAurus is een dier dat opter aerden vlieget als een aern
ende inden water swemmet als een vischEnde is een cleyn
swart voghel ende vet ende onthout hem altoes omtrent den
water ende en mach niet verre vlieghen Alsoe dattie luden dat
dicwijl vanghen int lopen Dese was een besocht cloeck scipman
die sijn scip altoes te seer plach te belasten myt groter ende swaer
re vrachten dant wel voeren mocht betrouwende te seer op sijn
cloeckheytWaer om hi dicwijl berispet wart van sinen vrienden
ende hi hem nochtant niet en beterden om dat hi seer ghierich
was om dat tijtlike goet te winnen Hier om gheschiede[n]t op
een tijt dat hi sijn scip alte seer gheladen hadde ende dattet van=
den gholuen der zee starckelic ghestoten wort dat hijt niet stu
ren noch regieren en mocht om dattet alte seer gheladen was
ende dattet groet stoorm ende onweder was alsoe dattet opt
lant ghestoten wort ende ghebroken Als hi dit sach hadt hijs
rouwe ende seyde DAt souden die coopluden wijslic voer
comen.datsi niet wt ghiericheyt tot hoer verde[e]fnisse en comen
Daer om en sellen si niet te seer haesten om vroech rijck te war
den myt groten periculen. Mer dat si altemet ende al[l]encken
toe nemen moghen myt vrijheyt ende sonder perikel ¶ Want
die wise man seyt Die erfnisse ofte rijcdom daermen toe haest
inden beghin sel int eynde die benedictie deruen. Bernardus
Jck en wil niet hastelike werden die alre hoechste Mer wil al
temet alleyncken proficeren Een lantman had een hen die hem
Laurus is een dier dat vliegt als een arend en zwemt als een vis. Hij is een kleine en stevige zwarte vogel. Hij blijft altijd in de buurt van het water en kan niet ver vliegen. Daardoor wordt hij dikwijls gevangen terwijl hij rondloopt. Laurus was een ervaren en behendige schipper. Hij had de gewoonte zijn schip zwaar te beladen met grotere en zwaardere vracht dan verantwoord was. Daarbij vertrouwde hij teveel op zijn behendigheid. Zijn vrienden spraken hem hier vaak op aan, maar hij verbeterde zijn gedrag niet. Hij was te begerig om aardse goederen te verkrijgen.
Het gebeurde eens dat hij zijn schip te zwaar beladen had. Het schip werd zo heen en weer geslingerd in de golven dat hij het niet meer in zijn macht had. In de zware storm en het onweer werd het schip op het land gesmeten, waar het in stukken brak. Toen hij dit zag had hij berouw. Hij zei: “Kooplieden zouden wijselijk moeten voorkomen dat ze door hebzucht tot hun ondergang komen.”
Daarom moeten ze niet teveel haast maken om vroeg rijk te worden en daarbij risico te lopen. Zij doen er beter aan om hun vermogen weloverwogen en zonder gevaar geleidelijk toe te laten nemen.
De wijze man zegt: “Op bezit of rijkdom die men haastig in het begin vergaart, zal aan het einde geen zegen rusten.” Bernardus zegt: “Ik wil geen haast maken om het allerhoogste te bereiken maar wil het geleidelijk verdienen.”
Een boer had een kip die
98v
alle daghe een ey plach te legghen dat hi plach te vercopen en=
de vergaderden goet ghelt daer of. Mer want hi alte haestich
rijc woude wesen dacht dat hi in die henne veel meer eyer sou
de vinden ende om dat hi alt wyn teffen hebben soude sneet hy
der hennen horen buyc op Ende als hi dat ghedaen hadde vant
hi daer geen eyere in ende verloort alle te samen als men te seg
ghen pleech die henne ende oeck dat ey. Die coopluden sellen
hem oeck wachten dat si gheen goet mit onrechtuaerdighe of
quade comenscap en winnen : Want die rijcdommmen der on=
rechtuaerdigher menschen sellen ende pleghen haest tot niet te co
men Daer of seyt een philosooph Rijcdommen die haesteliken
verkreghen sijn en moghen niet langhe dueren Een wijnuerco
per plach sinen wijn dye hi vercopen soude half mit water te
menghen ende gaffen nochtans om soe veel ghelts of hi puer
hadde gheweest : Ende als hi op een tijt inden schepe sat tellen
de sijn ghelt ende stack die goude penningen die hi vanden wijn
ontfanghen had op een steede in een sack bant was daer oeck
int schip een schymynkel of [e]een aep die dit sach ende heymeli
ken quam ende nam dat sackelkijn mytten goude ende liep daer
mede buten opt dat schyp ende nam dye gouden penninghen
ende werpse se die een in dye zee ende die andere ghins ende we=
der alsoe dattie coopman niet en behielt van dat ghelt dat met
onrechtuaerdicheyt ghewonnen was
¶ Vanden leeu die een iagher was ¶Dyalogus C .
