Lantsloet, de vorst van Denemarken, is verliefd op de mooie Sandrijn. Maar omdat zij van lage adel is, vindt Lantsloets moeder haar niet goed genoeg voor haar zoon.

0190.7299 21rLantsloet is echter vastbesloten en daarom verzint zijn moeder een list: als hij zich ziek houdt, zal zij Sandrijn naar zijn kamer brengen – op voorwaarde dat hij haar na de daad met grove woorden verstoot. Zo gaat het, Sandrijn is wanhopig en zwerft weg naar een ver land. Daar ontmoet zij een ridder die wél bereid is om met haar te trouwen, ook al is ze geen maagd meer. Lantsloet heeft inmiddels spijt gekregen en stuurt Reynout om Sandrijn te zoeken, maar als hij haar vindt, weigert ze haar man te verlaten. Terug in Denemarken liegt Reynout dat Sandrijn dood is en Lantsloet sterft aan een gebroken hart.

Dit buitengewoon populaire verhaal vinden we voor het eerst in het Hulthemse handschrift als een van de zogenaamde abele spelen. De tekst van Van Ghemen is dus een heruitgave, maar niet ongewijzigd. De verschillen tussen ‘Hulthem’ (1405-1408) en ‘Van Ghemen’ (± 1486) laten zich op twee manieren verklaren.

1. Hulthem is een speeltekst, Van Ghemen een leestekst

Dat Hulthem een speeltekst is, blijkt uit de onaangekondigde scènewisselingen en uit regieaanwijzingen zoals ‘Hij blaast op de hoorn’. Van Ghemen heeft dit grotendeels zo gelaten: hij noemt het wel ‘historie’ maar handhaaft de toneelvorm, met sprekersaanduidingen en al. Maar de regieaanwijzing in Hulthem ‘Nu is ze bij hem in de kamer geweest’ wordt bij Van Ghemen (in een spreektekst van de moeder): ‘Dit is wat de moeder voor ogen had, en Lantsloot heeft zijn lusten bevredigd met het jonge meisje, dat o zo zuiver was.’ Dit komt niet uit de mond van de moeder maar van een neutrale vertelinstantie, en dat is kenmerkend voor een leestekst.

2. Hulthem is geschreven voor een hoofs milieu, Van Ghemen voor de burgerij

Dit blijkt onder andere uit de passage in Hulthem waar Sandrijn de ridder bedankt voor zijn aanzoek: ‘Heer ridder, ik zal me graag aan u toevertrouwen. Ik dank God en ook u, omdat u mij de eer bewijst tot mijn stand af te dalen. U hebt mij met hoofse en mooie woorden aangesproken. Ik smeek God dat hij u moge belonen omdat u zo hoofs van karakter bent, dat u mij nu zo hartelijk hebt aangesproken.’ Bij Van Ghemen wordt dit: ‘Heer ridder, ik wil u dan trouw zijn en blijven. Ik wil u gehoorzaam zijn en onderdanig, zoals een goede vrouw haar man verschuldigd is.’ Dit kan te maken hebben met een publieksverschuiving – de omstreeks 1500 optredende neiging om de vrouw uit het publieke leven te verwijderen en terug te dringen naar een functie binnenshuis.

Dit boekje met de titel Een seer ghenoechlike ende amoroeze historie vanden eedelen Lantsloet ende die scone Sandrijn werd door drukkerij Martinus Nijhoff te 's Gravenhage herdrukt. Het enige in 1902 bekende exemplaar berust in de Stadsbibliotheek te Lübeck.
Het boek bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda, SAMH, Librije, 0190. 7299, [olim 572 B 54]). Er staan mooie platen in en het is 21 cm hoog.

 

1r

0190.7299 01r

Hier beghint een seer ghenoechlike
ende amoroeze historie vanden eedelen
Lantsloet. ende die scone Sandrijn.

Hier begint een zeer onderhoudend
en amoureus verhaal over de edele
Lantsloet en de mooie Sandrijn.