iedere dag een ei voor hem legde. Hij was gewend die eieren te verkopen en hij verdiende daar goed geld mee. Maar omdat hij al te snel rijk wilde zijn en dacht dat hij in de kip veel meer eieren zou vinden, sneed hij de buik van de kip open om in één keer de winst op te strijken.
Toen hij dat gedaan had, bleken er geen eieren in te zitten. Zo verloor hij alles of zoals men zegt: de kip en het ei.
Kooplieden moeten zich ervan weerhouden om goederen door onrechtmatig of misdadig koopmanschap te verkrijgen, want rijkdom van oneerlijke mensen gedijt in de regel niet. Een filosoof zeg daarover: “Rijkdommen die overhaast verworven zijn, blijven niet lang bestaan.”
Een wijnhandelaar was gewend om de wijn die hij zou verkopen half met water te verdunnen. Hij vroeg er zoveel geld voor alsof het om pure wijn ging.
Op een keer zat hij op zijn schip het geld te tellen. Hij stopte de goudstukken die hij met de wijn verdiend had meteen in een zakje. Er was op het schip ook een scharminkel ofwel een aap die dat zag. Stiekem ging de aap erheen. Hij pakte het zakje met goud weg en liep ermee naar buiten het dek op. Hij nam de goudstukken en gooide ze her en der op het dek en in zee.
Zo behield de koopman niets van het geld dat hij met oneerlijke handel had verdiend.
De 100e dialoog. Over de leeuw die een jager was
99r
EEn leeu was een cloeck iager die altoes als hi die bees
ten iagheden een van dat beste plach te versien dat hy
alleen wten hoop scerpelick veruolghede daert oec som
wijlen gheschieden als dat beest een goet stuck van hem was .
dattet hem dan ontliep . ende dat hijt nyet krighen en mocht
dat hi garen hadde ghehad dat hi dan een ander vanden hoop
nae liep ende dan dicwijl gheen van allen krijghen en mochte
alsoe dat si daer nae voortmeer alle van hem vloeghen . waer
om hi dan seer toornich wort ende en woude niet meer iaghen
ende seyde N ymmer en salmen laten dat cleyne seker .
om te hebben dat grote dat noch is onseker Aldus doen som=
mighe menschen die niet toe tasten en konnen als hem boeren
mach dat hem ghelijck is diet dan laten varen om dat si een be
ter willen hebben : Daer si dicwijl mede bedroghen worden
sittende tusschen twe stoelen in die asse Want si dat cleyn heb
ben versmaet ende dat groet niet en konnen crighen. Om dat
si hebben willen dat si niet en moghen crighen . ende niet we=
der halen dat si verloren ende versmaet hebben alsoe dat si al=
toes droeuich bliuen Desen contrari leestmen van den coninc
dauid doe sijn kint ghestoruen was dat hi seyde Alsoe langhe
als mijn soen leefden vaste ick ende was in ghebeeden . oft by
auenturen gode behaghet hadde des kints te ontfermen en=
de leuendich te laten. Mer nu wanttet doot is waer om sou=
de ic dan willen vasten . want ics daer mede nyet weder roe=
pen en mach totten leuen . Ende ick oeck meer tot hem moet
gaen ende hi en sal niet tot mi weder keren ¶ Men seyt een fa
bel van die nachtegael dye enen ionghelijck leerden diese ghe=
uanghen had dat hi niet droeuich en soude wesen van een dinc
dat verloren is datmen niet weder krijghen en mach . Want
het grote sotheyt is ouer te gheuen ende te laten varen . dat
gheen dat seker is voer een ander dat ydel ende onseker is
¶ Des ghelijcks seytmen oeck een fabel . ¶ Dat een hont op
een tijt op een vonder ghinck ouer dat water hebbende in si=
nen mont een stuc vleysch ende sach beneden int water dattie scae
Een leeuw was een behendig jager die, als hij op dieren jaagde, het altijd voorzien had op een van de beste uit de kudde, die hij met veel inspanning achtervolgde. Het gebeurde soms dat het dier een grote voorsprong had zodat het hem ontliep en hij niet kon bemachtigen wat hij zo graag wilde hebben. Hij achtervolgde dan een ander dier uit de kudde, maar kon dikwijls geen van alle krijgen. Daarna vluchtten ze onmiddellijk voor hem waardoor hij zeer kwaad werd en niet meer wilde jagen. Hij zei: “Nooit moet men het kleine dat zeker is laten schieten om het grote te krijgen dat nog onzeker is.”
Zo doen sommige mensen die niet kunnen kiezen wat geschikt is voor hen. Ze zien er vanaf omdat ze iets beters willen hebben. Dan komen ze dikwijls bedrogen uit want ze hebben helemaal niets gekregen. Ze hebben het kleine versmaad en het grote niet kunnen krijgen. Omdat zij willen hebben wat zij niet kunnen krijgen en niet kunnen terughalen wat zij verworpen en versmaad hebben, zullen ze altijd bedroefd blijven.
Daarentegen leest men over koning David dat hij, toen zijn kind gestorven was, zei: “Zolang als mijn zoon leefde, vastte ik en ik bad of God misschien genadig wilde zijn door zich over het kind te ontfermen en het in leven te laten. Maar nu het dood is, waarom zou ik dan vasten? Daarmee kan ik het toch niet terughalen? Ik zal wel naar hem toe gaan, maar hij zal niet bij mij terugkeren.”
Men zegt in een fabel over de nachtegaal dat zij een jongeling die haar gevangen had, leerde niet bedroefd te zijn over iets dat je verloren hebt en dat je niet meer terugkrijgt. Want het is grote dwaasheid om iets dat zeker is te laten schieten voor iets anders dat onbeduidend en onzeker is.
Hetzelfde zegt men ook in een andere fabel. Een hond liep op een plank over een sloot met een stuk vlees in zijn bek. Hij zag in het water dat de weerspiegeling
99v
of die sceem des vleysch meerre sceen te wesen dan dat vleysch ende
dathi doe dat vleysch wt sinen mont vallen liet op dathi dat meer
der dat hi in die scae int water sach vercrighen soude ende alsoe
sijn vleisch verloes Alsoe doen oec veel menschen die om ghiericheit la
ten dat seker is op dat si crighen moghen meerre dinghen die
si niet en hebben Daer om ghelijc alst sotheyt is dat seker te la
ten also ist oec dwaesheyt hoop te hebben tot ydele dinghen ghe=
lijc als der menschen dromen ende ydele fantasien als inden souter
ghescreuen staet . Het was een vrouwe die hoer dienst maghet
melck gaf te verkopen ende dat doer die stat soude draghen voer
een graft dat si doe si began te dencken dat si om dat ghelt van
den melck een henne soude kopen die veel kuyken wynnen sou
de die als si oec groot waren ende hennen souden wesen oec verco
pen souden ende kopen daer mede ionghe bagghen ende die voert
verwandelen soude in scapen ende dye scapen voert in ossen ende dat
si dan also rijc gemaect wesende enen rijcken man soude nemen
ende also groot ende rijc soude wesen Ende als si aldus ginc fantasie
ren hoe groot ende hoe wel si dan daer an soude wesen datmense
dan mit groter eren mit enen paerde stateliken tot horen brudegom
soude brenghen.began si mitten voeten die aerde te stoten recht
of si dat paert mitten sporen aen ghesteken hadde ende missede
alsoe den voet ende viel in die graft wtstortende die melck daer si
soe groot mede soude gheworden hebben nyet vercrijghende
dat gheen dat si hopede te vercrighen .
¶ Van traghelaphus die tymmermeester Dyalogus C i
van het stuk vlees meer scheen te zijn dan het stuk vlees in zijn bek. Hij liet het uit zijn bek vallen omdat hij het grotere stuk wilde hebben dat hij in de weerspiegeling van het water zag. Daardoor verloor hij het vlees.
Zo doen ook veel mensen die uit hebzucht laten liggen wat zij zeker kunnen krijgen opdat zij meer dingen kunnen krijgen die zij niet hebben. Zoals het dwaasheid is zekerheden te laten schieten, zo is het ook dwaasheid om te hopen op nutteloze dingen, die in het Bijbelboek Psalmen als dromen en ijdele verzinsels van mensen beschreven staan.
Er was eens een vrouw die haar dienstmeid melk gaf om te verkopen. Toen ze de melk naar de stad droeg tot bij een gracht, begon zij te bedenken dat zij voor het geld dat zij voor de melk kreeg een hen kon kopen die veel kuikens zou voortbrengen die ze, als zij eenmaal groot waren en hennen zouden zijn, ook kon verkopen. Van dat geld kon zij dan biggen kopen, die ruilen voor schapen en de schapen weer ruilen voor ossen. Aldus rijk geworden zou ze dan een rijke man nemen en net zo aanzienlijk en rijk zijn. Terwijl zij aan het fantaseren was hoe belangrijk zij zou zijn en hoe goed zij het dan zou hebben en dat men haar dan met grote eer op een paard deftig naar haar bruidegom zou brengen, begon ze met haar voeten op de grond te stampen alsof zij het paard de sporen had gegeven. Hierdoor stapte zij verkeerd en viel met de melk, waarmee ze in aanzien gestegen zou zijn, in de gracht. Nu zou ze niet krijgen waarop ze zo gehoopt had.
De 101e dialoog. Over de antilope die bouwmeester was
100r
Traghelaphus is een wilt hart dat seer ruwe ende ha=
rich is op sijn achter lijf als een bock ende oeck heeft een
langhen baert an sijn kin mit groten hoornen ghetac=
ket op sijn hoeft Dese was ghewarden een groot tymmermees
ter daer hi veel luden in bedroghen heeft want als hi raet gaf
tot een casteel of ander dync te tymmeren soe maect hy altoes
quaet fondament op dattet werc haesteliken soude neder val
len segghende in hem seluen Anderwerf sal ick mijn loen hier
an verdienen na dattet gheuallen is dat ict dan weder op tym=
meren sal Aldus dede hi menighen mensche grote scade in dien
dat hi altoes tot sijn profijt quaden raet gaf Het is gheboert
datter een heer was die een wonderlic costelick pallaes . ende
casteel woude tymmeren ende dede desen meester daer om tot
hem comen ende gaf hem grote scatte myt ghelde dat hy hem
daer mede dat costelike casteel soude tymmeren Mer die mees
ter ghinck sijn oude ghanghen ende leyde daer onder een cranc
fundament alsoe doe dat werck volmaeckt was : beghant te
spliten ende te schoren ende neyghede al heel ouer dye een side
wanthet vallen moste om dat krancke fondament ¶ Als dit
dye heer ansach wort hi seer toornich ende liet den meester tot
hem comen ende seyde Du bose mensche hoe hebstu my aldus
bedroghen Hi antwoorden Jck heb mijn daer in versumet.
¶ Men moetet neder werpen ende dan sal ict verbeteren int ster=
ker fondament te leggen.Doe liet die heer den meester vangen
ende ghebonden setten onder dat casteel dat hi neder dede wer
pen ende hem daer onder doden ende seyde . O m quaden
raet dye si gheuen . sijn dicwijl veel menschen doot ghebleuen
:Daer om sellen hem die menschen wachten gheen quaden of
valschen raet te gheuen want het dicwijl boert dat die gheen
die quaden raet gheuen dattie op hem seluen valt ¶ Daer om
seyt die wise man Den gheen die quaden raet gheeft op hem
sal dat vallen ende en sal niet weten waen dattet hem coemt
¶ Ghelijck orosi[i]us die leerraer scrijft . ¶Dat doe een
De antilope is een wild hert. Zijn achterlijf is ruw en harig als van een bok. Hij heeft ook een lange baard aan zijn kin en grote vertakte hoorns op zijn kop. Hij was een groot bouwmeester geworden, die veel mensen heeft bedrogen. Als hij advies gaf hoe een kasteel of iets anders te bouwen, maakte hij altijd een slecht fundament opdat het bouwwerk spoedig zou instorten. Hij zei dan bij zichzelf: ik zal mijn loon nog een keer ontvangen als ik het bouwwerk weer opbouw nadat het is ingestort. Zo berokkende hij menig mens grote schade door altijd voor eigen gewin slecht advies te geven.
Het gebeurde eens dat een heer een buitengewoon kostbaar kasteel wilde laten bouwen. Hij liet daarom de bouwmeester bij zich komen. Hij gaf hem een grote geldsom waarmee hij het kostbare kasteel kon laten bouwen. De bouwmeester deed echter als voorheen door een ondeugdelijk fundament te laten leggen. Nadat het werk voltooid was, begon het te splijten en te scheuren. Het helde over naar één kant en het zou gaan instorten vanwege het slechte fundament. Toen de heer dit zag, werd hij erg kwaad. Hij liet de meester bij zich komen, waarna hij zei: “Jij kwaadaardig mens [sic], hoe heb je mij zo kunnen bedriegen?” Hij antwoordde: “Ik ben in gebreke gebleven. Men moet het afbreken. Dan zal ik het herbouwen door een steviger fundament te leggen.”
Toen liet de heer de bouwmeester grijpen en gebonden gevangen zetten onder in het kasteel. Hij liet het omverhalen, waardoor de meester gedood werd. Hij zei: “Veel valse raadgevers hebben hun gedrag met de dood moeten bekopen.”
Daarom moeten mensen geen slechte of valse adviezen geven. Het gebeurt immers dikwijls dat degene die vals advies geeft zijn verdiende loon krijgt.
Daarover zegt de wijze man: “Hij die valse raad geeft, wordt zelf het slachtoffer. Hij zal niet weten wanneer hem dat overkomt.” Orosius de leermeester schrijft hierover: “Een
100v
tyran veel menschen veroordelt had ter doot mit fellen tormen
ten Doe was daer een goutsmit die hem woude behaghen ende
maecten enen osse van metael die binnen hol was in wes een si=
de een dier gemaect was daermen die verwesen luden in sou
de doen gaen om te steruen Ende gaf den tyran dat werc doet
ghemae[e]t was als dat hi daer in setten soude die gheen die hi
mit groter pinen doden woude makende een groot vuer daer
onder op dat die osse soude schinen te baliken als dye lastighe
pijn der gheenre dye daer in besloten waren hem luden deede
roepen ende kermen van pinen . Mer die tyran al was hi seer
wreet hi ontsach nochtans die vreselike pijn den menschen an
te doen ende gheboet dat hi daer eerst in gaen moste . die dat
gruwelike werck versiert ende ghemaect hadde op dat hy van
hem eerst horen soude hoe dat die osse balcken soude Daer die
meester alsoe in ghaen moste dye pijn eerst te beuinden tot een
loen van sinen wercke vanden raet die hi ghegheuen hadde.
¶ Van die buffel den scoemaker ¶ Dyalogus C ij
BUffel is een dier ghelijc den os also wilt ende ongetemmet
datmen hem gheen iuck of halster aen sijn hoeft ofte
hoornen doen en mach Ende hebben grote langhe hoornen
also heerliken wel ghesettet dat mense ter tafelen der groter heren
plach te brengen om daer wt te drincken Dit dier is also wilt
ende sterck datment nyet temmen ofte bedwinghen en mach.
dan biden yseren rieck dye in sijn nose doer steken is daermen
tiran had veel mensen ter dood veroordeeld na hen zwaar gemarteld te hebben. Er was een goudsmid die hem een plezier wilde doen. Hij maakte een os van metaal die van binnen hol was en waarin aan één kant een luik gemaakt was waardoor men de veroordeelden naar binnen kon laten gaan om daar te sterven. Toen het werkstuk klaar was schonk hij het aan de tiran. Het was de bedoeling daar de mensen in te zetten die hij wilde martelen en doden. Door eronder een groot vuur te maken zouden degenen die erin opgesloten zaten door de vreselijke pijn gaan schreeuwen en kermen, zodat het erop zou lijken dat de os loeide. De tiran, ook al was hij erg wreed, was er echter beducht voor om de mensen zo’n vreselijke pijn te laten lijden. Hij gebood dat de goudsmid, die het gruwelijke werkstuk bedacht en gemaakt had, er als eerste in moest gaan zodat hij dan van hem zou horen hoe de os ging loeien.” De meester moest er dus als eerste in gaan om de pijn te ervaren. Dat was zijn verdiende loon voor zijn werk en de raad die hij gegeven had.
De 102e dialoog. Over de buffel die schoenmaker was
De buffel is een dier dat lijkt op een stier. Hij is dus wild en ongetemd, zodat men hem geen juk of halster om zijn kop of hoorns kan doen. Hij heeft grote en lange hoorns, die zo mooi gevormd zijn dat het de gewoonte was deze naar de tafels van de grote heren te brengen om daaruit te drinken. Dit dier is erg wild en sterk zodat hij alleen te temmen of te bedwingen is door een ijzeren pen in zijn neus te steken, waarmee
101r
hem bi leyden moet daer hi wesen sal Ende is swart ofte donc=
ker van haer dat seer weynich ende dun is op sijn huyt ghesaeyt
hebbende een voerhooft hart als een hoorn dat besettet is mit
groten stercken hoornen : Sijn vleysch en is niet alleen nutte
tot spijse mer oeck tot medicijn als plinius scrijft . Dese was
een rijck vernaemt scoemaker die bi sijnre konsten mit groter
familien een heerliken staet houdende was Mer doe hi rijc ende
groot gheworden was began hy een ofkeer van dat scoema=
ken te crighen ende seyde . Dit ambocht is seer versmadelick
want ick altoes lelike swarte handen hebben moet : sittende
in groten onreynen stanc ende teesen ende recken dat vette on=
reyn stijnckende lee[t] mitten tanden Hier om en wil ick dit am
bocht niet meer hanteren Mer ic wil mi verbeteren ende war
den een apteeke ofte cruyennier op dat ick wel ruycken mach
nae die cruyden Doe hi doe een apteker gheworden was. be=
spottede hem alle menschen om dat hi die konsten niet en had
de die syropen ende andere recepten te maken ende gheen ken
nisse en hadde van die cruyden noch verstant die te verkopen
of oeck te kopen:waer om dat hi corteliken tot groter armoe
den quam ende al heel te niet ende seyde BEter ist den
mensch hem in sijn staet te houden . dan of hi hem onbehoerli=
ken verwanderen woude ¶ Hier om sal hem een yghelic men
sche wachten ende merken sinen staet wel aen ende niet haes=
teliken hem te verwandelen Paulus Jnden staet daer ghi ge
ropen sijt daer bliuet in . Seneca . Die plante dye dicwijl ver
settet ende verplant wort die en sal niet dijen.Want volstan=
dicheyt is een wel besette staet dye inder reeden gheuesticht is
ende daer eweliken in bliuet Tullius die poeet seyt Jnder volstandich=
heyt sel die mensche wesen onbeweechlic ende en sal niet bewegen war
den daer of te sceyden in wederspoedicheyt ofte niet verheuen war
den in voerspoet Jtem hi en sal niet veruaert warden mit drey
ghen of besmeket worden van groten beloften der gauen :
men hem moet leiden naar waar hij moet zijn. Het beetje zwart of donker haar dat hij heeft is dun over zijn huid verdeeld. Hij heeft een voorhoofd zo hard als hoorn, waarop grote, sterke hoorns staan. Plinius schrijft dat je zijn vlees kan eten maar ook als medicijn kan gebruiken.
Deze buffel was een rijke, algemeen bekende schoenmaker, die vanwege zijn ambacht zijn grote familie op een welvarende stand kon onderhouden. Maar nu hij een rijk en gezien man was, begon hij een hekel te krijgen aan dat schoenmaken.
Hij zei: “Dit ambacht is verachtelijk want je krijgt er altijd lelijke zwarte handen van, je zit in een hele vieze stank en moet aan dat vette, vies ruikende leer rukken en plukken en het met je tanden oprekken. Daarom wil ik dit vak niet langer uitoefenen. Ik wil me verbeteren en apotheker of kruidenverkoper worden om lekker naar de kruiden te ruiken.”
Toen hij apotheker was geworden lachten de mensen hem uit omdat hij dat vak niet verstond en geen siropen en andere recepten kon maken. Hij had ook geen verstand van kruiden of kennis van de inkoop en de verkoop ervan. Hij verviel daardoor al spoedig in grote armoede, wat zijn ondergang betekende. Hij zei: “Het is beter dat een mens zich in zijn situatie schikt dan dat hij overmatig veel verandert.”
Iedereen moet zich hiervoor hoeden, zijn situatie overzien en die niet te snel veranderen.
Paulus schreef: “Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd.” Van Seneca is de uitspraak: “Planten die veel verplaatst worden gedijen niet, want standvastigheid is een goede eigenschap die in het verstand huist en daar eeuwig blijft.” En Cicero schreef: “De mens moet standvastig zijn en niet overgehaald worden om als het tegenzit af te wijken, of als het meezit hoogmoedig te worden. Ook moet hij niet zwichten voor dreigementen of zich laten omkopen door giften die beloofd worden.”
101v
Die grote alexander en konde die stantafticheyt ende volhar=
dicheyt des philosoophs diogenes niet verwinnen Jn dien dat
hi op een tijt tot hem ghinck daer hi in die sonne was sittende
ende hem vraghede wat hi van hem ghegheuen woude hebben
dat hem doe diogenes die philosooph antwoorden Jc woude
bouen alle datu mi geen hinder en waerste inder sonnen schijn
dat is te segghen dattu niet en staes tusschen die sonne ende my
Hier wt is doe een ghemeen spraec gheworden onder die men-
schen dat alexander die grote heer dyogenem den philosooph
van sijnre steden myt rijckheyt des tijtliken goets niet bewe=
ghen en mochte . Mer haesteliker mit ghewapender hant den
coninck darius van sinen coninckliker stoel verdriuen soude.
Dan dyogenem mit gelde ofte goet van sijn stantachticheit te
brenghen. Daer om seyt seneca dat diogenes veel machtigher
ende rijker was dan alexander die coninck dye alle dye werlt
beheert had wanttet meerder was dat hi niet hebben en wou
de dan dat alexander mochte gheuen Ende dat doe alexander
in dien daghe verwonnen was om dat hi een mensche gheuon
den had dien hi nyet gheuen of oeck yet mochte ontnemen .
Want die philosophen alle tijtlike dinghen versmaden Daer
om vindetmen dat een philosooph seer op een tijt screyede dat
hi sach dattie menschen also arbeydende waren in die wijngaer
den te teelden ende huysen te tymmeren recht of alle hoor salich
heyt daer in gheleghen waer Een ander philosooph bespotte
de die menschen om dat si so naernstich waren om die genoe[e]h
te des vleysschen ende dye verganclike dinghen te ghebruken.
Daer om seyt die propheet Jeremias: Dwaes is gheworden
alle menschen van sijnre weetentheyt . bescaemt is alle men=
schen van sinen afgod Dese afgod is alle dinc daer die mensche
inder werelt sijn ghenoecht in maect
¶ Van den ionghen os den cock Dyalogus hondert ende drie:
Alexander de Grote legde het af tegen de standvastigheid en de volharding van de filosoof Diogenes.
Hij ging eens bij Diogenes op bezoek toen deze in de zon zat. Alexander de Grote vroeg hem wat hij hem zou kunnen geven. De filosoof antwoordde: “Ik wil boven alles dat u mij niet hindert in de zon, of beter gezegd dat u niet tussen de zon en mij moet staan.”
Het verhaal ging toen onder de mensen dat Alexander de grote filosoof Diogenes niet kon overhalen met rijkdom van aardse goederen. Sneller zou koning Darius gewapenderhand van zijn troon te verdrijven zijn dan dat Diogenes met geld of goederen van zijn standvastigheid af te brengen was.
Daarom zegt Seneca dat Diogenes veel machtiger en rijker was dan Alexander, de koning die over de wereld geregeerd had. Want het was eervoller dat hij niet wilde hebben dan dat Alexander wilde geven. Zo was Alexander destijds overwonnen omdat hij een mens gevonden had die hij niets geven of ontnemen kon. Want filosofen wijzen alle aardse zaken af.
Daarom staat er geschreven dat een filosoof eens huilde toen hij zag dat de mensen zo druk bezig waren om de wijngaarden te bewerken en huizen te bouwen alsof al hun zaligheid daarvan afhing. Een andere filosoof bespotte de mensen omdat zij zo ijverig waren zich over te geven aan aardse genoegens en vergankelijke dingen.
Daarover zegt de profeet Jeremia: “Bij alle mensen staat het verstand stil [over Gods kracht en wijsheid]. Zij schamen zich voor hun afgoderij.” Alles waar de mensen een werelds genoegen in scheppen is afgoderij.
De 103e dialoog. Over de jonge os die kok was